Brief regering : B-brief project ‘Vervanging initiële vliegeropleidingscapaciteit’
27 830 Materieelprojecten
Nr. 384 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2023
Inleiding
De kern van het optreden van Defensie bestaat uit goed getraind en geoefend personeel
en dat geldt onverkort voor vliegers. De initiële vliegeropleiding is dé plek waar
Defensie haar vliegers de basisvaardigheden voor de gehele vliegcarrière bijbrengt
en voorbereidt op de vervolgopleiding.
Met deze B-brief informeer ik u over de resultaten van de onderzoeksfase (B-fase)
van het project «Vervanging initiële vliegeropleidingscapaciteit». Over de behoeftestelling
van dit project heeft de toenmalig Staatssecretaris van Defensie uw Kamerop 16 december
2020 geïnformeerd met de A-brief (Kamerstuk 27 830, nr. 325). De vervanging van de huidige vloot van dertien PC-7 lesvliegtuigen maakt deel uit
van dit project.
Behoefte en kenmerken
De behoefte is om de bestaande initiële vliegeropleidingscapaciteit van Defensie,
inclusief de bijbehorende PC-7 lesvliegtuigen, op een effectieve en efficiënte manier
te vervangen. Daarmee kunnen we de kwaliteit van onze opleiding garanderen, onze leerling-vliegers
optimaal voorbereiden op hun vervolgopleiding en de uitval tijdens de vervolgopleiding
zoveel mogelijk beperken.
Na de vervanging van de huidige lestoestellen en bijbehorende grondgebonden leermiddelen
moet het mogelijk zijn om duurzaam te voorzien in de behoefte aan vliegers van Defensie.
De opleiding wordt ingericht om maximaal 60 leerlingen per jaar te kunnen trainen
en voorziet in de capaciteit voor het opleiden van de eigen vlieginstructeurs.
Onderzoeksfase
Tijdens de onderzoeksfase is onderzocht hoe het beste invulling kan worden gegeven
aan de vervanging van de initiële militaire vliegeropleidingscapaciteit.
De procedure
In de onderzoeksfase is, met ondersteuning van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum
(NLR), de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte verder uitgewerkt met behulp van
een Training Needs Analysis (TNA) en een Training Media Analysis (TMA).
Kwalitatieve behoefte
Het resultaat van het onderzoek is een blauwdruk (het curriculum) voor een nieuwe
en competentiegerichte opleiding. Deze is geijkt op een toekomstgerichte verhouding
tussen inzet van lesvliegtuigen, hoogwaardige simulatoren en virtuele technieken.
Dit alles moet leiden tot een toekomstbestendige, duurzame, integrale en schaalbare
Elementaire Militaire Vlieger Opleiding (EMVO), met daarbinnen flexibiliteit in capaciteit
en functionaliteit. De grondgebonden leermiddelen verbeteren niet alleen de kwaliteit
van de opleiding, maar zorgen ook voor een verduurzamingsslag.
Voor een initiële vliegeropleiding blijft het lesvliegtuig nog steeds het belangrijkste
onderwijsleermiddel. Alleen door de leerling-vliegers bloot te stellen aan de krachten,
complexiteit en uitdagingen van het vliegen in een aerobatic vliegtuig kunnen we de benodigde vaardigheden voor de verdere vliegcarrière aanleren.
Om dit zo goed mogelijk te kunnen doen dient het lesvliegtuig te voldoen aan een aantal
kwalitatieve kenmerken. Het vliegtuig moet relatief makkelijk en voorspelbaar te besturen
zijn. Daarnaast moet het vliegeigenschappen bezitten waarmee de aerodynamische grenzen
van een vliegtuig opgezocht kunnen worden. Op basis van de resultaten uit de onderzoeksfase
blijken verschillende aerobatic lesvliegtuigen die aan de specifieke eisen voldoen commercial off-the-shelf (COTS) beschikbaar.
Uit het onderzoek komt naar voren dat ongeveer 60 procent van de training gesimuleerd
kan worden uitgevoerd. Door toepassing van deze hoogwaardige simulatie reduceren we
het aantal vlieguren per opleiding. Dit geeft invulling aan de wens om nieuwe innovatieve
mogelijkheden in de opleiding toe te passen en aan de gewenste verduurzaming binnen
Defensie. De gehele opleidingscapaciteit blijft gestationeerd op de vliegbasis Woensdrecht.
Kwantitatieve behoefte
Met de toestellen moet het mogelijk zijn om minimaal 2.150 uur per jaar te vliegen
en jaarlijks maximaal 60 leerlingen te laten instromen in de opleiding. Dat aantal
kan worden gerealiseerd met acht tot tien vliegtuigen. Dit aantal is afhankelijk van
het maximaal aantal vlieguren dat het gekozen toestel per jaar kan vliegen en de beschikbaarheid
van de toestellen voor het dagelijkse vliegprogramma. Het precieze aantal toestellen
wordt vastgesteld als uitkomst van de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase).
Met de vloot van nieuwe toestellen verschuift de vliegtraining meer naar de simulatoren
en de grondgebonden leermiddelen. Twee Flight Training Devices Level-2 (FTD) simulatoren zijn benodigd om een realistische, meer efficiënte en duurzame
bedrijfsvoering te verwezenlijken. Daarnaast wil Defensie een mix van grondgebonden
leermiddelen aanschaffen, waaronder: Computer Based training (CBT), Virtual- en remote
Instructor capaciteit en Extended Reality/Virtual Reality (XR/VR)-simulatoren. Om de integratie en eigenschappen zoveel mogelijk op elkaar
af te kunnen stemmen wordt dit bij voorkeur bij één partij aanbesteed.
Levensduurkosten
De verwachte kosten zijn mede door de hoge inflatie, het gebrek aan technisch personeel
en de mondiale groei van de toepassing van simulatie-middelen, gestegen. Desondanks
zijn er uit de onderzoeksfase voldoende mogelijkheden naar voren gekomen om binnen
het toegekende budget invulling te geven aan de (minimale) behoefte. De geraamde levensduurkosten
van de vergeleken toestellen en simulatoren passen daarmee binnen het toegekende budget.
De bijgaande commercieel-vertrouwelijk brief (kenmerk BS2022030697) bevat nadere informatie1.
Geluid
In de D-fase van het project zal Defensie, met ondersteuning van de Nederlandse kennisinstituten,
de berekeningen van de verwachte geluidsbelasting rondom Vliegbasis Woensdrecht uitvoeren.
Van alle kandidaten zijn in deze fase nog onvoldoende gegevens beschikbaar om volledige
prognoseberekeningen uit te voeren. De verschuiving van praktijk naar gesimuleerd
vliegen draagt bij aan een reductie van de geluidsbelasting.
Duurzaamheid
Binnen het project is gekeken naar de toepassing van elektrisch aangedreven vliegtuigen.
Op dit moment is de technologische ontwikkeling nog onvoldoende gevorderd om de benodigde
lesvliegtuigen elektrisch uit te voeren. Deze ontwikkelingen in de markt worden continue
gevolgd, waarbij de intentie is om in de toekomst (een deel van) de training van nieuwe
vliegers duurzaam aangedreven uit te voeren. Defensie streeft naar een gebruik van
gemiddeld 30 procent aan biobrandstoffen voor Defensiematerieel. Voor het nieuwe toestel
wordt nagestreeft om met een zo duurzaam mogelijk mix van brandstof te vliegen, afhankelijk
van de technologische ontwikkelingen in de luchtvaartsector. Bij een eventuele update
van het vliegtuig wordt dit opnieuw gewogen.
Conclusie onderzoeksresultaat
Uit de onderzoeksfase is gebleken dat er voldoende commerciële mogelijkheden beschikbaar
zijn die voldoen aan de gestelde eisen. Defensie is voornemens tussen acht en tien
toestellen plus twee simulatoren en grondgebonden leermiddelen te verwerven.
Planning
De vervanging van de lesvliegtuigen was initieel voorzien tussen begin 2025 en eind
2025. De onderzoeksfase heeft meer tijd gekost, omdat de uitgangspunten moesten worden
herzien door de meerbehoefte uit de Defensienota. De levering wordt nu voorzien in
de periode tussen begin 2026 en einde 2026. Het einde van de technische levensduur
van de huidige PC-7 is begin 2027.
Verwervingsstrategie
De lesvliegtuigen en gerelateerd materieel worden COTS aangeschaft. De mededingingsprocedure
met onderhandeling, onder de Aanbestedingswet, is daarbij de geschikte verwervingsstrategie.
Overige aspecten
Internationale samenwerking
Binnen de onderzoeksfase is er uitgebreid gekeken naar de mogelijkheden voor internationale
militaire samenwerking. Ondanks overleg met partnerlanden, zijn er geen concrete samenwerkingsopties
geidentificeerd. De voornaamste reden is de projectplanning die, geijkt op het verstrijken
van de technische levensduur van de PC-7’s, niet met de planning van mogelijke partnerlanden
kan worden gecombineerd. De beoogde bedrijfsvoering geeft de mogelijkheid om flexibel
en schaalbaar in te kunnen spelen op toekomstige behoefte van partnerlanden.
Standaardisatie (interoperabiliteit)
Met dit project garanderen we de kwaliteit van de initiële militaire vliegeropleiding.
Daarin worden internationale standaarden voor militaire luchtvaart gehanteerd, waarmee
standaardisatie is geborgd. De opleiding sluit goed aan bij internationale vervolgopleidingen,
waarmee ook de interoperabiliteit wordt gegarandeerd.
Risico’s
Voor het project is een risicobeoordeling gemaakt en zijn beheersmaatregelen getroffen.
Een risicoreservering maakt deel uit van het projectbudget.
Bij de realisatie van de simulatoren bestaat er een risico dat de uitwerking van de
bestaande nieuwbouw- en verbouwplannen moet worden aangepast. Dit kan een vertraging
van de realisatie tot gevolg hebben. Als mitigerende maatregel bestaat er een mogelijkheid
om de huidige vliegtuigen op een andere locatie te stallen of een tijdelijke locatie
in gebruik te nemen.
Uiterlijk het vierde kwartaal 2026 moeten de nieuwe vliegtuigen geleverd worden, rekening
houdend met de geplande einde levensduur (End-life-of-Type, ELOT) van de huidige vliegtuigen
in 2027. Het risico bestaat dat dit niet gehaald kan worden. Dit risico kan worden
gemitigeerd door langer door te vliegen met de huidige vliegtuigen. Daarvoor wordt
nu al gekeken naar levensduurbesparend gebruik van onderdelen en vindt er overleg
plaats met de internationale gebruikersgroep van dit type vliegtuig.
Financiële aspecten
Met het project «Vervanging initiële vliegeropleidingscapaciteit» is een investering
gemoeid tussen de € 100 miljoen en € 250 miljoen. Deze investering, inclusief het
verschil in exploitatiekosten ten opzichte van de huidige situatie en de risicoreservering,
komt ten laste van het investeringsbudget van Defensie. Zoals bij elk investeringsproject
is dit een taakstellend budget. De bijgaande commercieel-vertrouwelijk brief bevat
nadere informatie.
Vooruitblik
De onderzoeksfase (B-fase) is voltooid met de keuze voor de COTS-verwerving van lesvliegtuigen
en grondgebonden onderwijsmiddelen. Daarmee is een vervolg-onderzoeksfase (C-fase)
niet nodig. Ik ben daarom voornemens om het project voort te zetten met de verwervingsvoorbereidingsfase
(D-fase). De Kamer ontvangt naar verwachting medio 2024 een D-brief over het resultaat
daarvan.
De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat
Indieners
-
Indiener
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.