Brief regering : Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 6 tot 8 februari 2023
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 571
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2023
Van 6 tot 8 februari 2023 vindt de informele Raad voor Concurrentievermogen plaats
in Stockholm over respectievelijk de interne markt en industrie; en over onderzoek
en innovatie. Met deze brief stuur ik u de geannoteerde agenda met daarin een beschrijving
van de discussiepunten en de Nederlandse inzet. Het deel over onderzoek stuur ik u
mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Tevens stuur ik u het Nederlandse non-paper ten aanzien van de Europese Critical Raw
Materials Act. Deze wordt naar verwachting op 8 maart 2023 door de Europese Commissie
gepubliceerd.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Informele Raad voor Concurrentievermogen van 6 en 7 februari 2023
Het onderdeel interne markt en industrie van de informele Raad voor Concurrentievermogen
in Stockholm staat in het teken van kortetermijnmaatregelen met langetermijndoelen
(«Short term measures and long-term goals»). De discussie zal gaan over maatregelen door de Commissie om het (langetermijn-)concurrentievermogen
van de Europese industrie te versterken. Een mededeling van de Europese Commissie
ten aanzien van deze maatregelen wordt op 1 februari verwacht; een appreciatie van
deze mededeling zal in het verslag van deze informele RvC met de Kamer gedeeld worden.
De informele Raad begint met een plenaire discussie over bovenstaande, waarna de Raad
in drie workshops spreekt over: 1) Het bijdragen van de interne markt aan de groene
transitie, met inbegrip van vrij verkeer van diensten; 2) Het vrijmaken van private
financiering voor de klimaattransitie en 3) Hoe handel en internationale partnerschappen
de groene transitie kunnen ondersteunen. Ik zal deelnemen aan de tweede break-outsessie
«Het vrijmaken van private financiering voor de klimaattransitie». Via het verslag
zal ik uw Kamer over de uitkomsten van de plenaire discussie en de break-outsessie
waaraan ik heb deelgenomen informeren.
Versterking concurrentievermogen: kortetermijnmaatregelen en langetermijndoelen
Hoge energieprijzen en grootschalige investeringen in de industrie door de VS en China
vragen om een Europese aanpak om de verduurzaming van de Europese industrie te ondersteunen
en het Europese concurrentievermogen te vergroten. De informele Raad voor Concurrentievermogen
spreekt, in aanloop naar de extra Europese Raad op 9 en 10 februari 2023, over deze
thematiek.
Inzet kabinet
Het kabinet verwelkomt de Europese ambitie om koploper te blijven in de klimaattransitie
en in schone (energie)technologieën («clean technologies») en verwelkomt de stappen die andere landen hierin hebben gezet. Ook de IRA van
de VS draagt bij aan de klimaattransitie, waarin protectionistische bepalingen geen
bijeffect mogen zijn.
Het versterken van ons concurrentievermogen op lange termijn begint bij een sterk
economisch fundament waarvoor we ons moeten blijven inzetten, zoals een sterke en
eerlijke interne markt, het waarborgen van een gelijk speelveld, een open economie
en internationale samenwerking, een dynamische en wendbare beroepsbevolking, sterke
EU-lidstaten met gezonde overheidsfinanciën.
Daarnaast zet het kabinet in op versnelling van de energietransitie en verduurzaming
van de industrie om de groene business case voor Europa te behouden en de klimaatdoelen te realiseren. Belangrijke initiatieven
hiervoor zijn onder meer de ontwikkeling van het clean tech platform, een Europese waterstofbank, een mogelijk nieuw Important Project of Common European Interest (IPCEI) op het gebied van koolstofarme industrie en een Europees transportnetwerk
voor waterstof.
Ook is extra inzet vereist op het aantrekkelijk maken en houden van het Europese vestigingsklimaat.
Nederland acht het hierbij van belang dat strategische sectoren worden afgebakend
en dat de Commissie via langetermijnanalyses obstakels identificeert in verschillende
waardeketens en deze kan voorzien van de juiste mix van beleidsinstrumenten. Daarnaast
is versterking van de interne markt, snellere en makkelijkere toegang tot EU-financiering
voor bedrijven, specifiek als het gaat om de beschikbaarheid van risicokapitaal, en
een dynamische en wendbare arbeidsmarkt essentieel voor verbetering van het vestigingsklimaat.
Op financiering zet het kabinet in op versnelling en versimpeling van staatssteunprocedures
en acht het gerichte verruimen van de relevante richtsnoeren wenselijk voor zover
dit helpt de groene transitie te versnellen. Concreet zet het kabinet onder andere
in op het verbeteren van de governance van IPCEI’s. Nederland is terughoudend om het
staatssteunkader te veel te versoepelen. Het gelijke speelveld op de interne markt
staat onder druk en te ruime staatssteunkaders kunnen broodnodige aanpassingen van
de economie onnodig vertragen. Op Europese financiering is Nederland terughoudend
op nieuwe fondsen en is het van belang om bestaande middelen eerst te benutten.
Krachtenveld
Er is veel aandacht voor een Europese aanpak voor het versterken van het concurrentievermogen.
Vanuit de Commissie en door verschillende lidstaten worden verschillende maatregelen
voorgesteld waar een Europese aanpak uit zou moeten bestaan. Zo stelt Commissievoorzitter
Von der Leyen in een speech in Davos voor om de staatssteunprocedures te versnellen
en aanvullende Europese financiering te bewerkstelligen, initieert zij een Net-Zero Industry Act, noemt zij het versterken van skills voor de transitie en het realiseren van een
ambitieuze groene handelsagenda. Ook Frankrijk (in haar «made in Europe»-strategie)
en Duitsland hebben zich in een gezamenlijk statement1 uitgesproken voor aanvullende Europese actie. Deze moet onder meer zien op het versnellen
en verruimen van steunkaders.
Break-outsessie
Na de plenaire discussie worden er thematische break-out sessies georganiseerd, hier
zal ik meedoen aan de volgende sessie: «Het vrijmaken van private financiering voor
de klimaattransitie».
Private financiering is cruciaal om de Europese Green Dealdoelstellingen te behalen.
In 2018 heeft de Commissie een actieplan voor de financiering van duurzame groei2 goedgekeurd en op basis daarvan drie bouwstenen van een duurzaam financieel kader
gecreëerd: 1. EU-taxonomie; 2. Datatransparantie en 3. Instrumenten. In de mededeling
van 20213 wordt dit kader geüpdatet en uitgebreid. Op Europees niveau lopen er verschillende
trajecten ten aanzien van de duurzame taxonomie («wat is groen?»), de groene obligatiestandaard
(«waar moet een duurzame obligatie aan voldoen?») en rapportagestandaarden (Corporate
Sustainable Reporting Directive (CSRD), Sustainable Finance Disclosure Regulation
(SFDR) en Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)). Nationaal werkt
de sector binnen het klimaatcommitment aan rapportages over de CO2-uitstoot van hun blootstellingen en actieplannen om deze in lijn met het Parijsakkoord
te brengen. Het is niet alleen belangrijk dat financiële instellingen zo min mogelijk
blootstelling hebben aan risicovolle activa, maar ook dat zij een belangrijke bijdrage
kunnen leveren aan de financiering van de groene transitie.
Inzet kabinet
Het kabinet onderstreept het belang van de financiële sector bij de transitie naar
een duurzame economie. Ten aanzien van de investeringskloof werd in 2021 in een rapport4 van Kalavasta en Berenschot geschat dat de benodigde meerinvesteringen in de energietransitie
tot 2030 ongeveer 100 miljard euro bedragen en tot 2050 (t.o.v. 2015) ruim 350 miljard
euro. Dit maakt duidelijk dat private klimaatinvesteringen hard nodig zijn. Met alleen
publieke investeringen (zoals de SDE++ en andere subsidieregelingen die gevoed worden
uit het Klimaatfonds) komen we er niet.
Op 7 juni 2022 stuurde de Minister van Financiën, mede namens de Minister voor Klimaat
en Energie, de beleidsagenda voor duurzame financiering5 waarin de doelstellingen van de verduurzaming van de financiële sector uiteen worden
gezet. Het kabinet wil dat de financiële markten een vliegwiel voor verduurzaming
zijn en vraagt daarom aan financiële instellingen om hun balansen in lijn te brengen
met het 1,5 gradenscenario en de ambities van het kabinet. Het kabinet wil ook dat
duurzaamheidsrisico’s voldoende worden beheerst en dat rapportages op het gebied van
alle duurzaamheidsfactoren beter inzicht bieden aan de burger. Ook benoemt de agenda
een aantal concrete bijbehorende acties.
Met de totstandkoming van het nationale klimaatcommitment in 2019 heeft de Nederlandse
financiële sector laten zien hier de verantwoordelijkheid voor te willen nemen. Op
basis van het klimaatcommitment maken financiële instellingen de klimaatimpact van
hun financieringen en beleggingen inzichtelijk (meten en rapporteren) en stellen zij
actieplannen op voor hun bijdrage aan de vermindering van de CO2-uitstoot. Afhankelijk van de uitkomsten van de voortgangsrapportages van het klimaatcommitment,
die in Q1 verschijnen, zal het kabinet besluiten of normerend optreden gepast en mogelijk
is. Hierbij zal bijvoorbeeld worden gekeken naar een mogelijke rol voor de toezichthouders,
en of de huidige, sectorgedreven governance van het klimaatcommitment nog past bij
de ambitieuze klimaatopgave.
Krachtenveld
Lidstaten erkennen het belang van private financiering voor de klimaattransitie. Het
krachtenveld verschilt per traject. Het opstellen van de taxonomie bleek een politiek
traject waarbij lidstaten verdeeld bleken over wat duurzaam is. Duitsland pleitte
voor het aanmerken van gas als groen en Frankrijk voor het aanmerken van nucleair
als groen, terwijl andere lidstaten hier grote bezwaren tegen hadden. Op het vlak
van rapportagestandaarden (CSRD) is net een akkoord bereikt in de Raad. Nederland
heeft in de Raad voor Concurrentievermogen tevergeefs gepleit voor ambitieuzere doelstellingen
in de CSDDD (de Corporate Sustainability Due Diligence Directive), waaronder een bredere
reikwijdte (ook de financiële sector) en het opnemen van due diligence-verplichtingen voor de klantrelaties van de financiële sector. Uiteindelijk is dit
een lidstaatoptie geworden
Geannoteerde Agenda voor het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor
Concurrentievermogen op 8 februari 2023 te Stockholm
Dit deel van de Geannoteerde Agenda is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad.
Onderzoeksinfrastructuren in de digitale transitie – optimalisatie van de onderzoeksdata
Beleidsdebat
In het beleidsdebat over onderzoeksinfrastructuren in de digitale transitie wordt
beoogd om na te gaan wat nodig is om het grote volume aan onderzoeksdata gegenereerd
door nationale, Europese en internationale onderzoeksinfrastructuren maximaal te benutten
en te hergebruiken. Onderzoeksinfrastructuren faciliteren de toegang tot en het delen
van wetenschappelijke informatie en data. De lidstaten zullen van gedachten wisselen
over benodigde cultuurveranderingen zodat data via de FAIR-principes (Findable, Accessible, Interoperable and Reusable) geïmplementeerd gaan worden. Daarbij zullen zij ook spreken over welke aanvullende
(beleids)maatregelen nodig zijn om te waarborgen dat data «zo open als mogelijk, gesloten
indien noodzakelijk» zijn.
Dit sluit goed aan bij het Nederlandse open science-beleid dat pleit voor het hanteren van de FAIR-principes. Onderzoekers kunnen zo
voortbouwen op bestaande onderzoeksdata. Dat komt ten goede aan de huidige kennisintensieve
samenleving. Nederland kan tijdens het beleidsdebat aangeven dat bij het hanteren
van de FAIR-principes ook het borgen van aspecten van kennisveiligheid en het beschermen
van intellectueel eigendom van belang is.
Het versterken van open, betrouwbare en rechtvaardige wetenschappelijke publicaties
van hoge kwaliteit
Beleidsdebat
Het beleidsdebat kan worden gezien als opmaat naar Raadsconclusies over open science
die in de Raad van mei op de agenda staan. Zweden is, na Nederland in 2016 en Frankrijk
in 2022, het derde land dat open science tijdens zijn voorzitterschap van de Europese Raad agendeert. Zweden bouwt voort op
de Nederlandse en Franse Raadsconclusies. Het voorzitterschap legt met het beleidsdebat
de focus op open science als norm in wetenschappelijk onderzoek en op het bereiken van open access tot wetenschappelijke
publicaties. Binnen de EU is in 2016 afgesproken dat het doel is om het streven naar
100% open access een impuls te geven.
Nederland kan zich goed vinden in de inzet van Zweden op dit thema. Deze sluit goed
aan bij de ambitie van het kabinet, zoals vastgelegd in het Coalitieakkoord (Bijlage
bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), dat open science de norm wordt. Nederland loopt met 82% open access over 2021 voorop binnen de EU
en zet in op een versnelling door met een regieorgaan op landelijke niveau gerichte
investeringen te doen6.
Nederland kan in het debat onder meer het belang van open science als norm in wetenschappelijk onderzoek en van internationale samenwerking in het
realiseren van de mondiale transitie naar open science onderstrepen. Nederland kan daarbij vanuit het oogpunt van nationale veiligheid ook
het belang van aandacht voor kennisveiligheidsaspecten in dat proces benadrukken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.