Brief regering : Uitkomsten van de Landelijke Openbaar Vervoer- en Spoortafel van 14 december 2022
23 645 Openbaar vervoer
Nr. 786 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de Landelijke Openbaar
Vervoer- en Spoortafel van 14 december 2022. Samen met decentrale overheden, reizigersorganisaties,
personen- en spoorgoederenvervoerders en spoorwegbeheerder ProRail voer ik aan deze
tafel het strategische gesprek over de toekomst van het openbaar vervoer. Naar aanleiding
van de grote maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het openbaar
vervoer en de spoorwegen, zoals ook benoemd in de motie-Van Ginneken/Bouchallikh,
is tijdens het overleg het gesprek gevoerd over de herijking van het Toekomstbeeld
Openbaar Vervoer.1 Daarnaast is op basis van de toezegging aan uw Kamer gesproken over het uitgangspuntenkader
voor het decentraliseren van treindiensten en over de mogelijkheden hieromtrent.2 Ten slotte is stilgestaan bij de voortgang van diverse lopende studies en trajecten
onder de vlag van het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer.
Stand van het openbaar vervoer en de spoorwegen
In Nederland staan we de komende decennia voor een aantal grote opgaven. Uitdagingen
waarin het brede mobiliteitsbeleid een belangrijke rol speelt. Het openbaar vervoer
levert hierin vanuit haar kracht een belangrijke bijdrage ook of juist in verbinding
met andere modaliteiten zoals de fiets. Mobiliteit maakt banen en activiteiten nationaal
en internationaal bereikbaar waardoor mensen kunnen meedoen in de maatschappij, verbindt
nieuwe en bestaande woongebieden, draagt bij aan sociale cohesie en maakt ook woningbouw
buiten de Randstad bereikbaar. De kracht van het openbaar vervoer en van het spoorgoederenvervoer
is daarbij gelegen in het op veilige, voorspelbare, gelijkwaardige, duurzame en ruimte-effectieve
wijze collectief vervoeren van reizigers en goederen. Zo kan het OV bijdragen aan
het principe van «de juiste mobiliteit op de juiste plek».
Met de recente bestuurlijke afspraken in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur,
Ruimte en Transport (MIRT) en de extra middelen voor openbaar vervoer uit het coalitieakkoord
zijn – mede dankzij de gezamenlijke koers van de partners in het Toekomstbeeld Openbaar
Vervoer en dankzij de bijbehorende ontwikkelagenda met de daarin gesignaleerde vervolgstappen –
de afgelopen periode essentiële onderdelen van het Nederlandse openbaar vervoer van
de toekomst concreet gemaakt.3 Gezien de lange doorlooptijd van infrastructurele projecten zullen de meeste resultaten
hiervan pas op middellange en lange termijn zichtbaar worden. Ook op de kortere termijn
blijft het kabinet daarom alert op potentiële kansen om het openbaar vervoer te verbeteren.
Zo heb ik onlangs aan Noord-Nederland te kennen gegeven bereid te zijn om € 15 miljoen
bij te dragen aan de aanschaf van waterstoftreinen.
Herijking van het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer
De huidige ontwikkelingen in en buiten de openbaar vervoersector geven evenwel aanleiding
om met elkaar na te denken over de toekomst van het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer,
waarbij we de uitgangspunten en de acties in lijn met de motie van de leden Van Ginneken
en Bouchallikh tegen het licht dienen te houden.4 Het is daarbij van belang om rekening te houden met een aantal grote ontwikkelingen
die impact hebben op het brede mobiliteitssysteem en op het openbaar vervoer, waaronder
de veranderde reispatronen na de coronapandemie en de hiermee samenhangende toekomstige
vraagontwikkeling.5 De flinke ambities en de zorgen over de korte termijnontwikkelingen van de partijen
zelf hopen deze partijen om bij het programma Toekomstbeeld Openbaar Vervoer na te
gaan of en hoe de strategie van dit programma dient te worden geactualiseerd en bijgesteld.
Ten aanzien van de korte termijnproblematiek is in het Nationaal Openbaar Vervoer
Beraad (NOVB) van 8 december jl. afgesproken om tijdens een bestuurlijke conferentie
begin 2023 uitgebreider met elkaar in te gaan op actuele uitdagingen, met name de
stijging van kosten en tarieven, de personeelstekorten en het feit dat de reizigersaantallen
nog lager liggen dan voor corona. Het is de bedoeling om vanuit een brede maatschappelijke
insteek op zoek te gaan naar oplossingen waarmee het OV een duurzaam gezonde sector
wordt en blijft. Concreet kan daarbij worden gedacht aan aantrekkelijker OV voor de
reiziger, een betere spreiding van reizigers over de dag en integratie van OV met
doelgroepenvervoer. Aan de landelijke tafel is vooral ingegaan op de middellange en
lange termijneffecten van deze actuele ontwikkelingen.
Alhoewel de impact van deze ontwikkelingen op het openbaar vervoer en de spoorwegen
groot is, waren de bestuurders eensgezind in de opvatting dat er met het Toekomstbeeld
Openbaar Vervoer afgelopen jaren een solide basis is gelegd waar vooral aan moet worden
verder gebouwd in verbinding met de andere modaliteiten. De doelstellingen staan hierbij
niet ter discussie. Wel is er behoefte aan een analyse op de impact van de ontwikkelingen
en een nader gesprek over de weg naar de doelen toe. Hierbij zijn er ten aanzien van
de herijking van het toekomstbeeld door de aanwezigen meerdere lijnen geïdentificeerd
waarlangs in de komende periode nadere uitwerking kan worden gegeven.
Dit betreft het vernieuwen en versterken van het openbaar vervoer op middellange termijn,
waarbij het vergroten van de aantrekkelijkheid en het gemak voor reizigers en eindgebruikers,
het belang van andere keuzes in de organisatie van het openbaar vervoer, een goede
samenwerking en het delen van kennis expliciete aandacht dienen te krijgen.
Dit geldt ook voor het vergroten van de ontplooiingskansen en de sociale cohesie in
alle delen van het land en voor de kansen die de samenwerking met het doelgroepenvervoer
en samenhang tussen openbaar vervoer, lopen, fietsen, en vormen van deelmobiliteit
biedt.
De deelnemers hechtten bovendien veel waarde aan het verduurzamen van de binnenlandse
en internationale mobiliteit.
Vanuit deze lijnen heeft de landelijke tafel gevraagd uitwerking te geven aan een
herijkt Toekomstbeeld Openbaar Vervoer, dat antwoord geeft op de vragen en uitdagingen
van nu en de toekomst. Tijdens de herijking zullen we de op korte en middellange termijn
te zetten stappen en keuzes van prioritering en fasering benoemen. Ook zullen we het
Toekomstbeeld intensief gaan verbinden met het traject van de Mobiliteitsvisie.
Binnen de beperkte financiële ruimte en de krappe arbeidsmarkt is daarbij aan de landelijke
tafel aandacht gevraagd voor de scherpe keuzes die gemaakt moeten worden in de komende
periode. De toetssteen zal daarbij voortdurend zijn dat de keuzes bijdragen aan de
verbeteringen voor reizigers en eindgebruikers, vernieuwing in het openbaar vervoer,
die nieuwe groepen reizigers laten kennismaken met de voordelen van het openbaar vervoer
en die het openbaar vervoer in staat stellen om zichzelf efficiënter te organiseren.
Voortgang programma Toekomstbeeld Openbaar Vervoer
Voor het openbaar vervoer van de toekomst is in het afgelopen jaar een aantal nadere
studies uitgevoerd. Aan de landelijke tafel is gesproken over de inhoudelijke uitwerking
van enkele van deze gezamenlijk binnen het programma tot stand gekomen producten.
Dit betreft een aantal studies in het kader van de landelijke netwerkuitwerking van
het spoor voor de middellange en de lange termijn, van de actie-agenda OV-Knooppunten
en van de werkstroom Bus Rapid Transit.
Landelijke netwerkuitwerking spoor
Zoals besproken tijdens de landelijke tafel van afgelopen juni zijn er na het uitkomen
van de ontwikkelagenda van het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer in 2019 in de afgelopen
periode meerdere studies uitgevoerd die van belang zijn voor de stapsgewijze ontwikkeling
van het Nederlandse openbaar vervoer en spoorwegennetwerk.6 Specifiek gaat het hierbij om de corridorstudies Amsterdam-Twente-Duitse grens, Utrecht-Arnhem-Duitse
grens en de Goederenroutering Noordoost-Europa, de doorgroei van het programma Hoogfrequent
Spoorvervoer 2030/2035 en de studie Toekomstvast Spoor Zuidoost-Nederland. De opgeleverde
notities brengen voor de genoemde deelgebieden de spoorinhoudelijke belangen en mogelijkheden
in kaart.
Om de samenhang tussen deze verschillende studies onder de landelijke netwerkuitwerking
richting de toekomst te bewaken, breng ik het komende halfjaar in kaart of en zo ja
hoe er aan de diverse onderdelen een vervolg zal worden gegeven. Hierbij zal ik ook
de mate waarin de recente bestuurlijke MIRT-afspraken raken aan essentiële onderdelen
van het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer en de beschikbare financiële en personele capaciteit
worden betrekken.
Aan de landelijke tafel werd het belang van goede voortgang van deze trajecten onderschreven.
Voor de Goederenroutering Noordoost-Europa heeft in november een apart bestuurlijk
overleg plaatsgevonden met alle betrokken regio’s. Tijdens de landelijke tafel werd
vanuit alle betrokken partijen het grote belang van een spoedige start van een zorgvuldig
en voortvarend vervolgproces vanuit alle betrokken partijen herbevestigd, om te beginnen
met het onderzoeken van de nut en de noodzaak van een Goederenroutering Noordoost-Europa.
Ten aanzien van de corridorstudies Amsterdam-Twente-Duitse grens, Utrecht-Arnhem-Duitse
grens en de doorgroei van het programma Hoogfrequent Spoorvervoer 2030/2035 bestaat
er de behoefte om de bevindingen in het komende jaar bestuurlijk goed te doorleven,
teneinde op de belangrijkste voorliggende bestuurlijke keuzes bij een volgende landelijke
tafel tot een gezamenlijke koers over het vervolg te kunnen komen. Het gaat daarbij
bijvoorbeeld over de bediening van bestaande en nieuwe stations en over de keuzes
in het aantal treinen per traject, bij mogelijke toekomstige aanpassingen in de infrastructuur.
De studie Toekomstvast Spoor Zuidoost-Nederland zal met de start van de MIRT-verkenning
van openbaar vervoerknoop in de regio Brainport Eindhoven een vervolg krijgen.
Ketens en knooppunten
Tijdens de landelijke tafel is er een korte procesupdate gegeven over de voortgang
van de actie-agenda OV-Knooppunten. De deelnemers aan de landelijke tafel hebben hun
waardering uitgesproken voor de tijdens de afgelopen bestuurlijke MIRT-overleggen
gemaakte afspraken over investeringen in meer dan twintig cruciale openbaar vervoerknooppunten.
Zij benadrukten daarbij dat goede knooppunten van belang zijn voor het realiseren
van zowel onze gezamenlijke ambities voor het openbaar vervoer, alsook voor de woningbouwopgave.
De komende maanden gaan de verschillende partijen per landsdeel aan de slag om de
zogenoemde focusknooppunten uit de actie-agenda te actualiseren en om een nadere fasering
aan te brengen in de vervolgstappen.
Bus Rapid Transit
In het afgelopen jaar heeft een groot aantal van de aanwezigen aan de landelijke tafel
vanuit het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer stappen gezet in de verdere uitwerking van
het concept bus rapid transit (BRT), met name in de vorm van het ontwikkelen van een manifest, een roadmap en een toolbox. Het manifest wordt reeds gebruikt om het gesprek over dit hoogwaardige busconcept
zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau te openen en om het concept gezamenlijk
in de praktijk brengen. Ook tijdens de afgelopen bestuurlijke MIRT-overleggen zijn
er verschillende afspraken gemaakt over het realiseren van busverbindingen die potentieel
tot het BRT-concept kunnen worden opgewaardeerd. Voorbeelden hiervan zijn de verbindingen
Eindhoven Centrum-Veldhoven De Run en Zoetermeer-Leiden en voor het ontsluiten van
het Suikerunieterrein in Groningen en van gebieden rondom Almere. Tijdens het begrotingsdebat
van afgelopen 1 december heeft uw Kamer mij middels een amendement verzocht om € 2
miljoen vrij te maken voor proeven met bus rapid transit.7 Het faciliteren van dergelijke concrete proeven en projecten zal voornamelijk gericht
zijn op het wegnemen van barrières, bijvoorbeeld op het gebied van de samenwerking
en de organisatorische inbedding, van de inhoudelijke onderbouwing in modellen en
van de ruimtelijke inpassing.
De ontwikkeling van BRT is volgens de landelijke tafel geen doel op zich, maar is
wel essentieel voor het verbinden van de werelden van openbaar vervoer, gebiedsontwikkeling
en autobereikbaarheid. Wat dit laatste element betreft zien de aanwezigen een belangrijke
rol weggelegd voor Rijkswaterstaat bij zowel verdere ontwikkeling van BRT als bij
OV-knooppunten. Omdat deze BRT-concepten behalve voor onze openbaar vervoerambities
ook relevant zijn voor bredere nationale opgaven zoals de woningbouw en het tot stand
brengen van duurzame en toekomstvaste openbaar vervoer- en wegennetwerken, werk ik
komend jaar samen met de decentrale overheden en regionale vervoerders ook voor BRT
toe naar een bestuurlijke actie-agenda, die ik bij de volgende landelijke tafel hoop
te agenderen.
Internationaal spoor
Ook voor het internationaal spoor blijf ik, samen met betrokken stakeholders, mij
voor en achter de schermen in zetten voor verbetering. Zo heb ik op 19 december 2022
een werkbezoek in Weert gebracht, om samen met mijn Belgische en Vlaamse collega’s
met lokale belangenbehartigers in gesprek te gaan over de verbinding tussen Weert,
Hamont en Antwerpen. Hun bijdrage zal een plek vinden in een studie die ik momenteel
laat uitvoeren naar de maakbaarheidskansen van de verbinding per spoor.
Uitgangspuntenkader voor het decentraliseren van treindiensten
Decentralisatie van treindiensten kan een instrument zijn om de reiziger een beter
regionaal vervoersproduct te bieden. Om een goede afweging te kunnen maken over het
al dan niet decentraliseren van treindiensten, is het afgelopen jaar een uitgangspuntenkader
opgesteld.8 Tijdens de landelijke tafel is gesproken over de inhoud van dit kader en over de
betekenis hiervan voor eventueel nieuwe initiatieven tot decentralisatie op de langere
termijn.
De landelijke tafel vond eensgezind dat het belang van de reiziger voorop moet staan
bij decentralisatie en dat besluitvorming zorgvuldig moet worden vormgegeven. Zowel
de afstemming en integratie van regionale trein en landelijk hoofdrailnet als van
regionale trein en regionaal busvervoer is van belang. De reiziger wil overal een
vloeiende overstap. Dit standpunt deel ik. Op basis van de inbreng vanuit de sector
wil ik de kansen en randvoorwaarden van decentralisatie verder onderzoeken, als onderdeel
van de toekomstige indeling van het netwerk.
Ten aanzien van decentralisatie heeft de fractie van de VVD tijdens het commissiedebat
MIRT ook verzocht om een nadere toelichting op het besluit om de sprinterdienst tussen
Leeuwarden en Zwolle niet per 2025 te decentraliseren. Met de toelichting in de bijlage
kom ik tegemoet aan dit verzoek.
Tot slot
Al met al kijk ik terug op een waardevol gesprek. Ik zie ernaar uit om in 2023 opnieuw
met deelnemers van de landelijke tafel te spreken over de voortgang en de herijking
van het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer en over andere voor onze gezamenlijke openbaar
vervoerambities relevante thema’s.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.