Brief regering : Reactie op verzoek commissie over structurele financiering van vluchteling-studenten in hoger onderwijs
19 637 Vreemdelingenbeleid
               31 288
                Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
         
Nr. 3057
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2023
Tijdens het commissiedebat op 30 november 2022 (Kamerstukken 19 637 en 36 045, nr. 3022) inzake onderwijs aan vluchtelingen is er een toezegging gedaan om schriftelijk te
                  reageren op de vragen van de leden Westerveld (GroenLinks) en Van Meenen (D66) omtrent
                  structurele financiering van vluchteling-studenten in hoger onderwijs. Hierbij stuur
                  ik uw Kamer de reactie op het verzoek van de commissie.
               
Vluchteling-studenten, c.q. studenten die nog in afwachting zijn van een besluit op
                  een asielaanvraag, worden vanuit het hoger onderwijsstelsel in principe beschouwd
                  als behorend tot de categorie internationale studenten. Voor alle internationale (niet-EER)
                  studenten geldt dat zij het instellingcollegegeld betalen. De wet biedt de onderwijsinstellingen
                  ruimte om het collegegeld te differentiëren. Zo mag de instelling per opleiding of
                  groepen studenten een verschillend instellingscollegegeld vaststellen.1
Zoals ik in mijn reactie op de Initiatiefnota over «Meedoen vanaf dag één»2 heb aangegeven, is voor vluchteling-studenten gekozen voor een maatwerkaanpak. Er
                  wordt gehandeld op basis van de merites van individuele gevallen en omstandigheden
                  van asielvergunninghouders, met ondersteuning van de Stichting voor vluchteling-studenten
                  UAF. Er zijn geen aanwijzingen dat deze maatwerkaanpak niet voldoet.
               
Het meest recente voorbeeld van maatwerk is dat instellingen voor ontheemden uit Oekraïne
                  het instellingscollegegeld hebben verlaagd tot het wettelijk collegegeld voor het
                  studiejaar 2022–2023. Daarnaast hanteert een aantal onderwijsinstellingen ook voor
                  vluchtelingen uit andere landen een laag instellingscollegegeld-tarief. De instellingen
                  spelen een rol bij de opvang van vluchteling-studenten. Waar nodig, worden deze studenten
                  ook ondersteund door de Stichting voor vluchteling-studenten (UAF). OCW subsidieert
                  de stichting UAF. Omdat het vooralsnog om een beperkt aantal studenten gaat, is de
                  druk op het stelsel, zowel financieel als kwantitatief, beperkt. Dit wordt anders
                  als er gekozen zou worden voor de generieke maatregelen waar in het commissiedebat
                  om gevraagd werd.
               
Indien financiering van deze doelgroep een structureel karakter zou krijgen, kan dit
                  grote impact hebben op de financiering van het stelsel en de beschikbare onderwijscapaciteit.
                  Ook omdat de kans aanwezig is dat structurele financiering een aanzuigende werking
                  heeft, mede door een groot aanbod Engelstalig onderwijs in Nederland. Dit ook tegen
                  de achtergrond van de wens om internationale studentenstroom te beheersen. Ik verwijs
                  hierbij naar de schriftelijke antwoorden bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie
                  van OCW op 23 en 24 november jl. (Handelingen II 2022/23, nrs. 26 en 27, Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 36 200 VIII)) en de aangenomen moties.3
Ik heb begrip voor deze kwetsbare groepen. Deze problematiek vraagt echter om een
                  integrale aanpak. De voorgestelde maatregel raakt in grote mate andere beleidsterreinen.
                  Het betreft onder meer de verblijfsgrond (en eventueel een onrechtmatig verblijf in
                  Nederland indien de betrokken vluchteling-student alsnog een negatief besluit op de
                  asielaanvraag ontvangt), maar ook diens huisvesting, en het migratievraagstuk in bredere
                  zin. Hiervoor is reeds door het kabinet een fundamentele heroriëntatie op het asielbeleid
                  en het asielstelsel toegezegd. Hierover wordt u door mijn collega nader geïnformeerd.
               
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
                  R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap