Brief regering : Uitwerking plan van aanpak hoogbegaafdheid
31 497 Passend onderwijs
Nr. 445
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2022
Sinds de start van dit Kabinet heb ik verschillende (hoog)begaafde kinderen gesproken
die geen goed onderwijsaanbod hebben gekregen, of zelfs langdurig thuis zitten of
hebben gezeten. Keer op keer waren dit schrijnende verhalen die mij raakten. Waarom
is de ondersteuningsbehoefte van deze leerlingen niet eerder erkend? Had een andere
aanpak kunnen voorkomen dat het kind thuis kwam te zitten? Deze en andere vragen motiveren
mij om het aantal kinderen dat onnodig thuiszit terug te brengen tot nul. Daartoe
neem ik verschillende maatregelen1, onder andere een specifiek plan van aanpak gericht op hoogbegaafdheid.2 Dat is nodig, omdat ook (hoog)begaafde leerlingen het recht hebben op optimale ontwikkelkansen
en het aanbod nu te kort schiet.
In deze Kamerbrief deel ik, zoals toegezegd3, mijn visie op hoe het onderwijs aan (hoog)begaafden4 kan worden verbeterd en kondig ik maatregelen aan. Dat doe ik op basis van het werk
dat door Oberon – samen met tientallen betrokkenen bij het onderwijs aan (hoog)begaafden
– in opdracht van OCW is gedaan. Het verslag dat door Oberon is opgesteld, zend ik
u als bijlage bij deze brief mee (bijlage 1). Daarin leest u ook hoe zij tot dit verslag,
inclusief een gedeelde visie op het onderwijs aan hoogbegaafden, zijn gekomen.
Met trots kan ik zeggen dat er de afgelopen maanden veel is bereikt, met dank ook
aan de vele deelnemers die aan dit traject hebben deelgenomen. Ik ben getroffen door
hun grote betrokkenheid. Ik bedank hierbij de deelnemers voor hun bijdrage. Hun deelname
is van cruciaal belang geweest. Het was goed merkbaar dat er in Nederland veel kennis
en expertise is op het gebied van hoogbegaafdheid.
Eens over het «wat», maar verdeeldheid over het «hoe»
Uit het verslag van Oberon blijkt dat er naast veel expertise er ook eensgezindheid
is om met elkaar te werken aan passende oplossingen voor de doelgroep (hoog)begaafde
leerlingen. De urgentie is door alle deelnemende partijen onderkend en men is het
eens over wat er moet gebeuren om het onderwijs aan de groep (hoog)begaafde leerlingen
te verbeteren.
Verschil van mening is er vooral over het «hoe». Hoe dit georganiseerd zou moeten
worden en welke maatregelen genomen moeten worden om het onderwijs aan (hoog)begaafde
leerlingen te verbeteren. Aan mij de taak om daarin, alles overwegende, een beslissing
te nemen en richting te geven. In het vervolg van de brief informeer ik u dan ook
over:
i. de urgentie en noodzaak;
ii. wat de opbrengsten zijn van het plan van aanpak (in de bijlage het verslag van Oberon);
iii. de drie dilemma’s waarop wat mij betreft sturing van OCW vereist is, en tot slot;
iv. wat de te nemen maatregelen zijn en hoe ik dat wil aanpakken.
Meer erkenning, kennis delen, beter aanbod en maatwerk waar mogelijk
De maatregelen die ik ga nemen om het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen te verbeteren
worden in de eerste helft van 2023 uitgevoerd. Deze maatregelen zullen gericht zijn
op meer erkenning voor hoogbegaafdheid, het vergroten van de kennis rondom hoogbegaafdheid,
een beter passend en dekkend aanbod en maatwerk waar mogelijk.
Uit het verslag van Oberon blijkt dat er voor alle partijen een taak is weggelegd
om de maatregelen samen op te pakken en uit te voeren. Een beschrijving van deze maatregelen
vindt u in de tabel op pagina 8 en 9 van deze brief.
Met deze brief reageer ik zoals toegezegd ook op het verzoek van uw Kamer om een inhoudelijke
reactie te geven op diverse ontvangen brieven5. Deze brieven zijn meegenomen ter voorbereiding op en tijdens het werk de afgelopen
maanden. Uw Kamer heeft ook verzocht om in algemene zin te reageren op het opstappen
van de Algemene Onderwijsbond, het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) en het Lerarencollectief
uit het overleg rond passend onderwijs. Daarop wordt ingegaan bij de voortgangsrapportage
verbeteraanpak passend onderwijs die naar verwachting in het eerste kwartaal van 2023
zal worden verzonden.
Daarnaast geef ik met deze brief ook aan hoe we invulling geven aan de in het amendement
van VVD en D666 gevoteerde middelen om het voltijds hoogbegaafdenonderwijs te kunnen behouden waar
het nu al een plek heeft bij samenwerkingsverbanden en te kunnen uitbreiden op die
plekken waar er vanuit leerlingen behoefte aan is.
Tot slot voeg ik bij deze brief ook de tussentijdse rapportage van het monitoronderzoek
dat hoort bij de lopende subsidieregeling «begaafde leerlingen in po en vo», waarvan
de bevindingen de urgentie en het belang van de voorgenomen maatregelen ondersteunen
(bijlage 2).
i. Urgentie en noodzaak
Te vaak spreek ik (hoog)begaafde leerlingen die niet tot optimale ontwikkeling komen
en onvoldoende passend onderwijs krijgen of hebben gehad. Een deel van deze leerlingen
geeft aan beschadigd te zijn, zorg nodig te hebben of zelfs niet meer naar school
toe te gaan. Dat vind ik schrijnend en dit vraagt om actie. Te vaak worden deze leerlingen
niet gezien, vinden ze geen erkenning of wordt pas te laat gesignaleerd dat meer of
extra ondersteuning nodig is.
Met de uitvoering van het plan van aanpak (hoog)begaafdheid moet – en deze ambitie
is niet nieuw – een beter passend en dekkend aanbod voor alle (hoog)begaafde leerlingen
worden gerealiseerd. Daarbij vraag ik meer aandacht voor de groep kinderen die (zeer)
hoogbegaafd is en anders het grootste risico loopt om uit te vallen.
De maatregelen worden door mij genomen binnen het kader van passend onderwijs. Het
is aan samenwerkingsverbanden om een passend en dekkend aanbod te realiseren en dat
blijft het. Maar extra en meer gerichte aandacht voor hoogbegaafdheid is nodig. De
maatregelen die ik voorstel dienen dus als versnelling en verbetering voor deze groep
(hoog)begaafde leerlingen, maar vinden ook aansluiting bij de algemene verbetermaatregelen
passend onderwijs en de ontwikkelingen op het gebied van inclusief onderwijs.
De urgentie en noodzaak blijkt zowel ook uit het verslag van Oberon als de resultaten
van de tussentijdse rapportage van het monitoringsonderzoek7, horende bij de lopende subsidieregeling «begaafde leerlingen in po en vo». Dit derde
rapport van het monitoronderzoek beschrijft de resultaten van de meting over het schooljaar
2021–2022, waarbij het beeld grotendeels overeenkomt met het de bevindingen uit vorige
meting. Deze tussentijdse resultaten onderstrepen dat de helft van de samenwerkingsverbanden
tevreden is met het onderwijs- en ondersteuningsaanbod in de regio aan (hoog)begaafde
leerlingen – maar de helft dus ook niet. Samenwerkingsverbanden richten zich vaak
op een brede doelgroep. Relatief veel samenwerkingsverbanden (13%) geven aan dat er
voor de subgroep (hoog)begaafde leerlingen die thuiszitten of vastlopen op school
in hun regio helemaal geen passend en dekkend aanbod is. Dit is zorgelijk en vraagt
om maatregelen en acties voor hoogbegaafdheid.
Daarnaast gaat er ook veel goed. Bijna alle samenwerkingsverbanden zijn de subsidieactiviteiten
aan het uitvoeren. Het aanbieden van professionaliserings- en kennisdelingsactiviteiten
rondom hoogbegaafdheid kwam al in veel regio’s voor en is verder gestegen. Hierover
zijn samenwerkingsverbanden door de jaren heen steeds meer tevreden. Een aandachtspunt
is nog wel de samenwerking met externen zoals jeugdhulp. Wat betreft activiteiten
geven steeds meer samenwerkingsverbanden aan dat er in hun regio deeltijdonderwijs,
activiteiten voor een soepele overgang van po naar vo en arrangementen voor dubbel
bijzondere leerlingen worden georganiseerd.
Naast dit monitoronderzoek wordt een impactonderzoek IMpact of Activities in Gifted
Education (IMAGE) uitgevoerd door een groot consortium8. Het doel van IMAGE9 is het in kaart brengen van de impact van de activiteiten die uitgevoerd worden om
het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen te verbeteren. Begin 2023 zullen naar
verwachting de volgende (tussen)resultaten bekend zijn. Ook deze rapportage(s) zal
ik uw Kamer doen toekomen.
ii. Opbrengsten uitvoering plan van aanpak
De afgelopen drie maanden heeft Oberon in opdracht van OCW vier sessies voorbereid
en georganiseerd om met betrokkenen bij het onderwijs aan (hoog)begaafden te komen
tot een visie en bijbehorende maatregelen. In deze sessies zijn de volgende onderwerpen
aan bod gekomen: de actuele stand van zaken (sessie A), de beschikbare kennis op het
gebied van hoogbegaafdheid (sessie B), een concept visie op het onderwijs aan (hoog)begaafden
(sessie C) en de te nemen maatregelen (sessie D). De deelname van leerlingen10, ouders, leraren11, scholen, samenwerkingsverbanden en andere relevante en kundige partijen uit het
onderwijsveld en experts op het gebied van hoogbegaafdheid is daarbij essentieel geweest.
De sessies hebben geleid tot een visie op hoogbegaafdheid in het funderend onderwijs.
De titel en de kern van deze visie luidt: «Optimale ontwikkelingskansen, ook voor
(hoog)begaafde leerlingen». Deze is voortgekomen uit de vele gesprekken die zijn gevoerd
en benadrukt de noodzaak om ook voor (hoog)begaafde leerlingen optimale ontwikkelkansen
te faciliteren. Dit onderschrijf ik van harte. De visie is breed ingezet en omvat
veel elementen. Vanuit het veld zijn er vijf onderliggende doelen geformuleerd die
bijdragen aan het realiseren van deze visie. Deze doelen zijn gericht op:
1. Erkenning voor specifieke en diverse ontwikkelingsbehoeften;
2. Stimulerend signaleren in alle ontwikkelingsfasen en – gebieden;
3. Passend en dekkend aanbod garanderen, gericht op ontwikkeling en maatwerk;
4. Samenwerken en ontschotten;
5. Professionalisering en kennisdeling.
Er volgen uit de opbrengsten van de sessies voorstellen voor maatregelen op vier thema’s:
erkenning, kennis, aanbod en flexibilisering. Voor een deel van deze maatregelen voel
ik mij verantwoordelijk, maar duidelijk is dat er een opgave ligt voor alle betrokkenen
bij het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen. De deelnemers zijn het over veel
zaken met elkaar eens. Maar uit de gesprekken en het verslag van Oberon komen ook
dilemma’s voort, welke ik hieronder toelicht.
iii. Dilemma’s die om een duidelijke keuze vragen
Wat is hoogbegaafdheid en wie valt daaronder?
Er zijn verschillende opvattingen te onderscheiden over wat de definitie van hoogbegaafdheid
omvat en welke leerlingen dit betreft. Dit zorgt voor onduidelijkheid. Het is belangrijk
om dezelfde taal te spreken, zodat de juiste leerlingen geholpen worden door de maatregelen
die we nemen. Maar ook om te zorgen dat middelen goed terecht komen en nuttig worden
besteed. Het uitgangspunt is wat mij betreft altijd dat er een zo passend en dekkend
mogelijk aanbod is voor elke (hoog)begaafde leerling die aansluit bij diens onderwijs-
en ondersteuningsbehoeftes.12
De definitie moet daarbij ondersteunend zijn en niet leidend. Ik kies er om deze reden
voor het begrip hoogbegaafdheid breed op te vatten en te zien als een spectrum. Binnen
dit begaafdheidsspectrum vallen grofweg de groepen begaafde leerlingen, hoogbegaafde
leerlingen en zeer hoogbegaafde leerlingen. Daarnaast ziet men leerlingen die ook
wel creatief (hoog)begaafd wordt genoemd en leerlingen die «dubbel bijzonder»13 zijn. Het is belangrijk oog te hebben voor deze grote diversiteit onder de groep
(hoog)begaafde leerlingen. Er bestaan grote verschillen in onderwijs- en ondersteuningsbehoeftes
binnen de groep (hoog)begaafden en het is aan alle betrokkenen bij het onderwijs aan
hoogbegaafden om een ieder een passend aanbod te bieden.
Wie bepaalt hoe het onderwijs moet worden vormgegeven of aangepast?
Zoals gezegd neem ik maatregelen binnen het kader passend onderwijs, waarbij wordt
voorgeschreven «wat» er gedaan moet worden en het «hoe» aan de samenwerkingsverbanden
is. Juist omdat zij het beste kunnen inspelen op de situatie – vraag én aanbod – in
de regio. Samenwerkingsverbanden hebben de wettelijke opdracht om een passend en dekkend
aanbod te bieden, met zowel basisondersteuning als extra ondersteuning. Deze ondersteuning
kan variëren van lichte tot intensieve onderwijsaanpassingen, om voor alle (hoog)begaafde
leerlingen een zo passend en dekkend mogelijk aanbod te creëren. Ik kies er zodoende
expliciet niet voor om voor voorzieningen voor (hoog)begaafden specifiek over te gaan
tot directe financiering, omdat dit naast de hieronder nader toegelichte punten ook
niet past binnen de systematiek van passend onderwijs.
Wanneer de Inspectie van het Onderwijs nu constateert dat een samenwerkingsverband
of schoolbestuur zijn wettelijke opdracht met betrekking tot passend onderwijs niet
waarmaakt, legt de inspectie de bevinding vast in een rapport en geeft daarbij een
herstelopdracht aan het bestuur. Afhankelijk van de ernst van de tekortkoming en de
kwaliteit van het bestuur voert de inspectie vervolgtoezicht uit om na te gaan of
het herstel door het bestuur is gepleegd. Wordt het herstel niet tijdig gepleegd,
dan intensiveert de inspectie het toezicht en kan zij daarbij een bekostigingssanctie
opleggen. Het toezicht is ook onderdeel van de verbetermaatregelen passend onderwijs,
om nadrukkelijker toezicht te houden op passende ondersteuning in het regulier onderwijs,
maar ook op de samenwerkingsverbanden. Dit betekent dat de inspectie de voorschriften
over passend onderwijs sinds 2021 nadrukkelijker in het toezicht op met name scholen
en schoolbesturen heeft verwerkt, en de nog op te stellen duidelijker wet- en regelgeving
over onderwijs en ondersteuning aan (hoog)begaafde leerlingen, zodra die gereed is,
zal integreren in haar toezicht op zowel de scholen als de samenwerkingsverbanden.
Om er voor te zorgen dat er een goed passend en dekkend aanbod is, zal ik in de eerste
helft van 2023 duidelijke afspraken maken over wat ik verwacht van de samenwerkingsverbanden
op het gebied van hoogbegaafdheid. Daarmee wil ik verduidelijken dat er voor het gehele
begaafdheidsspectrum een passend en dekkend aanbod is. Dat kan bijvoorbeeld goed in
de vorm van voltijds HB-aanbod als onderdeel van een reguliere school. Deze afspraken
zal ik intensief (laten) monitoren en in de eerste helft van 2023 zal ik uw Kamer
hierover informeren. Daarbij neem ik het tijdens de begrotingsbehandeling ingediende
amendement van de Kamerleden Paul en Van Meenen14 mee, wat voorziet in middelen om hoogbegaafdheidsvoorzieningen te versterken met
speciale aandacht voor voltijds HB-aanbod door € 9,5 miljoen incidenteel toe te voegen
aan de bestaande middelen voor (hoog)begaafde leerlingen (ad € 14 miljoen). Van de
samenwerkingsverbanden wordt verwacht dat zij de middelen voor 50% co-financieren.
Daarbij wil ik ook de mogelijkheid verkennen om of en hoe dit te combineren is met
de motie van het lid Westerveld c.s.15, waarin is verzocht dat de bekostiging en het geld wat hierdoor vrijkomt uit te geven
aan passend onderwijs.
Hoe past specifieke aandacht voor hoogbegaafdheid binnen inclusief onderwijs?
Ik begrijp dat een deel van de betrokkenen bij het onderwijs aan (hoog)begaafden een
spanning ziet tussen enerzijds het creëren van een goed aanbod voor de kleine groep
(zeer) hoogbegaafde leerlingen en anderzijds de ambitie om te werken aan inclusief
onderwijs. Het Kabinet werkt conform het Coalitieakkoord16 toe naar inclusief onderwijs. Het doel van inclusief onderwijs is dat leerlingen
met en zonder ondersteuningsbehoefte vaker samen en dicht bij huis naar dezelfde school
kunnen. Zij zitten als het kan in dezelfde klas en volgen zoveel mogelijk dezelfde
lessen die bij voorkeur groepsgericht aangeboden worden. De school kan daarbij een
beroep doen op de ondersteuning en expertise uit het gespecialiseerd onderwijs, de
jeugdhulp en de zorg om aan de ontwikkelingsmogelijkheden van leerlingen tegemoet
te komen. Er zal hierbij altijd een vorm van gespecialiseerd onderwijs en gespecialiseerde
voorzieningen blijven bestaan.
Onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen past hier dan ook goed in. Voor een grote
groep (hoog)begaafden is het goed mogelijk om binnen het reguliere onderwijs voldoende
uitdaging te bieden, met ruimte om aanvullend dingen in en buiten de klas te doen.
Zo wordt er aangesloten op wat zij nodig hebben, en leren ze via interactie met andere
leerlingen ook wat er breder nodig is in de maatschappij. Voor anderen is echter meer
nodig, zoals het aanbieden van voltijds HB-aanbod. Het is aan samenwerkingsverbanden
om deze mogelijkheden goed af te wegen in het belang van de leerling.
Op dit moment werk ik met het veld aan de routekaart inclusief onderwijs die ik in
het voorjaar naar uw Kamer zal sturen. In deze routekaart is aandacht voor de noodzaak
van gespecialiseerde voorzieningen. In de gesprekken heeft een deel van de betrokkenen
bij het onderwijs aan (hoog)begaafden aangegeven zich vooral zorgen te maken over
een goed aanbod voor de kleine groep (zeer) hoogbegaafde leerlingen, die een specifiek
afgestemd onderwijsaanbod nodig hebben. Voor die leerlingen die dit nodig hebben,
blijft er de mogelijkheid bestaan tot een speciale voorziening. Daarbij blijft het
voor mij wel voorwaardelijk dat er verbinding wordt gezocht met het regulier onderwijs.
Zo kunnen bepaalde onderdelen van het onderwijsprogramma samen met reguliere klassen
worden georganiseerd, kan er samen worden gepauzeerd of gesport. Het onderwijs zou
een weerspiegeling van de maatschappij moeten zijn: een plek waar kinderen met verschillende
achtergronden, kwaliteiten en behoeftes elkaar kunnen ontmoeten en met en van elkaar
kunnen leren.
Ik zie dat voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs een mooie oplossing kan zijn die aansluit
bij de ontwikkelingsbehoefte die er is vanuit het begaafdenspectrum. Ook zijn er voorbeelden
waarbij er passend onderwijs geboden wordt en leerlingen en ouders tevreden zijn,
maar wat op een andere manier wordt gedefinieerd of wordt vormgegeven (bijvoorbeeld
begaafdheidsprofielscholen of scholen die gepersonaliseerde leerlijnen vormgeven).Mijn
boodschap is dat er duidelijk behoefte is aan diversiteit in wat er geboden wordt
binnen het samenwerkingsverband. Op veel plekken gaat dit nu ook al goed en deze voorbeelden
– die vaak ook op een inclusieve manier worden georganiseerd – wil ik extra onder
de aandacht laten brengen door het Kenniscentrum Hoogbegaafdheid.
Bovenstaande kan ook gelezen worden als beantwoording op de brieven om het verzoek
van uw Kamer af te doen. Daarbij gaat het om de volgende brieven: «Inhoudelijke reactie op uw brief d.d. 15 juli jl. m.b.t. primair voltijd HB-onderwijs», «Concrete handreikingen uit de PO-praktijk voor het Plan van Aanpak (PvA) voor hoogbegaafdenonderwijs» en «HB Scholen m.b.t. passend onderwijs voor hoogbegaafden en het besluit van de Aob,
de CNV en het Lerarencollectief» waarin zorgen rondom passend, inclusief onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen zijn
geuit.
Wie betaalt wat?
Tot slot is de financiering van het onderwijs aan hoogbegaafden ook nadrukkelijk onderwerp
van gesprek geweest tijdens de sessies. Daarbij is door sommige partijen – onder andere
de afzenders van de brandbrief van 11 februari jl. – aangegeven dat er behoefte is
aan structurele (of zelfs directe) financiering voor het onderwijs aan (hoog)begaafde
leerlingen. De financiering is één van de voorwaarden om de doelen te bereiken. Hier
ga ik bij de acties en maatregelen verder op in, maar hierboven gaf ik al aan dat
ik er nu niet voor kies om over te gaan tot directe financiering van specifieke voorzieningen.
iv. Acties en maatregelen
Er is in de sessies door het veld een pakket van 10 maatregelen opgesteld, verdeeld
in vier verschillende thema’s:
– de erkenning van de ontwikkelingsbehoeften van (hoog)begaafde leerlingen;
– het garanderen van een dekkend aanbod in het primair en voortgezet onderwijs;
– kennisontwikkeling, kennisdeling en professionalisering, en tot slot;
– flexibilisering.
Voor een deel van deze maatregelen ben ik zelf aan zet, maar bij vrijwel alle maatregelen
is samenwerking nodig tussen de verschillende partijen. In onderstaand schema (1)
heb ik kort opgenomen wat ik van plan ben te gaan doen, of waarover ik met verschillende
partijen afspraken wil maken, deze werk ik daaronder verder uit.
Schema 1
Thema
Maatregelen
Wie
Termijn
Meer erkenning
1. Een duidelijke visie op inclusie, in relatie tot specifieke (voltijds) voorzieningen
voor HB.
OCW expliciteert deze visie in deze brief en neemt dit mee in de routekaart inclusief
onderwijs.
Per direct tot voorjaar 2023
2. Een handreiking over de specifieke ondersteuning, passend bij verschillen in HB-spectrum
Kenniscentrum stelt in opdracht van OCW een handreiking op, i.s.m. scholen, voorschoolse
organisaties en hoger onderwijs.
medio 2023
Beter dekkend aanbod
3. Subsidie met specifieke aandacht voor voltijds voorzieningen.
OCW investeert in (hoog)begaafdheid. OCW werkt dit uit in een subsidie met specifieke
eisen met betrekking tot voorzieningen voor hele spectrum.
Voorjaar 2023
4. Toezien op een dekkend aanbod – naast het basisaanbod op school – voor het gehele
HB-spectrum.
Wanneer wet- en regelgeving op dit vlak is aangescherpt kan de Inspectie van het Onderwijs
dat op haar beurt verwerken in onderzoekskaders.
Uitwerken in 2023
5. In maatregel drie wordt bekeken of ook een analyse van de huidige situatie per
samenwerkingsverband kan worden verbonden aan eisen voor subsidie zoals bedoeld in
maatregel drie.
OCW, Inspectie van het Onderwijs, Kenniscentrum, samenwerkingsverbanden, in samenwerking
met vertegenwoordiging van ouders en leerlingen.
Uitwerken in 2023
Kennis delen en goede voorbeelden verspreiden
6. Kennis delen en actief goede voorbeelden verspreiden.
Kenniscentrum, Steunpunt Passend Onderwijs
Per direct
7. Ieder samenwerkingsverband heeft de mogelijkheid om een HB-specialist in te zetten.
Wordt meegenomen in gesprek met samenwerkingsverbanden, waar concrete acties en daadkracht
een onderdeel van zullen zijn (en/of als onderdeel van maatregel 3).
Verkennen in 2023
8. Netwerk van organisaties en expertise over hoogbegaafdheid in beeld (sociale kaart).
Inclusief informatievoorziening over mogelijkheden in de regio.
OCW neemt dit op met het Kenniscentrum in overleg met de samenwerkingsverbanden (en
evt. andere partners), om mee te nemen bij de inrichting van de ouder- en jeugdsteunpunten.
Uitwerken in 2023
9. Meer aandacht voor (hoog)begaafde leerlingen in (leraren)opleidingen.
Wordt door OCW o.a. meegenomen in huidige maatregel rondom lerarenopleidingen in kader
passend onderwijs.
Lange termijn
Maatwerk waar mogelijk
10. Duidelijke communicatie over de ruimte in wet- en regelgeving. Flexibilisering
in wet- en regelgeving.
OCW bekijkt samen met CvTE en Inspectie of extra communicatie nodig is.
OCW start per 1 januari 2023 het experiment OZA.
Bespreken in 2023
Bovenstaande maatregelen staan niet op zichzelf. Zoals eerder aangegeven is het belangrijk
om rekening te houden met reeds gestarte verbetermaatregelen binnen het (passend)
onderwijs. Ik heb ervoor gekozen17 om hoogbegaafdheid in deze trajecten mee te nemen en zodoende niet los in deze Kamerbrief
als aparte maatregelen op te nemen.
Meer erkenning
In maatregel 1 wordt aangegeven dat er vanuit het veld behoefte is aan het specificeren
van de visie op inclusiever onderwijs voor wat betreft het onderwijs- en ondersteuningsaanbod
voor (hoog)begaafde leerlingen. Hierboven heb ik kort geschetst hoe ik aankijk tegen
inclusief onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen. Binnen de visie op inclusief onderwijs
kan een speciale voorziening blijven bestaan, want de onderwijsbehoeftes van de leerlingen
blijven centraal staan. Zoals genoemd is hierbij voor mij de verbinding met het regulier
onderwijs een belangrijke voorwaarde. De routekaart kan hierin zekerheid geven – aan
scholen en samenwerkingsverbanden – en neemt hopelijk de gevoelde spanning zoals hierboven
beschreven weg. In de communicatie naar aanleiding van deze brief richting het veld
en de implementatie zal ik dit benadrukken. Ik neem dit ook mee in de verdere uitwerking
en implementatie van de routekaart naar inclusief onderwijs de komende jaren.
Voor maatregel 2, het uitwerken van een handreiking, zal ik het Kenniscentrum Hoogbegaafdheid
de opdracht geven hier verdere uitvoering aan te geven. Zij zijn bij uitstek geschikt
om dit vanuit hun kennis en expertise goed vorm te geven.
Beter passend en dekkend aanbod
Maatregel 3, 4 en 5 zien toe op de passende ondersteuning voor leerlingen. Hierbij
gaat het om het garanderen van lichte en extra ondersteuning in iedere regio voor
leerlingen voor wie het basisaanbod niet voldoende is om zich goed te kunnen ontwikkelen.18 Op dit moment wordt hard gewerkt aan het vastleggen van de landelijke norm basisondersteuning.
Hierin wordt opgenomen wat elke school minimaal moet bieden op het ondersteuningsgebied (hoog)begaafdheid.19 Deze norm heeft tot doel om duidelijkheid te geven over wat iedere school minimaal
moet bieden aan basisondersteuning per ondersteuningsgebied. Dit betekent ook dat
er scholen zijn die veel meer bieden. Idealiter geeft de landelijke norm basisondersteuning
en de huidige regionale situatie, input voor schoolbesturen en samenwerkingsverbanden
om hun inzet voor de doelgroep (hoog)begaafde leerlingen vorm te geven. Hier zal de
Kamer begin 2023 over worden geïnformeerd.
Er zijn ook leerlingen die meer nodig hebben dan de basisondersteuning. Ik wil uw
Kamer dan ook in de eerste helft van 2023 informeren over de duidelijke afspraken
die ik met samenwerkingsverbanden ga maken over het aanbod van basisondersteuning
tot extra ondersteuning. Hun opdracht is namelijk het bieden van dekkend en passend
aanbod voor alle leerlingen, dus ook voor hoogbegaafden (in de volle breedte van het
spectrum). Dat betekent dat er voor iedere type en iedere intensiteit van de onderwijsbehoefte
een passend en kwalitatief goed aanbod is. Dit kan ook in de vorm een voltijds aanbod20 als onderdeel van het totale aanbod. Er moeten onderwijsaanpassingen gedaan kunnen
worden zodat het aanbod zo passend mogelijk is en het aanbod toereikend is. Welke
aanpassing gedaan moet worden, en in welke mate is afhankelijk van de onderwijsbehoeftes
van de leerling.
Zodoende zal ik een nieuwe subsidieregeling opstellen die gerichter aandacht vraagt
voor het aanbod voor ook de (zeer) hoogbegaafde leerlingen en (hoog)begaafde leerlingen
die (dreigen) niet naar school te gaan (in het verlengde van de regeling «begaafde
leerlingen in po en vo»). In deze regeling zal ik explicieter opnemen wat ik versta
onder het inrichten van een passend en dekkend aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen,
zodat ook voor deze doelgroep tijdens de schoolweek binnen de onderwijssetting tegemoet
wordt gekomen aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeftes. Ik zal verduidelijken
dat voor het volledige spectrum zoals hierboven beschreven ontwikkelingsmogelijkheden
moeten worden geboden in een samenwerkingsverband, en dat de subsidie wordt ingezet
voor het inrichten van de ondersteuning voor de (zeer) hoogbegaafde leerlingen (extra
ondersteuning). Hierbij moeten zowel scholen als samenwerkingsverbanden inzetten op
vroegtijdige signalering, waardoor er tijdig op de onderwijsbehoeften kan worden ingespeeld
en de leerling een ononderbroken ontwikkeling kan meemaken. Ik wil bekijken of ik
tevens kan opnemen dat samenwerkingsverbanden bij de aanvraag een analyse betrekken
van het huidige aanbod in hun regio en hoe passend en dekkend dit is, in relatie tot
de groep (hoog)begaafde leerlingen en (hoog)begaafde leerlingen die (dreigen) niet
naar school te gaan.
In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) zijn extra middelen beschikbaar gekomen voor onderwijs aan (hoog)begaafden. Het
huidige beschikbare budget van 14 miljoen wordt verdubbeld naar 28 miljoen euro in
2024. Door het amendement van de leden Paul en Van Meenen21 komt er al eerder meer budget beschikbaar22. Dat betekent dat in 2023 23,5 miljoen euro beschikbaar is.
Aan het einde van deze meerjarige subsidieregeling bekijk ik hoe de beschikbare middelen
onderdeel kunnen worden van de bekostiging. Het doel is om de beschikbare middelen
dan structureel beschikbaar te stellen, zodat de groep (hoog)begaafde leerlingen duurzaam
van passend onderwijs worden voorzien. Om dit te kunnen doen is het belangrijk dat
samenwerkingsverbanden laten zien dat het hoogbegaafdheidsaanbod een structurele plaats
heeft binnen het totale spectrum van aanbod, met aandacht voor het borgen van kennis
en expertise.
Tot slot loopt het traject rondom de aanpak van verzuim inclusief het inzetten van
digitaal afstandsonderwijs, waar ook de groep (hoog)begaafde leerlingen baat bij zou
kunnen hebben. Hierover zullen we uw Kamer in het voorjaar van 2023 nader over informeren.
Kennis beter ontsluiten en delen
Kennis over hoogbegaafdheid is belangrijk en helpt bij het voortijdig signaleren van
de (onderwijs)behoeften van de leerlingen. Wanneer dit vroeg in beeld is, kan hierop
worden ingespeeld door de school en het samenwerkingsverband en kan de leerling een
ononderbroken ontwikkeling meemaken, waardoor in thuiszitten kan worden voorkomen.
Samen met leraren, leraren in opleiding en de lerarenopleidingen ben ik in gesprek
over wat er in de opleiding over hoogbegaafdheid moet komen en wat er aan nascholing
kan worden gedaan. Deze gesprekken gaan over wat de leraar nodig heeft om passend
onderwijs te kunnen bieden en hoogbegaafdheid wordt hierin meegenomen. Dat zal ik
de komende tijd doorzetten.
Ook kan een specialist op het gebied van hoogbegaafdheid («HB-specialist») een essentiële
rol spelen bij het ontsluiten en delen van kennis en expertise over goede voorbeelden.
Daarom ga ik in de eerste helft van 2023 in gesprek met samenwerkingsverbanden over
wat de beste passend manier is om iedere regio de mogelijkheid te geven een HB-specialist
in zetten.
Maatregel 6 en 8 vat ik in een concrete opdracht aan het Kenniscentrum Hoogbegaafdheid
wat ik in 2022 heb opgericht om mee te nemen in haar activiteiten voor het komende
jaar, zodat kennis wordt geborgd, gedeeld en daarmee toegankelijk is voor iedereen.
Zij zullen onder andere kennis over specifieke thema’s vanuit wetenschap, beleid en
praktijk beschikbaar maken en hierbij, waar nodig, samenwerken met andere relevante
partners zoals Steunpunt Passend Onderwijs. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan
onderwerpen als versnellen, verbreden en (vroeg)signaleren, maar ook door het delen
van voorbeelden hoe het aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen ingericht kan worden.
Ook is in het debat passend onderwijs toegezegd om in gesprek te gaan met betrokken
partijen over hoe we de kennis over hoogbegaafdheid bij relevante opleidingen – naast
de lerarenopleidingen – kunnen verankeren. Deze gesprekken lopen, en worden in relatie
met andere lopende ontwikkelingen gevoerd. Hierover zullen we naar verwachting uw
Kamer komend voorjaar informeren.
Flexibilisering
Vanuit het veld is aangegeven dat er behoefte is aan duidelijkheid omtrent wat er
wel en niet mag binnen wet- en regelgeving. Waar mogelijk moet maatwerk toegepast
worden om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van hoogbegaafde leerlingen.
Wat betreft flexibiliteit in examinering zijn er al verschillende mogelijkheden en
deze zal ik zo nodig expliciteren (maatregel 10). Zo kan een leerling eerder examen
doen, examen doen in een vak op een hoger niveau (als dat mogelijk is) en examen doen
in extra vakken. Leerlingen kunnen een klas overslaan maar het is binnen de huidige
regelgeving ook mogelijk om een individueel maatwerktraject te bieden waarbij de totale
onderwijsinhoud in minder jaren wordt geprogrammeerd. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk
om het vwo in vijf jaar af te ronden. Desgewenst kan de tijdswinst die hiermee wordt
behaald ook worden ingevuld door een aanvullend excellentieprogramma aan te bieden.
Ik zal samen bezien of hierover extra communicatie nodig is.
Voor leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte op het gebied van onderwijs
en zorg start per 1 januari 2023 het experiment onderwijszorgarrangementen. Hierbij
wordt het voor de geselecteerde partijen mogelijk om af te wijken op het gebied van
onderwijslocatie, onderwijstijd, onderwijsbekostiging en kerndoelen. Deze wettelijke
afwijkingen worden gevolgd in een impact- en monitoringsonderzoek en de resultaten
daarvan dragen bij aan het wetswijzigingstraject dat hierop zal volgen. Voor onder
andere hoogbegaafde leerlingen met een complexe onderwijs en zorg behoefte kan dit
helpen beter maatwerk te leveren en meer aan te sluiten op hun (onderwijs)behoeftes.
Tot slot
De afgelopen maanden heb ik geconstateerd dat er grote betrokkenheid is bij het thema
hoogbegaafdheid en dat is goed om te merken. Ik ben blij met de opgehaalde visie en
uitgangspunten en ben ervan overtuigd dat dit een basis biedt om de komende jaren
samen op verder te werken. Ook al blijven er dilemma’s en punten waarover niet iedereen
het eens is.
Met bovenstaande maatregelen zet ik mij in om het onderwijs aan (hoog)begaafden te
verbeteren, maar daarbij hebben ook scholen, samenwerkingsverbanden en zorgpartijen
nadrukkelijk een rol. Ik roep hen allen op om samen te blijven werken, ook met het
Kenniscentrum Hoogbegaafdheid en andere partners zoals het Steunpunt Passend Onderwijs.
In de gesprekken die zijn gevoerd is aandacht gevraagd voor de randvoorwaarden om
te komen tot een verbetering van het onderwijs- en ondersteuningsaanbod. In de sessies
heeft het veld zich daarbij uitgelaten over het bieden van meer ontwikkelingsgericht
onderwijs, het aanpakken van het lerarentekort en de ontschotting tussen het onderwijs
en de jeugdhulp, maar ook uitgesproken voor kleinere klassen. In de verbeteraanpak
passend onderwijs en aanpak lerarentekort wordt hier uiteraard zo hard mogelijk aan
gewerkt en over de voortgang wordt u apart geïnformeerd.
Met de uitvoering van dit plan van aanpak heb ik er vertrouwen in dat het aanbod zal
worden verbeterd, bestendigd en wordt uitgebreid waar nodig. Passend bij de ambities
van passend en inclusief onderwijs. Vanuit gemeenschappelijke uitgangspunten en basiswaarden
over het onderwijsaanbod voor (hoog)begaafde leerlingen, kunnen we verder gaan bouwen
om het juiste te doen: een goed passend en dekkend onderwijsaanbod voor alle leerlingen, ook voor (hoog)begaafde
leerlingen.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.