Brief regering : Evaluatie taxiwetgeving en onderzoek taxiongevallen
31 521 Taxibeleid
Nr. 135
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2022
In het Commissiedebat Openbaar Vervoer en Taxi van 14 september jl. heb ik Kamerlid
Van Baarle (DENK) toegezegd uw Kamer schriftelijk te informeren over de evaluatie
van de taxiwet- en regelgeving die ik ga laten uitvoeren1.
Ik ben als Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk voor
de kwaliteit van het taxivervoer in Nederland. Juridisch is dit geregeld in de Wet
Personenvervoer 2000 (Wp2000). Sinds de introductie in 2000 zijn delen van de taxiwetgeving
geëvalueerd, de laatste keer in 20172. Gezien de ontwikkelingen in de markt vind ik het wenselijk om de wetgeving nu integraal
te laten evalueren. Dit om te bepalen of de wetgeving nog doeltreffend is of dat er
wetswijzingen voor te stellen zijn die de kwaliteit van het taxivervoer verhogen.
Het gaat om hoofdstuk 5 van de Wp2000 (artikelen 75 t/m 82c) en lagere wet- en regelgeving.
Een belangrijke ontwikkeling die aanleiding geeft voor de evaluatie is de verschuiving
van de opstap- naar de bestelmarkt: steeds meer reizigers bestellen een taxi in plaats
van er een op straat aan te houden, en een steeds groter deel van de chauffeurs werkt
als zelfstandige op de bestelmarkt. Belangrijke vraag in de evaluatie is of de huidige
wetgeving past bij deze nieuwe situatie. Aandachtspunt daarbij is het onderscheid
in de wet (of het ontbreken daarvan) tussen vervoerders, bestuurders, en bemiddelaars
of platforms. En de vraag of de (vergunnings-)eisen die al dan niet gesteld worden
aan deze groepen voldoet.
Belangrijk onderdeel van de evaluatie is ook hoe de taxiwet- en regelgeving werkt
in de praktijk. Hoe wordt de wet nu toegepast, is de wet goed handhaafbaar, zijn er
ongewenste maatschappelijke neveneffecten en kunnen die beperkt worden met een wijziging
van de wet of zijn daarvoor andere maatregelen nodig?
Onlangs heeft het Gerechtshof Amsterdam bepaald dat Uber nog geen uitvoering hoeft
te geven aan de uitspraak van de rechtbank inzake de naleving van de CAO voor chauffeurs,
hangende het hoger beroep dat Uber daartegen heeft ingesteld3.
Met de Wp2000 stel ik eisen aan vervoerders en aan bestuurders. Uber is in de zin
van de wet geen van beide op dit moment. Aan tussenpersonen of bemiddelaars als Uber
stel ik geen specifieke eisen. De vraag of dit in de toekomst wel zou moeten, is onderdeel
van de evaluatie.
Zoals reeds toegelicht in mijn brief van 21 oktober jl. zal ik parallel aan de evaluatie
laten onderzoeken hoe de financiële situatie van taxichauffeurs zich de afgelopen
tijd heeft ontwikkeld, dit in lijn met de motie van lid Van Baarle (DENK)4. Hiervoor laat ik een actualisatie uitvoeren van het onderzoek dat uw Kamer 2 september
jl. heeft ontvangen5.
Om alle vragen te kunnen beantwoorden, zijn o.a. handhavers, reizigers, taxichauffeurs,
en andere overheidsorganisaties belangrijke gesprekspartners in de evaluatie. De evaluatie
zal uitgevoerd worden door een onafhankelijk onderzoekbureau. De verwachting is dat
de evaluatie in januari van start kan gaan en eind 2023 afgerond zal zijn.
Leden Van Nispen en Alkaya (SP) hebben verzocht om de naleving van belasting- en werkgeversverplichtingen
door Uber mee te nemen in de evaluatie6. Dit wordt op andere manieren geadresseerd door het Kabinet: de Belastingdienst ziet
toe op de naleving van belastingverplichtingen en heeft naar aanleiding van de berichtgeving
over Uber onderzoek gedaan naar de casus. De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
heeft uw Kamer hierover geïnformeerd7.
Over de algemene maatregelen op het gebied van zzp is uw Kamer geïnformeerd door de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid via de hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt8. Daarnaast wordt in Europees verband gewerkt aan de ontwikkeling van het richtlijnvoorstel
verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk9. Over de voortang van de onderhandelingen wordt uw Kamer conform gemaakte afspraken
periodiek geïnformeerd via de geannoteerde agenda van de (informele) Raad Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid.
Kamerlid Van Baarle (DENK) heeft verzocht om, naast de financiële situatie van de
taxibranche, ook de verzekeringsmarkt, de leasemarkt, en duurzaamheidsdoelstellingen
mee te nemen in de evaluatie10. De duurzaamheidsdoelstellingen krijgen plaats binnen het project Zero-Emissie Taxi11.
Voor de wetgeving betreffende het toezicht op verzekeraars is de Minister van Financiën
verantwoordelijk. In een gezamenlijke dialoogsessie met Financiën, Infrastructuur
en Waterstaat, en andere betrokkenen is eerder geconcludeerd dat het terugdringen
van de schadelast in de sector de sleutel is tot het verminderen van verzekeringskosten12
13.
Rijkswaterstaat (RWS) heeft vanuit het programma MONO-zakelijk met o.a. verzekeraars,
gemeenten, en vertegenwoordigers van de taxibranche, de mogelijkheden verkend om de
verkeersveiligheid in de sector te verhogen door het kwantificeren van de schadelast.
Dit zou kunnen bijdragen aan het verminderen van het aantal schadegevallen en daarmee
aan het verlagen van de verzekeringskosten voor taxiondernemers. De analyse die SWOV
heeft uitgevoerd naar ongevallen met betrokkenheid van taxi’s (zie beneden) is hierbij
gebruikt. Maar omdat er geen sprake lijkt van een eenduidig- en specifiek patroon
in de ongevallen is het lastig om hier gerichte maatregelen tegen te nemen, bovenop
de algemeen geldende verkeersveiligheidsregels.
Naast de Ministeries van Financiën, en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn
ook de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (i.v.m. hun betrokkenheid bij het doelgroepenvervoer), en het Ministerie
van Justitie en Veiligheid relevant voor de taxibranche. Ik ben met al deze ministeries
in contact, betrek hen bij de evaluatie en volg de beleidsmatige en juridische ontwikkelingen
die van invloed zijn op de sector.
Onderzoek ongevallen met betrokkenheid van taxi’s
Mijn voorganger heeft de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)
opdracht gegeven onderzoek te doen naar ongevallen waarbij een taxi betrokken is.
Het eerste onderzoek is gericht op de relatie tussen het aantal ernstige slachtoffers
van taxiongevallen en het aantal gereden kilometers («blootstelling»). Dit is een
follow-up van het onderzoek dat in 2019 is aangeboden aan uw Kamer14. Waar in de periode 2001–2018 nog sprake was een stijging van het aantal ongevallen
met betrokkenheid van taxi’s, blijkt uit het bijgevoegde onderzoek dat de eerdere
stijging van het aantal ongevallen niet heeft doorgezet in 2019. Latere jaren zijn
niet meegenomen omdat COVID19 het algemene beeld zou kunnen verstoren.
Het tweede onderzoek dat SWOV heeft uitgevoerd, is mede gedaan in opdracht van de
gemeenten Amsterdam en Utrecht omdat met name in deze steden sprake was van een toename
van het aantal ongevallen met betrokkenheid van taxi’s. SWOV heeft daarom de factoren
die een rol spelen bij taxiongevallen in deze gemeenten onderzocht («gevaarzetting»).
In totaal zijn 127 ernstige ongevallen uit de periode 2017–2019 waarbij een taxi betrokken
was, uitvoerig geanalyseerd.
De resultaten van het onderzoek zijn volgens SWOV lastig te duiden. De vraag of een
taxichauffeur in het geval van een ongeval ook de schuldige is, is geen onderdeel
van het onderzoek. Er is ook geen vergelijking gemaakt tussen de uitkomsten van taxiongevallen
en ongevallen met overig autoverkeer.
De onderzoeksresultaten zijn meegenomen in de eerder genoemde verkenning van RWS naar
het verhogen van de verkeersveiligheid in de sector. Amsterdam en Utrecht nemen de
resultaten mee in de verdere uitwerking van hun lokale verkeersveiligheidsbeleid.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat