Brief regering : Indexatiesystematiek van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)
32 637 Bedrijfslevenbeleid
33 009
Innovatiebeleid
Nr. 526
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2022
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de indexatiesystematiek van de Wet Bevordering
Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Uw Kamer is op 3 november 2022 met de begeleidende
brief bij de 5e nota van wijziging bij het Belastingplan 2023 geïnformeerd dat het WBSO-budget geïndexeerd
gaat worden1. In deze brief licht ik de indexatie verder toe. Ik stuur uw Kamer deze brief mede
namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst. Aan het
slot van deze brief informeer ik uw Kamer tevens over de gevolgen van de indexatiesystematiek
op de budgetproblematiek, zoals geschetst in de Prinsjesdagbrief over de WBSO in 20232.
Indexatie
Door de indexatie wordt ieder jaar het budget van de WBSO verhoogd. Dat is wenselijk,
omdat ook de kosten van speur- en ontwikkelingswerk (S&O) ieder jaar toenemen, door
zowel loon- als prijsstijgingen. Als het budget van de WBSO niet jaarlijks verhoogd
zou worden, is de verwachting dat het budgettekort steeds verder toeneemt. Dat zou
er dan toe leiden dat de WBSO stapsgewijs versoberd zou moeten worden. Het is goed
te beseffen dat de WBSO ook met indexatie een gebudgetteerde regeling blijft (geen
open einde regeling). De budgetsystematiek, zoals met u gedeeld in bijlage 1 van de
memorie van toelichting van het Belastingplan 2012 blijft ongewijzigd bestaan.3 De onder- of overuitputting van het budget uit het voorafgaande jaar (Bt-2) wordt toegevoegd aan of in mindering gebracht op het budget van het volgende jaar
(Bt). Dat de WBSO een gebudgetteerde regeling blijft, betekent dat bij een overschrijding
van het budget als gevolg van een autonome groei van de hoeveelheid S&O die door bedrijven
wordt uitgevoerd (dus niet als gevolg van stijgende lonen en prijzen), deze bestaande
budgetsystematiek onverkort van toepassing zal zijn. Dat betekent dat ook in de toekomst
– nog afgezien van de resterende budgetproblematiek op korte termijn waarbij aan het
slot van deze brief wordt ingegaan – niet kan worden uitgesloten dat er zich budgetoverschrijdingen
voordoen die in toekomstige jaren gecompenseerd moeten worden, in beginsel via versobering
van de WBSO.
De jaarlijkse indexatiesystematiek licht ik hieronder toe. Doel van de systematiek
is om enerzijds aan te sluiten bij de werkelijke loon- en prijsstijgingen van S&O-(loon)kosten
en -uitgaven en anderzijds tot een eenvoudige indexatiesystematiek te komen. Hoe beter
vooraf wordt ingeschat wat de verwachte loon- en prijsstijging zal zijn, hoe dichter
dit in de buurt komt van de werkelijke stijging van de kosten van de WBSO, als gevolg
van loon- en prijsstijgingen. Door te trachten met de indexatie aan te sluiten bij
de werkelijke stijging van de kosten van de WBSO als gevolg van stijgende lonen en
prijzen, worden grote tekorten of overschotten op het jaarlijkse WBSO-budget zoveel
mogelijk vermeden. Voor de formule wordt gebruik gemaakt van indicatoren die jaarlijks
objectief worden vastgesteld.
De formule op basis waarvan in de toekomst het WBSO-budget voor het volgende jaar
zal worden vastgesteld, met in achtneming van de budgetsystematiek, is als volgt:
Bt= Bt-1. (((Lt-2/100). 2/3) + ((CPIt/100). 1/3) +1)
In deze formule staat:
Bt
voor het Basisbudget afgerond in miljoenen euro’s zoals dat op Prinsjesdag aan de
Kamer bekend zal worden gemaakt voor het komende kalenderjaar t;
Bt-1
voor het budget voor het lopende jaar zoals dat bij de voorgaande Prinsjesdag bekend
is gemaakt, met uitzondering van de vermeerdering of vermindering van dat budget in
Bt-1 als gevolg van de budgetsystematiek;
Lt-2 voor het percentage van de Loongroei in het kalenderjaar voorafgaand aan de Prinsjesdag
in het kalenderjaar waarin Bt bekend wordt gemaakt zoals door het CPB voor het voorafgaande kalenderjaar vastgesteld
op basis van de CAO-uurloonontwikkeling voor bedrijven zoals vastgelegd in het Centraal
Economisch Plan van het CPB;
CPIt voor de in het jaar waarin Btwordt vastgesteld door het CPB in het Centraal Economisch Plan geraamde inflatie volgens
de consumentenprijsindex (CPI) met betrekking tot het kalenderjaar waarvoor Bt wordt vastgesteld;
De loonkostencomponent bedraagt circa tweederde van de totale kosten voor speur- en
ontwikkelingswerkzaamheden en telt daarom voor tweederde mee in de indexatieberekening.
De niet-loonkostencomponent (kosten en uitgaven) telt voor eenderde mee.
Achtergrond gekozen systematiek
Uit bovenstaande blijkt dat voor de indexatie onderscheid wordt gemaakt tussen de
loonkostencomponent binnen de WBSO en de niet-loonkosten en uitgaven die voor WBSO
in aanmerking komen. Daarmee wordt enerzijds ingespeeld op stijgende loonkosten en
anderzijds op stijgende prijzen van andere kosten en uitgaven die bedrijven doen ten
behoeve van hun S&O-projecten. De mate waarin die zich ontwikkelen zullen soms sterk
van elkaar verschillen, wat het gebruik van twee verschillende parameters hiervoor
rechtvaardigt.
Voor de loonkostencomponent wordt zoals uit voorstaande blijkt niet de (verwachte)
loonkostenontwikkeling voor het volgende jaar gebruikt (jaar t), maar de loonkostenontwikkeling
uit het jaar voorafgaand waarin het WBSO-budget op basis van deze indexatiesystematiek
wordt berekend (jaar t-2). De reden hiervoor volgt uit de systematiek van de WBSO,
waarbij niet de werkelijke loonkosten die een bedrijf in jaar t maakt in aanmerking
komen voor WBSO, maar het product van het aantal S&O-uren in het jaar t en het S&O-uurloon
in jaar t; dat is het gemiddeld uurloon van de S&O-medewerkers van het betreffende
bedrijf in jaar t-2. Stijgende loonkosten komen daarom pas twee jaar later tot uitdrukking
in hogere kosten van de WBSO zelf. Het ligt daarom voor de hand bij de loonontwikkeling
in het jaar t-2, in plaats van jaar t, aan te sluiten, zodat de WBSO-budgetstijging
als gevolg van indexatie voor het jaar t beter aansluit bij de toename van de loonkostencomponent
binnen de WBSO in jaar t.
Budget 2023
Voor het budget van 2023 wordt vastgehouden aan de tabel zoals is opgenomen in de
beslisnota bij de 5e nota van wijziging bij het Belastingplan 2023 (Bijlage bij Kamerstuk 36 202, nr. 38). Dat betekent dat het budget € 1.383 + € 54 = € 1.437 miljoen zal zijn. Het belastingplan
en de begroting voor 2023 zijn reeds gefinaliseerd. De budgettaire raming van de maatregel
«indexatie WBSO» gemaakt voor de 5e nota van wijziging op het Belastingplan 2023 is daarmee leidend voor vaststelling
van het WBSO budget in 2023. Vanaf het jaar 2024 wordt het budget Bt vastgesteld op basis van de bovenstaande formule met behulp van cijfers uit het Centraal
Economisch Plan van het CPB.
Budgettaire consequenties voor inkomstenkader
De gekozen indexatiesystematiek wijkt op bepaalde punten af van de systematiek die
is gebruikt voor de beslisnota bij de 5e nota van wijziging op het Belastingplan 2023. Hierdoor wijzigt de budgettaire reeks
van de maatregel om het WBSO budget jaarlijks te indexeren. Het verschil tussen deze
reeksen wordt verwerkt in het inkomstenkader bij de Voorjaarsbesluitvorming 2023.
Evaluatie indexatie systematiek
Het is belangrijk om nieuw beleid na enige tijd te evalueren. In 2028 zal de WBSO
over de periode 2023 tot 2027 worden geëvalueerd. In deze evaluatie zal ook onderhavige
indexatiesystematiek worden meegenomen.
Gevolgen indexatie voor budgetproblematiek zoals op Prinsjesdag geschetst
In de brief van 20 september 20224 heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, uw Kamer
medegedeeld wat het WBSO-budget in 2023 is en dat in 2024 een budgettair tekort dreigt.
Als gevolg van de afspraken rond indexatie neemt het budget in 2023 met € 54 miljoen
toe tot € 1.437 miljoen. Met Prinsjesdag 2023 zal ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris,
een brief sturen waarin ik het geïndexeerde budget voor 2024 met u zal delen. Ik verwacht
nu dat er voor 2024, ondanks de indexatie, nog een tekort zal zijn van enkele tientallen
miljoenen euro. Een goede inschatting hiervan kan pas aanstaande zomer worden gemaakt.
Binnen het kabinet zullen afspraken worden gemaakt hoe hiermee zal worden omgegaan.
De standaard is dat dit tekort conform de budgetsystematiek wordt opgelost door versobering
van de WBSO regeling door middel van aanpassing van parameters. Over de uitkomsten
van gemaakte afspraken zal ik uw Kamer op Prinsjesdag 2023 informeren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat