Brief regering : Contouren regeling tijdelijke tegemoetkoming blokaansluitingen
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
36 200
Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 383
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2022
De ongekende prijsstijgingen in de energiemarkt hebben ertoe geleid dat de betaalbaarheid
van energie zwaar onder druk is komen te staan. Het kabinet heeft om deze reden een
prijsplafond ingesteld voor individuele kleinverbruikersaansluitingen voor warmte,
gas en elektriciteit om de prijsstijgingen bij huishoudens te dempen (Kamerstukken
29 023 en 36 200, nr. 354). Het kabinet heeft in eerdere brieven al aangegeven dat het prijsplafond niet alle
huishoudens in Nederland afdoende bereikt. Huishoudens met een blokaansluiting voor
warmte, gas of elektriciteit hebben vaak geen of beperkt voordeel van het prijsplafond.
Het kabinet wil ook deze huishoudens in 2023 een passende tegemoetkoming bieden in
de energiekosten en deelt ook de uitgesproken wens van de Kamer hiertoe (Kamerstuk
36 200, nrs. 119 en 165). De Ministeries van Financiën, Economische Zaken (EZK) en Klimaat en Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, de Belastingdienst en het Kadaster werken in gezamenlijkheid
hard aan het uitwerken van een subsidieregeling en het inrichten van een uitvoeringsproces
en -organisatie. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voert hierbij regie
op de regeling en de Belastingdienst op de uitvoering. Het kabinet streeft ernaar
medio februari de regeling te kunnen publiceren in de Staatscourant.
In deze brief schets ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit
en Belastingdienst, de contouren van deze regeling en het vervolgproces om tot een
nadere uitwerking en uiteindelijke uitvoering van een subsidieregeling te komen. De
geschetste hoofdlijnen zijn nog niet volledig en kunnen op elementen nog veranderen.
Bovendien zal de voorziene uitvoeringsorganisatie nog een uitvoeringtoets moeten doen
als de regeling verder is uitgewerkt. De exacte bedragen die huishoudens gaan ontvangen,
worden nog nader uitgewerkt, maar zullen het gemiddelde voordeel van huishoudens onder
het prijsplafond weerspiegelen. Hoewel er nog een aantal uitzoekpunten zijn, wordt
met deze brief al wel inzicht geboden aan huishoudens, inclusief de bewoners van onzelfstandige
wooneenheden, over het soort tegemoetkoming waar het kabinet aan denkt. Deze tussenstap
biedt ook richting voor uw Kamer en de gelegenheid om op de voorziene contouren te
reageren.
Contouren regeling
Doel en doelgroep regeling
De Regeling tijdelijke tegemoetkoming blokaansluiting zal gericht zijn op het bieden van een tegemoetkoming aan de, naar voorlopige inschatting,
700.000 huishoudens met een blokaansluiting die onvoldoende tot geen voordeel ontvangen
onder het prijsplafond. Het betreft hier huishoudens woonachtig in zowel zelfstandige
als onzelfstandige wooneenheden, waarbij deze laatste groep ook studenten en bewoners
van woonzorginitiatieven omvat.
Er zijn grofweg twee situaties te onderscheiden. Allereerst zijn er blokaansluitingen
waarbij sprake is van een grootverbruiksaansluiting. Deze vallen geheel buiten het
prijsplafond en hebben dus geen voordeel van het plafond. Ten tweede zijn er blokaansluitingen
met een kleinverbruiksaansluiting. Deze vallen wel onder het plafond, maar ervaren
slechts beperkt voordeel tot de vastgestelde volumegrens onder het prijsplafond, terwijl
het gecombineerde gebruik van alle huishoudens achter de blokaansluiting vele malen
hoger is.
De subsidieregeling ziet op een compensatie voor blokaansluitingen op warmte, gas
en elektriciteit. Concreet gaat het hierbij om situaties met:
1. Collectieve externe warmte: de situatie waarin wooneenheden warmte krijgen geleverd
door de verhuurder van de wooneenheid of de vereniging van eigenaren (VVE), waar de
eigenaar van de woning lid van is.1 Het betreft hier warmte die via een centrale aansluiting wordt betrokken van een
(extern) warmtenet en die wordt doorgeleverd door de verhuurder of VVE.
2. Zelf geproduceerde warmte (in de regel uit aardgas): de situatie waarin wooneenheden
warmte krijgen geleverd door de verhuurder van de wooneenheid of de vereniging van
eigenaren (VVE), waar de eigenaar van de woning lid van is.2 Het betreft hier warmte die door, of in opdracht van, de verhuurder of VVE geproduceerd
is in een collectieve eenheid (in de regel met een collectieve gasketel).
3. Elektriciteit: Wooneenheden zonder eigen elektriciteitsaansluiting, die elektriciteit
ontvangen vanuit een collectieve aansluiting waar ook andere verbruikers op zijn aangesloten.
Om interferentie met het prijsplafond te voorkomen, beziet het kabinet hierbij of er een ondergrens moet komen voor het aantal wooneenheden dat is aangesloten via
de blokaansluiting en zo ja, op welke hoogte deze ondergrens gezet moet worden. Aansluitingen met, naar schatting, minder dan
2 tot 3 zelfstandige eenheden of 3 tot 5 onzelfstandige eenheden zullen namelijk naar
verwachting al voldoende steun ondervinden van het prijsplafond, waardoor verdere
ondersteuning via een subsidie in deze gevallen onwenselijk is. Op de mate waarin
en zo ja, de wijze waarop, gemeenschappelijke ruimtes of voorzieningen meegenomen
kunnen worden in de regeling beraadt het kabinet zich nog.
Type regeling
Het kabinet heeft verschillende opties voor de tegemoetkoming aan blokaansluitingen
onderzocht. Zoals ook besproken tijdens het notaoverleg over het prijsplafond van
10 november 2022 (Kamerstuk 36 200, nr. 169) zijn twee opties nadrukkelijk in beeld geweest: het loslaten van de volumegrens
bij het prijsplafond voor blokaansluitingen, waardoor het volledige verbruik van blokaansluitingen
met een kleinverbruikersaansluiting onder de plafondprijs zou vallen, en een subsidieregeling.
Tijdens dit overleg is door het kabinet ook reeds aangegeven dat om zo veel mogelijk
groepen te kunnen bereiken, vanwege de aantallen en de onderlinge diversiteit, er
naar verwachting gewerkt zou moeten worden met een sterk vereenvoudigde tegemoetkomingssystematiek.
Het kabinet heeft gekozen voor een subsidieregeling. Het loslaten van de volumegrens
binnen de plafondregeling levert grote problemen in de uitvoerbaarheid op en energieleveranciers
hebben dan ook aangegeven een dergelijke optie niet te kunnen uitvoeren. De uitvoeringscomplexiteit
is er met name in gelegen dat er onvoldoende zicht is bij energieleveranciers, uitvoeringsinstanties
en het Rijk op blokaansluitingen in Nederland. Deze uitdaging wordt ondervangen door
een subsidieregeling, waarbij partijen met een blokaansluiting zelf een aanvraag kunnen
doen. In het aanvraagproces kan het meesturen van informatie over de locatie en samenstelling
(zelfstandig/onzelfstandig) van de blokaansluiting vereist worden.
Forfaitaire bedragen
De regeling zal werken met forfaitaire bedragen, oftewel vooraf vastgestelde uniforme
bedragen per wooneenheid en energiesoort. Het kabinet streeft ernaar bij het vaststellen
van de forfaitaire bedragen zo veel mogelijk aan te sluiten bij het prijsplafond,
zodat huishoudens met een blokaansluiting een tegemoetkoming ontvangen in lijn met
het gemiddelde voordeel onder het prijsplafond. Elementen die hierbij leidend zijn,
zijn zo veel mogelijk vooraf zekerheid bieden aan huishoudens over de te verwachte
tegemoetkoming en aansluiten bij gemiddeld verbruik om prikkels te behouden tot besparing.
De urgentie van deze regeling en de diversiteit van de doelgroep vragen hierbij op
punten wel om vereenvoudiging van de aannames.
Het kabinet denkt op dit moment aan separate bedragen voor doorlevering van collectieve
warmte, eigen opwek van warmte (waarvoor de aardgasketel als referentie geldt) en
elektriciteit. Het kabinet gaat bij het vaststellen van de bedragen uit van een gemiddeld
energieverbruik en een gemiddelde energieprijs voor externe warmte, gas en/of elektriciteit.
De subsidie per wooneenheid en per energiesoort zal vastgesteld worden op basis van
de formule:
• Subsidie = gemiddeld energieverbruik x (gemiddelde energieprijs – relevante plafondprijs3)
De in deze formule te hanteren volumes en prijzen worden momenteel nader uitgewerkt.
Gemiddeld energieverbruik
Het kabinet is voornemens om voor het gemiddelde energieverbruik per energievorm (warmte,
gas en elektriciteit) in ieder geval onderscheid te maken tussen zelfstandige en onzelfstandige
eenheden, zoals studenten- en woonzorgeenheden. Het verbruik van één kamer, de meest
voorkomende vorm van onzelfstandige eenheden, zal immers gemiddeld lager liggen dan
het verbruik van een gehele woning of appartement. Deze veronderstelling wordt ondersteund
door data die zijn aangedragen door stakeholders.
Daarnaast is het kabinet voornemens om net als bij het prijsplafond rekening te houden
met energiebesparing bij het vaststellen van de verbruikersvolumes. De Regeling tijdelijke tegemoetkoming blokaansluiting zal aansluiten bij de verwachte besparing van 10% op het gemiddelde historische verbruik
die ook aangenomen is bij het prijsplafond.
Voor zelfstandige wooneenheden heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
op verzoek van het Ministerie van EZK een analyse gedaan naar het gemiddelde klimaatgecorrigeerde
verbruik van woningen met blokverwarming.4 Het CBS heeft deze analyse gedaan op basis van 390.000 wooneenheden op blokverwarming.
Deze gegevens zijn niet terug te vinden in Statline van het CBS, maar komen op een
hoger gemiddeld verbruik uit dan de via Statline te vinden gegevens over energieverbruik
in appartementen. De reden hierachter is dat blokverwarming in de regel voorkomt bij
gemiddeld oudere panden (t.o.v. de gemiddelde leeftijd van het bestand appartementen).
Voor onzelfstandige eenheden zijn data aangeleverd door Kences, het Kenniscentrum
voor Studentenhuisvesting. Deze data worden nader getoetst bij overige stakeholders
in onder meer de zorgsector. Uitgaande van bovengenoemde energiebesparing komt het
gemiddelde energieverbruik per categorie op basis van de genoemde data uit op onderstaande
volumes. Het kabinet gaat voorlopig uit van onderstaande volumes en zal de definitieve
volumes vaststellen in de regeling.
Zelfstandige wooneenheid
Onzelfstandige wooneenheid
Warmtelevering voor blokverwarming
27,8 GJ
11,6 GJ
Gas voor blokverwarming
909 m3
381 m3
Blokelektriciteit
1917 kWh
806 kWh
Gemiddelde energieprijs
Op de gemiddelde prijs voor een eenheid warmte, gas en elektriciteit oriënteert het
kabinet zich nog. Het vaststellen van een redelijke gemiddelde energieprijs wordt
gecompliceerd door de grote spreiding in contractprijzen voor huishoudens. De meest
voor de hand liggende optie is aansluiten bij het gewogen gemiddelde van de energiecontractprijzen
die de energieleveranciers zullen rapporteren aan de Rijksdienst voor Ondernemende
Nederland (RVO) in het kader van het prijsplafond. Op deze wijze wordt aangesloten
bij de gemiddelde contractprijzen in de markt. Deze gegevens kunnen echter niet zonder
meer gebruikt worden en RVO moet toestemming hebben deze gegevens ook te delen ten
behoeve van de regeling tijdelijke tegemoetkoming blokaansluitingen. Het kabinet bestudeert of een dergelijke juridische grondslag kan worden gecreëerd.
Differentiatie
Bij het vaststellen van energieverbruik en -prijzen zal er niet worden gekeken naar
het feitelijke energieverbruik en de feitelijke energieprijs die een huishouden betaalt.
Er zal voor alle zes categorieën één uniform forfaitair bedrag gelden en er zal geen
sprake zijn van nacalculaties op basis van feitelijk verbruik of feitelijke energieprijs
aan het einde van het jaar. Het kabinet heeft deze optie wel nadrukkelijk gewogen,
omdat met nacalculaties de kans op over- en ondercompensatie – een kenmerk van forfaitaire
bedragen op basis van gemiddelden – verkleind wordt. Hoewel het kabinet zich bewust
is van de relatief grote spreiding in daadwerkelijk geconsumeerde volumes en daadwerkelijk
betaalde energieprijzen, kiest het kabinet toch voor een systeem van forfaitaire bedragen.
Op deze manier beoogt het systeem de administratieve last bij aanvragers en uitvoerder
te beperken.
Het kabinet streeft ernaar de forfaitaire bedragen zo vast te stellen dat deze aansluiten
bij het gemiddelde niveau van compensatie onder het prijsplafond, maar eveneens als
onder het prijsplafond de prikkel tot besparing behouden blijft. Om rekening te houden
met eventuele grote ontwikkelingen in de energieprijzen in 2023, in Nederland is het
kabinet voornemens de betaling van de subsidie in twee keer te doen. Het subsidiebedrag
dat ziet op de eerste helft van 2023 wordt berekend op basis van de actuele energieprijzen
begin 2023. Het subsidiebedrag dat ziet op de tweede helft van 2023 wordt berekend
op basis van de energieprijzen op dat moment. Beide bedragen worden apart vastgesteld.
Om de uitvoeringslast en de last voor de aanvragers zo minimaal mogelijk te houden,
hoeft er maar een keer een subsidieaanvraag gedaan te worden.
In het kader van de doelmatigheid van de regeling, neemt het kabinet ook de volgende
elementen mee in de uitwerking van de regeling:
• Het kabinet streeft ernaar, zoals boven genoemd, om per energievorm een apart bedrag
te hanteren voor zelfstandige en onzelfstandige wooneenheden.
• Het kabinet onderzoekt of aanvragers met een vast contract onder het prijsniveau van
het prijsplafond uitgesloten kunnen worden van deze regeling. Individuele aansluitingen
met een dergelijk contract profiteren immers ook niet van het prijsplafond, en ook
bij de collectieve variant is er geen nadeel dat compensatie noodzakelijk maakt.
• Het kabinet onderzoekt, zoals boven genoemd, of en hoe een ondergrens voor het aantal
eenheden per blokaansluiting zou kunnen werken.
• Het kabinet overweegt een n-1 regel te hanteren, waarbij het totale subsidiebedrag
per blokaansluiting berekend wordt op basis van het aantal eenheden achter de aansluiting
minus één. Op deze wijze wordt gecompenseerd voor het reeds ontvangen voordeel onder
het prijsplafond.
Tegemoetkoming november en december 2022
Een belangrijke vraag die ook door uw Kamer gesteld is, is hoe omgegaan zal worden
met de twee maal € 190 die huishoudens met een individuele kleinverbruikselektriciteitsaansluiting
hebben ontvangen in november en december 2022. Vooropgesteld: een groot deel van de
huishoudens met een blokaansluiting heeft deze tegemoetkoming wel ontvangen. Concreet
zijn er drie situaties:
• Huishoudens met blokverwarming en een individuele elektriciteitsaansluiting hebben
dit bedrag al wel individueel gekregen;
• Huishoudens achter een kleinverbruikersaansluiting voor blokelektriciteit hebben dit
bedrag als collectief éénmalig ontvangen. Hiermee is de tegemoetkoming verwaterd voor
deze groep;
• Huishoudens achter een grootverbruikersaansluiting voor blokelektriciteit hebben dit
bedrag nog niet gehad.
Met het oog op de twee laatstgenoemde groepen streeft het kabinet ernaar om een aanvullend
forfaitair bedrag voor zelfstandige wooneenheden met blokelektriciteit vast te stellen
op € 380 om de gemiste tegemoetkoming in november en december te compenseren. Ook
voor onzelfstandige eenheden met blokelektriciteit zal het kabinet een forfaitair
bedrag vaststellen ter compensatie van de gemiste tegemoetkoming in november en december.
Het kabinet overweegt deze tegemoetkoming wel te herijken voor het significant lagere
energieverbruik van onzelfstandige eenheden – een exact bedrag volgt in de regeling.
Het kabinet beziet bij de uitwerking van dit aanvullende forfaitaire bedrag in het
kader van rechtsgelijkheid, redelijkheid en doelmatigheid in hoeverre het wenselijk
en mogelijk is rekening te houden met vaste contracten met een prijsniveau onder het
niveau van het prijsplafond, de bovengenoemde ondergrenzen en de n-1 optie.
Aanvraagprocedure
Na publicatie en openstelling van de regeling kunnen aanvragen ingediend worden. Onder
regie van de Belastingdienst wordt hiervoor momenteel een aanvraagproces ontworpen.
Vanwege de uitvoeringslast bij de Belastingdienst en om snelle uitvoering mogelijk
te maken, is het indienen van een aanvraag door individuele bewoners achter een blokaansluiting
niet mogelijk en niet wenselijk. Om een effectieve en snelle uitvoering van deze regeling
mogelijk te maken, dienen aanvragen ingediend te worden door de partijen die verantwoordelijk
zijn voor de doorlevering van warmte, de levering van de in een collectieve eenheid
(meestal gasketel) geproduceerde warmte of de doorlevering van elektriciteit en daarvoor
de kosten in rekening brengen bij de bewoners. Er wordt nog gewerkt aan de precieze
afbakening en definitie van deze groep om ervoor te zorgen dat die representatief
is voor degenen die verantwoordelijk zullen zijn voor het indienen van een aanvraag.
Relevante factoren die hiervoor worden onderzocht zijn welke partijen houder zijn
van het energiecontract voor de blokaansluiting, wie verantwoordelijk is voor de doorlevering,
wie kosten in rekening brengt bij bewoners en wie een contractuele relatie met bewoners
heeft met betrekking tot energie.
Met de afbakening wordt beoogd dat in elk geval woningbouwcorporaties, verenigingen
van eigenaren, de verhuurders van het betreffende pand of woonzorgaanbieders mogelijke
subsidieaanvragers zijn. Deze partijen zijn in de regel professioneel geëquipeerd
om een aanvraag in te dienen en worden ook actief betrokken via hun brancheverenigingen
bij de uitwerking van de regeling, zodat deze aansluit bij hun informatievoorziening
en mogelijkheden. Aansluitend dragen deze partijen in de regel ook verantwoordelijkheid
voor de reguliere verrekening van de energiekosten aan de huishoudens in het betreffende
pand en hebben daarmee ook een direct belang bij het aanvragen van de subsidie om
zo betalingsachterstanden te voorkomen. Met de desbetreffende brancheverenigingen
worden ook afspraken gemaakt over actieve informatievoorziening aan de huishoudens
achter de blokaansluiting, zodat zij goed geïnformeerd zijn over de inhoud en effecten
van deze tegemoetkoming.
Uitbetaalprocedure
Na toetsing en goedkeuring van de aanvraag zal het eerste deel van de subsidie worden
overgeboekt naar de aanvrager. Als de aanvraag wordt goedgekeurd, krijgt de aanvrager
de subsidie met als doel deze te verrekenen met de energiekosten die de aanvrager
in rekening brengt bij de bewoners achter de blokaansluiting. Deze eis zal in de regeling
worden opgenomen. Waarborgen op naleving worden zo veel als mogelijk in het aanvraagproces
opgenomen door het toepassen van controles en verificatie. Ook wordt er bijvoorbeeld
bij grotere instanties als woningbouwcorporaties gedacht aan borging via de accountantsverklaring
aan het einde van het jaar.
Ook beziet het kabinet of hierbij een noodzaak is om in de regeling nadere regels
te stellen aan de periodiciteit van deze doorbetaling en de wijze waarop de door de
aanvrager ontvangen tegemoetkoming wordt verdeeld over de bewoners achter de aansluiting.
Daarnaast kijkt het kabinet nog naar hoe omgegaan moet worden met mutaties in bijvoorbeeld
het bewonersbestand en de eigenaar van het pand.
Vervolgproces
Het kabinet gaat in volle vaart verder met de uitwerking van de subsidieregeling en
de wijze van uitvoering. Het kabinet streeft ernaar de regeling medio februari te
kunnen publiceren. Deze verwachting is gebaseerd op ons huidige inzicht in wat er
nodig is en mogelijk lijkt. Uiteraard kunnen zich nieuwe onvoorziene problemen voordien
die deze plannen onder druk zetten. De subsidieregeling valt onder de begroting van
EZK en budgettair lopen de uitgaven van deze regeling mee in de reservering voor het
prijsplafond.
Om maximaal te versnellen, wordt aan de regeling en de opzet van de uitvoering zo
veel als mogelijk parallel gewerkt. Ook wordt de uitvoeringstoets vanuit de Belastingdienst
en andere betrokken uitvoerders zo snel mogelijk opgestart. Hiermee beoog ik de uitvoering
zo spoedig mogelijk na vaststelling van de regeling te kunnen starten en doe daarbij
een uiterste inspanning voor een korte invoeringstermijn. Ik verwacht uw Kamer begin
2023 hier nader over te kunnen informeren. Het kabinet is doordrongen van het belang
van deze regeling en zet alles op alles om ook de huishoudens achter een blokaansluiting
zo snel als verantwoord mogelijk is van een passende tegemoetkoming te voorzien.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.