Brief regering : Reactie op verzoek van het lid Maatoug, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden op 6 december 2022, over het bericht dat ouders toch niet in 2023 gecompenseerd gaan worden voor de stijgende prijzen in de kinderopvang
31 322 Kinderopvang
31 066
Belastingdienst
Nr. 470
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2022
Dat sommige ouders volgend jaar aanzienlijk meer gaan betalen voor kinderopvang dan
dit jaar heb ik via verschillende kanalen vernomen. Het verschilt per kinderopvangorganisatie
hoe zij omgaan met hun uurtarieven, maar ook de kinderopvang heeft te maken met kostenstijgingen
als gevolg van de gestegen inflatie en druk op de lonen in verband met de arbeidsmarkttekorten.
Zoals ik in eerdere brieven en in gesprek met uw Kamer heb gedeeld, zie en snap ik
de zorgen over de betaalbaarheid en toegankelijkheid van kinderopvang. Als ouders
substantieel meer moeten betalen voor de opvang, kan ik mij goed voorstellen dat zij
hier wakker van liggen. Ook ik wil dat de kinderopvang toegankelijk blijft, zodat
ouders werk en de zorg voor hun kinderen kunnen combineren. Zeker nu in veel sectoren
personeelstekorten zijn. De kinderopvangsector is een marktsector met een grote publieke
component. Ik wil een goed beeld krijgen van de daadwerkelijke tariefstijgingen en
ik wil goed begrijpen waar zij hun tariefstijgingen op baseren. Ik ben hierover in
gesprek met de kinderopvangsector en zal hierbij ook de onderzoeken naar winsten in
de sector betrekken.
Tijdens de Regeling van werkzaamheden van 6 december jl. (Handelingen II 2022/23,
nr. 31) heeft het lid Van der Lee (GroenLinks), namens het lid Maatoug (GroenLinks), mij
gevraagd een brief te sturen voor het debat over de Najaarsnota naar aanleiding van
het bericht «Overheid onderschat prijsstijging kinderopvang, toch geen extra toeslag».
Met deze brief ga ik in op dit informatieverzoek.
De maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag worden elk jaar geïndexeerd op basis
van een gewogen gemiddelde van de ontwikkeling van de loonvoet van bedrijven (aandeel
80%) en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (aandeel 20%). Dat gebeurt conform
geldende regelgeving op basis van de ramingen van het CPB.
De in oktober gepubliceerde indexering van de maximum uurprijzen voor 2023 (5,58%)
is gebaseerd op (1) een correctie van de indexering in 2022 (2,14%) doordat de verwachte
loon- en prijsontwikkeling voor dit jaar bij het Centraal Economisch Plan (CEP) naar
boven is bijgesteld, en (2) de verwachte loon- en prijsontwikkeling voor 2023, op
basis van het CEP (3,44%) dat 9 maart is gepubliceerd. In afwijking hiervan wordt
de maximum uurprijs in de gastouderopvang in 2023 geïndexeerd met 3,22% (€ 0,15 minder
geïndexeerd, als dekkingsmaatregel voor de intensivering in handhaving en toezicht
gastouderopvang). De financiële effecten van de reguliere indexatie in 2023 bedragen
circa € 225 miljoen.
In het Besluit kinderopvangtoeslag voor 2023 is geïndexeerd voor de verwachte loon-
en prijsontwikkeling in 2022 en 2023. Na het verschijnen van het CEP is met name de
verwachte inflatie over 2022 opwaarts bijgesteld. Dit is conform de reguliere systematiek
niet meegenomen in de bijstelling van de maximum uurprijs. Voor zover dit ziet op
2023, zal daar in het Besluit kinderopvangtoeslag voor 2024 voor gecorrigeerd worden.
Conform de reguliere systematiek geldt dit niet voor de hogere inflatie in 2022.
Zoals ik tijdens de begrotingsbehandeling heb aangegeven, is in het kabinet afgesproken
om te verkennen of een extra prijscompensatie over 2022 in de maximum uurprijzen 2023
voor de kinderopvang nodig en wenselijk is. De uitkomst van deze verkenning is dat
de uitzonderlijke en onvoorziene hogere inflatie in 2022 voor het kabinet reden is
om voor 2023 af te wijken van de reguliere systematiek en de maximum uurprijs extra
te verhogen, om ouders tegemoet te komen voor de hogere inflatie over 2022. Deze uitkomst
sluit aan op de oplossing die voor semi-collectieve sectoren in de najaarsnota is
aangekondigd. De maximum uurprijzen voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang
zullen in totaal geïndexeerd worden met 6,54% (deze worden € 9,06 en € 7,79) en de
maximum uurprijs voor de gastouderopvang met 4,29% (wordt € 6,80). Deze extra prijsbijstelling
van 0,94% is gebaseerd op de verwachtingen uit de meest recente MEV. De precieze kosten
zijn nader doorgerekend en bedragen structureel naar inschatting € 57 miljoen (bovenop
de eerder genoemde circa € 225 miljoen voor de reguliere indexatie). Voor deze extra
prijscompensatie wordt het uitgavenplafond gecorrigeerd, net als bij reguliere aanpassingen
van de prijsontwikkeling.
Reden om, in deze uitzonderlijke situatie, nu reeds deze aanpassing van de maximum
uurprijzen aan te kondigen en niet het voorjaar af te wachten, in lijn met verzoeken
van uw Kamer, is dat ouders snel weten waar ze aan toe zijn en ook snel kan worden
begonnen met nadere uitwerking en implementatie. In het komende voorjaar zal op basis
van het CEP nogmaals worden bezien of de inflatie over 2022 ten opzichte van de MEV
is bijgesteld. Een eventuele bijstelling ten opzichte van de MEV zal dan meegenomen
worden in de indexatie van de maximum uurprijzen in 2024.
De kinderopvangtoeslag kent net als de andere toeslagen een jaarrecht. Dit betekent
dat de grondslagen zoals de inkomensgrenzen en de maximum uurprijs voor heel het toeslagjaar
hetzelfde moeten zijn. Het is daarom alleen mogelijk om de maximum uurprijzen middels
het Besluit kinderopvangtoeslag voor een lopend toeslagjaar te wijzigen als aan deze
wijziging terugwerkende kracht tot 1 januari wordt verleend. Daarvoor is nodig dat
die wijziging begunstigend is. De in deze brief aangekondigde extra verhoging van
de maximum uurprijzen voor 2023 is begunstigend, dus de maximum uurprijzen kunnen
in 2023 nog worden aangepast met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023. Verhoging
van de maximum uurprijs gedurende 2023 betekent dat de burger bij de eerstvolgende
voorschotbetaling op het moment dat de maximum uurprijzen gewijzigd zijn, een nabetaling
krijgt over de voorschotten die in 2023 voor de verhoging reeds zijn uitgekeerd, waardoor
eenmalig het voorschot hoger ligt dan in de maanden erna. Samen met de dienst Toeslagen
verken ik op welke termijn het mogelijk is om deze wijziging voor 2023, met terugwerkende
kracht, door te voeren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid