Brief regering : Provinciaal startpakket fysieke leefomgeving
34 682 Nationale Omgevingsvisie
Nr. 107
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2022
Inhoud
Met deze brief informeer ik u over het versturen van het provinciaal startpakket aan
de provincies. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet naar nieuw ruimtelijk beleid.
De provincies, waterschappen en gemeenten gaan daar nu mee aan de slag.
Aanleiding
Nederland staat voor grote en urgente opgaven die strijden om de beperkte ruimte in
ons land: de invloed van klimaatverandering, de transitie van de landbouw en versterking
van onze natuur, de draagkracht van ons water- en bodemsysteem, de energietransitie
en de forse woningbouwopgave. De aanpak van al deze opgaven heeft verstrekkende gevolgen
voor de manier waarop we onze ruimte ordenen, gebruiken en beheren. Daarbij is aandacht
voor ruimtelijke kwaliteit en voor draagvlak cruciaal. Hiervoor is de inzet van alle
overheden nodig, evenals van maatschappelijke organisaties en marktpartijen.
Een succesvolle aanpak vraagt om tempo in de keuzes die gemaakt moeten worden, maar
ook om rentmeesterschap. We mogen problemen niet doorschuiven naar toekomstige generaties.
Het uiteindelijke resultaat is een Nederland dat toekomstbestendig is, maar ook een
Nederland waarmee mensen zich kunnen identificeren en waar mensen zich thuis voelen.
Een mooi Nederland.
Vandaag is het provinciaal startpakket toegestuurd aan de provincies. Met deze brief
informeer ik uw Kamer hierover. Dat doe ik mede namens de Ministers van of voor Economische
Zaken en Klimaat (EZK), Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV), Klimaat en Energie (KenE), Natuur en Stikstof (NenS) en de Staatssecretarissen
van IenW, Defensie (DEF), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS). Dit is een belangrijke stap in de ambitie van het kabinet
om de regie op de ruimte in Nederland te versterken. In de Ruimtelijke Ordeningsbrief1 van 17 mei 2022 heb ik aangegeven hoe ik richting wil geven aan de vele en omvangrijke
opgaven in het fysieke domein. We nemen de ruimtelijke regie omdat er op nationaal
niveau keuzes moeten worden gemaakt. Alleen zo kunnen de doelen en opgaven uit de
nationale programma’s daadwerkelijk worden behaald. In het programma NOVEX2 heb ik beschreven hoe ik stap voor stap invulling wil geven aan die regierol.
Ruimtelijke opgaven in samenhang gebracht
In het provinciaal startpakket zijn de grote nationale ruimtelijke opgaven uit de
verschillende nationale programma’s samengebracht die in de Ruimtelijke Ordeningsbrief
zijn benoemd3. Vorige week heeft uw Kamer brieven ontvangen over het Nationaal Programma Landelijk
Gebied4 en het programma Water en Bodem Sturend5. Met het toesturen van dit pakket begint de ruimtelijke vertaling van de nationale
opgaven. Die vloeien voort uit de nationale programma’s binnen het fysieke domein
en een intensieve samenwerking tussen het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.
De opgaven zijn gebundeld in de drie perspectieven die ook het uitgangspunt vormden
van de Ruimtelijke Ordeningsbrief: 1) perspectief voor landbouw en natuur, 2) ordenende
netwerken voor energie en (circulaire) economie en 3) leefbare steden en regio’s.
Water en bodem vormen een sturend element in alle drie de perspectieven.
Door de opgaven in samenhang te beschrijven wordt duidelijk waar kansen en knelpunten
zich voordoen en waar mogelijkheden liggen voor het combineren van functies.
Binnen het perspectief landbouw en natuur ligt er een kans om de verschillende overgangsgebieden
en bufferzones, die vanuit natuurherstel en het water- en bodemsysteem nodig zijn,
te combineren. De gebiedskennis van de provincies is voor het benutten van zulke kansen
essentieel. Op andere plekken zullen we juist moeten kiezen.
In het perspectief van de netwerken voor energie en economie wordt duidelijk dat voor
nieuwe ontwikkelingen van woningbouw of -verduurzaming ook energie-infrastructuur
nodig is. Provincies wordt gevraagd om in het ontwikkelperspectief nu al rekening
te houden met de energie-infrastructuur die daarvoor nodig is.
Bij het perspectief leefbare steden en regio’s is er voor de periode na 2030 een visie
nodig op de verdere verstedelijking van ons land. Daarbij willen we uitgaan van de
bestaande kracht van de grote steden en de economische potentie van de verschillende
stedelijke regio’s beter benutten. Zo kunnen we inspelen op demografische en economische
ontwikkelingen en de onderscheidende kwaliteit van zowel steden als landschappen versterken.
Het startpakket en samenwerking medeoverheden
Met het startpakket markeren we een nieuwe manier van werken in de ruimtelijke ordening.
Daarbij zetten we met de andere overheden gezamenlijk stappen richting de ruimtelijke
vertaling en samenhang van de verschillende nationale opgaven.
In het startpakket zijn niet alle doelen uit de nationale programma’s al concreet
ruimtelijk vertaald. Aan veel opgaven kunnen concrete doelen worden gekoppeld. Hier
kunnen op korte termijn structurerende keuzes worden gemaakt. Er zijn ook opgaven
waar nu nog geen concrete doelen aan te koppelen zijn, maar wel richtinggevende uitspraken
die regionaal kunnen worden uitgewerkt. In het startpakket benoemen we ook opgaven
met een hoge mate van onzekerheid voor de lange termijn, en de manier waarop die invloed
hebben op keuzes die we nu moeten maken. Naast de opgaven beschrijven we de grootste
kansen en knelpunten binnen en tussen deze opgaven. Uiteraard verschillen deze per
provincie.
Duidelijk is dat provincies, gemeenten, waterschappen en Rijk intensief zullen moeten
samenwerken om tot een goede ruimtelijke vertaling te komen van de nationale opgaven.
Dit doen we in een aantal stappen. Daarbij mondt elke stap uit in een ijkmoment. Per
stap wordt de uitwerking concreter.
Het Rijk ondersteunt de uitwerking met ruimtelijke data, kaartmateriaal en de inzet
van ontwerpteams. Daarmee geef ik een eerste concrete invulling aan de in de RO-brief
aangekondigde versterking van de gemeenschappelijke informatiepositie in het ruimtelijk
domein.
Ruimtelijk voorstel en ruimtelijk arrangement
Het provinciaal startpakket resulteert in een concreet integraal ruimtelijk voorstel
van de provincies. Daarin wordt inzichtelijk gemaakt wat ruimtelijk mogelijk en realiseerbaar
is. Dit op basis van de nationale opgaven, in combinatie met decentrale opgaven. Het
vormt daarmee het antwoord op de opgaven die zijn beschreven in dit startpakket. Het
integraal ruimtelijk voorstel is de opmaat naar het ruimtelijk arrangement. In ieder
geval maken kaartbeelden met een weergave van het ruimtelijk voorstel er onderdeel
van uit.
In het ruimtelijk arrangement leggen Rijk en provincie wederkerige, bestuurlijke afspraken
vast die nodig zijn voor het ruimtelijk inpassen en uitvoeren van de nationale opgaven.
Het ruimtelijk arrangement bevat ook een of meer kaartbeelden waarin in ieder geval
de afgesproken ruimtelijke inpassing van de nationale opgaven wordt weergegeven. Ik
zal uw Kamer over zowel de integrale ruimtelijke voorstellen van de provincies, als
de afgesloten arrangementen schriftelijk informeren.
Naar een nieuwe ruimtelijke nota voor Nederland
Tegelijkertijd werk ik aan een nieuwe ruimtelijke nota voor Nederland. Dit kan gezien
worden als een nieuwe aangescherpte Nationale Omgevingsvisie. De bestuurlijk afspraken
uit het ruimtelijk arrangement werken door in die aangescherpte Nationale Omgevingsvisie;
in (ruimtelijke) wet- en regelgeving; én in aanpassing van het instrumentarium bij
provincies en gemeenten: onder andere de Provinciale- en Gemeentelijke Omgevingsvisies.
De provinciale ruimtelijke voorstellen en arrangementen zijn hiervoor belangrijke
bouwstenen. De nieuwe ruimtelijke nota voor Nederland krijgt daarmee een veel stevigere
en uitvoeringsgerichtere status.
Tot slot
Met het verzenden van het startpakket aan de provincies schiet het programma NOVEX
uit de startblokken. Daarmee versterkt het kabinet de regie binnen de ruimtelijke
ordening met het besef dat provincies, gemeenten en waterschappen cruciaal zijn bij
het ruimtelijk vertalen en invoeren van de nationale programma’s.
Het markeert daarom ook het begin van een intensieve coproductie tussen Rijk, provincies,
gemeenten, waterschappen en de samenleving. Een coproductie waarin ieder vanuit zijn
eigen rol en verantwoordelijkheid bijdraagt aan de grote verbouwing waar Nederland
voor staat. Niet alles zal direct zijn op te lossen.
De komende maanden zal steeds duidelijker worden waar de grote keuzes liggen. Die
keuzes zullen we moeten maken. Als medeoverheden met elkaar en op nationaal niveau.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening