Brief regering : Kabinetsappreciatie TNO-onderzoek 'Burgers over klimaatbeleid: een onderzoek naar zorgen en oplossingen'
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1145
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2022
Klimaatverandering is een van de belangrijkste uitdagingen van onze generatie. Het
kabinet heeft daarom in het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) hogere doelen gesteld om klimaatverandering af te remmen. Om deze doelen te halen
worden maatregelen genomen waar iedereen iets van merkt of ziet. Denk bijvoorbeeld
aan het installeren van warmtepompen in woningen of het plaatsen van windmolens in
de omgeving. Daarom is het belangrijk om te begrijpen hoe inwoners van Nederland tegen
klimaatverandering aankijken, en wat zij vinden van de benodigde maatregelen. Ik heb
daarom aan onderzoeksbureau TNO gevraagd onderzoek te doen naar de zorgen en aandachtspunten
die Nederlanders hebben bij het klimaatbeleid. Op 6 december 2022 is het rapport «Burgers
over klimaatbeleid: een onderzoek naar zorgen en oplossingen» gepubliceerd.
Het kabinet begrijpt de conclusies uit het TNO-rapport en de zorgen die leven onder
de Nederlandse bevolking. Het kabinet voelt de noodzaak om deze zorgen zoveel mogelijk
weg te nemen. Tegelijkertijd kan het kabinet niet aan alle individuele zorgen en behoeften
iets doen. De resultaten van het onderzoek laten voor mij zien waar extra aandacht
voor moet zijn in het klimaatbeleid.
Het kabinet vindt het belangrijk dat wat inwoners vinden wordt meegenomen in politieke
besluitvorming. De uitkomsten van het onderzoek zullen daarom een plek krijgen bij
de uitwerking van aanvullend klimaatbeleid. Het kabinet werkt aan een visie op de
betrokkenheid van inwoners bij de klimaat- en energietransitie. Hierin wordt gekeken
hoe inwoners beter betrokken kunnen worden bij besluitvorming over klimaat- en energiebeleid.
Een mogelijk onderdeel van die visie zijn burgerfora. Momenteel verkent het kabinet
de mogelijkheid van een nationaal burgerforum over het klimaatbeleid samen met de
Tweede Kamer. Dat is eerder ook aangekondigd in het beleidsprogramma Klimaat en Energie
(Kamerstuk 32 813, nr. 1049). De uitkomsten van het TNO-onderzoek worden bij de uitwerking van deze twee trajecten
betrokken. Tot slot wil het kabinet in 2023 een nieuwe brede publiekscampagne starten
over klimaat. Waarom is klimaatbeleid nodig en hoe gaan we de invloed daarvan merken
in ons dagelijks leven?
Hieronder ga ik in op de uitkomsten van het TNO-onderzoek en licht ik toe wat het
kabinet doet om zorgen en aandachtspunten te adresseren. Ik zal beginnen met een reactie
op de algemene resultaten van het rapport, en daarna ingaan op de belangrijkste bevindingen
over specifieke maatregelen. Onderaan kunt u een samenvatting vinden van de belangrijkste
resultaten van het rapport.
Algemene bevindingen en reactie van het kabinet
Uit het TNO-onderzoek blijkt duidelijk dat een meerderheid van de Nederlanders zich
zorgen maakt over klimaatverandering. Ook zijn inwoners bezorgd dat het kabinet nu
onvoldoende doet om de klimaatdoelen te halen. Steeds meer mensen realiseren zich
dat klimaatverandering een grote impact gaat hebben op hun omgeving. Ik ga regelmatig
met bijvoorbeeld jongeren in gesprek. Daarbij zie ik dat veel jongeren bezig zijn
met deze thematiek. Soms is dat een wenkend perspectief, maar ook spreek ik jongeren
die stress ervaren door alles wat met klimaatverandering te maken heeft. Ook daarom
is het belangrijk dat we als kabinet actie ondernemen. Het doel van het kabinet is
om de uitstoot van broeikasgassen met 55% tot 60% terug te dringen in 2030. Hiermee
levert Nederland een bijdrage aan het internationaal afgesproken doel om de opwarming
van de aarde te beperken tot 2 graden en te streven naar 1,5 graad. Elk jaar wordt
in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) door het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) gekeken naar de broeikasgasuitstoot van Nederland. Hierbij wordt onderzocht
wat de verwachte reductie van broeikasgasuitstoot is op basis van bestaand of toekomstig
beleid. De Klimaat- en Energieverkenning laat dus zien of het kabinet voldoende doet
om de doelen te halen. Uit de meest recente KEV blijkt dat het kabinet nog niet op
koers ligt om de doelen voor 2030 te halen. Daarom wil het kabinet de uitvoering van
de klimaattransitie versnellen en worden aanvullende maatregelen uitgewerkt (Kamerstuk
32 813, nrs. 1049 en 1091).
Uit het onderzoek van TNO blijkt verder dat inwoners van Nederland beperkt vertrouwen
hebben in de overheid. Dit signaal is niet nieuw en verschillende recente rapporten
wijzen al op relatief laag vertrouwen in de overheid.1 Dat is reden tot zorg. Mensen moeten zich beschermd en gezien voelen door de overheid
en de politiek, anders neemt steun voor onze democratie af. De overheid is er voor
iedereen. Om het vertrouwen terug te krijgen, moet en wil de overheid betrouwbaar,
dienstbaar en rechtvaardig zijn, zoals ook aangekondigd in de kabinetsreactie op het
rapport «De atlas van afgehaakt Nederland» (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 17). Hier heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties een plan voor
ontwikkeld. Een van de pijlers in dit plan is «de werking van de democratie en de
overheid versterken». Deze pijler is met name relevant in het kader van de resultaten
van het TNO-onderzoek en bestaat uit de volgende elementen:
1. Meer oog hebben voor de uitvoering: zorgen dat we signalen eerder terugkrijgen en
– indien nodig – beleid en wetten aan te passen.
2. Beter luisteren naar de zorgen en grieven van mensen die onvrede ervaren. En door
hen een stem te geven bij de ontwikkeling van beleid dat hen direct raakt.
3. En tenslotte door het eerlijke verhaal te vertellen: wat kan wel en wat kan niet.
Het is van belang dat we waarmaken wat we toezeggen en niet meer beloven dan we kunnen
waarmaken.
Hieronder ga ik specifiek voor het klimaatbeleid in op de benoemde punten.
1. Meer oog voor de uitvoering
We hebben beperkte tijd om de klimaatdoelen te halen. Snelle uitvoering van het klimaatbeleid
is daarom belangrijk. Om vertrouwen te bewaken is het van belang dat we in de uitvoering
doen wat we beloven. In het Ontwerp Beleidsprogramma Klimaat (Kamerstuk 32 813, nr. 1049) is daarom aangegeven hoe we meer controle houden op de uitvoering van het klimaatbeleid.
Onderdeel hiervan is dat ik vanuit mijn coördinerende rol ieder kwartaal de voortgang
van de uitvoering van het klimaatbeleid bespreek met de verantwoordelijke bewindspersonen
en medeoverheden. Tijdens de gesprekken staan we stil bij de voortgang van de uitvoering
van het klimaatbeleid, bespreken we of we op schema lopen en of er aanvullend beleid
nodig is om eerder gemaakte afspraken waar te maken. We willen onderzoeken hoe we
hierbij nog meer oog kunnen hebben voor mogelijke problemen die beleid op kan leveren
in de leefwereld van mensen door te kijken naar gedragsinzichten en draagvlak. Zo
houden we samen een vinger aan de pols zodat we tijdig kunnen reageren en beter kunnen
communiceren over waar we staan.
Medeoverheden hebben een belangrijke rol in de uitvoering van klimaatbeleid. Inwoners
gaan merken dat hun gemeente of provincie druk bezig is met het verduurzamen van wijken,
het aanleggen van windparken of het plaatsen van laadpalen. Juist daar waar de schop
in de grond gaat is oog voor de uitvoering extra belangrijk. Daarom spreek ik regelmatig
met vertegenwoordigers van gemeenten en provincies over de voortgang en waar zij tegenaan
lopen. Om de uitvoering professioneler en sneller te laten verlopen heeft het kabinet
€ 5,38 miljard uitvoeringsmiddelen beschikbaar gemaakt voor gemeenten, provincies
en RES-regio’s voor de jaren 2023 tot en met 20302.
Ook binnen thema’s als de verduurzaming van de gebouwde omgeving en de landbouw is
oog voor de uitvoering essentieel. Omdat het TNO-onderzoek laat zien dat de mate van
zorgen bij Nederlanders hier relatief hoog is, ga ik verderop in deze brief specifiek
in op die thema’s.
2. Luisteren naar inwoners en samenwerken bij de ontwikkeling van beleid
Naast het verbeteren van de uitvoering willen we beter luisteren naar inwoners. Bijvoorbeeld
door hen een stem te geven bij de ontwikkeling van beleid dat direct raakt aan het
dagelijks leven. Het TNO-onderzoek laat zien dat een deel van de inwoners behoefte
heeft om mee te praten over klimaatbeleid. Dit gebeurt al volop, maar het kabinet
wil kijken hoe dit beter kan en staat daarbij open voor nieuwe vormen van gesprek
met de samenleving. Zo ben ik momenteel aan het onderzoeken of het mogelijk is om
een nationaal burgerforum op gebied van klimaat- en energiebeleid te organiseren (Kamerstuk
32 813, nr. 1084). Bij een burgerforum gaan willekeurig gelote inwoners met elkaar in gesprek over
een bepaald onderwerp en geven op basis van die gesprekken een advies aan de overheid.
Dit kan helpen bij het versterken van de democratie en het vergroten van vertrouwen
in de overheid. Daarnaast werkt het kabinet, zoals benoemd in het Ontwerp Beleidsprogramma
Klimaat (Kamerstuk 32 813, nr. 1049), aan een visie om inwoners beter te betrekken bij de klimaat- en energietransitie.
Hierin ziet het kabinet kansen bij het geven van invloed en zeggenschap door vertrouwen
en ruimte te geven aan verschillende vormen van betrokkenheid van inwoners, zoals
burgerinitiatieven, coöperaties en collectieven. Mensen zo meer betrekken en een stem
geven is wenselijk, maar zeker niet makkelijk. Daarbij moeten we bepaalde randvoorwaarden
en uitgangspunten scherp in het oog houden. De uitkomsten van het TNO-onderzoek worden
meegenomen in de gedachtevorming rond het burgerforum en de visie op burgerbetrokkenheid
bij de klimaat- en energietransitie.
Ook in de regionale uitvoering van de transitie is luisteren naar inwoners essentieel.
Dit gebeurt bijvoorbeeld via de Regionale Energiestrategieën (RES), waarin elke energieregio
zijn eigen keuzes aangeeft voor het opwekken van duurzame energie. Ik moedig het van
harte aan dat medeoverheden op innovatieve manieren bezig zijn om het gesprek over
de transitie te organiseren. Goede voorbeelden daarvan zijn onder meer de initiatieven
met Participatieve Waarde Evaluaties (PWE) in diverse RES-regio’s, waarbij maatregelen
worden geëvalueerd door grote groepen inwoners. Ook de diverse burgerfora op lokaal
en regionaal niveau zijn interessante voorbeelden, zoals in de regio Foodvalley en
de provincie Gelderland. Ik kijk ook met belangstelling naar nieuwe vormen van digitale
participatie, zoals de «Swipocratie», waarbij jongeren actiever worden betrokken in
lokale gesprekken over energie.3
3. Het eerlijke verhaal vertellen en actieve ondersteuning bieden
Uit het TNO-onderzoek blijkt verder dat er bij inwoners van Nederland behoefte is
aan meer en betere communicatie over klimaatbeleid. Dit zou volgens respondenten bij
kunnen dragen aan het wegnemen of beperken van zorgen. Meer informatie is gewenst
over wat we als overheid doen, maar ook over waarom, hoe, waar we staan en wat de
gevolgen zijn.
Het kabinet informeert de Tweede Kamer elke 4e donderdag van oktober over de voortgang
van het klimaatbeleid in de Klimaatnota. Hiervoor wordt input gebruikt van het Dashboard
Klimaatbeleid en de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van het PBL. De data van het
Dashboard worden twee keer per jaar vernieuwd om belanghebbende partijen en geïnteresseerde
burgers van actuele informatie te voorzien. Ik ben me er van bewust dat het bereik
van het dashboard vergroot zou kunnen worden. Zeker gezien uit het onderzoek blijkt
dat veel inwoners behoefte hebben aan deze informatie. Daarbij is het dashboard wellicht
vooral interessant voor de ingelezen inwoner. Ik wil de komende tijd onderzoeken of
en hoe we de uitkomsten van dit onderzoek kunnen gebruiken om het dashboard verder
te ontwikkelen en zo (deels) te voorzien in de behoefte van burgers aan informatie
over waar we staan en wat is bereikt.
Naast informatie over waar we staan, zijn we in 2019 gestart met de klimaatcampagne
«Iedereen doet wat». Deze campagne hielp mensen bij het maken van duurzame keuzes
in en rond het huis. Momenteel wordt er een nieuwe campagne ontwikkeld die zich richt
op de lange termijn en het bredere verhaal van de klimaat- en energietransitie. Het
ontwikkelde klimaat- en energienarratief «Nederland gaat voor groen» vormt de basis
bij de ontwikkeling van deze nieuwe campagne. De campagne zal laten zien waarom de
klimaattransitie nodig is, hoe die vorm krijgt en hoe een duurzame toekomst er uit
kan zien. De campagne moet zo duidelijk maken dat het een opgave betreft die van ons
allemaal is en die invloed heeft op alles wat we doen. De campagne zal in de eerste
helft van 2023 van start gaat. Op deze manier willen we onder andere gehoor geven
aan de behoefte aan meer informatie die naar voren komt uit het TNO-onderzoek. De
resultaten van het onderzoek zullen ook meegenomen worden in de uitwerking van verdere
communicatie over klimaat en het beleid. Daarbij willen we ook onderzoeken hoe verbinding
gelegd kan worden met andere perspectieven in het verhaal over klimaat en energie,
zoals bijvoorbeeld de relatie met de (volks)gezondheid.
Naast de rijksoverheid spelen medeoverheden, maatschappelijke partners en het bedrijfsleven
een belangrijke rol in het voorzien van informatie over de klimaattransitie aan burgers.
Deze verschillende partijen staan vaak dichter bij de directe leefomgeving van burgers
en zijn daardoor beter in staat mensen direct te bereiken. Zo is in de publieksconsultatie
van het concept beleidsprogramma klimaat4 al voorgesteld om zorgprofessionals een rol te laten spelen bij het creëren van draagvlak
voor klimaatmaatregelen. Ook als het gaat om de behoefte aan actieve ondersteuning
en praktische hulp bij verduurzaming kunnen andere partijen een rol spelen. Verschillende
gemeenten hebben al een duurzaamheidsloket om burgers te voorzien van informatie over
verduurzaming, subsidies en activiteiten. Ook hebben een aantal gemeenten energiecoaches
die inwoners helpen met energiebesparing in huis.
Bevindingen per deelthema en reactie van het kabinet
Uit het TNO-onderzoek blijkt dat inwoners de meeste zorgen hebben over
1) het verkleinen van de veestapel,
2) de overstap naar aardgasvrije woningen,
3) het stimuleren van hybride warmtepomp, en
4) het afvangen en opslaan van CO2.
Daarom wil ik hier op die zorgen specifiek ingaan.
Zorgen bij maatregelen in de landbouwsector
De geïnterviewde burgers geven aan zich zorgen te maken over het verkleinen van de
veestapel. Zo zijn ze bezorgd dat het boerenbestaan en de cultuur zullen verdwijnen
of dat de vleesproductie door het verkleinen van de veestapel naar het buitenland
zal verplaatsen. Deze zorgen passen bij de onrust en protesten vanuit de agrarische
sector en de samenleving sinds het kabinet op 10 juni 2022 het Nationaal Programma
Landelijk Gebied (NPLG) bekend heeft gemaakt (Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 96).
Zoals de heer Remkes ook zegt in zijn aanbevelingen is het, gezien de opgaven waar
Nederland voor staat, logisch is dat de Nederlandse veestapel in omvang zal afnemen.
Dit kan stapsgewijs en grotendeels met natuurlijk verloop. Dat betekent echter niet
dat het boerenbestaan verdwijnt. Boeren hebben een toekomst in ons land. Het doel
is daarbij om het boerenbestaan juist een veel duurzamer karakter te geven door om
te schakelen naar duurzamere vormen zoals kringlooplandbouw. Juist door te verduurzamen
kan de boerencultuur behouden worden voor toekomstige generaties. Daarom zal het kabinet
samen met de agrarische sector werken aan een landbouwakkoord. Hiermee willen we een
duidelijke en stabiele koers geven met een concrete aanpak voor de komende jaren om
toe te werken aan de toekomst van de Nederlandse landbouw.
Naast zorgen over het verdwijnen van de boerencultuur kwam ook de zorg naar voren
dat de veestapel naar het buitenland verplaatst. Hoewel deze zorg te begrijpen is,
acht het kabinet de kans hierop beperkt.
Tegelijkertijd zijn wij er als kabinet ook van bewust dat er burgers zijn die zich
zorgen maken dat de maatregelen in de landbouwsector niet snel genoeg gaan. Op de
publieksconsultatie van het concept beleidsprogramma klimaat5 geven een aantal respondenten aan dat ze het ambitieniveau van de klimaatopgave,
van met name de veeteelt, te laag vinden om in lijn te zijn met de mondiale afspraken
om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Bovendien geven geïnterviewden in het
TNO-onderzoek aan dat ze vinden dat er op dit moment veel te veel vee is in Nederland.
Op dit moment wordt het grootste deel van onze vleesproductie naar het buitenland
geëxporteerd (momenteel minimaal 60%)6. Bovendien zet het kabinet zich in op het verminderen van de vraag van vlees. Zo
zetten we onder meer in op een verschuiving van de verhouding in de consumptie van
dierlijke en plantaardige eiwitten. Momenteel komt 60% van de eiwitten die we in Nederland
consumeren uit dierlijke producten en 40% uit plantaardige voeding. Het kabinet werkt
er aan om de verhouding in 2030 gelijk te laten zijn, met 50% dierlijke en 50% plantaardige
eiwitten. Door de consumptie van dierlijke eiwitten te verminderen zal niet alleen
het aanbod in Nederland, maar ook de vraag afnemen.
De resultaten laten ons zien dat er bij maatregelen in de landbouwsector nog veel
onduidelijk is voor inwoners. Veel respondenten (60%) geven ook aan meer behoefte
te hebben aan informatie over de gevolgen van maatregelen. Daarom gaat het kabinet
in de informatievoorziening ook meer ruimte bieden om de gevolgen van maatregelen
in de landbouwsector helder en begrijpelijk uit te leggen.
Zorgen bij de verduurzaming van de gebouwde omgeving
Een andere maatregel waarover zorgen leven betreft het aardgasvrij maken van onze
woningen en gebouwen. Het onderzoek toont aan dat mensen het niet altijd duidelijk
vinden waarom we van het aardgas afgaan terwijl andere landen juist aardgas gaan gebruiken.
Daarnaast maken de ondervraagden zich zorgen dat verduurzaming van woningen (isoleren
en/of het overstappen op een hybride warmtepomp) zal leiden tot hogere kosten en meer
gedoe.
We zullen dus beter moeten uitleggen waarom het ook voor de gebouwde omgeving belangrijk
is aardgasvrij te worden en dat die opgave uiteindelijk ook voor andere landen geldt,
maar dat de weg naar het einddoel per land wel verschillend kan zijn omdat de uitgangssituatie
anders is.
Nederland streeft samen met andere lidstaten in de Europese Unie naar CO2-neutraliteit in 2050, dit is ook zo opgenomen in de Nederlandse klimaatwet. Een deel
van de Europese landen gebruikt nog steeds veel stookolie voor het verwarmen van gebouwen.
Zij zien overschakeling op aardgas als tussenstap omdat dit de CO2-uitstoot reduceert. Uiteindelijk zullen ook deze landen geen grootschalig gebruik
meer van aardgas kunnen maken in 2050. De transitie daar naartoe zal per land verschillen.
In verband met de oorlog in Oekraïne is daarbij in Europees verband met elkaar afgesproken
dat de afhankelijkheid van Russisch aardgas zo snel mogelijk wordt teruggedrongen.
In Nederland willen we energie (met name aardgas) besparen in gebouwen door deze beter
te isoleren en het gebruik van hybride warmtepompen te stimuleren. Daarnaast wordt
gewerkt aan wijkgericht van het aardgas afgaan naar een duurzaam alternatief (zoals
een warmtenet). Gemeenten hebben recent in hun eerste «transitievisies warmte» de
wijken aangewezen waarmee zij voor 2030 aan de slag willen gaan. Zij zullen hier de
bewoners over informeren en betrekken bij het proces richting aardgasvrij zodat bewoners
weten waar ze aan toe zijn en inspraak krijgen in het gekozen alternatief. Gemeenten
kunnen gelijktijdig de bewoners in de wijken die nog niet aan de beurt zijn van informatie
voorzien over wat zij in de tussentijd kunnen doen.
Een andere zorg die uit het onderzoek naar voren komt zijn de kosten die komen kijken
bij isoleren en de (hybride) warmtepomp. Het kabinet begrijpt dat mensen zich zorgen
maken over deze kosten en hoe die kosten te betalen. Het kabinet zal zowel betere
voorlichting gaan geven over alle financierings- en subsidiemogelijkheden die er al
zijn, zoals de ISDE7 of het Nationaal Warmtefonds. Ook zal het kabinet het eerlijke verhaal beter vertellen
dat niks doen ook een prijs heeft. Daarnaast zal het kabinet meer concrete hulp en
ondersteuning gaan bieden voor wie nog niet weet hoe van al deze mogelijkheden gebruik
te maken.
Het onderzoek van TNO toont aan dat er behoefte is aan heldere informatie, ook over
maatregelen in de gebouwde omgeving. Er wordt specifiek in het onderzoek genoemd dat
praktische hulp en objectief advies van de overheid gewenst is. Voor informatie over
verduurzaming van woningen en ondersteuning kunnen bewoners die digitaal vaardig zijn
terecht op www.verbeterjehuis.nl. Dit digitale platform is recent van een update voorzien waardoor er nog meer informatie
te vinden is over maatregelen die genomen kunnen worden en wat zij opleveren. Daarnaast
kunnen hier nu ook partijen gevonden worden die werkzaamheden kunnen uitvoeren en
worden er mogelijkheden voor financiering aangekaart om huiseigenaren zo goed mogelijk
te ondersteunen. De kwaliteit van de uitvoerders wordt inzichtelijk gemaakt met keurmerken,
certificering en reviews. Ook wordt op verbeterjehuis.nl doorverwezen naar energieloketten
voor verdere persoonlijke ondersteuning en begeleiding. Vooral voor burgers die minder
digitaal vaardig zijn, zijn deze loketten van groot belang. Door energieloketten kunnen
ook energiecoaches worden ingezet om in huis mee te kijken en worden informatiebijeenkomsten
in de wijk georganiseerd. Er is een «verbeter-je-huis» campagne gestart, onder andere
om de bekendheid van deze website te vergroten.
Het kabinet onderschrijft dat naast het ontwikkelen van deze beleidsinstrumenten het
gedrag van mensen nodig is om effectief beleid te maken en onmisbaar is om de klimaatdoelen
te halen. Het kabinet erkent ook dat we in het beleid nu vaak nog onvoldoende rekening
houden met de diepere drijfveren en motivaties van mensen, en dat dat beter kan en
ook moet als we de energietransitie in de komende jaren verder willen versnellen en
opschalen. Hierover is recent een brief naar uw Kamer gestuurd8.
Zorgen over de verduurzaming van de industrie
Een derde maatregel betreft de afvang en opslag van CO2 (ook wel Carbon Capture and Storage, CCS, genoemd). De zorgen gaan met name over
de effectiviteit en wenselijkheid van CCS. Zo geven mensen aan dat CCS niet zorgt
voor minder CO2-uitstoot en dat het geen langetermijnoplossing is. Daarnaast blijkt uit het onderzoek
dat Nederlandse inwoners zich zorgen maken dat er onvoldoende onderzoek is gedaan
naar de negatieve gevolgen voor de natuur.
De meest genoemde oplossingen door respondenten voor het wegnemen van deze zorgen
zijn het geven van eerlijke en heldere informatie over CCS, stoppen met CCS en het
doen van onderzoek naar alternatieven en (lange termijn) gevolgen van CCS. Meerdere
onderzoeken tonen aan dat CCS een noodzakelijke technologie is voor het behalen van
de klimaatdoelstellingen in 2030, en dat deze technologie veilig kan worden uitgevoerd
zonder negatieve (lange termijn) gevolgen.9 Het kabinet zet CCS alleen in bij industriële processen waarvoor op de korte termijn
geen alternatieven zijn om te verduurzamen. Daarnaast mag CO2 alleen worden opgeslagen onder de zeebodem: CCS op land is niet toegestaan. Duidelijke
en eerlijke informatie is van belang om zorgen over CCS weg te nemen. In het verleden
is deze informatie verspreid via de website van het CCS-onderzoeksprogramma CATO.
Andere kanalen lijken hiervoor beter geschikt. Het kabinet is daarom van plan om het
kennisnetwerk voort te zetten dat voortbouwt op het CATO-onderzoeksprogramma en hiervoor
subsidie te verlenen voor de komende 3 jaar. Het programmabureau verzamelt, bundelt
en verspreidt kennis en kan daarmee een belangrijke positie vervullen in een onafhankelijke
informatievoorziening.
Tot slot
Naast de genoemde thema-specifieke maatregelen is de meest gekozen zorg van respondenten
over de vliegbelasting opvallend. Ondervraagden maken zich zorgen dat deze te laag
is en daardoor niet effectief is. Het tarief van de vliegbelasting wordt vanaf 1 januari
2023 volgens plan verhoogd met € 18,48. Het tarief gaat dan omhoog van € 7,95 naar
€ 26,43 per passagier die vanuit Nederland vertrekt.
De regering heeft deze zomer opdracht gegeven tot een Interdepartementaal Beleidsonderzoek
(IBO) klimaat. Het IBO Klimaat heeft als voornaamste opdracht om het huidige klimaatbeleid
door te lichten en aanbevelingen te doen hoe het beleid kan worden aangescherpt om
de 2030-doelstelling (55% reductie door te sturen op 60% reductie ten opzichte van
het emissieniveau in 1990) te realiseren.
Het kabinet vindt het belangrijk dat verwachtingen van inwoners en waar wel of geen
steun voor is wordt meegenomen in politieke besluitvorming. In de taakopdracht van
het IBO is daarom ruimte gemaakt voor het meenemen van het burgerperspectief en gedragsverandering.
Ook onderkent het kabinet dat de zorgen over klimaat- en energiebeleid misschien niet
gelijk verdeeld zijn. Goed zicht op de zorgen van verschillende doelgroepen kan helpen
om de ze beter te adresseren. Daarom hebben we TNO gevraagd in vervolgonderzoek te
kijken naar de mogelijke verschillen in zorgen bij doelgroepen.
Zoals benoemd in deze reactie ziet het kabinet een belangrijke opdracht aan zichzelf
om zorgen bij inwoners van Nederland over klimaatverandering en maatregelen om die
te beperken zoveel mogelijk weg te nemen.
De Minister voor Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie