Brief regering : Toezegging over het gebruik gezichtsherkenningstechnologie door de politie in een gecontroleerde omgeving
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 253
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2022
Op 2 november 2022 (Kamerstuk 32 761, nr. 249) heb ik, samen de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, overleg
gevoerd met de vaste commissie voor Digitale Zaken. Tijdens dat overleg is uitgebreid
stilgestaan bij het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie.
In deze brief kom ik terug op een vraag van het lid Van Ginneken (D66). Ik heb toegezegd
haar vraag schriftelijk te beantwoorden. Voordat ik haar vraag beantwoord, hecht ik
eraan om de gestelde vraag eerst in zijn context te plaatsen.
In de voor dit debat geagendeerde Kamerbrief1 over de inzet van gezichtsherkenningstechnologie in de openbare ruimte en door de
politie staat «dat gezichtsherkenningstechnologie ingezet zou kunnen worden in een «gecontroleerde
omgeving», welke weliswaar behoort tot de openbare ruimte, maar waarbinnen alle betrokken
onomwonden en geïnformeerd toestemming hebben gegeven.» Deze zin vormde voor het lid Bouchallikh (GroenLinks) aanleiding om mij te vragen
wat er wordt bedoeld met een «gecontroleerde omgeving».
De genoemde zin in de Kamerbrief heeft nadrukkelijk betrekking op de toepassing van
gezichtsherkenningstechnologie in de openbare ruimte anders dan door de politie. Deze
zin verwijst naar de eisen gesteld in artikel 9, eerste en tweede lid van de Algemene
verordening gegevensbescherming (AVG). In beginsel is het onder de AVG verboden om
bijzondere persoonsgegevens, zoals biometrische gegevens, te verwerken. Op dit verbod
gelden evenwel uitzonderingen, zo geldt dit verbod niet als de personen die het betreft
hiervoor uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven.
Een voorbeeld van een gecontroleerde omgeving kan zich voordoen bij een festival,
als de organisator de toegang regelt door middel van gezichtsherkenning. Daarbij is
het echter wel noodzakelijk dat een waardig analoog alternatief worden geboden, zodat
mensen geen nadelige consequenties ondervinden van het niet verlenen van toestemming.
In aanvulling op het bestaande wettelijk kader regelt de conceptverordening op het
gebied van artificiële intelligentie een verbod voor de inzet van real time gezichtsherkenning
door rechtshandhaving in de openbare ruimte. Enkel in specifieke gevallen is hierop
een uitzondering mogelijk. In de geannoteerde agenda voor de Telecomraad van 6 december
2022 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 982) wordt hier nader op ingegaan. Uw Kamer wordt hier op korte termijn over geïnformeerd.
Daarnaast vroeg het lid Van Ginneken (D66) mij om voorbeelden van experimenten die
de politie binnenshuis toch nog wel doet, naast het gebruik van het systeem CATCH.
Op die vraag kan ik verwijzen naar de geagendeerde Kamerbrief van het eerder genoemde
overleg. In deze brief over gezichtsherkenning meldde de toenmalige Minister van Justitie
en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming dat de korpschef van de politie
heeft aangegeven dat er geen andere gezichtsherkenningstechnologie wordt gebruikt
dan voor het systeem CATCH.2 Ik benadruk graag dat dit systeem niet in de openbare ruimte wordt toegepast. Uiteraard
wordt uw Kamer geïnformeerd over relevante beleidsontwikkelingen op dit terrein.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.