Brief regering : Beleidsreactie op rapport verbetering effectiviteit emissiearme stallen
29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
28 973
Toekomst veehouderij
Nr. 384
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2022
Om de uitstoot van stikstof (ammoniak), fijnstof en geur uit stallen te verminderen,
is in de afgelopen jaren een groot aantal emissiearme staltechnieken ontwikkeld en
op de markt gebracht. Dit zijn technische oplossingen die tegengaan dat stoffen ontstaan
of uitgestoten worden naar de lucht. Deze technische oplossingen hebben een breed
scala aan werkingsprincipes en verschillende toepassingen voor de verschillende diercategorieën.
Wageningen Livestock Research (WLR) heeft een onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit
van deze stalsystemen voor ammoniak. Uw Kamer heeft dit rapport, getiteld «Verbetering
effectiviteit emissiearme stalsystemen in de praktijk» op 14 oktober ontvangen1. Bij deze zend ik uw Kamer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(hierna: LNV) en de Minister voor Natuur en Stikstof (hierna: NenS) een beleidsreactie
op het rapport.
Een CBS-analyse2 gaf in 2019 aanleiding tot twijfels over de effectiviteit van emissiearme stalsystemen,
omdat deze analyse indicaties bevat dat de stikstofverliezen uit emissiearme stallen
mogelijk groter zijn dan op basis van de emissiefactoren3 verwacht kan worden. Op basis van de CBS-studie kan geen onderscheid gemaakt worden
tussen de werking van verschillende systemen binnen de groep emissiearme stallen.
In 2020 deed de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) vervolgens onder meer het
voorstel om op basis van een stakeholderconsultatie aanbevelingen te formuleren voor
verbetering van de effectiviteit van bestaande en nieuw te bouwen emissiearme stalsystemen4. Dat onderzoek is vervolgens uitgevoerd door WLR.
Deze brief richt zich op het gebruik van de ammoniakemissiefactoren voor emissiearme
stalsystemen in relatie tot het Behv (onder de Omgevingswet straks Besluit activiteiten
leefomgeving). Bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) bevat ammoniakemissiefactoren
voor emissiearme stalsystemen. Bij toetsing aan de Wet ammoniak en veehouderij en
het Besluit emissiearme huisvesting (Behv) is toepassing van de emissiefactoren die
zijn opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) verplicht. Daarnaast worden
de emissiefactoren van deze lijst gebruikt voor de toestemmingsverlening in het kader
van de Wet natuurbescherming (Wnb).
Deze beleidsreactie richt zich op verbeteringen in het systeem van beoordeling van
emissiearme stallen en de werking van die stallen in de praktijk. Die verbeteringen
zijn tevens noodzakelijk voor de Wnb-vergunningverlening, maar er zijn in dat kader
aanvullende stappen nodig. De Minister voor NenS zal uw Kamer in een aparte brief
nader informeren over deze stappen die gezet worden om zekerheid en duidelijkheid
te bieden aan initiatiefnemers en bevoegd gezag bij de bestaande instrumenten van
toestemmingsverlening in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb).5 Daarin zal ook worden ingegaan op de gevolgen voor de Wnb-vergunningverlening naar
aanleiding van de uitspraken die de Raad van State op 7 september en 12 oktober jl.
heeft gedaan6. De Minister voor NenS zal in die brief ook, waar mogelijk, antwoord geven op de
vragen over de uitspraak die de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
heeft gesteld in haar brief van 8 september 2022 aan de Minister voor NenS en mij.
Uw Kamer wordt in deze brief voorts op de hoogte gesteld over de stand van zaken van
de aanscherping van emissienormen voor ammoniak uit stallen en voor biologische veehouderijen.
Ook gaat deze brief in op internationale aspecten bij het normeren van stalemissies
en het beoordelen van technieken. In een separate brief wordt uw Kamer geïnformeerd
over de aanpak van de emissiereductie van fijnstof uit pluimveehouderijen. De Minister
van LNV zal uw Kamer in een aparte brief informeren over de versnelling van de ontwikkeling
en toepassing van innovatieve systemen en -bedrijfsvoering. Daarbij wordt tevens ingegaan
op het rapport van kwartiermaker Ruud Tijssens.
Rapport «Verbetering effectiviteit emissiearme stalsystemen in de praktijk»
Samenvatting
Het onderzoek richt zich op de effectiviteit van emissiearme stalsystemen voor reductie
van ammoniak uit stallen in de melkvee-, varkens- en pluimveehouderij. Het onderzoek
richt zich niet op luchtwassers, omdat deze deelcategorie al eerder is onderzocht.
Over de laatste stand van zaken rondom combiluchtwassers is uw Kamer geïnformeerd
in de Kamerbrief van 30 november 20217.
Het WLR-onderzoek heeft drie doelstellingen: 1) inventariseren van de visie van veehouders
en andere betrokkenen op emissiearme stalsystemen, 2) inventariseren wat veehouders
en andere betrokkenen zien als mogelijke oorzaken van de mogelijk verminderde werking
van emissiearme stalsystemen en welke oplossingen zij daarvoor zien en 3) het doen
van aanbevelingen voor verbetering van de emissiearme werking van nieuwe en bestaande
emissiearme stalsystemen.
WLR heeft hiervoor kwalitatieve interviews afgenomen met 26 veehouders en 43 andere
stakeholders en de aangedragen oplossingsrichtingen getoetst in focusgroepen. Het
onderzoek richt zich niet op het kwantitatief toetsen van de werking van emissiearme
werking van stalsystemen. Momenteel wordt in opdracht van de Minister van LNV een
studie uitgevoerd waarin de hiervoor aangehaalde CBS-analyse kwantitatief gevalideerd
wordt. Wanneer de resultaten beschikbaar zijn, naar verwachting begin volgend jaar,
wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Conclusies
Hieronder staat een beknopte samenvatting van het rapport. Voor de volledige bevindingen
wordt verwezen naar het rapport dat uw Kamer op 14 oktober heeft ontvangen8.
Algemeen
Als het gaat over emissiearme stalsystemen, dan is er in en rondom de melkveehouderij
veel twijfel en scepsis over de effectiviteit ervan. In de pluimveehouderij en varkenshouderij
worden minder vraagtekens gezet bij de effectiviteit van emissiearme stalsystemen.
Het onderzoek stelt dat de reguleringssystematiek in de gehele keten van ontwerp,
beoordeling en gebruik van een emissiearm stalsysteem niet effectief functioneert.
Hoewel op basis van het huidige onderzoek niet geduid kan worden hoe groot de geconstateerde
problemen zijn en wat het effect daarvan is – hoeveel emissiereductie er gemist wordt
– kan wel geconcludeerd worden dat er het nodige mis is met de effectiviteit van emissiearme
stalsystemen in de praktijk. Daarnaast sluit de systematiek niet aan op de intrinsieke
motivatie – of preciezer: de mogelijkheid tot internalisatie van motivatie – van veehouders
en andere stakeholders. Er zijn evenwel forse verbeteringen mogelijk. Zie daarvoor
de aanbevelingen.
Praktijkgerichtheid en doorontwikkeling
Emissiearme stalsystemen worden ontwikkeld om uitstoot te verlagen van onder meer
ammoniak. Volgens respondenten zijn andere eigenschappen, zoals gebruiksvriendelijkheid,
soms van ondergeschikt belang bij het ontwerp. De robuustheid en eenvoud van de toepassing
van het systeem kan echter wel invloed hebben op de werking. Ook is er mogelijk een
negatieve impact op bijvoorbeeld dierenwelzijn en brandveiligheid. Systemen zijn vaak
nog niet volledig uitontwikkeld op het moment dat de prestaties worden beoordeeld.
Representativiteit emissiefactoren
Emissiefactoren zijn niet altijd representatief voor de daadwerkelijke emissie. Impliciete
aanname is dat meetresultaten een objectieve en representatieve basis vormen voor
het vaststellen van een emissiefactor. In werkelijkheid is de onzekerheidsmarge bij
dit soort metingen erg groot. Het meetprotocol biedt verder ruimte voor beïnvloeding
en er is geen toezicht op de metingen. Voorts zijn veranderende omstandigheden en
praktijken (zoals rantsoen, productieniveau, welzijnseisen) van grote invloed op de
ammoniakemissie.
Stalsysteembeschrijvingen
Aan een emissiefactor is altijd een beschrijving (leaflet) gekoppeld, waarin het systeem
wordt toegelicht. Deze beschrijving wordt ook gebruikt bij toetsing en handhaving.
Het onderzoek stelt dat de beschrijving niet altijd voldoende duidelijk en gedetailleerd
is. Enkele voorbeelden die daarbij worden genoemd, zijn regels voor onderhoud en aanwijzingen
voor dierenwelzijn en managementmaatregelen.
Kennis en gebruik
Er is onvoldoende kennis bij adviseurs, veehouders en controlerende instanties over
emissiearme systemen. Hierdoor kiezen ondernemers soms voor systemen die niet goed
bij hen passen en worden de systemen niet altijd gebruikt en onderhouden zoals bedoeld.
Ook leidt dit in de aanleg van de techniek tot afwijkingen ten opzichte van het ontwerp.
In de praktijk kennen niet alle veehouders de voorschriften en worden deze ook niet
toegepast. Voorschriften kunnen tegen de logica en het belang van de veehouder ingaan.
Daar brengt het onderzoek zelf tegenin dat de opzet van de Rav-systematiek autonomie
wegneemt bij veehouders en andere stakeholders. Hierdoor wordt er geen gebruik gemaakt
van de breed gedeelde intenties om duurzaam te ondernemen.
Toezicht en handhaving
Soms wijken systemen in de implementatie af van de aangevraagde vergunning. In lang
niet alle gevallen blijken omgevingsdiensten in staat om dit soort onvolkomenheden
te corrigeren. De controlefrequentie is laag, er is niet altijd voldoende kennis aanwezig
en medewerkers hebben niet altijd voldoende mogelijkheden om goed te controleren.
Aanbevelingen
WLR doet op basis van deze conclusies aanbevelingen om de effectiviteit van emissiearme
stalsystemen te vergroten. De aanbevelingen voor de korte en lange termijn zijn onderverdeeld
in vier hoofdthema’s. Daarnaast doet WLR enkele overige aanbevelingen.
Korte termijn
Bestaande stallen: verbeteren kennisniveau en controle:
Binnen de huidige stalbeoordelingsprocedure beveelt WLR voor bestaande stallen aan
om het kennisniveau van veehouders en andere betrokkenen te verhogen en het toezicht
door omgevingsdiensten te verbeteren. Daarbij is volgens de onderzoekers ook een verandering
nodig in aansturing en afrekening van omgevingsdiensten door de betrokken bevoegde
gezagen. De aansturing van omgevingsdiensten ligt bij de gemeenten. De onderzoekers
stellen dat verandering in aansturing een landelijke regie vraagt.
Nieuwe stallen: stalkeuze en correcte bouw:
Voor nieuwe stallen beveelt WLR aan meer aandacht te geven aan de keuze, bouw en uitvoering
van een systeem en de plannen ook hier beter te toetsen. Rondom vergunningverlening
en bouw moeten omgevingsdiensten volgens de onderzoekers een actievere rol gaan spelen.
Gerichte aansturing door het management van de omgevingsdienst op de vergunningverlenings-
en controlestrategie en meer kwaliteit in de uitvoering van vergunningverlening en
controle kunnen daarbij helpen.
Aanscherping huidige stalbeoordelingsprocedure:
Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan om de stalbeoordelingsprocedure te verbeteren:
het aanscherpen van de beoordelingsprocedure en de randvoorwaarden voor de toelating
(o.a. ook beoordelen op dierenwelzijn, (brand)veiligheid, robuustheid en gebruiksgemak),
het invoeren van een verplichte verkenningsfase om de praktijkgeschiktheid van nieuwe
systemen te toetsen, meer toezicht op de uitvoering van metingen, betere systeembeschrijvingen
en het opnieuw beoordelen en het steekproefsgewijs monitoren van toegelaten systemen.
Lange termijn
Hervorming reguleringssystematiek stalemissies:
Voor de langere termijn adviseert WLR om te komen tot regelgeving op basis van doelvoorschriften,
geborgd door emissiemetingen met bedrijfssensoren. Daarmee is waarschijnlijk de grootste
winst te behalen. Met zo’n systeem kun je veel breder aan ammoniakreductie werken,
de verantwoordelijkheid voor ammoniakemissie bij de veehouder leggen, en ondernemerschap
en innovativiteit stimuleren. Het is een perspectiefvolle aanpak, maar het is niet
realistisch om te verwachten dat in de toekomst elk bedrijf op deze manier gaat werken
en dat daarmee de Rav-systematiek volledig kan worden vervangen. Verbetering van de
Rav-systematiek blijft daarom noodzakelijk. Het gebruik van bedrijfssensoren binnen
een verbeterde Rav-systematiek is daarbij een waardevol instrument voor ondersteuning
van bedrijfsmanagement en van handhaving. Ook maken bedrijfssensoren het mogelijk
om voer- en managementmaatregelen betrouwbaar in de Rav-systematiek te integreren.
WLR onderschrijft het eerdere advies van Rebel Group9, maar benadrukt tegelijkertijd dat ook korte-termijnmaatregelen zinvol zijn in de
aanloop naar een systeem waarin doelvoorschriften een rol spelen.
Overige aanbevelingen
Tenslotte doen de auteurs van het rapport nog enkele overige aanbevelingen. Er is
niet genoeg informatie beschikbaar om de Rav-emissiefactoren van huidige staltechnieken
elk afzonderlijk te beoordelen ten behoeve van dit onderzoek. Hiervoor zijn volgens
de onderzoekers op korte termijn emissiemetingen in de praktijk nodig. Het is daarbij
volgens hen zinvol focus aan te brengen richting de werking van emissiearme vloeren
in de melkveehouderij. De onderzoekers signaleren hier de meeste problemen bij gebruik
in de praktijk, zowel qua beloopbaarheid als onvoldoende afvoer van urineplassen en
mest, waardoor de emissiereductie wordt gehinderd. Daarnaast bevelen de onderzoekers
ook aan het ammoniakverlies uit mestopslagen op pluimveebedrijven via een meetcampagne
te kwantificeren. Hier ligt volgens hen mogelijk de oorzaak van het veel hogere stikstofverlies
in pluimveemest volgens de CBS-analyse dan op basis van huidige emissiefactoren wordt
verwacht.
In de Omgevingswet is het mogelijk dat gemeenten op lokaal niveau proefstalvergunningen
kunnen verlenen. De onderzoekers bevelen aan om de eerder in deze brief geadviseerde
aanscherpingen in de beoordelingsprocedure van emissiearme stallen op te nemen in
lokale beoordelingstrajecten. Tevens bevelen zij aan de kwaliteit van de lokale beoordelingstrajecten
beter te borgen door duidelijk te omschrijven welke eisen er aan advisering worden
gesteld in relatie tot het begrip «voldoende onderbouwd».
Tenslotte bevelen de auteurs van het rapport aan om de meetonzekerheid van emissiefactoren
tot uiting te laten komen in de Rav-tabel. Daarmee kan volgens hen enerzijds een onjuiste
rangschikking van de prestatie van staltechnieken worden voorkomen, en anderzijds
kan daarmee ook een veiligheidsmarge tegen onvoldoende werking in de praktijk worden
ingebouwd.
Beleidsreactie op het rapport «Verbetering van effectiviteit emissiearme stalsystemen
in de praktijk»
Algemeen
Ik dank de onderzoekers voor hun inspanningen, de brede aanpak en de aanbevelingen
voor verbeteringen van het stelsel, waarmee zowel op de korte als lange termijn naar
hun verwachting positieve resultaten te bereiken zijn. De aanpak die hierna wordt
toegelicht, richt zich primair op de onderzochte staltechnieken, maar wordt waar mogelijk
breder toegepast.
Het rapport benadrukt de noodzaak om de effectiviteit van de werking van emissiearme
stalsystemen fors te verbeteren en daarom worden alle aanbevelingen van WLR overgenomen.
Hieronder schets ik hoe opvolging wordt gegeven aan de aanbevelingen.
In het rapport wordt onderscheid gemaakt tussen verbeteringen op korte en langere
termijn. De Minister van LNV en ik werken toe naar een hervorming van de reguleringssystematiek
in de regelgeving. Hierin zullen doelvoorschriften en de mogelijkheid om sensormetingen
toe te passen een rol spelen. Daarbij wordt naar zowel de milieu- als natuurregelgeving
gekeken. De Minister van LNV gaat hier nader op in in de eerdergenoemde brief over
de versnelling van de ontwikkeling en toepassing van innovatieve systemen. Toetsing
van stalinnovaties zal echter nodig blijven en de door de onderzoekers aangedragen
verbeteringen voor de huidige stalbeoordelingsprocedure zullen dus zowel op korte
termijn als daarna verbetering bieden.
Bestaande stallen: verbeteren kennisniveau en controle
De aanbevelingen voor bestaande stallen om het kennisniveau van veehouders en andere
betrokkenen te verhogen en het toezicht door omgevingsdiensten te verbeteren, worden
overgenomen. Ik richt mij op de verbetering van kennis bij en het toezicht door omgevingsdiensten.
Voor de versterking van de omgevingsdiensten volg ik de aanbevelingen van de commissie
Van Aartsen. Deze worden opgevolgd in het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel
(IBP). In het IBP is het signaal over het toezicht op emissiearme stalsystemen ingebracht
en wordt in dat kader opgepakt. Uw Kamer is over het IBP op 8 juli jl. geïnformeerd.10 Daarnaast bevat de Uitvoeringsagenda Schone Lucht Akkoord11 reeds diverse acties die een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de kennis
bij omgevingsdiensten, veehouders en andere betrokkenen en aan verbetering van toezicht
en handhaving. Ik verken of en zo ja, welke aanvullende acties noodzakelijk zijn en
betrek daarbij ook de doelen en ambities uit het Schone Lucht Akkoord, waaronder het
stapsgewijs toewerken naar de WHO-advieswaarden. Daarbij is ook de komende herziening
van de Europese Richtlijn Luchtkwaliteit relevant. Ik heb uw Kamer hierover bij brief
van 1 juli jongstleden geïnformeerd12.
Nieuwe stallen: stalkeuze en correcte bouw
Ik neem de aanbevelingen voor nieuwe stallen om meer aandacht te geven aan de keuze,
bouw en uitvoering van een stalsysteem en de plannen ook hier beter te toetsen, over.
Daartoe onderzoek ik hoe ik de aanbeveling over de toetsing van de plannen (toezicht
door omgevingsdiensten) kan laten aansluiten bij de opvolging van de aanbevelingen
van de commissie Van Aartsen over het VTH-stelsel.
Aanscherping huidige stalbeoordelingsprocedure
De aanbeveling om de stalbeoordelingsprocedure te verbeteren en aan te scherpen worden
overgenomen. De suggesties van de onderzoekers (zie onder het kopje aanbevelingen
eerder in deze brief) zijn daarbij leidend. Daarbij zijn wij voornemens aan te sluiten
bij de bredere toetsing van innovatieve emissiearme stalsystemen die reeds bij de
Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) plaatsvindt.
Daarnaast wordt hierbij ook de mogelijkheid onderzocht van een periodieke controle
op de werking van emissiearme systemen, om meer inzicht te verkrijgen in de lange-termijnprestaties
van emissiearme systemen.
Hervorming reguleringssystematiek stalemissies
Uit het onderzoek van WLR blijkt de noodzaak tot brede toetsing van innovatieve emissiearme
stalsystemen voordat deze op de markt gebracht worden. Naast het meten van emissiereductie
(broeikasgassen, ammoniak, fijnstof, geur) is ook het vooraf toetsen van dierenwelzijn,
(brand)veiligheid, robuustheid, gebruiksgemak en kostenefficiëntie belangrijk. Een
toetsingskader dat ook voor brede bedrijfsaspecten, anders dan het stalsysteem, van
toepassing is, biedt verder mogelijkheden voor het borgen van aanvullende emissiereductie
en het voorkomen van afwenteling.
De Minister van LNV en ik onderzoeken hoe een integraal toetsingskader voor innovatieve
veehouderij ontwikkeld kan worden dat hieraan invulling geeft, en waarin naast de
milieuprestaties ook de natuurprestaties en de hierboven genoemde aspecten aan bod
komen. Borging van de langdurige werkzaamheid van oplossingen en daarmee de rechtszekerheid
van omwonenden en veehouders staat hierbij centraal.
De Minister van LNV en ik nemen de aanbeveling om toe te werken naar een nieuwe reguleringssystematiek
in de regelgeving die gebaseerd is op doelvoorschriften, geborgd door emissiemetingen
met sensoren op bedrijfsniveau, over. De aanbeveling van WLR om naar een hybride systeem
toe te werken waarvan zowel metingen met bedrijfssensoren als een verbeterde Rav-systematiek
onderdeel zijn, betrekken wij hierbij. Deze aanbeveling sluit aan op het eerdere advies
van de Taskforce Versnelling Innovatieproces Stalsystemen, waarover uw Kamer bij brief
van 5 februari 2021 is geïnformeerd13. Leren werken met doelvoorschriften in het omgevingsrecht en de Wnb vraagt een doorlooptijd
waarin stapsgewijs ervaring moet worden opgedaan en implementatie kan dan ook niet
anders dan stapsgewijs plaatsvinden. In een separate brief zal de Minister van LNV
uw Kamer, mede namens mij, informeren over het toekomstige systeem en de stappen die
daarvoor gezet moeten worden. Hier zal het advies van de kwartiermaker bij betrokken
worden.
Overige aanbevelingen
Het onderzoek adviseert op korte termijn emissiemetingen uit te voeren aan bestaande
emissiearme stalsystemen in de praktijk, met focus op emissiearme vloeren in de melkveehouderij
en mestopslagen op pluimveebedrijven. De Minister van LNV en ik nemen deze aanbeveling
over. Bij de uitwerking van de aanbeveling betrekken we de uitkomsten van de review
van het CBS-onderzoek14. Tevens kijken wij bij de uitvoering van deze emissiemetingen naar mogelijke aansluiting
bij reeds lopende initiatieven, zoals in het Netwerk Praktijkbedrijven. Op deze wijze
beogen we een efficiënte uitvoering en een zo kort mogelijke doorlooptijd van de metingen.
De onderzoekers bevelen aan om de eerder in deze brief geadviseerde aanscherpingen
(ook) in de beoordelingsprocedure van emissiearme stallen op te nemen in lokale beoordelingstrajecten.
Tevens bevelen zij aan de kwaliteit van de lokale beoordelingstrajecten beter te borgen.
Ik neem deze aanbeveling over en zal daarover in overleg treden met de andere overheden.
WLR adviseert tenslotte om de meetonzekerheid van emissiefactoren tot uiting te laten
komen in de Rav-lijst. Daarmee kan volgens hen enerzijds een onjuiste rangschikking
van de prestatie van staltechnieken worden voorkomen, en anderzijds kan daarmee ook
een veiligheidsmarge tegen onvoldoende werking in de praktijk worden ingebouwd.
Er wordt reeds onderzocht of het mogelijk is om de bijlage van de Rav (en Omgevingsregeling)
in een klassensysteem in te delen, zoals uw Kamer is bericht in de brief van 26 november
202115. De aanbeveling van WLR wordt hierbij betrokken. Daarbij is het voornemen om bij
de vaststelling van emissiefactoren rekening te gaan houden met de werking van emissiearme
stalsystemen in de praktijk.
Aanscherping emissiegrenswaarden ammoniak uit stallen
Er wordt gewerkt aan de aanscherping van emissienormen voor ammoniak uit nieuwe en,
met een overgangstermijn, bestaande stallen. Dit vindt plaats conform de toezegging
van de Minister van LNV in de brief aan uw Kamer over de structurele aanpak stikstof
van 24 april 202016. Wij betrekken de bovengenoemde bevindingen uit het rapport «Verbetering van effectiviteit
emissiearme stalsystemen in de praktijk» bij de aanscherping. Ook eerdergenoemde uitspraken
van de Raad van State en de moties van het lid Tjeerd de Groot van 23 juni 202217 en 3 november 202218 worden hierbij betrokken. Wij zijn over de aanscherping in overleg met de sector
en de andere overheden en zullen uw Kamer naar verwachting komend voorjaar nader informeren.
Emissiegrenswaarden biologische pluimvee- en varkenshouderij
Thans zijn biologisch gehouden pluimvee en biologisch gehouden varkens (inclusief
scharrelvarkens) vrijgesteld van emissiegrenswaarden. Medio 2021 is een wijziging
van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) in consultatie gebracht waarin wordt
voorgesteld deze vrijstelling voor biologisch gehouden pluimvee te beëindigen. Tevens
werd voorgesteld voor biologisch gehouden varkens (inclusief scharrelvarkens) een
inspanningsverplichting tot emissiereductie in te voeren. Naar aanleiding van de consultatie
wordt de ontwerpwijziging aangepast.
In de consultatie was er vooral kritiek op de ontwerpregels voor biologisch gehouden
varkens. De insprekers merkten op dat zij de aanscherping niet konden beoordelen,
omdat door grote vertraging het aangekondigde rapport over stalmaatregelen voor biologisch
gehouden varkens nog niet beschikbaar was. Dit rapport is nu wel gereed en is bij
deze brief bijgevoegd. Aan de hand van dit rapport wordt in overleg met de biologische
varkenssector een nieuwe formulering opgesteld en meegenomen in de eerstvolgende wijziging
van het Bal.
Internationale aspecten normeren stalemissies en beoordelen technieken
De Europese Commissie heeft afgelopen april een voorstel tot wijziging van de Richtlijn
Industriële Emissies (RIE) gepubliceerd. Op 13 mei bent u hierover geïnformeerd19 door mijn collega van Buitenlandse Zaken. De Commissie laat in het voorstel ambitie
zien als het gaat om vermindering van de emissies vanuit de veehouderij.
Voor deze Europese ambities is een geharmoniseerde beoordeling van reductietechnieken
voor emissies uit stallen belangrijk. Nederland heeft daar afgelopen 15 jaar aan bijgedragen
via VERA20 (Verification of Environmental Technologies for Agricultural Production). Per 2023
zou dat werk overgaan naar EU ETV21 (European Union Environmental Technology Verification). De recente aankondiging van
de Commissie dat het werk van EU ETV stopt, betreur ik daarom. Met andere lidstaten
wil ik de Commissie op het belang van dit werk wijzen.
Tot slot
Het rapport «Verbetering van effectiviteit emissiearme stalsystemen in de praktijk»
laat zien dat we realistische verwachtingen moeten hebben over de omvang van de via
stalmaatregelen te realiseren stikstofreductie. Het rapport laat ook duidelijk zien
dat emissiearme stalsystemen in sommige gevallen niet doen wat ze zouden moeten doen
en waardoor dat komt; er is een verschil tussen datgene wat op papier de bedoeling
is en de realiteit in de praktijk. Hoewel het goed is dat we hier nu op gewezen worden,
is dit tegelijkertijd voor boeren en omwonenden ook pijnlijk, nu weer blijkt dat een
systeem niet altijd doet wat het beoogt te doen.
Niettemin speelt innovatie een cruciale rol in de veehouderij van de toekomst. Integraal
duurzame productie met garanties voor de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving
voor burgers, de natuur en het milieu zorgt voor perspectief. De rechtszekerheid van
zowel ondernemers en veehouders als omwonenden staat daarbij centraal. Het kabinet
neemt daarom alle aanbevelingen over om de effectiviteit van emissiearme stalsystemen
te verbeteren en gaat hierover in overleg met alle betrokken partijen. De in deze
brief aangekondigde maatregelen zijn gericht op het beter borgen van de werkzaamheid
van innovatieve stalsystemen en het integraal toetsen van innovatieve stalsystemen
op andere relevante aspecten als dierenwelzijn, (brand)veiligheid en robuustheid,
voordat deze grootschalig uitgerold worden. De Minister van LNV en ik streven ernaar
uw Kamer in het voorjaar van 2023 nader te informeren over de voortgang van de uitwerking
van de aanbevelingen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat