Brief regering : Maatregelen (energie)prijzen (semi-)collectieve sector VWS-terrein
36 200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023
Nr. 146
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR LANGDURIGE ZORG
EN SPORT EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2022
In onze kamerbrief van 17 oktober jl.1 hebben we toegelicht op welke wijze we inventariseerden of er sprake was van (urgente)
problematiek in het (semi-) publieke domein en meer specifiek voor de zorg, als gevolg
van de gestegen (energie)prijzen. Naar aanleiding hiervan is besloten tot enkele aanvullende
maatregelen voor 2022 en 2023 waarover we uw Kamer met deze brief willen informeren,
zoals ook is toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van VWS. De maatregelen hangen
samen met de besluitvorming over de Najaarsnota 2022 (Kamerstuk 36 250, nr. 1). Met deze brief wordt voorts opvolging gegeven aan de brief van de vaste commissie
voor VWS, waarin wordt gevraagd om te reageren op de situatie van mensen met meervoudige
beperkingen (die daarmee tegen hoge energiekosten aanlopen vanwege het gebruikmaken
van elektrische appratuur) met een inkomen, waardoor zij niet altijd een beroep kunnen
doen op regelingen als de bijzondere bijstand en de brief met een verzoek voor een
brief met oplossingsrichtingen voor chronisch zieken.
Voor de zorg is een inventarisatie uitgevoerd naar de (maatschappelijke) gevolgen
van de hoge (energie)prijzen. Hierbij zijn ook signalen van partijen uit het veld
meegenomen, zoals de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, GGZ Nederland, zorgaanbieders,
Zorgverzekeraars Nederland, zorgkantoren zoals die van CZ, VGZ, Menzis, en de NZa.
Er is onderscheid gemaakt naar 3 terreinen (i) zorgaanbieders in de verschillende
domeinen in de zorg (Wlz, Zvw, Wmo en jeugdzorg), (ii) mensen met een chronische ziekte,
medische aandoening of specifieke ondersteuningsbehoefte of wonen in een zorg-woonvorm,
en (iii) de sportsector. Hierbij is gekeken in welke gevallen welke financiële knelpunten
er optreden, of ingrijpen vanuit maatschappelijk belang noodzakelijk is en welke mechanismen
reeds voorhanden zijn om schokken in de (energie)prijzen op te vangen. Tenslotte is gekeken naar welke ruimte binnen de verschillende
zorgsystemen nodig is om daar waar sprake is van bovenmatige stijging van (energie)prijzen
deze effecten te mitigeren door middel van maatregelen.
Vanuit het kabinet is besloten om een aantal specifieke maatregelen te nemen die in
deze brief nader worden toegelicht en wordt een toelichting gegeven op de gemaakte
beleidskeuzes in het kader van de Comptabiliteitswet, artikel 3.1. In de wetenschap
dat we vanuit het kabinet niet alle effecten van de gestegen (energie)prijzen kunnen
oplossen is gekeken naar mogelijkheden om zoveel mogelijk effecten gericht te dempen
in specifieke situaties waarbij rekening wordt gehouden met een doelmatige en rechtmatige
besteding van middelen. Door ruimte te bieden voor maatwerk en gedeeltelijke compensatie
denken wij een belangrijke stap te hebben gezet.
(i) Sectoren in de zorg
Vanuit de verschillende domeinen (Wlz, Zvw, Wmo en Jeugd) hebben we signalen ontvangen
over en van zorgaanbieders die dit jaar worden geconfronteerd met aanzienlijke financiële
tegenvallers als gevolg van hoger dan geraamde (energie)prijzen en/of voor volgend
jaar minder gunstige scenario’s prognosticeren mede door de gestegen (energie)prijzen 2022. Deze individuele signalen nemen wij zeer serieus en blijven we volgen.
Uit de signalen blijkt echter ook de diversiteit. Een zorgaanbieder die nu te maken
heeft met variabele energietarieven zit in een lastiger parket dan een zorgaanbieder
met een doorlopend contract. Zorgaanbieders hebben natuurlijk zelf ook een verantwoordelijkheid
om te kijken of energieverbruik kan worden verminderd, ook in het kader van duurzaamheid,
en ze worden ook geacht het risico van hogere energiekosten tot op zekere hoogte zelf
te kunnen dragen.
In de Zvw en de Wlz heeft de stijging van de kosten in 2022 naar verwachting een incidenteel
effect. Voor 2023 is in de budgettaire kaders reeds rekening gehouden met de loon-
en prijsontwikkeling zoals gepresenteerd op Prinsjesdag 2022 (de ramingen uit de macro
economische verkenning (MEV)). Het gaat daarbij zowel om de hogere inflatie in 2022
als de actuele verwachting van de inflatie in 2023. Deze zogeheten structurele nacalculatie
voor het jaar 2022 en de actuele verwachting voor 2023 zijn eveneens reeds versneld
verwerkt in de tarieven 20232. Daarmee is voor 2023 in de Zvw en de Wlz op basis van de huidige ramingen voldoende
loon- en prijscompensatie beschikbaar op macroniveau en vormen de bijgestelde maximum
tarieven geen belemmering om aanbieders te compenseren voor hogere kosten.
In het Integraal Zorgakkoord zijn afspraken gemaakt over doorvertaling van de loon-
en prijscompensatie3. Ook gezien de onzekere situatie rond (energie)prijzen blijft het zaak om de vinger
aan de pols te houden bij signalen van individuele zorgaanbieders, om het contracteringsproces
te monitoren, en uiteraard de ontwikkeling van (energie)prijzen zelf in 2023 en verder.
Dat neemt niet weg dat individuele zorgaanbieders in grote problemen kunnen komen
door de stijging van de (energie)prijzen. Het kabinet heeft daarom besloten om voor
de verschillende domeinen van de zorg ruimte te bieden voor maatwerk vanwege bovenmatig
gestegen (energie)prijzen. Als gevolg van verschillen tussen de Zvw, de Wlz en het
gemeentelijk domein wordt deze ruimte op verschillende wijze ingericht. Immers ook
de wijze waarop afspraken tussen zorgaanbieders en financiers (zorgverzekeraars, zorgkantoren
en gemeenten) vorm kunnen krijgen en de financiering daarvan, verschilt per domein.
Zvw
Naar aanleiding van de signalen in de Zvw zijn verscheidende gesprekken gevoerd met
branchepartijen van aanbieders en zorgverzekeraars (ZN) over de wijze waarop er vanuit
het kabinet ruimte voor maatwerk kan worden geboden. Of en in welke mate compensatie
aan de orde zal zijn, is sterk afhankelijk van de individuele situatie en vraagt nauw
overleg tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Hierbij is het van belang dat partijen
hierbij gepaste terughoudendheid betrachten, ook in het bredere belang van de premiebetaler.
Financiële afspraken in individuele contractering
Zorgverzekeraars zien dat een aantal zorgaanbieders wordt geconfronteerd met aanzienlijke
financiële tegenvallers als gevolg van de (energie)prijzen. (Energie)prijzen zijn
onderdeel van de bedrijfsvoering van de zorginstelling. Zoals gebruikelijk en ook
afgesproken in het IZA, zullen in de lokale contractonderhandelingen de kosten van
bedrijfsvoering onderdeel zijn van de onderhandelingen met individuele aanbieders.
Hiermee worden, zoals elk jaar, maatwerkafspraken gemaakt, passend bij de lokale context
van de individuele aanbieder. Als aanbieders worden geconfronteerd met (1) een bovenmatige
stijging van (energie)prijzen, die ze (2) niet redelijkerwijs zelf kunnen voorkomen met maatregelen en/of
(3) opvangen binnen hun exploitatie en reserves, kunnen zij zich melden bij de individuele
zorgverzekeraars om samen passende (financiële) afspraken te maken. Zorgverzekeraars
hebben hierbij de verantwoordelijkheid om, met het oog op de belangen van hun verzekerden
en hun zorgplicht nu en in de toekomst, het noodzakelijke te doen om zorgaanbieders
te behoeden voor financieel onhoudbare situaties. Ik roep zorgverzekeraars in het
licht van voorgaande dan ook op om in deze uitzonderlijke situaties – waar noodzakelijk
– de gesprekken hierover met individuele zorgaanbieders aan te gaan en in de contractering
te bekijken of aanvullende ruimte over 2022 moet worden geboden.
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders zijn derhalve aan zet om in de individuele contractering
– waar nodig – compensatie af te spreken voor oplopende (energie)prijzen. Omdat de
problematiek sterk afhankelijk is van de situatie van de individuele zorgaanbieder,
verwachten wij dat daarbij sprake is van maatwerk. Omdat de financiële effecten van
de extra uitgaven op grond van aanvullende contracteringsafspraken over 2022 nog niet
kunnen worden vastgesteld, wordt hiervoor bij voorbaat geen specifiek budget geraamd
in de 2e suppletoire begroting 2022. Extra uitgaven op grond van aanvullende contracteringsafspraken
over 2022 vanwege hogere (energie)prijzen in 2022 worden verwerkt in de Zvw-realisatiecijfers
die we vanaf het jaarverslag 2022 verwerken in de VWS-begrotingsstukken.
Maatregelen
Om voorgaande te faciliteren kunnen partijen zich gesteund voelen door het Rijk vanuit
de volgende maatregelen:
• Voor zorgverzekeraars geldt dat voor het jaar 2022 sprake is van zogeheten macronacalculatie4. Dit betekent concreet dat zorgverzekeraars bij compensatie van (energie)prijzen
voor deze extra uitgaven in 2022 op macroniveau voor 70% worden gecompenseerd vanuit
het Zorgverzekeringsfonds.
• Voor zorgaanbieders hebben we besloten om het macrobeheersinstrument (mbi) in 2022
niet wordt ingezet voor zover een eventuele overschrijding van het macrokader wordt
veroorzaakt door extra uitgaven van verzekeraars als compensatie van zorgaanbieders
voor bovenmatige stijging van (energie)prijzen). Hiermee wordt voorkomen dat compensatie
van verzekeraars voor bovenmatige kosten door aanbieders alsnog moet worden terugbetaald
via het mbi.
• Het contracteringsproces wordt door de NZa reeds gemonitord. Daarbij houdt de Nza
toezicht of de zorgplicht door verzekeraars (en Wlz-uitvoerders) wordt uitgevoerd.
Ook wij zullen in de bestuurlijke overleggen met veldpartijen de voortgang bewaken,
open staan voor signalen en indien nodig partijen aanspreken.
Wlz
In de langdurige zorg is meerdere malen overleg gevoerd met zorgkantoren CZ, VGZ,
Menzis en Zilverenkruis en zijn signalen besproken over en van individuele zorgaanbieders
van zowel grote instellingen als de kleinere zorgaanbieders van ADL-assistentie (zoals
Fokus) of hospices naar aanleiding van de bovenmatige gestegen (energie)prijzen. Uiteraard
is het niet wenselijk om mensen die in een kwetsbare situatie zitten de dupe te laten
worden van de financiële problemen die zorgaanbieders ondervinden als gevolg van gestegen
(energie)prijzen en waarop een zorgaanbieder zelf een beperkte invloed heeft. Anderzijds
heeft niet elke zorgaanbieder te maken met bovenmatig gestegen (energie)prijzen.
Maatregel
Dit maakt dat het kabinet als maatregel een regeling voor 2022 beschikbaar wil stellen.
Met deze regeling wordt beoogd om ruimte aan zorgkantoren en zorgaanbieders te bieden
om maatwerkafspraken te maken in verband met bovenmatig gestegen (energie)prijzen
in 2022, die niet door maatregelen binnen de exploitatie kunnen worden opgevangen.
Voor compensatie op basis van deze afspraken stellen we € 100 miljoen incidenteel
beschikbaar in de 2e suppletoire begroting van VWS voor 2022. De regeling wordt uitgewerkt in nauw overleg
met het veld om maatwerk mogelijk te maken. Uitvoerbaarheid van de op te stellen regeling
door de NZa en zorgkantoren speelt daarbij een belangrijke rol.
Wmo/Jeugdzorg
Het kabinet heeft tevens in de Najaarsnota 20225 aangekondigd dat bij Voorjaarsnota 2023 een extra prijsbijstelling vanaf 2023 ter
compensatie van hogere inflatie in 2022 wordt uitgekeerd in de (semi-)publieke sector.
Daarmee wordt eenmalig afgeweken van de normale systematiek en wordt extra compensatie
geboden. Het betreft structureel extra compensatie voor de gehele Rijksbegroting waaronder
ook het Gemeentefonds. De extra structurele prijsbijstelling zal worden gebaseerd
op de raming uit het Centraal Economisch Plan (CEP) 2023 waarbij gekeken gaat worden
naar de inflatieontwikkeling over 2022 (t.o.v. CEP 2022 (t-1)). Door een hogere vergoeding
voor de gestegen prijzen wordt het mogelijk gemaakt de bekostiging aan zorgaanbieders
en maatschappelijke organisaties waar zich knelpunten voordoen te verhogen. Deze vergoeding
kan worden ingezet om waar noodzakelijk de gestegen (energie)prijzen op te vangen.
Organisaties blijven ook zelf verantwoordelijk om energielasten beheersbaar te houden,
bijvoorbeeld door minder gebruik van energie. Daarnaast bestaat de Tegemoetkoming
Energiekosten energie-intensief (TEK) voor het mkb waar een deel van de (semi-)collectieve
sector ook aanspraak op kan maken.
Ook gemeenten en provincies ontvangen een extra prijsbijstelling om gemeenten en provincies
in staat te stellen om maatwerk te bieden voor de gevolgen van de (energie)kostenstijging.
Ik heb er alle vertrouwen in dat gemeenten voor het jaar 2023 zelf keuzes maken om
lokaal, waar dat nodig is, aanvullende maatregelen te nemen, en zo ook tarieven, subsidies
en vergoedingen passend te indexeren. Het gaat dan bijvoorbeeld om de beleidsterreinen
buurt- en dorpshuizen, lokale cultuur en de jeugdzorg en Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo). In lijn hiermee past het Rijk ook de vergoedingen voor pleeggezinnen aan.
(ii) Mensen met hoge energiekosten door zorgbehoeften
Er zijn drie situaties waarin op grond van de Zvw een vergoeding bestaat voor elektriciteitskosten
bij gebruik van medische hulpmiddelen in de thuissituatie. Het betreft een vergoeding
voor chronische thuisbeademing, thuisdialyse en zuurstofapparatuur. Verzekeraars bepalen
zelf de hoogte van de vergoeding; dit is niet vastgelegd in regelgeving. In onderstaand
kader wordt meer toelichting gegeven over aantallen gebruikers en wijze van vergoeding
door verzekeraars.
Chronische thuisbeademing. Dit is geneeskundige zorg onder verantwoordelijkheid van een medisch-specialist.
Het aantal mensen dat hiervan op 1 januari 2022 gebruik maakte is 3.688. Dit zijn
apparaten die gemiddeld 0,10 kW per uur verbruiken. Uitgaande van de elektriciteitsprijs
die CBS rapporteert over het aanbod van energiecontracten aan nieuwe klanten in augustus
2022 (€ 0,58 per kWh), kost dit € 0,06 per uur. Dit staat gelijk aan de vergoeding
die zorgverzekeraars bieden.
Thuisdialyse. Dit is verplaatste MSZ-zorg. Het aantal mensen dat gebruikmaakt van nierdialyse
thuis is circa 300.6 Deze apparaten verbruiken gemiddeld 0,68 kW per uur. Uitgaande van de elektriciteitsprijs
die CBS rapporteert over het aanbod van energiecontracten aan nieuwe klanten in augustus
2022 (€ 0,58 per kWh) kost dit € 0,39 per uur. Gemiddeld moet 3 x 4 uur per week gedialyseerd
worden. De stroomkosten per week zijn dan € 4,74. Veel zorgverzekeraars vergoeden
€ 45,86 per week wanneer tot 3 keer per week hemodialyse nodig is. Dit is bredere
een vergoeding voor alle «rechtstreeks met thuisdialyse samenhangende kosten» (waaronder
elektriciteit en water). Deze vergoeding is daarmee toereikend.
Zuurstofapparatuur thuis. Deze wordt vergoed uit de hulpmiddelenzorg. Het aantal mensen dat hiervan gebruikmaakt
is circa 28.000. Deze appraten verbruiken gemiddeld 0,31 kW per uur. Uitgaande van
de elektriciteitsprijs die CBS rapporteert over het aanbod van energiecontracten aan
nieuwe klanten in augustus 2022 (€ 0,58 per kWh), kost dit € 0,18 per uur. Dit bedrag
is drie keer zo hoog als wat de meeste zorgverzekeraars per uur vergoeden. Overigens
loopt de uitbetaling hiervan (op één verzekeraar na) via de zuurstofleveranciers.
We hebben verzekeraars gevraagd om specifiek te kijken naar de vergoeding voor zuurstofapparatuur
omdat die niet passend leek, zie de toelichting hierboven. Zorgverzekeraars zijn geïnformeerd
met bovenstaande berekening om zich te beraden op een passende vergoeding voor zuurstofapparatuur
thuis. Vervolgens is om een terugkoppeling gevraagd. Alle gevraagde zorgverzekeraars
hebben dit signaal serieus opgepakt en het merendeel past de vergoeding voor zuurstofapparatuur
thuis aan. Hiermee wordt de toezegging van de Minister van VWS en Minister voor LZS,
in antwoord op de vraag van het Kamerlid Van den Berg (CDA) tijdens het begrotingsdebat
(Handelingen II 2022/23, nr. 13, item 18), beschouwd als afgedaan. Uiteraard vinden wij het belangrijk dat verzekeraars een
passende vergoeding beschikbaar stellen en blijven wij dit monitoren.
Graag ga ik, als Minister van VWS, in het verlengde hiervan in op uw brief d.d. 2 november
jl. met een verzoek om te reageren op de brief van de heer van V. te A. Het gaat hier
om de situatie waarin iemand 24 uur per dag een zuurstofapparaat thuis nodig heeft.
Sommige verzekeraars vergoeden een vast bedrag, gebaseerd op een gemiddeld verbruik
van 12 uur per dag. Ook al wordt de uurvergoeding verhoogd naar een reëel niveau,
dan kan het voorkomen dat iemand alsnog maar voor de helft wordt gecompenseerd wanneer
iemand het zuurstofapparaat dag en nacht nodig heeft. Wellicht is dat hier het geval.
Ik raad de briefschrijver aan om dit te bespreken met zijn zorgverzekeraar. Als zij
er onderling niet uitkomen, kan de verzekerde vervolgens naar de Stichting Klachten
en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ). Deze stichting heeft een ombudsman en een
geschillencommissie. De Ombudsman Zorgverzekeringen bemiddelt gratis met de zorgverzekeraar.
De genoemde vergoeding voor elektriciteitskosten vanuit de Zvw bij gebruik van medische
hulpmiddelen geldt ook voor thuiswonende Wlz-cliënten. Daarnaast kunnen thuiswonende
Wlz-cliënten een beroep doen op ondersteuning vanuit gemeenten via bijzondere bijstand
voor andere ondersteuning. Wlz-cliënten die verblijven in een wooninitiatief betalen
zelf huur en energiekosten. Zij maken veelal gebruik van een gedeelde energiemeter
en hebben nauwelijks of geen baat bij het reguliere energieprijsplafond voor kleinverbruikers.
Het kabinet werkt nog aan een oplossing voor huishoudens die samen met anderen één
energie-aansluiting delen (de zgn. blokaansluiting). Wij verkennen momenteel met het
Ministerie EZK of en hoe Wlz-cliënten in wooninitiatieven gebruik kunnen maken van
de regeling voor blokaansluitingen om een tegemoetkoming te kunnen bieden.
Binnen het gemeentelijk domein zijn er ook omstandigheden waaronder een cliënt een
vergoeding kan krijgen voor hoge stroomkosten bij gebruik van medische hulpmiddelen
in de thuissituatie. Binnen de Wmo 2015 bestaat geen compensatiemogelijkheid voor
energie. Er zijn gemeenten die voor deze doelgroep in specifieke gevallen een deel
van de energiekosten, die niet onder de Zvw vallen, vergoeden vanuit de bijzondere
bijstand of een lokaal Energie noodfonds. Vergoeding van kosten is afhankelijk van
de persoonlijke situatie en daarbij wordt maatwerk geleverd. Chronisch zieken en gehandicapten
met een hoog energieverbruik door het gebruik van medische hulpmiddelen kunnen hier,
voor zover die niet vanuit de Zvw en Wlz worden vergoed, een aanvraag voor indienen,
zeker diegenen met een stapeling aan hulpmiddelen.
Daarbij zien we ruimhartig beleid bij gemeenten. Er zijn gemeenten die tijdelijk een
hogere norm hanteren voor energiekosten in verband met de gestegen energieprijzen.
Ook zijn er gemeenten die voor aanvragen van energiecompensatie helemaal geen inkomensgrens
hanteren, maar echt maatwerk oplossingen voorstellen.
Daarnaast is uw Kamer in de communicatie over het prijsplafond voor kleinverbruikers
op meerdere momenten geïnformeerd over de mogelijkheden van een (extra) tijdelijk
noodfonds bedoeld voor huishoudens die hun energierekening, ondanks alle maatregelen,
niet kunnen betalen. Ook de doelgroep met hoog energiegebruik door (medische) hulpmiddelen
zal hier mogelijk van profiteren. De Kamer wordt door de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen over het tijdelijks noodfonds geïnformeerd, in ieder geval
nog voor de begrotingsbehandeling SZW.
Inkomen en/of vermogen mag wel worden meegewogen in het besluit van een gemeente om
al dan niet via de bijzondere bijstand te compenseren, maar zoals opgemerkt verschilt
dit per situatie. Dit kan dus betekenen dat niet voor iedereen met een verhoogd energiegebruik
door een aandoening of medische zorg en ondersteuningsbehoefte volledige compensatie
wordt geboden.
(iii) Sportsector
In de sportsector zijn de gevolgen van de stijgende energieprijzen voor veel sportclubs
en accommodaties merkbaar. Het maatschappelijk belang van de sport is groot en dat
maakt dat we deze sector willen ondersteunen om uit deze energiecrisis te komen. Net
als in andere sectoren moeten we ook in de sport scherpe keuzes maken om schaarse
middelen zo verantwoord en doelmatig mogelijk te verdelen. Een deel van de sportsector
wordt al gesteund door generieke maatregelen, zoals het prijsplafond voor kleinverbruikers
en de TEK. Voor zover dit niet volstaat, er sprake is van acute continuïteitsproblemen
en het maatschappelijk belang groot is kan er door amateursportverenigingen een beroep
worden gedaan op een nog in te stellen noodvoorziening. Vanwege het energie-intensieve
karakter en het maatschappelijke belang van openbare zwembaden zal hier specifieke
steun voor opgezet worden7.
Amateursportverenigingen spelen een belangrijke rol om mensen voldoende te laten sporten
en bewegen en leveren een belangrijke bijdrage aan gezondheid en sociale samenhang.
Voor de amateursport geldt dat een deel van de sector energie-intensief is, maar door
de aanvullende voorwaarden niet in aanmerking komt voor de TEK. We willen deze organisaties,
die sterk steunen op vrijwilligers, helpen bij het opvangen van de gevolgen van de
energiecrisis. Dat doen we door samen met gemeenten een noodvoorziening op te zetten
voor verenigingen die zelf maatregelen hebben getroffen, maar desondanks in acute
nood verkeren door de stijgende energieprijzen. Voor het opzetten van dit noodfonds
is in totaal maximaal € 6 miljoen beschikbaar. We doen dus een beroep op de rol die
de vereniging zelf kan spelen om de financiële gevolgen op te vangen, bijvoorbeeld
door besparingen, verduurzaming of extra inkomsten te genereren, maar bieden hierbij
een extra vangnet. In overleg met sportbonden en gemeenten kijken we waar nog verdere
ondersteuning nodig en mogelijk is om de amateursportverenigingen extra te helpen
bij het nemen van maatregelen om de financiële gevolgen op te vangen.
Zwembaden voorzien in circa 100 miljoen beweegmomenten per jaar. De continuïteit van
zwemonderwijs is van groot belang om de zwemveiligheid te bevorderen en voor veel
kwetsbare groepen, zoals ouderen of mensen met een fysieke beperking, is zwemmen een
belangrijke, zo niet de enige, beweegmogelijkheid. Gezien de belangrijke maatschappelijke
waarde van openbare zwembaden en de ontoereikende steun uit de reeds beschikbare en
aangekondigde maatregelen in het kader van de energie intensiviteit, achten wij compensatie
van de gestegen energiekosten van deze openbare zwembaden noodzakelijk.
Voor een deel van de openbare zwembaden stellen wij een bedrag beschikbaar van in
totaal € 207 miljoen ter compensatie voor de meerkosten als gevolg van de gestegen
energieprijzen vanwege het energie-intensieve karakter van deze sector. Er wordt een
regeling opengesteld in 2023 die met terugwerkende kracht van toepassing zal zijn
over de periode van 2022 tot en met het vierde kwartaal van 2023.
Aangezien deze accommodaties gemeentelijk eigendom zijn en in sommige gevallen ook
door de gemeente worden geëxploiteerd, doen we hierbij een beroep op gemeenten en
exploitanten om hun aandeel in de steun op zich te nemen. De steun vanuit VWS over
2022 bedraagt daarom maximaal 70% van de meerkosten en kent een lineaire afbouw naar
maximaal 30% van de meerkosten over het vierde kwartaal van 2023. Deze afbouw is bedoeld
om verduurzaming te stimuleren en deze tijdelijke ondersteuning gefaseerd te beëindigen.
Om die reden moeten openbare zwembaden in de loop van 2023 een plan op te stellen
voor de verduurzaming van de accommodatie, het opstellen van een dergelijk plan zal
voorwaardelijk zijn voor het ontvangen van steun in het vierde kwartaal van 2023.
Tot slot
Het kabinet heeft eerder al aangegeven dat het niet mogelijk is om iedereen volledig
te compenseren, en dat gezien de verwachting dat de energieprijzen op korte termijn
niet terugkeren naar het oorspronkelijk niveau, het nog belangrijker is om te verduurzamen
en zuinig om te gaan met energie. Met de hierboven geschetste uitwerking hebben wij
er vertrouwen in dat de (grootste) knelpunten op het VWS-terrein kunnen worden opgelost.
Dit doen we samen met het zorgveld. Vanuit het kabinet faciliteren we de zorg en houden
we de ontwikkeling van de inflatie evenals individuele signalen in de gaten. Bij verdere
ontwikkelingen zullen wij uw Kamer nader informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Indieners
-
Indiener
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport