Brief regering : Evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid 2022
28 663 Milieubeleid
Nr. 79
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2022
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister voor Natuur en Stikstof, over de derde publicatie van de Environmental Implementation Review
1 (EIR) van 8 september 2022. De Europese Commissie (hierna Commissie) evalueert tweejaarlijks
de implementatie van EU-beleid en regelgeving op het gebied van milieu. De bevindingen
worden gepubliceerd in een rapport, waarin de lidstaten zowel gezamenlijk als individueel
worden beoordeeld.
De EU heeft ambitieus beleid en wet- en regelgeving voor het beschermen en verbeteren
van het milieu en de leefomgeving. Het kabinet steunt deze ambitie. Betere implementatie
van milieuregels binnen de EU is niet alleen cruciaal voor een gezonder milieu, maar
ook voor het creëren van een eerlijk speelveld binnen de EU. De EIR is een middel
om lidstaten verder te helpen in de implementatie van Europees milieubeleid. Door
de oorzaken achter gebrekkige implementatie te identificeren, door goede praktijken
te delen en door aanbevelingen te doen biedt de Commissie lidstaten de handvatten
om de Europese milieudoelstellingen te behalen. In deze brief ga ik in op de belangrijkste
conclusies en aanbevelingen vanuit de Commissie voor Nederland en de beleidsinzet
van het kabinet op deze terreinen op hoofdlijnen.2 Deze inzet moet worden bezien in samenhang met de vele grote maatschappelijke opgaven
die Nederland kent, bijvoorbeeld op de terreinen van infrastructuur, woningbouw en
de energietransitie.
Algemene bevindingen
Net als in voorgaande publicaties van de EIR is de Commissie positief over de implementatie
van milieuwetgeving in Nederland. In lijn met eerdere evaluaties benoemt de Commissie
dat Nederland over een gedegen langetermijnplanning beschikt, de wil heeft om vernieuwend
beleid te onderzoeken en over het algemeen een goede reputatie heeft met betrekking
tot de implementatie van EU-milieuwetgeving. Volgens de Commissie wordt dit ondersteund
door een innovatief beleid op meerdere bestuurlijke niveaus.
Nederland scoort goed op de terreinen van circulaire economie en afvalmanagement.
De Commissie erkent dat Nederland verschillende beleidsinitiatieven ontwikkelt voor
de transitie naar een circulaire economie en over een langetermijnstrategie beschikt,
waarbij het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie3 expliciet wordt benoemd. Daarnaast ligt het aandeel van recycling van stedelijk afval
ruim boven zowel de Europese doelstellingen als het gemiddelde van EU-lidstaten. Verder
benoemt de Commissie de lancering van het Programma Versterken Biodiversiteit4 als een belangrijke vooruitgang voor het behalen van doelstellingen in de Europese
Vogelrichtlijn5 en Habitatrichtlijn6. De Commissie prijst Nederland voorts voor het laten zien van goede praktijken op
het gebied van de Infrastructure for Spatial Information in Europe (INSPIRE) richtlijn7, chemicaliën (REACH)8 en de inspanningen op klimaatterrein, met een klimaatwet en een aanvullend klimaatakkoord
met een brede betrokkenheid vanuit verschillende sectoren en het maatschappelijke
veld.
Alhoewel de Commissie erkent dat er sinds de voorgaande EIR van 2019 goede stappen
zijn gemaakt, liggen de belangrijkste uitdagingen voor Nederland volgens de Commissie
nog steeds op het terrein van waterkwaliteit, luchtkwaliteit en de biodiversiteit.
Verbetering op deze terreinen blijft noodzakelijk. De Commissie wijst daarbij op de
intensieve landbouw als een bron van zorg.
Hieronder ga ik in op de prioritaire onderwerpen van de EIR 2022 met de aanbevelingen,
en wat deze inzichten Nederland kunnen bieden.
Circulaire economie en afvalmanagement
Net als Nederland geeft de Commissie grote prioriteit aan een transitie om te komen
tot een circulaire economie in de EU. Vanuit de EIR 2022 blijkt dat Nederland koploper
blijft op het gebied van circulaire economie. Nederland scoort hoog in vergelijking
met andere lidstaten op het gebruik van circulair materiaal en haalt goede resultaten
op de terreinen van hulpbronnenproductiviteit en afvalmanagement. Volgens de Commissie
maakt Nederland ook goed gebruik van de Europese fondsen die beschikbaar zijn gesteld
voor het ondersteunen van een circulaire transitie.
De Commissie doet twee aanbevelingen die het Nederlands beleid voor circulaire economie
verder zouden kunnen versterken. De Commissie adviseert Nederland om nieuw beleid
te introduceren, inclusief economische instrumenten, om afvalpreventie te promoten
en hergebruik en recycling economisch aantrekkelijker te maken. Daarnaast adviseert
de Commissie om verbranding van herbruikbaar en recyclebaar afval te voorkomen.
Het kabinet deelt het belang van verdere inzet op de genoemde punten. Op deze aanbevelingen
lopen in Nederland dan ook momenteel verschillende trajecten die hun plek krijgen
in het Nationale Programma Circulaire Economie 2023–2030.
Zo vindt op afvalpreventie een blijvende inzet plaats, bijvoorbeeld via het versterken
en uitbreiden van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) waaronder naar
andere relevante productgroepen. Met een UPV blijven producenten verantwoordelijk
voor het product dat ze maken, ook als het afgedankt wordt en dus afval wordt. In
de UPV kunnen ook minimumdoelstellingen voor bijvoorbeeld inzameling, recycling en/of
hergebruik worden opgenomen. Vanaf 2023 zal bijvoorbeeld een UPV voor textiel gaan
gelden, en een UPV op luiers en incontinentiemateriaal zal worden ontwikkeld. Daarnaast
geeft het kabinet op een evenwichtige wijze het beleid op circulaire economie verder
vorm met de focus op maatregelen hoger op de R-ladder9 («voorkant» van de keten). Ook wordt de inzet voortgezet op inzameling, hergebruik
en hoogwaardige recycling. Het kabinet zet zich hierbij ook verder in voor het benutten
van economische instrumenten, om de businesscase voor circulaire producten en diensten
te verbeteren. Het kabinet wil de verbranding van herbruikbaar en recyclebaar materiaal
voorkomen door te verkennen welke aanvullende maatregelen kunnen worden genomen om
materiaalketens te sluiten. Ook zijn de tarieven voor de afvalstoffenbelasting in
2019 verhoogd. Voor nadere invulling en verdere maatregelen verwijs ik u naar het
Nationaal Programma Circulaire Economie 2023–2030. Dit wordt begin volgend jaar aan
uw Kamer verzonden.
Biodiversiteit en natuurbehoud
De Commissie constateert dat er kansen en uitdagingen liggen voor Nederland op het
gebied van de bescherming van zijn biodiversiteit en natuurbehoud. De kansen worden
gezien in de lancering van het Programma Versterken Biodiversiteit. Dit nationale
programma bouwt voort op Europese regelgeving en zet in op het behalen van de doelstellingen
onder de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. De Commissie beschouwt deze nationale
ontwikkeling op dit terrein als zeer positief, en benoemt dit als een vooruitgang
ten opzichte van de eerdere evaluatie van 2019. De actielijnen binnen het Programma
Versterken Biodiversiteit lopen gestaag door en worden nu versterkt opgepakt binnen
de Agenda Natuurinclusief en Programma Natuur.
Alhoewel de Commissie verbeteringen constateert, blijft de staat van ecosystemen een
aanhoudende uitdaging. Meer dan driekwart van de beschermde habitattypen en soorten
staan in Nederland onder druk. De Commissie geeft aan dat dit komt door de grote impact
die de agrarische sector heeft op de gezondheid van de natuur. De stikstofdepositie
speelt een belangrijke rol in de huidige stand van de Nederlandse habitats (e.g.,
venen en bossen) en de waterhuishouding (i.e., afwatering). De aanbevelingen vanuit
de EC hebben met name betrekking op completering van het Natura 2000-netwerk en het
verbeteren van natuurkwaliteit door de hoge druk van agrarische activiteiten te adresseren.
Deze bevindingen zijn niet onbekend voor Nederland. Om deze reden onderneemt het kabinet
diverse acties om de staat van ecosystemen te verbeteren. In december 2020 hebben
het Rijk en de provincies het Gezamenlijk Programma Natuur10 gestart, waarbij jaarlijks tot en met 2030 een substantieel bedrag beschikbaar komt
voor natuurherstel en natuurontwikkeling, oplopend tot 300 miljoen euro per jaar.
Ook is afgelopen jaar gewerkt aan de verbetering van het Natura 2000-netwerk door
twee nieuwe soorten toe te voegen aan bestaande gebieden en door de Bruine Bank11 aan te wijzen. Binnenkort wordt het door de Commissie bedoelde Wijzigingsbesluit
aanwezige waarden Habitatrichtlijngebieden gepubliceerd. Met de Agenda Natuurinclusief12 wordt de samenhang tussen inspanningen in verschillende maatschappelijke domeinen
ondersteund richting een natuurinclusieve samenleving. Ten aanzien van de Nederlandse
landbouw blijft de inzet van het kabinet om vergaande emissiereductie en milieuwinst
te behalen. In het Nationaal Programma Landelijk Gebied13 en het beleidsprogramma Klimaat14 wordt aan hogere doelen en nieuw beleid gewerkt voor het verbeteren van onder andere
het klimaat, de waterkwaliteit, luchtkwaliteit en biodiversiteit.
Daarnaast benoemt de Commissie het belang van een gezonde bodem voor de opgaven rondom
biodiversiteit, klimaat en water, alsook de invloed van bemesting en pesticiden. Het
kabinet onderschrijft dit belang. Om deze reden streeft Nederland met het Nationaal
Programma Landbouwbodems de doelstellingen na dat in 2030 alle landbouwbodems in Nederland
duurzaam worden beheerd en dat jaarlijks 0,5 Mton CO2-equivalent extra wordt vastgelegd in minerale landbouwbodems.
Ten aanzien van mariene ecosystemen benoemt de Commissie dat in Nederland hiervan
25,6% wettelijk beschermd is. Vanuit een eigen inventarisatie van beschermde gebieden
voor de Europese Biodiversiteitsstrategie komt Nederland voor marien op 32%. In deze
analyse worden Waddenzee, Oosterschelde en Westerschelde meegenomen. Daarmee scoort
Nederland boven het EU-gemiddelde van 10,7%. Qua aanbeveling benoemt de Commissie
ook dat Nederland regionaal moet samenwerken met EU-lidstaten om druk op regionale
mariene ecosystemen te verminderen. Nederland draagt bij aan regionale samenwerking
ten behoeve van het mariene milieu, en zet al in op de ontwikkeling van een afstemmingsoverleg
North Sea Basin. Zo is Nederland momenteel voorzitter en actief lid van de nieuwe
werkgroep ORED (Offshore Renewable Energy Development) van OSPAR. De ORED beziet de
impact van de ontwikkeling van Offshore wind in relatie tot milieu en biodiversiteit.
Dit is in lijn met de aanbevelingen van de Commissie.
Als laatste adviseert de Commissie Nederland om ecosysteem accounting15 te versterken, door de ontwikkeling van een marien account en het uitbreiden van
het accountingssysteem naar zowel lokaal als internationaal niveau. Het CBS werkt
voortdurend – en in lijn met internationale VN-standaarden – aan het verder ontwikkelen
van Natuurlijk Kapitaalrekeningen in Nederland. Deze zijn gericht op het in kaart
brengen van de onderlinge afhankelijkheden van biodiversiteit en het economisch gebruik
van de natuur, inclusief het monetair waarderen van ecosysteemdiensten. Verder wordt
er gewerkt aan een uitbreiding hiervan naar de Noordzee en de Waddenzee. Voor de toepassing
van deze rekeningen wordt aangesloten bij de behoeftes van stakeholders op verschillende
niveaus, waaronder de regionale Monitor Brede Welvaart. Informatie over de ruimtelijke
verdeling van de verschillende onderwerpen is nog een beperking. Om deze reden wordt
er momenteel een onderzoeksagenda opgesteld.
Nulverontreinigingsambitie
Ten aanzien van de luchtkwaliteit geeft de Commissie aan dat Nederland over het algemeen
goed scoort, enkele uitzonderingen daargelaten. Er hebben goede ontwikkelingen plaatsgevonden
dankzij nationale programma’s (i.e., Schone Luchtakkoord en National Air Pollution
Control Programme). Het Schone Luchtakkoord wordt gezien als een belangrijk middel
in het verbeteren van de luchtkwaliteit. Anderzijds schrijft de Commissie dat Nederland
nog wel enkele belangrijke stappen moet maken om luchtkwaliteit in zijn geheel te
verbeteren. De agricultuur- en transportsector drukken onevenredig zwaar op de luchtkwaliteit
in lokale gebieden en zorgen voor hoge contracties van fijnstof, nitraat en ammoniak
in de lucht. De Commissie stelt dat Nederland op korte termijn actie moet ondernemen
om deze stoffen verder terug te dringen in lijn met het Schone Luchtakkoord en het
Nederlandse NEC-programma. Het kabinet onderschrijft deze noodzaak. In lijn met de
Richtlijn Industriële Emissie (RIE) wordt verder benoemd dat Nederland luchtvervuiling
vanuit de metaalsector tegen moet gaan, met name die van Tata Steel. Het kabinet heeft
hier in december 2021 een plan van aanpak16 voor gepresenteerd. Deze wordt nu uitgevoerd en einde dit jaar geëvalueerd. In de
laatste Kamerbrief17 die u is toegestuurd, is eerder uiteengezet wat Nederland zoal doet op het gebied
van luchtkwaliteit. Daarnaast werkt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) aan
de nieuwe luchtemissieramingen. Dit tweejaarlijks rapport wordt naar verwachting rond
de jaarwisseling gepubliceerd.
Op het gebied van waterkwaliteit richt de EU zich op de bescherming en verbetering
van zoet oppervlaktewater, kust- en overgangswateren en grondwater. Het bereiken en
vervolgens behouden van een goede toestand in lijn met de Europese Kaderrichtlijn
Water (KRW) zal ervoor zorgen dat de burgers van de EU kunnen beschikken over veilig
drink- en zwemwater. Uit monitoringsresultaten van 2020 blijkt dat veruit de meeste
parameters voldoen in de meeste nationale waterlichamen. Nederland heeft veilig zwemwater
en schoon drinkwater. Wel is er nog een opgave om op ieder punt van de KRW te voldoen.
De KRW gaat uit van het «one-out-all-out» principe. Dit principe betekent als een
waterlichaam op basis van één variabele niet voldoende scoort, de eindscore van het
hele waterlichaam niet voldoet aan de goede toestand. Hierdoor voldoet op dit moment
slechts 0,3% van alle Nederlandse oppervlaktewateren aan de goede ecologische status
en 39,2% aan de goede chemische status. Van de grondwaterlichamen18 voldoet 87% aan de wenselijke chemische status. Over de waterkwaliteit in relatie
tot PFAS is onlangs een brief19 aan uw Kamer verstuurd.
De Commissie benoemt ook dat Nederland in het kader van de RIE de afgelopen tien jaar
een positieve vooruitgang heeft laten zien op het gebied van uitstoot van zware metalen
(–53,4%) en organische koolstof (–38%) naar het water. Daarnaast is de Commissie positief
over de zuivering van het huishoudelijk afvalwater in Nederland. Nederland behoort
op dit vlak tot de top binnen de EU, aangezien 100% van ons huishoudelijk afvalwater
opgevangen en zorgvuldig gezuiverd wordt. Qua aanbevelingen geeft de Commissie aan
dat Nederland zich moet inzetten voor het verminderen van nitraatvervuiling in het
grondwater dat afkomstig is uit de landbouwsector om de doelstellingen van de KRW
te behalen. Eind 2021 heeft het Rijk het 7de Actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn20 vastgesteld, begin 2022 is daar een Addendum21 bovenop vastgesteld. De maatregelen hierin zullen de nitraatvervuiling uit de landbouw
verminderen. Ten aanzien van de KRW heeft Nederland begin dit jaar de Stroomgebiedbeheerplannen
2022–202722 vastgesteld, waarover gerapporteerd wordt aan de Commissie. In het kader van het
Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) wordt voorzien dat provincies de benodigde
maatregelen gaan uitwerken voor de restopgave voor de KRW en de Nitraatrichtlijn,
voor zover deze worden beïnvloed door landbouw (i.e., nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen).
Chemicaliën hebben een significante impact op de gezondheid van mens en milieu. Om
deze reden heeft de EU beleid vastgesteld om de gevolgen van chemicaliën te reguleren
(Verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen
ten aanzien van chemische stoffen (REACH), en de Verordening betreffende de indeling,
etikettering en verpakking van stoffen en mengsels). Nederland heeft beide verordeningen
volledig geïmplementeerd. De Commissie geeft Nederland mee dat het erop toe moet zien
dat er verbetering van de administratieve capaciteit voor uitvoering en handhaving
plaatsvindt en dringt aan op een nultolerantie bij niet-naleving. De uitvoering, handhaving
en naleving worden naar verwachting onderdeel van de herziening van REACH. Het kabinet
heeft gereageerd op de consultatie van de Commissie inzake de Europese procedure om
tot een herziening van REACH te komen. De antwoorden hiervan zijn op 23 mei 2022 aan
u gestuurd.23 Recent heeft de Commissie aangekondigd het voorstel voor de herziening van REACH
uit te stellen. Het kabinet betreurt dit en zet zich in om het uitstel te beperken.
Klimaatactie
Klimaatactie vindt op verschillende politieke niveaus plaats, waaronder binnen de
Verenigde Naties (VN), in Europees verband 9en op nationaal niveau. In Nederland hebben
we sinds 2019 een nationaal Klimaatakkoord en een Klimaatwet, als aanvulling op het
Parijsakkoord van 2015. Vanuit de EU lopen verschillende beleidsinitiatieven om koolstofreductie
te bewerkstelligen, met als meest prominente van het afgelopen jaar Fit For 55 (FF55), een wetgevingspakket onder de Europese Green Deal. De Commissie stelt een reductie van 55% broeikasgassen voor in 2030 ten opzichte
van 1990. Nederland steunt deze ambitie, en heeft voor zichzelf in het coalitieakkoord
(Bijlage bij kamerstuk 35 788, nr. 77) een doel van ten minste 55% emissiereductie in 2030 gesteld ten opzichte van 1990,
met beleid gericht op 60% emissiereductie. De EIR 2022 evaluatie gaat nog uit van
de verouderde nationale ambitie van 49%.
De Commissie geeft aanbevelingen op het gebied van hernieuwbare energie. Volgens de
Commissie moet Nederland inzetten op het aanzienlijk verhogen van de hernieuwbare
energie. Hierbij zou Nederland bijzondere aandacht moeten hebben voor wind op zee,
verwarming en koeling in gebouwen, en hernieuwbare, koolstofarme waterstof en groene
gassen. Deze inspanningen zullen Nederland in staat stellen een belangrijke bijdrage
te leveren aan de groene transitie van ons land. Daarnaast adviseert de Commissie
om duurzame mobiliteit te versnellen door middel van slimmere energie-infrastructuur
en netwerken. Als laatste is er een slag te slaan in de bouwsector met betrekking
tot renovaties. Door energie-efficiëntie en hernieuwbare energie van woningen te vergroten,
wordt energiearmoede aangepakt en worden groene banen gecreëerd. Deze aanbevelingen
worden al meegenomen in de verdere beleidsontwikkeling.
Financiering
De Commissie stelt dat Nederland nog ruimte voor verbetering heeft ten aanzien van
milieufinanciering. De aanbevelingen hebben betrekking op: 1) het ontwikkelen van
een milieufinancieringsstrategie, en 2) de zorg voor een hoger financieringsniveau
voor het milieu. Een strategie voor milieufinanciering creëert de kans om zoveel mogelijk
hiaten in de implementatie van milieubeleid te dichten. Bij de ontwikkeling worden
alle bestuursniveaus betrokken. Daarnaast zal het verhogen van het financieringsniveau
voor het milieu leiden tot het dekken en dichten van de investeringsbehoefte en -kloven
voor alle milieudoelstellingen. Hierbij moeten particuliere financieringsstromen in
het bijzonder verkend worden.
Het kabinet onderkent het belang van milieufinanciering. Zelf heeft het deze periode
substantiële additionele middelen beschikbaar gesteld om milieudoelstellingen rondom
klimaat, biodiversiteit, stikstof en water te realiseren. Tegelijk is het van belang
dat financiering van niet-duurzame activiteiten wordt afgebouwd. Hierin wordt ook
een verantwoordelijkheid gezien voor de private sector die meer dient te investeren
in milieudoelstellingen. Daarnaast steunt het Ministerie van LNV op het gebied van
biodiversiteit de ontwikkeling en toepassing van methodes in de financiële sector
om zijn impact op en afhankelijkheid van biodiversiteit te meten en daarover transparant
te zijn, zoals het Partnership Biodiversity Accounting Financials (PBAF) en de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures (TNFD).
Op 7 juni heeft het kabinet een beleidsagenda voor duurzame financiering24 aan uw Kamer gestuurd. Daarin staat de ambitie centraal dat de financiële sector
een vliegwiel moet zijn voor verduurzaming. Ook moeten rapportagestandaarden voldoende
inzicht bieden in alle relevante duurzaamheidsaspecten, zodat duurzaamheid-gerelateerde
risico’s beter worden beheerst en negatieve impacts worden omgebogen naar positieve
milieu-uitkomsten. Het Platform voor Duurzame Financiering, gecoördineerd door de
Nederlandsche Bank, is een belangrijk samenwerkingsverband tussen de financiële sector
en het Rijk waarin in verschillende werkgroepen gewerkt wordt aan concrete oplossingen
voor deze ambitie.
Milieugovernance
De Commissie evalueert EU-lidstaten op drie aspecten van het Verdrag van Aarhus om
de kwaliteit van milieugovernance te meten, zijnde; 1) toegang tot informatie, 2)
publieke inspraak, en 3) toegang tot de rechter voor milieuzaken. Nederland scoort
goed op het gebied van de toegang tot informatie. De Commissie geeft aan dat Nederland
ten opzichte van de EIR 2019 een grote verbetering heeft laten zien op het gebied
van informatievoorziening, en toegankelijkheid hiervan voor burgers. Vooral op het
gebied van luchtkwaliteit en natuur is vooruitgang geboekt. Wel adviseert de Commissie
Nederland om ruimtelijke gegevens breder toegankelijk te maken. Ook moet Nederland
bij de uitvoering van de INSPIRE-richtlijn prioriteit geven aan milieudatasets. Met
name die zijn aangemerkt als essentiële ruimtelijke datasets voor de uitvoering van
milieuwetgeving. Met betrekking tot publieke inspraak adviseert de Commissie dat Nederland
data verzamelt en publiceert over publieksparticipatie in (strategische) milieueffectenbeoordelingsprocessen25. Dit om inzicht te krijgen in de mate waarin definitieve besluiten worden beïnvloed
door opmerkingen van het publiek. In Nederland kunnen burgers dit vinden op de website
van Officielebekendmakingen.nl. Als laatste stelt de Commissie dat Nederland moet
inzetten op een betere toegang tot de rechter voor groepen die administratieve of
regelgevende besluiten willen aanvechten. Met name op het gebied van plannen over
water, natuur en luchtkwaliteit.
De Commissie ziet het als prioriteit dat een systeem van financiële zekerheid voor
milieuaansprakelijkheid wordt opgezet om de kosten van milieuschade te dekken. Het
kabinet voert voor majeure risicobedrijven en bedrijven in de afvalsector momenteel
een systeem in van financiële zekerheidsstelling in het kader van de Omgevingswet.
Voordat wordt bezien of aanpassing of uitbreiding van deze nieuwe regelgeving nodig
is, wordt eerst het nog lopende invoeringstraject afgerond en wordt de regelgeving
in de praktijk gebracht. Daarna kan samen met bevoegde gezagen worden bekeken of verdere
uitbreiding van mogelijkheden om financiële zekerheid te kunnen opleggen bij bepaalde
activiteiten wenselijk is.
Op verschillende manieren werkt het kabinet aan het verbeteren van de milieugovernance
in Nederland. De publicatie van inspectieplannen, inspectieverslagen en de jaarverslagen
van omgevingsdiensten is een van de acties. Dit is een onderdeel van het onlangs opgestarte
interbestuurlijk programma versterking van het stelsel voor vergunningverlening, toezicht
en handhaving (IBP VTH). Het gaat hierbij om de milieu-inspecties van industriële
installaties op grond van de RIE. Het programmaplan van het IBP VTH is uw Kamer op
8 juli jl. toegestuurd.26 In het IBP VTH wordt ook gewerkt aan de versterking van de bestuursrechtelijke en
strafrechtelijke handhaving en vervolging en het verbeteren van de informatie-uitwisseling
tussen alle partijen die betrokken zijn bij vergunningverlening, toezicht en handhaving
en de aanpak van milieucriminaliteit.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat