Brief regering : Verzamelbrief COVID-19
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1969 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2022
In de voorliggende verzamelbrief informeer ik u over diverse onderwerpen die betrekking
hebben op COVID-19. Het betreft de volgende onderwerpen:
1. Zicht op het virus;
2. Vaccinaties:
– Stand van zaken herhaalprikronde;
– Communicatie-inzet vaccinatie;
– Stand van zaken maatschappelijk dialoog;
– Advisering over vaccinaties voor kinderen;
– Update donaties;
3. Oversterfteonderzoek en datatoegang;
4. Verder afbouwen bron- en contactonderzoek;
5. Optimalisatie van ziekenhuiszorg;
6. COVID-behandeling Paxlovid;
7. Publicatie en openstelling aanvraagloket COZO 2022;
8. Update digitale ondersteuning;
9. «Stopknop» voor Corona opt-in;
10. Onderzoek meerwaarde luchtreinigers.
1. Zicht op het virus
Epibeeld
In de afgelopen weken zien we in de rioolwatersurveillance, het aantal positieve testen
en het aandeel mensen dat COVID-19 klachten rapporteert via Infectieradar een daling
van de verspreiding van het virus. Desondanks blijft de circulatie hoog. Het aantal
bezette bedden met patiënten met COVID-19 is op dit moment ongeveer even hoog als
aan het begin van de najaarsgolf. Het aantal mensen op de IC met COVID-19 blijft stabiel
laag. De druk op de zorg blijft beheersbaar1 en zijn er vooralsnog geen aanvullende maatregelen nodig, behalve extra aandacht
voor naleving van de basismaatregelen en aanvullende maatregelen vooronvoldoende beschermde
kwetsbare personen.
We blijven echter waakzaam op de gevolgen van nieuwe subvarianten van het virus die
inmiddels in Nederland zijn aangetroffen. De afgelopen periode is een toename van
BA4.6, BA2.75, en meer recent een toename van BQ.1 (inclusief BQ1.1)2 geobserveerd. Deze subvariant wordt mogelijk de nieuwe dominante subvariant in Nederland,
maar het is ook mogelijk dat meerdere subvarianten naast elkaar blijven circuleren.
Monitoringsinstrumenten
Monitoring en surveillance van COVID-19 blijven onverminderd belangrijk. Daarom zoeken
we continu naar manieren om dit te verbeteren, naast de al bestaande monitoringsinstrumenten
zoals rioolwatersurveillance, Infectieradar, Nivel-zorgregistratie eerste lijn, kiemsurveillance
en het aantal meldingen van positieve testen bij de GGD. Ziekenhuis- en IC-opnames
geven daarbij een beeld van de ernst van het virus en de gevolgen voor de zorg. Door
een mix van monitoringsinstrumenten in te zetten kan de epidemiologische situatie
nauwgezet in de gaten gehouden worden.
In de continue ontwikkeling van zo goed mogelijke monitoring en informatievoorziening
zijn recent enkele belangrijke stappen gezet:
• Sanquin en RIVM starten een onderzoek naar de mogelijkheden van het gebruik van serologische
data in de bestrijding van de COVID-19-pandemie. Hierbij onderzoeken Sanquin en RIVM
de aanwezigheid van antistoffen tegen het coronavirus in het bloed van bloeddonoren
in steekproeven. Zodoende hopen we een beter zicht te krijgen op de immuniteit van
de bevolking tegen het virus.
• Even zo belangrijk is het om burgers mee te nemen in monitoring en van de juiste informatie
te voorzien. Daarom is de informatie op het coronadashboard toegankelijker gemaakt:
op de landingspagina staat nu een weekduiding, in samenwerking met RIVM en LCPS, waarin
gebruikers in één opslag kunnen zien wat de stand van het land is.
• De coronathermometer staat sinds 16 september jl. online op het coronadashboard. Deze
thermometer geeft in één oogopslag aan wat de huidige en op korte termijn te verwachten
(landelijke) epidemiologische situatie is. Voor een nadere toelichting hierop verwijs
ik uw Kamer tevens naar de brief van september jl.3 De thermometer wordt nog doorontwikkeld.
Verder licht ik in deze brief de inzet van de huidige instrumenten toe en hoe zij
bijdragen aan het monitoren van het virus:
• Rioolwatersurveillance: Rioolwatersurveillance is één van de belangrijkste surveillance-instrumenten, na
het afschalen van grootschalig testen bij de GGD. De Nationale Rioolwatersurveillance
is een nauwe samenwerking tussen het Ministerie van VWS, de waterschappen en het RIVM.
Bij meer dan 300 rioolwaterzuiveringsinstallaties worden op dit moment vier keer per
week metingen gedaan, waarmee de virusvracht per 100.000 inwoners wordt bepaald. Hierdoor
houden we, onafhankelijk van het testbeleid en het testgedrag, zicht op de trendveranderingen
in de verspreiding van het virus. Vanwege het grote aantal meetpunten is het een zeer
uitgebreid monitoringsinstrument. Op het coronadashboard worden de meest recente open
data getoond. Deze zijn actueel (metingen tussen de 4 en 7 dagen oud en worden gebruikt
voor vroegsignalering). De monsters uit het rioolwater worden steekproefsgewijs ook
gebruikt om nieuwe varianten op te sporen en te herkennen.
• Testen: Positieve COVID-19-testen worden nog steeds gemeld aan het RIVM. Het aantal positieve
testen blijft een indicator om de trends van de verspreiding van het virus te volgen
ondanks dat er niet meer grootschalig getest wordt.
• Infectieradar: via dit instrument geven wekelijks meer dan tienduizend mensen door aan het RIVM
of zij die week gezondheidsklachten passend bij COVID-19 of een positieve zelftest
hebben gehad. Infectieradar is inmiddels uitgebreid met zelftestonderzoek voor COVID-19,
waarbij aan deelnemers kan worden gevraagd om een neus- en keelmonster af te nemen
als zij een coronazelftest hebben gedaan omdat ze COVID-achtige klachten hebben. Het
RIVM onderzoekt of dit monster het coronavirus, een influenzavirus of een verkoudheidsvirus
bevat. Zodoende wordt nog beter zicht gehouden op de ontwikkeling van het virus. Infectieradar
blijkt nuttig ten behoeve van vroegsignalering te zijn. Infectieradar is niet representatief,
maar hoe meer mensen zich aanmelden hoe beter een trend zichtbaar wordt.
• Nivel peilstations: Het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel) voert eerstelijnssurveillance
uit via de huisartsen. Met 140 peilstations wordt zicht gehouden op de rondgang van
luchtwegvirussen in Nederland. De monsters van de Nivel-peilstations betreffen een
selecte groep: dit zijn vaak patiënten die met langdurige luchtwegklachten tóch de
huisarts bezoeken.
• Kiemsurveillance: Met de kiemsurveillance onderzoekt het RIVM hoe het virus verandert en wat dit betekent
voor de verspreiding van het virus. Dit is met name van belang om de impact van nieuwe
(sub)varianten op de verspreiding van het virus en de mate van ziekmakendheid in te
schatten.
• Druk op de zorg: Ook het aantal ziekenhuisopnames van mensen met COVID-19 alsook de ziekenhuisbezetting
wordt continu gemonitord. Dit betreft zowel de klinieken als de IC’s en geeft een
actueel beeld van de ernst van het virus en de gevolgen hiervan op de zorg. De ziekenhuisopnames
blijven hiermee een belangrijke indicator voor zowel het zicht op de verspreiding
alsook de druk op de zorg. Verder is het RIVM in samenwerking met stichting NICE dit
jaar begonnen met het opzetten van infectieziektensurveillance van respiratoire infecties
vanuit ziekenhuizen (SARI-surveillance). Daarnaast werkt het LCPS aan de doorontwikkeling
van de landelijke ketenmonitor zorg (LKZ), nu Dashboard Zorgketen. Op dit dashboard
is in één oogopslag te zien hoe hoogde druk in de zorg is op dit moment, maar geeft
daar ook prognoses over. De eerste testversie van het dashboard is eind oktober in
gebruik genomen.
2. Vaccinaties
Stand van zaken herhaalprikronde
Op 19 september jl. is op advies van het OMT-V gestart met een nieuwe vaccinatieronde.
Zoals ik ook in mijn brief van 8 september jl. heb aangegeven, zetten we in deze najaarsronde
de vernieuwde vaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna4 in als herhaalprik. Deze zogeheten bivalente vaccins zijn gericht op twee stammen
van het coronavirus: de oorspronkelijke Wuhan-stam en de omikronvariant. De onderlinge
verschillen tussen de omikronsubvarianten zijn relatief klein, net als de onderlinge
verschillen tussen de bivalente vaccins. De verwachting is daarom dat alle bivalente
vaccins die worden gebruikt in de najaarsronde effectiever zijn tegen omikronvarianten
die nu circuleren, in vergelijking met de oorspronkelijke, monovalente vaccins. Voor
de basisserie worden de oorspronkelijke vaccins nog wel ingezet. De vernieuwde vaccins
zijn namelijk nog niet geregistreerd voor gebruik als basisserie.
Sinds 26 oktober jl. kan iedereen van 12 jaar en ouder die de basisserie heeft afgerond
een afspraak maken voor een herhaalprik: dit is mogelijk vanaf 3 maanden na de laatste
vaccinatie of 3 maanden na een doorgemaakte COVID-19-infectie. De GGD’en hebben voldoende
capaciteit beschikbaar zodat iedereen snel een afspraak kan maken. Sinds 31 oktober
jl. is het op steeds meer locaties mogelijk zonder afspraak een herhaalprik te ontvangen.
Op www.prikkenzonderafspraak.nl zijn alle locaties met vrije inloop zichtbaar. Voor de mensen die nog geen basisserie
gehaald hebben of die nu nog niet in aanmerking komen voor een herhaalprik, blijft
het mogelijk om een afspraak te maken bij één van de GGD-vaccinatielocaties.
60-plussers, zorgmedewerkers en mensen jonger dan 60 jaar die jaarlijks de griepprik
ontvangen, zijn het meest gebaat bij het halen van de herhaalprik. Zij zijn daarom
als eerste persoonlijk uitgenodigd. Tot en met zondag 13 november zijn er circa 3,6 miljoen
herhaalprikken in de najaarsronde gezet. Van alle 60-plussers heeft tot en met 13 november
54,2% een herhaalprik gehaald, voor de 70 tot en met 79 jarigen en 80 tot en met 89 jarigen
is dit boven de 67%. Van de gehele 12-plus bevolking heeft 23,0% een herhaalprik ontvangen
in de huidige najaarsronde5.
Dat vaccineren nog steeds effectief is blijkt ook uit de nieuwe rapportage die het
RIVM op 8 november jl. heeft gepubliceerd over de effectiviteit van de in Nederland
gebruikte COVID-19-vaccins tegen ziekenhuis- en IC-opnames6. Hieruit blijkt dat in de periode van 3 oktober tot en met 2 november 2022 er een
63% lager risico was op ziekenhuisopname voor 60-plussers die de herhaalprik in het
najaar hebben gekregen dan voor 60-plussers die wel de basisserie, booster of eerdere
herhaalprik hebben gekregen, maar niet de herhaalprik van dit najaar. Dit betekent
dat de kans op ziekenhuisopname voor 60-plussers met een herhaalprik uit de najaarsronde
ongeveer 2,7 keer kleiner was dan voor 60-plussers die deze vaccinatie niet gehaald
hebben. De kans op IC-opname voor 60-plussers met een herhaalprik uit de najaarsronde
was ruim 2 keer kleiner dan voor 60-plussers met minimaal één eerdere vaccinatie.
Het RIVM heeft aangegeven dat het nog te vroeg is om iets te zeggen over de effectiviteit
van de herhaalprik in de huidige najaarsronde voor personen jonger dan 60 jaar. In
toekomstige rapportages zullen er ook schattingen voor deze groep beschikbaar komen.
Daarnaast blijkt uit recent onderzoek van het RIVM dat de COVID-19-vaccinaties een
aanzienlijk aantal ziekenhuisopnames hebben voorkomen7. Het RIVM heeft het werkelijk aantal ziekenhuisopnames van stichting NICE, de geschatte
vaccineffectiviteit per dag en de vaccinatiegraden van de basisserie, booster en eerste
herhaalprik in het voorjaar gecombineerd en geanalyseerd over de periode van 2 augustus
2021 tot en met 30 augustus 2022. In deze periode registreerde stichting NICE bijna
45.000 ziekenhuisopnames met COVID-19. Een voorzichtige schatting laat nu zien dat
er bijna 88.000 ziekenhuisopnames als gevolg van COVID-19 voorkomen zijn in deze 13 maanden.
De meeste opnames zijn voorkomen bij 60-plussers: ruim 68.000. Het RIVM verwacht dat
de vaccinaties waarschijnlijk nog meer ziekenhuisopnames hebben voorkomen. Er is in
de analyse bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de indirecte effecten van vaccinatie.
Uit eerder onderzoek blijkt dat gevaccineerde mensen een kleinere kans hebben om anderen
te besmetten. Hierdoor zijn minder mensen ziek geworden die anders mogelijk ook in
het ziekenhuis terecht waren gekomen. Later dit jaar publiceert het RIVM meer resultaten
en een gedetailleerde omschrijving van de analyses.
Communicatie-inzet vaccinatie
De komende weken blijf ik mij inzetten om de vaccinatiegraad bij de groep die door
het OMT-V als kwetsbaar is aangewezen te verhogen. Zo ontvangen de laatste 60-plussers
die, vanwege het aan te houden interval van ten minste 3 maanden met de laatste vaccinatie
of besmetting, nog niet in aanmerking kwamen voor de herhaalprik ook een uitnodigingsbrief.
Tevens hebben de 60-plussers van wie geen COVID-19 vaccinatiegegevens bekend zijn
bij het RIVM tussen 1 en 9 november 2022 een uitnodiging ontvangen om de herhaalprik
tegen corona te halen. Via verschillende (sociale) mediakanalen is bekend gemaakt
dat het voor iedereen van 12 jaar en ouder mogelijk is een herhaalprik te halen met
een vernieuwd vaccin.
Om zo veel mogelijk mensen te bereiken worden zowel massa-mediale als meer fijnmazige
communicatiemiddelen ingezet. Voorbeelden van de massamediale communicatiemiddelen
zijn spots op radio en TV, buitenreclame in bushokjes, winkelcentra en het openbaar
vervoer, advertenties in landelijke dagbladen en huis-aan-huisbladen, media-optredens
van mijzelf en inhoudelijke experts, informatie op rijksoverheid.nl en informatie
en toelichting op onze social mediakanalen en die van het RIVM en GGD GHOR Nederland.
Deze acties bereiken een groot deel van alle Nederlanders.
Er is ook extra aandacht voor mensen met een hoger risico om ernstig ziek te worden
door corona (o.a. ouderen), zorgmedewerkers, mantelzorgers, mensen die twijfelen over
vaccinatie en mensen die we met reguliere publiekscommunicatie niet bereiken (o.a.
anderstaligen en laaggeletterden). Bij de ontwikkeling van de publiekscommunicatie
wordt ingespeeld op de onderwerpen die in de maatschappij leven, waaronder de vernieuwde
vaccins, en wordt gebruik gemaakt van inzichten van experts en wetenschappers op het
gebied van communicatie en gedrag. Voor anderstaligen en laaggeletterden worden middelen
gemaakt die in taal en vorm bij hen passen. Deze middelen worden verspreid via sleutelpersonen
en organisaties die dicht bij de doelgroepen staan (o.a. Inclusia, zorgorganisaties,
gemeenten en GGD’en). Zo worden er bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten georganiseerd
specifiek voor mensen met een andere culturele achtergrond.
Met de genoemde stappen geef ik invulling aan de toezegging aan het lid van den Berg
(CDA), het lid Tielen (VVD) en het lid Agema (PVV) tijdens het vragenuur op 1 november
jl., om alle inwoners van Nederland zo helder mogelijk te informeren over de herhaalprik
met de vernieuwde vaccins (Handelingen II 2022/23, nr. 16, Mondelinge vragen van het
lid Agema over de nieuwe vaccinatieronde waarin verouderde vaccins worden gebruikt
en de vaccinatiecampagne planjeprik.nl die suggereert dat het vernieuwde vaccin wordt
gebruikt).
Naast de landelijke communicatie-inzet blijven GGD’en regionaal groepen benaderen
waarvan bekend is dat zij nog twijfelen over het halen van een coronaprik. Mensen
kunnen op verschillende plekken terecht wanneer ze ondersteuning nodig hebben bij
het maken van de keuze of specifieke vragen hebben. Bijvoorbeeld op de vaccinatielocaties
of door een persoonlijk gesprek met een onafhankelijke zorgprofessional van «Vragen
over corona» via 0800-7707707.
Stand van zaken maatschappelijke dialoog
Uit diverse onderzoeken is gebleken dat er diverse en uiteenlopende perspectieven,
waarden en beweegredenen rondom vaccinatie tegen COVID-19 spelen in de samenleving.
Zoals vermeld in de brief aan de Tweede Kamer van 1 april 2022 over de lange-termijn
aanpak COVID-198, wil ik met behulp van een «maatschappelijke dialoog» ideeën die in de maatschappij
leven over vaccineren tegen COVID-19 ophalen. Hiermee kan ik het beleid en de richtlijnen
rondom COVID-19-vaccinaties beter aan laten sluiten op de wensen en behoeften van
burgers.
Deze dialogen worden opgezet door het Athena Instituut van de VU Amsterdam. Dit instituut
heeft een brede expertise op het gebied van het ontwikkelen en evalueren van beleidsagenda’s
en het inzetten van participatieve en creatieve methoden voor nieuw beleid over complexe
vraagstukken. De onderzoekers van het Athena Instituut gaan in november en december
2022 in gesprek met een diversiteit van mensen – burgers met verschillende achtergronden
en professionals – waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan praktische
dilemma’s waar zij voor (zijn) komen te staan. Daarnaast zal er aandacht worden besteed
aan het toekomstbestendig maken van COVID-19-vaccinatie, door ervaren barrières te
signaleren en mogelijkheden om deze weg te nemen te verkennen. Het Athena Instituut
levert in het eerste kwartaal van 2023 het onderzoeksrapport op en zal naar aanleiding
van de bevindingen met het ministerie in gesprek gaan over de aansluiting van het
vaccinatiebeleid op de wensen en behoeften van burgers.
Advisering over vaccinaties voor kinderen
Op 16 september jl. is het monovalente kindervaccin van BioNTech/Pfizer, dat als basisserie
wordt ingezet bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar, door het EMA goedgekeurd om ook
als herhaalprik ingezet te worden bij deze leeftijdsgroep. Afgelopen vrijdag heeft
het EMA ook positief geoordeeld over het bivalente vaccin van BioNTech/Pfizer voor
deze zelfde leeftijdsgroep.
Ik heb het OMT-V daarom gevraagd om – in aanvulling op de adviezen van 29 juli en
7 september jl. en in het verlengde van het Gezondheidsraadadvies van 19 januari 2022
over de inzet van COVID-19 vaccins bij kinderen van 5 tot en met 11 jaar ter bescherming
tegen de omikronvariant – te adviseren over het aanbieden van een monovalent dan wel
bivalent vaccin van BioNTech/Pfizer als herhaalprik aan deze leeftijdsgroep. Ik heb
het OMT-V in een eerder stadium gevraagd mij zo spoedig mogelijk na uitspraak door
het EMA over de bivalente kindervaccins te adviseren. Nadat ik het advies van het
OMT-V heb ontvangen, zal ik u door middel van een Kamerbrief informeren over het advies
en mijn besluit.
Op 19 oktober jl. zijn de monovalente kindervaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna,
in aangepaste dosering, goedgekeurd voor gebruik bij kinderen van 6 maanden tot respectievelijk
5 en 6 jaar. Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd mij te adviseren over de inzet van
deze vaccins. De Gezondheidsraad heeft dit advies op 15 november gepubliceerd en ik
bied uw Kamer dit advies aan als bijlage bij deze brief. Ik ben de Gezondheidsraad
erkentelijk voor dit advies en ga het advies bestuderen. Ik zal uw Kamer informeren
zodra ik een besluit heb genomen over het aanbieden van een vaccinatie aan deze leeftijdsgroep.
Update donaties
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de lange termijn aanpak COVID-19 van 16 september
jl.9 blijft het kabinet het surplus aan COVID-19-vaccins ter donatie beschikbaar stellen
aan landen die daar behoefte aan hebben. Zo zijn eind oktober ruim een half miljoen
vaccins aan Oekraïne gedoneerd.
3. Oversterfteonderzoek en datatoegang
Op 28 september jl.10 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van traject 3 van het oversterfteonderzoek.
Voor de optimale uitvoering van traject 3 van het oversterfte-onderzoek is toegang
tot koppelbare test- en vaccinatiedata van de GGD’en en het RIVM nodig. De afgelopen
periode heb ik de gesprekken hierover met het RIVM, de GGD’en, het CBS en ZonMw voortgezet
en ik constateer dat alle betrokken partijen zich bewust zijn van het maatschappelijke
belang van het oversterfteonderzoek en zich hier ook sterk voor hebben ingezet. In
mijn brief van 28 september jl. heb ik aangekondigd dat ik de risico’s voor de bescherming
van persoonsgegevens van burgers in kaart wil brengen. Daartoe heb ik het kantoor
van de Landsadvocaat gevraagd om assistentie bij het opstellen van een DPIA voor het
toegankelijk maken van de vaccinatiedata van het RIVM voor statistisch en wetenschappelijk
onderzoek. Over het juridische deel van de DPIA heeft de Landsadvocaat een juridisch
advies opgesteld. Het advies van de Landsadvocaat deel ik hierbij met uw Kamer.
In het advies is o.a. aandacht besteed aan de reikwijdte van de zogenoemde «informed
consent» die eerder door gevaccineerden aan de behandelend arts is gegeven om zijn/haar
vaccinatiegegevens uit het medisch dossier in het CIMS register bij het RIVM te registreren.
Hierbij hebben Nederlanders ook de mogelijkheid om hun data niet met het RIVM te delen.
De vaccinatiedata van mensen die ervoor kiezen hun data met het RIVM te delen en daarom
bij het RIVM geregistreerd staat, komt dus oorspronkelijk uit het medische dossier
van de gevaccineerde personen. Het vragen van «informed consent» is nodig bij levering
van gegevens vanuit de medische dossiers bij de prikkende partijen aan het RIVM, zoals
uitgelegd op de website van de Rijksoverheid.11 Alle betrokken partijen zijn zich ervan bewust dat met deze «informed consent» zorgvuldig
omgegaan moet worden. Dit is dan ook de reden dat het RIVM tot op heden de vaccinatiegegevens
niet gedeeld heeft, ondanks dat zij het belang van het gebruik van deze gegevens voor
wetenschappelijk onderzoek onderschrijft. Naar het oordeel van de Landsadvocaat staat
de reikwijdte van de toestemming juridisch echter niet in de weg aan de verstrekking
door het RIVM aan het CBS en onder wettelijke voorwaarden vervolgens door het CBS
aan wetenschappelijke onderzoeksinstellingen. De Landsadvocaat ziet in haar advies
twee juridische mogelijkheden voor de verstrekking van vaccinatiegegevens door het
RIVM aan het CBS voor statistisch onderzoek. Deze routes zijn afgelopen week besproken
tussen VWS, RIVM en CBS en daaruit volgt een voorkeur voor het opvragen van vaccinatiegegevens
door het CBS bij het RIVM op grond van de specifieke bevoegdheid daartoe in de Wet
op het CBS.
In de komende weken zal het CBS de nodige voorbereidingen treffen, waaronder het afronden
van de DPIA, om het RIVM te verzoeken om op grond van art. 33 Wet op het CBS de vaccinatiegegevens
inclusief persoonsgegevens beschikbaar te stellen voor de statistische taakstelling
van het CBS. Onderdeel van deze werkwijze is dat het RIVM de data via een beveiligde
verbinding bij het CBS aanlevert en dat de data na ontvangst direct gepseudonimiseerd
worden binnen de beveiligde CBS-omgeving. Het CBS gebruikt deze data uitsluitend voor
het uitvoeren van statistisch onderzoek. Het CBS stelt de data in gepseudonimiseerde
vorm ook aan onderzoekers van door het CBS gemachtigde instellingen beschikbaar in
de remote-accessomgeving ten behoeve van wetenschappelijk en/of statistisch onderzoek,
overeenkomstig artikel 41 en artikel 42 van de Wet op het CBS. Om gebruik te kunnen
maken van de data zullen de wetenschappers onder meer een onderzoeksvoorstel moeten
indienen bij ZonMW. Ook zullen de publicaties van de onderzoeken moeten voldoen aan
de regels van het CBS, waaronder een controle ter voorkoming van onthulling van gegevens
van individuen. Hiermee komen de vaccinatiedata van het RIVM beschikbaar voor het
onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek van traject 3 van het oversterfteonderzoek.
Naar verwachting zullen de data eind dit jaar bij het CBS beschikbaar zijn waarbij
het mogelijk wordt voor de onderzoekers van het oversterfte-onderzoek om de data via
het CBS op te vragen.
Ik heb in mijn brief van 28 september ook genoemd dat er onzekerheid bestaat over
de rechtmatigheid van de voor het onderzoek benodigde gegevensverstrekking door de
GGD’en aan het CBS. De GGD’en erkennen het belang van het doen van wetenschappelijk
onderzoek en zijn tegelijkertijd aan de geldende wet- en regelgeving gebonden bij
het verstrekken van gegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek. Op deze manier
kan de burger erop vertrouwen dat er op een juiste wijze met zijn of haar persoonsgegevens
wordt omgegaan. Inmiddels zijn de GGD’en in de afrondende fase in het uitvoeren van
een DPIA om binnen de juridische kaders eenmalig testdata aan het CBS te kunnen aanleveren
voor het onderzoek in traject 3. Er wordt door GGD GHOR Nederland gewerkt aan een
eenmalige levering van de positieve testuitslagen uit de testdata aan het CBS. Ik
blijf over een structurele oplossing in gesprek met de GGD’en. Ook blijf ik in nauw
contact met ZonMw om te kijken of de beoogde datalevering volstaat om de onderzoeken
in traject 3 in januari 2023 van start te laten gaan.
Ik ben blij dat in ieder geval een belangrijk deel van de benodigde datadeling voor
de uitvoering van traject 3 van het oversterfte-onderzoek hiermee naar verwachting
aan het eind van het jaar gedeeld is met het CBS. Dat neemt niet weg dat alle betrokken
partijen het erover eens zijn dat het mogelijk maken van de benodigde datatoegang
te lang heeft geduurd. Ik heb u eerder in mijn brief van 28 september al aangegeven
er groot belang aan te hechten dat wetenschappelijk onderzoek, zoals het oversterfte-onderzoek,
voortvarend en zonder belemmeringen kan worden uitgevoerd. Om dit soort situaties
in de toekomst te voorkomen, wordt op dit moment gewerkt aan een verkenning om met
een wetswijziging de wettelijke basis en het kader voor deling van gezondheidsgegevens,
onder andere ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, te verduidelijken. Zoals
reeds toegezegd in mijn brief van 28 september, zal ik uw Kamer hierover dit najaar
nader informeren.
4. Verder afbouwen bron- en contactonderzoek
Zoals geadviseerd in OMT 144 (Bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 1818) is het niet langer nodig om een volledig bron- en contactonderzoek te doen voor
alle gemelde besmettingen, omdat de focus van het BCO is veranderd sinds de pandemie
zich in een andere fase bevindt. Sinds de zomer van 2022 zijn er voldoende andere
surveillancebronnen ingericht om zicht te houden op het virus, waardoor ook steekproefsgewijs
BCO sinds september 2022 niet meer noodzakelijk is. In het najaar bracht het Landelijk
Overleg Infectieziektebestrijding (LOI) advies uit over de toekomst van het BCO12. Als gevolg hiervan heb ik de GGD’en en LCCB opdracht gegeven om de BCO-capaciteit
per 7 oktober 2022 verder af te schalen. Een deel van de BCO-capaciteit blijft in
stand en is nodig om positieve testuitslagen te verwerken, aanvullende vragenlijsten
af te nemen bij specifieke doelgroepen, zorginstellingen te adviseren op maat, vragen
te beantwoorden omtrent isolatie en quarantaine, een uitgebreid BCO uit te voeren
bij de eerste 200 cases van een Variant of Interest (VOI)/ Variant of Concern (VOC),
kennis en kunde te borgen en er zijn afspraken met callcenters voor aanvullende BCO-capaciteit,
mocht dat nodig zijn in het geval van oplevingen. Deze BCO-taken staan ook in de opdracht
aan de GGD’en, LCCB en Veiligheidsregio’s voor COVID-19 taken voor de eerste helft
van 2023.
5. Optimalisatie van ziekenhuiszorg
Het expertteam COVID-zorg in ziekenhuizen heeft, in opdracht van het Ministerie van
VWS, onderzocht wat nodig is om de reguliere en COVID-ziekenhuiszorg in het najaar/winter
van 2022–2023 zoveel mogelijk door te laten gaan bij een nieuwe opleving van COVID.
Uit dit onderzoek zijn acht modules naar voren gekomen die bewezen hebben de druk
op de keten te kunnen verlagen. Deze zomer heb ik het Landelijk Netwerk Acute Zorg
(LNAZ) en de ROAZ-voorzitters verzocht om de implementatie van deze modules in hun
regio te bevorderen, te ondersteunen en te monitoren. Eind oktober ontving ik de tweede
voortgangsrapportage op de implementatie van de modules in de ROAZ-regio’s.
Het overall beeld is positief en er is ten opzichte van de vorige meting voortgang
geboekt. Het overkoepelende beeld is dat de implementatie van de modules nagenoeg
is afgerond.
• Module 1: Zuurstof en/of monitoring thuis wordt in 93% van de ziekenhuizen toegepast.
De overige ziekenhuizen werken aan een uitrol op korte termijn.
• Module 2: Taakdifferentiatie en opleiding is nagenoeg overal geïmplementeerd.
• Module 3: Regionale coördinatie is nagenoeg overal geïmplementeerd.
• Module 4: High Flow Nasal Oxygen (HFNO) is bij 85% van alle ziekenhuizen tijdens crisis
inzetbaar op de kliniek.
• Module 5: Het tijdelijk kunnen inrichten/opschalen van Post Anaesthesia Care Unit
(PACU)-capaciteit is mogelijk in 55% van de ziekenhuizen.
• Module 8: In vrijwel elke regio is inzicht in de VVT-capaciteit en zijn er afspraken
gemaakt over de verdeling van VVT-patiënten. De keuze voor regionale concentratie
van VVT-capaciteit wisselt tussen regio’s.
• Ten behoeve van module 6 «inzet van ZBC’s» en module 7 «vroegsignalering van hoog risicopatiënten in de huisartsenpraktijk» werkt mijn ministerie nog met veldpartijen aan een nadere uitwerking van benodigde
randvoorwaarden.
Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd13, is voor 2023 het uitgangspunt dat de financiering en levering van de zorg aan COVID-19
patiënten onderdeel wordt van de normale bedrijfsvoering. Het is echter mogelijk dat
zich opnieuw een pandemische crisissituatie aandient. Indien deze dusdanig ernstig
en ontwrichtend is, dat sprake is van fase 2D of 3, acht het kabinet het in dit zeer
specifieke geval passend dat ziekenhuizen en zorgverzekeraars collectieve afspraken
maken teneinde de zorgcontinuïteit te kunnen borgen. In mijn brief aan uw Kamer over
collectieve afspraken in de ziekenhuiszorg en wijkverpleging van 11 november jl. is
dit nader toegelicht14.
6. COVID-behandeling Paxlovid
Recentelijk heeft het Zorginstituut op grond van een vergoedingsaanvraag door fabrikant
Pfizer een advies opgesteld over COVID-geneesmiddel Paxlovid. Rekening houdend met
het belang om waardevolle COVID-behandelingen beschikbaar te maken, heeft het Zorginstituut
binnen een zeer korte tijd een goed advies opgesteld. Ik heb besloten het advies van
het Zorginstituut rondom de vergoeding van het middel Paxlovid uit het basispakket
van de zorgverzekering over te nemen. Ik stel het op prijs dat Pfizer gehoor heeft
gegeven aan mijn eerdere appel, om ook voor COVID-behandelingen de gebruikelijke route
voor opname in het verzekerde pakket te volgen, naast de centrale inkooproute. Zoals
ik eerder heb gezegd is dit de snelste en meest effectieve route om geneesmiddelen
voor de patiënt beschikbaar te maken. Ik ga er van uit dat andere firma’s hier een
voorbeeld aan nemen.
Paxlovid kan een aanvulling op het huidige behandelarsenaal vormen voor zorgverleners
met patiënten die tot bepaalde medische risicogroepen behoren. Dit gaat over mensen
zonder antistoffen tegen corona en én die een verhoogd risico hebben door hun gezondheid.
Daarnaast betreft het mensen die een ernstige verminderde afweer hebben en die onder
behandeling zijn bij een medisch specialist. Ik ben blij dat deze behandeloptie nu
beschikbaar is.
7. Publicatie en openstelling aanvraagloket COZO 2022
Het kabinet heeft eind 2021 vanwege de aanhoudende druk op de zorg en de nog onzekere
effecten van de Omikronvariant daarop, budget beschikbaar gesteld voor coronabanen
in de zorg in de eerste helft van 2022. Met de brief van 2 februari jl.15 werd u geïnformeerd dat deze subsidieregeling tijdelijk werd opgeschort naar aanleiding
van meldingen van de NLA (Nederlandse Arbeidsinspectie) en het Openbaar Ministerie
(OM) inzake mogelijk misbruik en/of oneigenlijk gebruik van COZO 2021, de subsidieregeling
die betrekking had op 2021. Met de brief van 20 april jl.16 werd u vervolgens geïnformeerd dat deze subsidieregeling opnieuw werd opgestart;
toepassing van extra beheersmaatregelen maakt dit tot een verantwoorde keuze. De nieuwe
subsidieregeling voor Coronabanen in de Zorg (COZO 2022) bevat deze beheersmaatregelen.
Zorgaanbieders kunnen subsidie aanvragen voor coronabanen die zij binnen hun organisatie
hebben gerealiseerd in de periode januari 2022 tot en met juni 2022. Het subsidieloket
is geopend op 15 november 2022. Zorgaanbieders kunnen, indien de subsidieaanvraag
voldoet aan de voorwaarden, uitbetaling van de subsidie uiterlijk 9 mei 2023 tegemoet
zien.
Fraude
Ondertussen wordt door de NLA en het OM verder gewerkt aan een strafrechtelijke aanpak
van misbruik van COZO 2021. Begin 2023 wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang
op zowel strafrechtelijk vlak (NLA/OM) als bestuursrechtelijk vlak (verantwoordingsproces
VWS). Dit is na afronding van de vaststellingsfase, waarin beoordeling plaatsvindt
van de door de zorgaanbieder ingediende verantwoording over de aan hem op grond van
COZO 2021 verleende subsidie.
8. Update digitale ondersteuning
Leden Van den Hil en Paulusma verzochten de regering tijdens het tweeminutendebat
op 28 juni 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 97, item 29) in hun motie in ieder geval ook gedurende de zomer van 2022 digitale ondersteuningsmiddelen,
zoals CoronaMelder, beschikbaar te houden17. Op dat moment was CoronaMelder voor gebruikers al sinds 22 april 2022 stopgezet18. De servers stonden destijds op de achtergrond wel gereed, zodat de app op elk mogelijk
moment weer kon worden aangezet. In opvolging van uw motie heb ik de situatie gedurende
de zomer niet veranderd. Daarmee heb ik voldaan aan de motie van de leden Van den
Hil en Paulusma en beschouw ik deze als afgedaan.
Op 13 september 2022 heb ik uw Kamer echter geïnformeerd dat – gelet op het actuele
epidemiologisch beeld verdere verlenging van de Tijdelijke wet notificatieapplicatie
COVID-19 – die de wettelijke basis vormt voor de inzet van CoronaMelder – per 10 oktober
2022 niet langer noodzakelijk is. Met het vervallen van deze wet is ook de inzet van
CoronaMelder definitief gestopt en is CoronaMelder ontmanteld. Mocht heractivatie
van de CoronaMelder in de toekomst nodig zijn, dan is dit mogelijk. Hiervoor zal in
ieder geval een nieuwe wettelijke grondslag nodig zijn.
Update toezegging verkenning inzet zelftestmeldportaal
Zoals toegezegd in de brief van 4 juli jl.19 aan uw Kamer heb ik de afgelopen zomer de tijd genomen om het nut en de proportionaliteit
van het zelftestmelden te heroverwegen. Dit nadat ik het advies van de Taskforce Digitale
Ondersteuning Bestrijding COVID-19 (DOBC) en Gedragswetenschappen heb ontvangen over
de destijds mogelijke herintroductie van CoronaMelder in combinatie met zelftesten.
Via deze weg informeer ik uw Kamer dat ik hierbij wederom tot de conclusie ben gekomen
dat het ontwikkelen van een apart instrument om zelftesten te melden niet noodzakelijk
is om zicht op het virus te kunnen houden. Er zijn op dit moment een aantal andere
manieren van monitoring die voldoende zicht geven (zie paragraaf 1). De infectieradar
geeft bovendien de gelegenheid om positieve zelftesten te melden. Ik zal daarom niet
een andere applicatie inzetten en introduceren.
Update onderzoek CoronaMelder
Zoals hiervoor reeds beschreven is de inzet van CoronaMelder gestopt. De app werd
tot april dit jaar wel voortdurend geëvalueerd. Hierover heb ik u op 15 februari 2022
voor het laatst geïnformeerd20. Daarna heeft nog één evaluatiemoment in maart 2022 plaatsgevonden. Ten tijde van
deze meting was het nog niet bekend dat CoronaMelder in april 2022 niet meer in gebruik
zou zijn. De afname van de verwachte effectiviteit van de app heeft zich sinds de
laatste meting doorgezet. Er was wederom een lichte afname te zien in de verwachte
effectiviteit van CoronaMelder. De app kende daarnaast ook een dalend aantal gebruikers.
De overige resultaten vanuit dit onderzoek zijn terug te lezen in de bijbehorende
rapportage welke op rijksoverheid.nl staat.
Vervolgonderzoek verantwoorde inzet apps voor publieke gezondheid
Mijn ambtsvoorganger heeft de Gezondheidsraad – naar aanleiding van de behandeling
van de Tijdelijke wet notificatieapplicatie COVID-19 in de Eerste Kamer21 – gevraagd om een kader op te stellen met criteria om de verantwoorde inzet van gezondheidsapps
voor screeningsdoeleinden door de overheid af te wegen. Hierbij is gekeken aan welke
voorwaarden dergelijke apps vooraf moeten voldoen. Dit advies is op 12 juli 2021 met
uw Kamer gedeeld22. Deze bevindingen, in combinatie met het rapport van het Adviescollege ICT-toetsing23, dienen als startpunt voor het maatschappelijke gesprek over de inzet van dit type
apps.
Als gevolg hierop ben ik een onderzoek gestart met als doel een breed gedragen en
toepasbaar toetsingskader te ontwikkelen waar diverse stakeholders in de toekomst
mee aan de slag kunnen als zij technologie voor infectieziektebestrijding willen inzetten
(Toetsingskader Ingebruikname Technologie voor Infectieziektebestrijding). Dit kader
beantwoordt vragen over «hoe», «of» en «door wie» technologie moet worden ingezet
om maximaal effectief te zijn in infectieziektebestrijding. Het betreft een open en
participatief onderzoek waarbij gewerkt wordt met onder andere een klankbordgroep
en community van diverse experts.
Het toetsingskader beslaat zowel de besluitvorming rondom de inzet van technologie
bij de bestrijding van infectieziekten, als de ontwikkeling, de communicatie en adoptie,
het gebruik en gedrag en de uitfasering hiervan. Op basis van een negental publieke
waarden wordt het kader vormgegeven. In de ontwikkeling worden nadrukkelijk ook de
lessen van de inzet van CoronaMelder en CoronaCheck meegenomen. Uitkomsten van dit
onderzoek zullen naar verwachting begin Q2 van 2023 gereed zijn.
9. «Stopknop» voor Corona opt-in
Het verloop van en de gevolgen van coronabesmettingen blijft voorlopig onzeker. De
epidemiologische situatie lijkt nu te stabiliseren, maar de situatie kan ook zo weer
veranderen waardoor de druk op de zorg kan toenemen. Die druk was aan het begin van
de pandemie aanleiding om te zorgen dat de huisartsgegevens van patiënten (de professionele
samenvatting) sneller bij huisartsenposten en op de spoedeisende eerstehulpposten
beschikbaar zouden zijn via een elektronisch uitwisselingssysteem. Vanwege het spoedeisende
belang wordt instemming verondersteld, hoewel volgens artikel 15a van de Wet aanvullende
bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) expliciete toestemming
nodig is voor de elektronische uitwisseling. In de huidige situatie moet wel zo mogelijk
toestemming ter plaatse op de huisartsenpost (HAP) of spoedeisende hulpafdeling (SEH)
worden gevraagd aan de patiënt, en wordt de uitwisseling met veronderstelde toestemming
door de toezichthouders gedoogd: de Corona Opt-in.
Wanneer we terugkeren naar de endemische situatie zal deze tijdelijke oplossing kunnen
worden stopgezet. Tegelijk zien we dat de druk op de zorg door het Coronavirus niet
op elk moment even groot is. Er is daarom al gekeken naar een mogelijkheid om de Corona
Opt-in tijdelijk terug te draaien, zonder dat dit betekent dat alles opnieuw moet
worden ingebouwd wanneer de druk op de acute zorg weer te hoog oploopt.
Het veld (Taskforce Corona Opt-in24) heeft er voor gekozen om een zogenaamde «stop-knop» in de systemen in te willen
bouwen. Hiermee kan de uitwisseling zonder voorafgaande toestemming worden geblokkeerd
wanneer de situatie geen aanleiding geeft om de maatregel op dat moment in stand te
houden. Dat betekent een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarbij
stopzetten betekent dat de benodigde aanpassingen voor de maatregel helemaal uit de
huisartssystemen moeten worden gehaald; een proces dat meerdere maanden duurt en daarna
alleen terug te draaien is door opnieuw de techniek in meerdere maanden weer in te
bouwen.
VZVZ krijgt subsidie om deze stopknop met het veld te kunnen realiseren. De verwachting
is dat de stopknop rond de jaarwisseling gereed is voor gebruik. Ondertussen wordt
hard gewerkt aan een duurzame oplossing voor betere gegevensuitwisseling in acute
zorg situaties, in de vorm van wijziging van de wet. Een voorstel voor wetswijziging
wordt rond de zomer van 2023 aangeboden aan uw Kamer.
10. Onderzoek meerwaarde luchtreinigers
In de Kamerbrieven van 30 mei jl.25 en 16 september jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie
Van den Berg26, waarin de regering wordt verzocht een praktijkonderzoek uit te voeren naar de vraag
of en, zo ja, onder welke voorwaarden technische innovaties zoals het gebruik van
luchtreinigers de transmissie van het coronavirus in binnenruimtes verminderen. Zoals
eerder aan uw Kamer aangegeven, is dit literatuuronderzoek de eerste stap in een door
het RIVM opgestelde onderzoeksopzet naar de toegevoegde waarde van luchtreinigers.
Over de uitkomsten van dit onderzoek informeer ik uw Kamer, middels het bijgevoegde
rapport. Daarnaast geef ik middels deze brief ook uitvoering aan de motie van de leden
Slootweg en Van den Berg27, waarin de regering wordt verzocht in te gaan op de advisering van het Amerikaanse
CDC op het gebied van luchtreinigers en de conclusies hiervan op te nemen in het kabinetsbeleid
richting het najaar. Daarmee beschouw ik de beide moties als afgedaan.
Het RIVM heeft literatuuronderzoek gedaan naar de meerwaarde van mobiele luchtreinigers,
als deze worden ingezet in geventileerde publieke ruimtes, zoals scholen en winkels.
Meerwaarde wordt gedefinieerd als blijkt dat luchtreinigers er voor zorgen dat minder
mensen ziek worden dan wanneer er alleen geventileerd wordt. Het RIVM heeft geconstateerd
dat er momenteel te weinig wetenschappelijk onderzoek is gedaan om vast te stellen
dat luchtreinigers er in geventileerde publieke ruimtes voor zorgen dat minder mensen
COVID-19 krijgen. Het RIVM geeft tevens aan dat er geen artikelen zijn gevonden, waarin
dit vraagstuk voor COVID-19 of andere virussen is uitgezocht. Uit het onderzoek van
het RIVM blijkt wel dat mobiele luchtreinigers alleen veilig en goed werken als ze
regelmatig worden onderhouden. Ook kunnen sommige luchtreinigers schadelijke stoffen
in de ruimte brengen, zoals ozon28.
Het RIVM adviseert om de inzet van ventilatie als uitgangspunt te hanteren, waarbij
luchtreiniging enkel aanvullend overwogen kan worden bij toenemende besmettingen op
locaties waar de kans op aerogene transmissie verhoogd is. CDC ziet ventilatie ook
als uitgangspunt, waarbij luchtreiniging vooral wordt geadviseerd bij locaties waar
er een verhoogde kans is op overdracht van COVID-19, waarbij een behandelkamer als
enig concreet voorbeeld wordt genoemd. Op basis daarvan is er geen aanleiding om het
huidige advies met betrekking tot ventilatie aan te passen. Dit advies luidt: goed
ventileren zorgt voor een betere luchtkwaliteit en beperkt de overdracht van respiratoire
virussen zoals SARS-CoV-2.
Verder adviseert het RIVM om nader onderzoek te doen naar de meerwaarde van luchtreinigers
in geventileerde ruimtes, waarbij ook rekening wordt gehouden met de aandachtspunten,
waaronder de noodzaak tot regulier plegen van onderhoud en de kans op aanwezigheid
van schadelijke stoffen. In dit kader loopt bijvoorbeeld via het TKI (Topconsortia
voor Kennis en Innovatie) Life Sciences & Health praktijkonderzoek naar de effectiviteit
van luchtreinigers, project «CLAIRE: Clean Air for Everyone» van de Universiteit Utrecht,
TNO en de Technische Universiteit Eindhoven. De resultaten hiervan worden verwacht
in najaar 2023. Ik heb daarnaast ook de opdracht gegeven aan TNO om samen met universiteiten
en het RIVM een driejarig onderzoek naar de rol van ventilatie uit te voeren.
Tot slot
Door middel van deze brief heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen die betrekking
hebben op COVID-19. Ik houd u ook de komende periode op de hoogte van relevante ontwikkelingen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport