Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de stand van zaken wetsvoorstel RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen (Kamerstuk 35589)
35 589 Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie inspanningen door het UWV
Nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2022
Ik vind het van belang om onzekerheid bij werkgevers weg te nemen bij de verplichtingen
rond loondoorbetaling bij ziekte. Daartoe heeft het vorige kabinet een wetsvoorstel
ingediend, waarbij het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van
de werknemer leidend wordt bij de toets door UWV op de re-integratie inspanningen
van de werkgever. Op 1 oktober 2020 is het wetsvoorstel aangeboden aan uw Kamer. Het
voorstel komt voort uit de afspraken, die gemaakt zijn met werkgevers en werknemers
over het alternatieve pakket van maatregelen uit het vorige regeerakkoord op het gebied
van loondoorbetaling bij ziekte1 en WIA2. Op 2 februari 2021 werd het wetsvoorstel controversieel verklaard door uw Kamer
(Kamerstuk 35 718, Handelingen II 2020/21, nr. 51, item 12).
Hierbij reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
om in te gaan op de actuele stand van zaken van dit wetsvoorstel (Kamerstuk 35 589;
RIV-toets UWV door arbeidsdeskundigen). Verzocht wordt in ieder geval in te gaan op
de gevolgen van de hogere instroomcijfers van de WIA, de dekking van de hogere kosten
van het wetsvoorstel en de samenhang met het coalitieakkoord en het SER MLT advies.
De in de memorie van toelichting genoemde raming van de extra WIA-instroom is nog
altijd actueel3. Uit een kennisverslag van UWV4 blijkt dat het feit dat de WIA-instroom op de korte termijn is toegenomen, vooral
te wijten is aan korte termijn effecten als gevolg van arbeidsongeschiktheid door
covid. Dit heeft geen gevolgen voor de raming van het wetsvoorstel. De raming van
het voorliggende wetsvoorstel kijkt voornamelijk naar de budgettaire effecten op de
lange termijn. Op termijn leidt dit wetsvoorstel tot een toename van de structurele
WIA-uitkeringslasten met € 60 miljoen per jaar. In de raming is rekening gehouden
met factoren als de ontwikkeling van de beroepsbevolking en demografische ontwikkelingen
op de lange termijn. Ook is rekening gehouden met het gegeven dat de WIA nog een ingroeiende
regeling is, die nog niet het structurele niveau heeft bereikt. Als gevolg daarvan
zal het enige jaren duren voordat de extra kosten die met dit wetsvoorstel gemoeid
zijn hun structurele niveau zullen bereiken (omstreeks 2060).
Zoals ook in de nota naar aanleiding van het verslag is vermeld, heeft UWV in de uitvoeringstoets
in 2019 aangegeven dat ingeschat wordt dat een kwart van het aantal opgelegde loonsancties
vervalt5. Hier is rekening mee gehouden bij de raming van de extra WIA-instroom.
Net als het vorige kabinet sta ik achter het uitgangspunt van het wetsvoorstel, namelijk
dat een werkgever uit moet kunnen gaan van het medisch advies van de bedrijfsarts
over de belastbaarheid van zijn werknemer, aangezien de werkgever dit niet zelf kan
vaststellen. Het voorstel doet niets af aan de WIA-claimbeoordeling: werknemers kunnen
erop blijven rekenen dat de onafhankelijke beoordeling van UWV bij toegang tot de
WIA-uitkering leidend is.
Het voorstel maakte in de vorige kabinetsperiode onderdeel uit van het totaalpakket
om de balans tussen vaste en flexibele werknemers te herstellen en vaste contracten
aantrekkelijker te maken. Deze ambitie om vaste dienstverbanden te stimuleren vindt
u ook in het huidige coalitieakkoord.
In het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) hebben we om de loondoorbetaling bij ziekte te verbeteren bovendien afgesproken
dat de re-integratie in het tweede ziektejaar zich – in lijn met het SER MLT advies
– in principe richt op het tweede spoor. Over de precieze uitwerking van dit advies
wordt op dit moment gesproken door sociale partners. Deze afspraak ziet net als het
wetsvoorstel dat u reeds in behandeling heeft op de periode van loondoorbetaling bij
ziekte, maar de maatregelen kunnen naast elkaar bestaan. Ik vraag u dan ook de behandeling
van dit wetsvoorstel voort te zetten. In de brief over de aanpak van de mismatch bij
sociaal-medisch beoordelen gaf ik aan te kijken naar de samenloop van deze maatregelen
en het wetsvoorstel6. UWV heeft, nu er meer duidelijkheid is over de (te verkennen) maatregelen, aangegeven
dat deze samenloop geen belemmering vormt voor het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel
is op zijn vroegst uitvoerbaar voor UWV per 1 juli 2023.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.