Brief regering : Onvolledige AOW-opbouw van ouderen van Surinaamse herkomst
20 361 Suriname
32 043
Toekomst pensioenstelsel
Nr. 204
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2022
Suriname en Nederland delen een lange geschiedenis, van koloniaal gebied tot een gelijkwaardig
onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden en vervolgens de onafhankelijkheid op
25 november 1975. Deze geschiedenis werkt ook door in de huidige tijd.
Ouderen van Surinaamse herkomst die voorafgaand aan en in verband met de onafhankelijkheid
van Suriname op 25 november 1975 naar Nederland kwamen, merken dat zij geen volledige
AOW hebben opgebouwd omdat de jaren dat men in Suriname woonde niet meetellen voor
de AOW-opbouw. Zij ervaren dit als een groot onrecht.
Het kabinet heeft veelvuldig met uw Kamer en de Surinaamse gemeenschap gesproken over
deze problematiek en gezocht naar een oplossing die recht doet aan dit gevoel. In
het Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» (Bijlage
bij kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken om het advies van de commissie Sylvester en de voorlichting van de
Raad van State spoedig ter hand te nemen en hierover in overleg te treden met de Surinaamse
gemeenschap en uw Kamer. Dit gesprek met vertegenwoordigers van de Surinaamse gemeenschap
heeft plaatsgevonden op 20 april 2022.
Voorgeschiedenis
Op 19 augustus 20201 heeft de toenmalige Minister van SZW uw Kamer geïnformeerd over de achtergrond van
de onvolledige AOW-opbouw. De conclusie van de brief was dat uit het wettelijk kader
geen verplichting voortvloeit om tegemoet te komen aan de onvolledige AOW. En dat
bij het zoeken naar een oplossing, bijvoorbeeld een onverplichte tegemoetkoming, er
rekening mee moet worden gehouden dat ook andere groepen op grond van het beginsel
van gelijke behandeling een beroep kunnen doen op deze tegemoetkoming als de groep
niet op basis van objectieve criteria kan worden onderscheiden.
In reactie hierop heeft uw Kamer de motie van het lid Van Weyenberg (D66) c.s. van
15 oktober 2020 met grote meerderheid aangenomen (Handelingen II 2020/21, nr. 16, item 13).2 Met de motie van het lid Van Weyenberg werd verzocht nogmaals na te gaan of er geen
juridische grondslag kan worden gevonden die ruimte geeft om gericht en uitsluitend
deze groep toenmalige rijksgenoten die leefde in Suriname in de periode 1957 tot 1975
en nu langere tijd woonachtig is in Nederland, tegemoet te komen voor hun onvolledige
AOW-opbouw. Naar aanleiding van deze motie heeft het vorige kabinet een commissie
van wijzen (commissie Sylvester) om advies gevraagd en de Raad van State om een voorlichting
verzocht.
Op 1 juli 2021 heeft de commissie Sylvester haar rapport uitgebracht en geadviseerd
een onverplichte tegemoetkoming te treffen voor in Nederland woonachtige Nederlanders
van Surinaamse herkomst die tussen 1957 en 1975 periode(n) in Suriname hebben gewoond,
die voor 25 november 1975 naar Nederland zijn gekomen, en zich in Nederland hebben
gevestigd. De rechtvaardiging voor deze specifieke afbakening kan er volgens de commissie
Sylvester in worden gevonden dat bij deze groep sprake is van een unieke combinatie
van omstandigheden en kenmerken3. De commissie geeft daarbij aan dat bij de onafhankelijkheid verwachtingen zijn gewekt.
Op 29 oktober 2021 is de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State
over dit onderwerp aan de Kamer gezonden (No. W12.21.0290/III/Vo)4. De Raad van State concludeert dat er geen juridische aanknopingspunten zijn voor
een gerichte (onverplichte) tegemoetkoming in verband met het AOW-gat van Surinaamse
Nederlanders die voor 25 november 1975 naar Nederland zijn gekomen. De Afdeling advisering
wijst erop dat de werkingssfeer van de AOW wordt bepaald door het ingezetenschap.
Andere aspecten, waaronder nationaliteit, spelen daarbij geen rol. Het verlaten van
dit uitgangspunt heeft een aanzienlijke precedentwerking en kan potentieel grote financiële
gevolgen hebben. De Raad van State ziet dan ook geen juridische grondslag die ruimte
geeft om gericht en uitsluitend deze groep toenmalige rijksgenoten die leefde in Suriname
in de periode 1957 tot 1975 en nu langere tijd woonachtig is in Nederland, een tegemoetkoming
te geven voor hun onvolledige AOW-opbouw in de periode tussen 1957 en 1975.
Geen aansluiting bij de AOW
De persoonlijke verhalen die met mij zijn gedeeld tijdens mijn gesprek met ouderen
uit de Surinaamse gemeenschap hebben veel indruk op mij gemaakt. Betrokkenen ervaren
een groot onrecht. Het kabinet concludeert echter dat er geen juridische grondslag
is voor de reparatie van de onvolledige AOW of een gerichte (onverplichte) tegemoetkoming
daarvoor. Compensatie voor de onvolledige AOW-opbouw van Surinaamse ouderen zou tot
gevolg kunnen hebben dat de opbouwsystematiek in de AOW in het geding komt. Dit heeft
verstrekkende beleidsmatige, uitvoeringstechnische en financiële gevolgen voor het
stelsel van de AOW.
Een gebaar van erkenning
De steun voor de motie van het lid Van Weyenberg onderstreept wel de breed gedragen
politiek bestuurlijke wens om een gebaar te maken naar deze groep ouderen van Surinaamse
herkomst, die elke dag een groot en langlopend gevoel van onrechtvaardigheid met zich
meedragen.
In het coalitieakkoord is afgesproken het advies van de commissie Sylvester en de
Raad van State ter hand te nemen. Beide adviezen en het gesprek met de Surinaamse
gemeenschap hebben waardevolle inzichten opgeleverd. Zo heeft het advies van de commissie
Sylvester aanknopingspunten gegeven voor een bredere verkenning. Gezien het door betrokkenen
ervaren onrecht en de breed gedragen politieke wens om iets voor deze groep te doen,
verkent het kabinet wat de mogelijkheden zijn voor een gebaar van erkenning voor deze
groep mensen uit de Surinaamse gemeenschap. Daarbij wil ik kijken naar de mogelijkheid
tot een onverplichte eenmalige tegemoetkoming. De vormgeving van deze tegemoetkoming
moet objectieve elementen bevatten waarmee de doelgroep zich onderscheidt van anderen,
zodat deze juridisch houdbaar is. Ik ben voornemens om een eventuele onverplichte
tegemoetkoming te regelen in een algemene maatregel van bestuur (amvb). De Kaderwet
SZW-subsidies biedt daarvoor een grondslag. Deze amvb zal ik dan in het voorjaar aan
de ministerraad voorleggen, en vervolgens voor advies aan de Raad van State. Ik ga
op dat moment ook graag met uw Kamer in gesprek over de inhoud van de amvb.
De Minister voor Armoedebeleid Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen