Brief regering : Verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2023
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 919
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE
HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2022
In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, en met verwijzing naar de voorgaande
artikel 100-brieven en voortgangsrapportages (Kamerstuk 27 925, nr. 612, d.d. 18 oktober 2019, Kamerstuk 27 925, nr. 755 d.d. 20 november 2020, Kamerstuk 27 925, nr. 785 d.d. 19 mei 2021 en Kamerstuk 27 925, nr. 911 d.d. 18 mei 2022), informeren wij u hierbij, mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid, over de verlenging van de Nederlandse inzet in het kader van de strijd
tegen ISIS en de brede veiligheidsinzet in Irak tot en met 31 december 2023.
Essentie
Het kabinet constateert dat een veiliger en stabieler Irak – in de kern van een zeer
instabiele regio, aan de rand van Europa – van strategisch belang blijft voor Nederland.
Zoals beschreven in de Kamerbrief «Voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage
aan de anti-ISIS-coalitie en brede veiligheidsinzet in Irak» (d.d. 18 mei 2022, Kamerstuk
27 925, nr. 911) kampt Irak nog altijd met een groot aantal uitdagingen dat duurzame ontwikkeling
in de weg staat. Zo gaat het land gebukt onder onveiligheid, langdurige ontheemding,
een gefragmenteerde veiligheidssector, geen overheidsmonopolie op geweld, gebrek aan
sociale cohesie, een ineffectief overheidsbestuur in een politiek systeem dat continu
onder druk staat, corruptie, cliëntisme en te weinig economisch perspectief. Daarnaast
zijn de geopolitieke ontwikkelingen in de regio bepalend voor de situatie in Irak.
De Nederlandse inzet in Irak heeft als doelstelling het bestendigen van behaalde resultaten
in de strijd tegen ISIS en het versterken van de Iraakse veiligheidssector, in het
kader van de bevordering van de internationale rechtsorde. Vanwege hogergenoemde context
behoeft de Nederlandse inzet uithoudingsvermogen alsook een realistisch ambitieniveau.
Het – gezamenlijk met de internationale gemeenschap – leveren van een geïntegreerde
bijdrage aan het meer beheersbaar houden van factoren die van invloed zijn op de fragiele
balans in Irak is al een resultaat op zich.
Waar de inzet van de internationale gemeenschap de afgelopen jaren met name gericht
was op het verslaan van ISIS via Operation Inherent Resolve (OIR) van de anti-ISIS-coalitie, en de ontwikkelingsinzet op acute stabilisatie,
wederopbouw en humanitaire hulp, is inmiddels een verschuiving ingezet van stabilisatie
naar preventie van hernieuwde (gewapende) escalatie en de versterking van de Iraakse
veiligheidssector. Binnen deze inzet zet Nederland in op het versterken van Iraaks
eigenaarschap en behoudt het kabinet specifieke aandacht voor kwetsbare en gemarginaliseerde
groepen. De militaire presentie richt zich in overeenstemming daarmee meer op een
adviserende rol. De geïntegreerde benadering, waarbij diplomatieke, militaire en OS-middelen
worden ingezet, wordt voortgezet.
Zoals omschreven in de Kamerbrief «Samenhangende Nederlandse inzet in het kader van
de collectieve verdediging en in missies en operaties ter bevordering van de internationale
rechtsorde 2022–2025» (d.d. 17 juni 2022, Kamerstuk 29 521, nr. 446), hierna Samenhangbrief, leidt bovenstaande in de komende periode tot bijstelling
van het zwaartepunt van de Nederlandse militaire inzet in de verschillende missies
in Irak. De volgende stap in de strijd tegen ISIS – en het zoveel mogelijk verduurzamen
van de resultaten daarvan – is advisering van de Iraakse veiligheidsinstituties op
institutioneel niveau, zowel militair als civiel, via de NAVO Missie in Irak (NMI).
Hiertoe zijn alle voorbereidingen gestart. De noodzaak van redeployment van de force protection-eenheid vanuit OIR en de afstemming met NAVO en individuele bondgenoten om die bijstelling
te bewerkstelligen, nopen tot een gefaseerde aanpak. In 2023 zal de eerste aanzet
tot deze transitie van de Nederlandse inzet in Irak worden gegeven.
In het licht van bovenstaande en op basis van de geleerde lessen uit Afghanistan realiseert
het kabinet zich dat concrete resultaten bij (institutionele) advisering, nog meer
dan bij militaire campagnes, moeilijk te meten zijn. Een afnemende betrokkenheid in
Irak vindt het kabinet in deze fase echter niet verstandig; afzijdigheid kan ten koste
gaan van de geboekte resultaten in de strijd tegen ISIS. Daarnaast zou Nederland invloed
verliezen op het beheersbaar houden van een fragiele stabiliteit aan de Europese grenzen.
Het kabinet heeft besloten de Nederlandse personele bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie
en de veiligheidsinzet in Irak in 2023 met een aantal accentverschuivingen technisch
te verlengen:
i. Anti-ISIS-coalitie (OIR): Nederland blijft bijdragen aan OIR, maar zal die bijdrage
in 2023 afbouwen ten behoeve van mogelijke latere inzet in NMI.
ii. NAVO Missie in Irak (NMI): Nederland continueert de bijdrage aan NMI door maximaal
20 militairen en civiele experts te leveren. Tevens levert Nederland ook in 2023 weer
de hoogste civiele vertegenwoordiger van de missie: de Senior Civilian.
iii. EU Adviesmissie Irak (EUAM): Nederland draagt in 2023 bij aan de EUAM met maximaal
5 adviseurs, waaronder de Deputy Head of Mission.
iv. Hervorming van de Koerdische veiligheidssector: Nederland blijft de capaciteitsopbouw
op institutioneel niveau van de veiligheidssector in de Koerdische Autonome Regio
(KAR) ondersteunen.
Bijstelling Nederlandse inzet Irak
Eerder ontving de Kamer een kennisgevingsbrief (d.d. 17 juni 2022, Kamerstuk 29 521, nr. 447) inzake het onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid van een militaire bijdrage
aan NMI. Het kabinet zal de uitkomst van dit onderzoek uiterlijk voor het zomerreces
van 2023 met de Kamer delen. In het geval van een positief besluit zult u hierover
worden geïnformeerd middels een artikel 100-brief, waarin ook specifieke aandacht
zal worden besteed aan het thema burgerslachtoffers (conform het «Stappenplan burgerslachtoffers»,
Kamerstuk 29 521, nr. 442).
Gronden
De gronden voor deelname aan de strijd tegen ISIS zoals beschreven in de artikel 100-brieven
van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 612), 14 september 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 637), 18 oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 662) en 5 november 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 868) zijn nog van toepassing. Ondanks de territoriale overwinning op ISIS, is de terreurgroep
nog altijd actief in Irak en Syrië. De Nederlandse inzet blijft erop gericht om in
het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde de behaalde resultaten
in de strijd tegen ISIS te bestendigen en de Iraakse veiligheidssector te professionaliseren
en te verzelfstandigen. Een professionele en effectieve Iraakse veiligheidssector
draagt bij aan de binnenlandse veiligheid en stabiliteit van Irak en aan de stabiliteit
in de regio. Dit dient ook de Europese en Nederlandse veiligheidsbelangen, zoals het
tegengaan van terrorisme en irreguliere migratiestromen. Zodoende tracht het kabinet
ook in 2023 op gepaste wijze bij te dragen aan het beperken c.q. beheersbaar houden
van spanningen in de regio, de bescherming van de Iraakse burgerbevolking en tegelijkertijd
de eigen veiligheidsbelangen.
Politieke aspecten
Politieke ontwikkelingen
Na de parlementsverkiezingen van oktober 2021 verkeerde Irak lange tijd in een politieke
impasse. De afgelopen maanden liepen de spanningen sterk op tussen de rivaliserende
politieke sjiitische allianties, met enerzijds de nationalistisch-sjiitische politicus
Muqtada al-Sadr en anderzijds het meer pro-Iraanse Shia Coordination Framework (SCF).
Uiteenlopende visies over wie de nieuwe president en premier moeten worden, verschillende
(politiek gemotiveerde) juridische uitspraken door de Federal
Supreme Court en beschuldigingen over obstructie tussen de partijen – die beschikken over eigen
milities – deden de spanningen in Irak in de afgelopen maanden hoog oplopen. Door
de politieke impasse van de afgelopen maanden is er geen begroting voor 2022 en worden
noodzakelijke hervormingen – te midden van inflatie, voedselcrises en droogte – steeds
uitgesteld.
Op 13 oktober jl. werd de impasse in de Iraakse regeringsformatie doorbroken met de
verkiezing van de Koerdische politicus Abdullatif Rashid als nieuwe president. Hij
versloeg uittredend president Salih. President Rashid wees vervolgens het SCF aan
als grootste sjiitische blok in het parlement, dat de leider van de Eufraatbeweging
Mohammed al-Sudani naar voren schoof als premierskandidaat. Al-Sudani heeft de taak
gekregen om binnen 30 dagen een nieuw kabinet te formeren. Conform de toezegging in
het Commissiedebat van 16 december 2021 zal de Kamer worden geïnformeerd bij het aantreden
van een nieuwe Iraakse regering.
Situatie in de KAR
In de Koerdische Autonome Regio (KAR) blijft het op politiek vlak onrustig. De Koerdische
partijen konden lange tijd geen overeenstemming bereiken over een presidentskandidaat
voor de federale regering. Verder werden de regionale verkiezingen tot nader order
uitgesteld en besloot het Koerdisch-Iraakse parlement om de parlementaire zitting
met een jaar te verlengen. Ten slotte blijft de verdeling van olie-inkomsten het belangrijkste
knelpunt in de relatie tussen Bagdad en Erbil.
Mensenrechten
De ruimte voor het maatschappelijk middenveld wordt beperkter in Irak, er is niet
tot nauwelijks voortgang op de onderzoeken naar het geweld tijdens de oktoberprotesten
in 2019 en op de Press Freedom Index van Reporters without Borders is Irak verder afgedaald van plek 163 naar 172 (van de 180). Nederland blijft samen
met (EU-)partners aandringen op een eerlijke rechtsgang, persvrijheid en vrijheid
van meningsuiting in Irak. Ook op het hoogste diplomatieke niveau spreekt Nederland
regelmatig zijn zorgen uit over de mensenrechtensituatie en het gebrek aan accountability in Irak, inclusief in de KAR, bijvoorbeeld tijdens het bezoek van de Minister van
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in april van dit jaar.
Veiligheidsontwikkelingen
Irak
Zoals geschetst in de voortgangsrapportage van 18 mei jl. (Kamerstuk 279 25, nr. 911) beschikt ISIS niet meer over de slagkracht die de terreurorganisatie had. De groepering
staat aanhoudend onder druk in Irak en Noordoost-Syrië. De veiligheidsdreiging vanuit
ondergrondse ISIS-netwerken blijft echter aanwezig en in Irak worden maandelijks aanslagen
gepleegd op Iraakse en Koerdisch-Iraakse veiligheidstroepen. Beide partijen geven
aan dat de operationele samenwerking tussen deze veiligheidstroepen moet verbeteren
om de ISIS-dreiging effectief en zelfstandig het hoofd te kunnen bieden.
Veiligheidsontwikkelingen in Irak blijven nauw verweven met politieke ontwikkelingen
in de regio. Irak wil zich graag positioneren als bemiddelaar in regionale conflicten
en faciliteerde reeds vijf onderhandelingsrondes tussen Saoedi-Arabië en Iran. De
invloed van Iran op de Iraakse veiligheidssituatie is groot. Waar ISIS al enkele jaren
geen gerichte aanslagen meer tegen de Coalitie pleegt, houden raket- en drone aanvallen
op VS- en coalitiedoelen en op Koerdisch-Iraakse gasvelden aan. Deze aanvallen worden
vaak toegeschreven aan sjiitische milities die banden zouden onderhouden met Iran.
Iran zou via deze milities invloed uit willen oefenen in Irak. Ook voert Iran incidenteel
zelf direct aanvallen uit op doelwitten in de KAR, zoals recent n.a.v. de regionale
onrust na de dood van de Iraanse Mahsa Amini. Verder voert Turkije met Operation Claw-Lock regelmatig militaire grond- en luchtoperaties uit tegen de PKK op Iraaks en KAR-grondgebied.
Een raketaanval op een toeristenresort in Noord-Irak in juli jl. deed de spanningen
tussen Irak, de KRG en Turkije tijdelijk toenemen. De Iraakse regering houdt Turkije
verantwoordelijk voor de aanslag; Turkije ontkent stellig.
Syrië
De veiligheidssituatie in Noordoost-Syrië blijft complex, gezien de vele statelijke
en non-statelijke actoren die er actief zijn, met veelal verschillende en tegengestelde
belangen. In het bijzonder in de zuidelijke en noordwestelijke regio’s vinden vrijwel
wekelijks raketbeschietingen, luchtaanvallen en lokale gevechten plaats. Aan Turkije
verbonden milities raken geregeld slaags met de door Koerden gedomineerde Syrian Democratic Forces (SDF). Daarnaast voert Turkije geregeld gerichte luchtaanvallen uit op volgens Turkije
PKK-gelieerde Koerdische strijders binnen de SDF. ISIS is hoofdzakelijk actief in
het gebied ten zuiden van de provinciehoofdstad al-Hasaka (ca. 70 km ten zuiden van
al-Qamishli). Infiltraties door ISIS, en rekrutering en geweld door ISIS-aanhangers
in opvangkampen zoals al-Hawl, komen met regelmaat voor. De humanitaire situatie in
de opvangkampen blijft erbarmelijk. Het Syrisch-Koerdische leiderschap tracht zowel
de geweldsdreiging als de humanitaire druk te verlichten door verplaatsing van groepen
(buitenlandse) vrouwen en kinderen naar minder zwaar belaste kampen.
Mandaat
De samenwerking met de Iraakse instituties verloopt constructief en de Iraakse autoriteiten
onderstrepen geregeld het belang van voortzetting van de brede internationale samenwerking,
waaronder op het gebied van veiligheid. Zoals gemeld in de meest recente voortgangsrapportage
(Kamerstuk 27 925, nr. 911, d.d. 18 mei 2022) staat het draagvlak voor internationale troepenpresentie in Irak
wel onder druk. Met name binnenlandse- en buitenlandse krachten, zoals pro-Iraanse
partijen en milities, oefenen verschillende vormen van pressie uit om buitenlandse
presentie te verminderen en de eigen invloed te vergroten.
De rechtsgrond voor optreden van Nederlandse militairen in Irak is het Iraakse verzoek
aan de VN tot (militaire) steun van 25 juni 2014 en 20 september 2014. De stationering
van de force protection-compagnie in het kader van OIR vindt plaats op uitnodiging van het gastland Irak.
Het mandaat van NMI wordt gevormd door het schriftelijke verzoek van de Iraakse regering
aan de NAVO (d.d. 5 mei 2016 en 12 februari 2020) om steun bij het versterken van
de Iraakse veiligheidssector.
Deelnemende landen
De internationale coalitie tegen ISIS onder leiding van de Verenigde Staten bestaat
uit 85 landen en internationale organisaties die uiteenlopende (militaire en niet-militaire)
bijdragen leveren aan de strijd. Van deze landen maken ongeveer 30 deel uit van de
militaire coalitie.
Aan NMI nemen op dit moment bijna alle NAVO-bondgenoten, -genodigden Finland en Zweden
en -partnerland Australië deel die in verschillende mate aan de missie bijdragen met
civiele- en militaire capaciteiten.
Invloed
Zoals beschreven in eerdere artikel 100-brieven heeft Nederland op verschillende niveaus
via diplomatieke, politieke en militaire kanalen contact met coalitiepartners. De
meest betrokken landen van de coalitie, waaronder Nederland, komen regelmatig in kleiner
verband bijeen om de strategie voor de verschillende sporen van de coalitie-inzet
te bepalen. Dit gebeurt op ministerieel, militair en hoogambtelijk niveau. Nederlandse
liaison- en stafofficieren in de strategische operationele hoofdkwartieren van de
coalitie ondersteunen de planning en uitvoering van de operatie. Daarnaast behoudt
Nederland in OIR een delegatie van maximaal 6 stafofficieren die bijdragen aan de
Nederlandse informatiepositie en invloed binnen de missie, waaronder een adviserende
bijdrage aan het Joint
Operations Command Advisory Team North (JOCAT-North) in Erbil, het Joint Operational Command Advisory Team (JOCAT) in Bagdad en het MoPa en medewerkers binnen de operationele staf.
Als lid van de NAVO oefent Nederland invloed uit op de vorm en uitvoering van NMI.
Door middel van strategische detacheringen, zoals de positie van Senior Civilian (de hoogste civiele functionaris binnen NMI), en uitzendingen van civiele experts
heeft Nederland een goede informatiepositie en relatief veel invloed binnen de missie.
Militaire aspecten
Mede conform de motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen (Kamerstuk 35 570 X, nr. 38) wordt de vaste commissies voor Defensie en Buitenlandse Zaken hierbij het aanbod
gedaan om een technische briefing te ontvangen over deze bijdrage.
Ook is hieronder, conform de motie van de leden Ephraim en Eerdmans (Kamerstuk 27 925, nr. 798) en in lijn met het Toetsingskader 2014, een uitgebreide analyse en risico-inschatting
opgenomen.
Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie (OIR)
Haalbaarheid
Zoals beschreven in de Voortgangsrapportage van 18 mei jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 911), blijft OIR gericht op het duurzaam verslaan van ISIS, het ondersteunen van de Iraakse
regering op het gebied van stabilisatie en op het vergroten van de regionale stabiliteit.
Wel heeft het kabinet geconstateerd dat er een verschuiving gaande is van stabilisatie
naar capaciteitsopbouw.
Special Operations Forces (SOF)
Nederland blijft met maximaal 12 adviseurs (momenteel 5 adviseurs ontplooid) in Bagdad
deelnemen aan de begeleiding van de Iraakse Special Operation Forces (SOF)-partnereenheid Counter-Terrorism Service (CTS). Zoals vermeld in de voortgangsrapportage van 18 mei jl. (Kamerstuk 2022D19957), zijn de taken verschoven van training naar advisering, coaching en mentoring. Als
onderdeel van het Special Operations Advisory Team – Institutional (SOAT-I) levert het Nederlandse SOF-trainingsdetachement een bijdrage aan de afstemming,
invulling en uitvoering van het opleidings- en trainingsprogramma van de Iraakse Special Forces, teneinde de capaciteit van de CTS te vergroten. De CTS heeft een voorname rol in operaties
ter bestrijding van ISIS.
Target Support Cell (TSC)
Het oogmerk van de TSC-inzet was om ondersteuning te bieden aan de luchtcampagne door
te voorzien in een onderdeel van het targeting-proces. De TSC kan op afstand berekenen
welk wapen het meest geschikt is om een beoogd effect te bereiken. In praktijk is
deze bijdrage niet meer relevant, gezien de structureel zeer geringe vraag naar producten.
Deze taak wordt met het aflopen van het huidige mandaat stopgezet.
Militaire adviseurs JOCAT-North en JOCAT
Nederland behoudt een adviserende bijdrage aan JOCAT in Bagdad en JOCAT-North. De
JOCAT’s hebben als doel om zowel in Centraal-Irak als in de KAR bij te dragen aan
de versterking van de veiligheidssector. Nederland blijft in JOCAT-North de zogeheten
teamlead leveren. De adviseurs geven sturing aan de versterking van de Peshmerga op diverse
militair-operationele aspecten, zoals planning en logistiek. Hiertoe levert Nederland
een adviseur.
Stafofficieren
Nederland blijft ook stafofficieren aan OIR leveren. De uitzending van deze stafofficieren
is gericht op het versterken van de informatiepositie van Nederland en het verbeteren
van de coördinatie tussen de diverse hoofdkwartieren. Zij vormen een essentieel onderdeel
van het internationale karakter van de missie.
Force Protection Erbil International Airport
De inzet van de Nederlandse compagnie met ca. 100 tot 150 militairen ten behoeve van
het bewaken en beveiligen (force protection) van Erbil International Airport wordt voortgezet tot en met mei 2023. Daarna zal deze taak worden overgedragen aan
bondgenoten, zodat de noodzakelijke redeployment naar Nederland kan plaatsvinden ter voorbereiding op voorgenomen Nederlandse inzet
in 2024 en 2025, waarover de Kamer voor het zomerreces van 2023 zal worden geïnformeerd.
Beveiliging OIR-adviseurs en -medewerkers in de KAR (Ground Movement Teams)
Zoals aangekondigd in de artikel 100-brief van 5 november 2021, wordt de Nederlandse
force protection-compagnie sinds januari 2022 ook ingezet om (onder andere Nederlandse) OIR-adviseurs
en -medewerkers te beveiligen die buiten de basis opereren. Dit gebeurt door de inzet
van zogenaamde Ground Movement Teams (GMT’s). Dit wordt voortgezet tot het moment van vertrek van de compagnie in mei
2023.
Bevelstructuur
Het operationele commando, waar de Nederlandse eenheid in de praktijk onder opereert,
ligt bij de commandant van de Amerikaanse eenheid die de dagelijkse leiding heeft
over Erbil International Airport. Naast de beveiliging van het vliegveld is deze commandant ook belast met het leveren
van force protection-eenheden ten behoeve van OIR-adviseurs en medewerkers die buiten de basis opereren.
Nederland is vertegenwoordigd in het hoofdkwartier met een liaisonofficier. Dit waarborgt
een goede informatiepositie. De Commandant der Strijdkrachten behoudt te allen tijde
het uiteindelijke commando over deze eenheid.
Medisch
Afgelopen jaar zijn er twee extra militairen ingezet ten behoeve van de medische ondersteuning
van de Nederlandse GMT’s. Op alle (trainings)locaties wordt verder voorzien in afdoende
medische verzorging door eigen, multinationale en host nation-voorzieningen. Tijdige zorg en een sluitende medische afvoerketen zijn uitgangspunten
in de planning van alle operaties.
Alle Nederlandse militairen dienen zich te houden aan het geldende COVID-19-protocol.
Dit protocol is door de Defensie Gezondheidsorganisatie opgesteld. Ook kunnen de Nederlandse
militairen op de basis getest worden.
(Na)zorg
Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing.
Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team in het operatiegebied
toezien op het welzijn van de militairen.
Risico’s
De risico’s voor de Nederlandse force protection-compagnie in Irak staan uitgebreid omschreven in de aanvullende artikel 100 brief
van 20 november 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 755). Risico’s komen onder meer voort uit ISIS-acties met indirect vuur, Improvised Explosive Devices (IED’s), zelfmoordaanslagen en onbemande vliegende systemen. De dreiging van ISIS
voor de Nederlandse militairen die actief zijn in de KAR wordt als laag ingeschat.
Naast ISIS bestaat jegens de anti-ISIS-coalitie in de Koerdische regio een dreiging
van Iraakse milities die banden zouden onderhouden met Iran. Deze milities tonen herhaaldelijk
aan te beschikken over de middelen om doelen binnen de Koerdische regio te treffen.
Daarbij gaat er in toenemende mate een dreiging uit van onbemande vliegende systemen.
Op Erbil International Airport zijn passende maatregelen genomen om dit risico zo veel als mogelijk te mitigeren.
Ook ten aanzien van de Nederlandse GMT’s worden hiertoe passende maatregelen genomen,
waarbij het van belang is om te vermelden dat tot nu toe geen voorbeelden bekend zijn
van aanvallen op zogenaamde dynamische doelen zoals konvooien. Er kan nog altijd niet
worden uitgesloten dat gedurende de inzetperiode (opnieuw) sprake zal zijn van verhoogde
spanningen en/of escalatie tussen Iran en de Verenigde Staten. Dit kan binnen een
kort tijdsbestek leiden tot een verhoogde activiteit van deze milities, dan wel van
Iran zelf, jegens Amerikaanse doelen in Irak, inclusief in de Koerdische regio.
De Nederlandse militairen zijn opgeleid om risico’s ten aanzien van hinderlagen en/of
bermbommen (IED’s) te mitigeren. Het risico hierop wordt overigens als laag ingeschat.
Indien het dreigingsbeeld het niet toelaat, verlaten de OIR-medewerkers en adviseurs,
en hun GMT’s, de basis niet. Mocht tijdens een beweging toch onverwachts sprake zijn
van een (plotselinge) verhoogde dreiging die zou vragen om het gebruik van zwaardere
wapens of aanvullende ondersteuning, dan kan worden teruggevallen op de reguliere
Quick Reaction Forces van OIR in het gebied. Hierbij moet gedacht worden aan stand-by OIR-helikopter- en force protection-capaciteit om in het geval van nood een GMT te kunnen ontzetten en beschermen.
De arbeidsomstandigheden waarin de Nederlandse militairen in Irak werken wijken af
van de standaarden in Nederland. Militairen worden aan andere gezondheidsrisico’s
blootgesteld, zoals risico’s ten gevolge van klimatologische en milieuomstandigheden.
Het kabinet streeft er te allen tijde naar om deze risico’s redelijkerwijs te beperken.
Voor de inzet in Irak zijn specifieke maatregelen genomen zoals bijvoorbeeld het plaatsen
van luchtreinigingsapparatuur in woon- en werkverblijven, het creëren van schaduwplekken
en het uitvaardigen van aanvullende instructies aan militairen over hoe met deze risico’s
om te gaan.
De risico’s, onzekerheden en mogelijke beperkingen als gevolg van COVID-19 zoals die
gelden voor de gehele Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en brede veiligheidsinzet
in Irak (zoals beschreven in de voortgangsrapportage van 19 mei jl., Kamerstuk 27 925, nr. 785) zijn ook van toepassing op de bijdrage met force protection in Erbil.
Duur van de deelname
Het kabinet gaat voor deze verlenging uit van een periode tot en met december 2023.
Na mei 2023 zal de force protection-bijdrage aan OIR geen deel meer uitmaken van de Nederlandse inzet. De overige deelname
zoals hierboven beschreven loopt tot en met december 2023.
Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie in Irak
NMI werkt in aanvulling op OIR aan institutionele versterking van primair het Iraakse
Ministerie van Defensie en daaraan gerelateerde opleidingsinstituten. Het doel van
NMI is in grote lijnen tweeledig: (1) ervoor zorgen dat Irak voor wat betreft capaciteiten
weerstand kan bieden aan (een terugkeer van) ISIS en andere bedreigingen van de stabiliteit,
en (2) Irak er institutioneel op toe te rusten om de veiligheidssector succesvol aan
te kunnen sturen en toekomstbestendig in te richten.
Nederland blijft ook in 2023 bijdragen aan de doelstellingen van NMI met maximaal
20 Nederlandse militaire en civiele adviseurs. Momenteel wordt met 13 adviseurs invulling
gegeven aan het mandaat; 7 civiele functies en 6 militaire functies.
Nederlandse bijdrage aan de Europese Adviesmissie (EUAM) in Irak
Waar de bijdragen aan de NAVO-missie en aan hervormingen in de KAR zich richten op
de militaire aspecten van de Iraakse veiligheidssector, focust EUAM zich op de civiele
aspecten van de veiligheidssector. EUAM richt zich op onderwerpen als contra-terrorisme,
mensenrechten, georganiseerde misdaad en veiligheidswetgeving.
In 2023 vervult een Nederlandse civiele expert binnen de missie de functie van Deputy Head of Mission, in lijn met de ambitie om Nederland beter op het strategische niveau binnen EU-missies
te vertegenwoordigen. Daarmee komt de personele bijdrage aan EUAM vanuit de civiele
missiepool op drie personen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft eveneens
de ambitie om functies binnen EUAM te blijven vervullen met politiefunctionarissen.
Zodoende wordt het huidige mandaat opgehoogd van drie naar maximaal vijf personen.
Nederlandse bijdrage aan hervormingen veiligheidssector KAR
Nederland blijft in 2023 bijdragen aan de zogeheten Peshmerga Reform bij het MoPA met een militaire adviseur, die in Erbil samenwerkt met militaire adviseurs
uit Duitsland, het VK en de VS, en tevens aansluiting vindt bij het Nederlandse Consulaat-Generaal.
Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid
De force protection-compagnie voor de beveiliging van Erbil International Airport en van de GMT’s blijft uit een organieke eenheid geformeerd worden. Het inzetten
van organieke eenheden heeft een relatief beperkt (negatief) effect op de gereedstelling
vergeleken met de inzet van samengestelde eenheden. Hoewel de gewijzigde taak van
de GMT’s beter aansluit bij de organieke taakuitvoering van de eenheid, maakt deze
eenheid gebruik van civiele voertuigen, waardoor een extra opleidingsinspanning vereist
is. De inzet van de force protection-compagnie vraagt geen aanvullende inzet van schaarse ondersteuningscapaciteiten,
omdat deze reeds in de missie aanwezig zijn of door internationale partners worden
geleverd. Daardoor legt deze inzet geen beperkingen op aan bestaande en reeds toegezegde
stand-by-verplichtingen voor 2023.
Een uitzending naar missiegebieden, en het perspectief daarop, is van groot belang
voor de mannen en vrouwen van onze krijgsmacht. Op missie gaan betekent voor onze
militairen dat ze een deel van hun taken daadwerkelijk in de praktijk kunnen uitvoeren.
Samenhang
De in deze brief beschreven bijdrage past binnen de bredere geïntegreerde Nederlandse
inzet in Irak en bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie. Deze is gericht op bevordering
van de internationale rechtsorde, stabilisatie en het aanpakken en bestrijden van
de grondoorzaken van conflict en instabiliteit, en daarmee ook de grondoorzaken voor
irreguliere migratie en terrorisme.
Nederlandse bijdrage aan civiele sporen van de anti-ISIS-coalitie
De Ministers van Buitenlandse Zaken bespraken tijdens de ministeriële vergadering
van de coalitie op 11 mei jl. in Marrakesh de dreiging en ontwikkelingen van ISIS
in Syrië en Irak, sub-Sahara Afrika en in Afghanistan. Zij herbevestigden de inzet
van de Coalitie in de strijd tegen terrorisme met noodzaak van bijzondere aandacht
voor de aanpak van grondoorzaken van terrorisme middels stabiliteitsinzet en preventie.
Om de dreiging van potentieel terugkerende strijders en hun families tegen te gaan,
richt de Foreign Terrorist Fighters (FTF)-werkgroep van de anti-ISIS-coalitie, waarvan Nederland co-lead is, zich onder andere op rehabilitatie en re-integratie van terugkerende FTF’s, en
manieren waarop terroristische reisbewegingen kunnen worden tegengegaan. Beide onderwerpen
zijn tijdens de FTF-werkgroepen op 17 maart en 24 mei jl. besproken met onder meer
vertegenwoordigers van de International Criminal Police Organization (INTERPOL), de United Nations Office of Counter-Terrorism (UNOCT) en de NAVO. Nederland benut de FTF-werkgroep tevens om het belang van berechting
van ISIS-strijders, coördinatie en samenwerking van de civiele sporen van de coalitie
met andere internationale fora, zoals de VN en het Global Counterterrorism Forum, te onderstrepen. Op 24 mei jl. heeft de FTF-werkgroep gesproken over de situatie in
Irak ten aanzien van de berechting van Iraakse ISIS-strijders, de ontwikkelingen in
Syrië en Irak, en over de inzet van de coalitie in sub-Sahara Afrika gezien de toenemende
ISIS-dreiging aldaar.
Ontwikkelingssamenwerking en stabiliteitsinzet
De situatie in Irak verandert, en daarmee ook de benodigde stabiliteitsinzet vanuit
Nederland. Waar de inzet van de internationale gemeenschap, en tevens Nederland, de
afgelopen jaren met name gericht was op het verslaan van ISIS, acute stabilisatie,
en wederopbouw, zagen we in het afgelopen jaar een duidelijke verschuiving van stabilisatie
naar preventie van hernieuwde (gewapende) escalatie.
In lijn met de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is» zal de Nederlandse inzet
in Irak in 2023 gericht zijn op de versterking van veiligheid en rechtsorde, migratiesamenwerking,
opvang in de regio en de ontwikkeling van de private sector. Binnen deze thema’s is
een verzakelijking van de relatie met de Iraakse overheid op zijn plaats. Door te
focussen op minder ontwikkelingsdoelen dan voorheen, kan Nederland steviger inzetten
op de beleidsdialoog en kan een grotere rol van de Iraakse overheid als voorwaarde
aan de internationale betrokkenheid verbonden worden.
In dat kader richt Nederland zich op de grootste aanjagers van instabiliteit, met
de nadruk op conflictpreventie, duurzame oplossingen voor de nog overgebleven groep
Iraakse ontheemden en hervormingen bij de Iraakse overheid. Aandacht voor de meest
kwetsbaren blijft het uitgangspunt binnen de Nederlandse inzet.
Ter bevordering van de veiligheid van Iraakse burgers blijft Nederland zich onverminderd
inzetten voor versterking van de Iraqi Local Police Service (ILPS) en gemeenschapsinitiatieven ten behoeve van de plaatselijke veiligheid: deze
softe componenten van Security Sector Reform (SSR) zijn gericht op herstel van vertrouwen tussen burger en veiligheidssector door
mensenrechten centraal te stellen. Het komende jaar zal het kabinet de synergie tussen
de softe (lokaal en gemeenschapsniveau) en harde (militaire inzet) SSR-componenten
versterken.
Sociale cohesie is essentieel voor de re-integratie en rehabilitatie van ontheemden.
Met onder andere International Organisation for Migration (IOM) en Norwegian People’s Aid zet Nederland in op re-integratie van intern ontheemden, waaronder de gemarginaliseerde
Jezidi-gemeenschap, bij lokale gemeenschappen, middels traumaverwerking, psychosociale
steun en livelihood-training.
Daarnaast draagt Nederland via humanitaire ontmijningsprogramma’s van partnerorganisaties
als Humanity & Inclusion en Mine Action Group International bij aan de veilige terugkeer van intern ontheemden in Irak. Naast het verwijderen
van mijnen en niet ontplofte munitie zoals Improvised Explosive Devices bieden deze programma’s ook slachtofferhulp en risicovoorlichting.
Op het terrein van traumaverwerking en de strijd tegen straffeloosheid ondersteunt
Nederland onder andere de opbouw van Iraakse onderzoeks- en analysecapaciteit om bewijslast
tegen ISIS te verzamelen, door het VN-onderzoeksteam voor ISIS-misdaden in Irak (UNITAD)
en diverse organisaties als Impunity Watch te steunen.
Private sector
Daarnaast zet Nederland zich in voor de ontwikkeling van de private sector in Irak
om zo bij te dragen aan werkgelegenheid en economisch perspectief. Zo zijn onder andere
zogenaamde Orange Corners opgezet in Bagdad en in Erbil. Via dit programma worden jonge Iraakse ondernemers
ondersteund om hun eigen bedrijf te beginnen en te ontwikkelen. Ook werkt Nederland
aan samenwerking op het gebied van landbouw en water. Via het Sustainable Development Goals Partnership (SDG-P) instrument wordt bijvoorbeeld subsidie geboden aan Nederlands-Iraakse publiek-private
partnerschappen op het gebied van private sector ontwikkeling en voedselzekerheid.
Opvang in de regio
Nederland zet zich in de buurlanden van Syrië, zoals Libanon, Irak en Jordanië, in
voor het bieden van ontwikkelingsperspectief aan langdurig ontheemden en kwetsbare
gastgemeenschappen, evenals aan intern ontheemden in Irak. Dit gebeurt met een focus
op bescherming en rechtspositie, toegang tot onderwijs en vakopleiding en het vergroten
van de kans op werk en inkomen; waarbij in de komende jaren ook de toegang tot onderdak
en sanitaire voorzieningen verder wordt ondersteund. Het versterken van de positie
van jongeren, vrouwen en meisjes is integraal onderdeel van de deze inzet. Nederland
doet dit met name via «Prospects», een grootschalig, meerjarig partnerschap met de
UNHCR, het United Nations Children’s Fund (UNICEF), de International Labour Organization (ILO), de Wereldbank (WB) en de International Finance Corporation (IFC). In Irak is hier 40 miljoen euro voor uitgetrokken voor de periode 2019 tot
2023. Daarnaast heeft het kabinet over diezelfde periode met ongeveer 3 miljoen euro
per jaar aan deze doelstelling bijgedragen via verschillende meerjarige projecten
van internationale en lokale organisaties.
Monitoring en evaluatie
Onder verwijzing naar de Kamerbrief over evaluatie van missies van 18 mei jl. (Kamerstuk
27 925, nr. 911) zal over de voortgang van de bijdrages waarop deze brief ziet in de eerstvolgende
voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en de
brede veiligheidsinzet in Irak worden gerapporteerd, in principe op de derde woensdag
van mei 2023.
Voor alle missies blijft gelden dat de Kamer, buiten de jaarlijkse voortgangsrapportages
om, tussentijds op de hoogte wordt gesteld van eventuele relevante ontwikkelingen
of besluiten van het kabinet die van invloed zijn op de Nederlandse bijdrage.
Het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS en de bredere veiligheidsinzet
in Irak wordt met deze brief verlengd tot en met 31 december 2023. Als deze inzet
wordt beëindigd, volgt een onafhankelijk uitgevoerde eindevaluatie, conform moties
van het lid Bosman (d.d. 11 februari 2020, Kamerstuk 27 925, nr. 697) en van de leden Kerstens en Van Ojik (d.d. 11 februari 2020, Kamerstuk 27 925, nr. 699).
Financiën
De additionele uitgaven voor de Nederlandse inzet in Irak zijn geraamd op 19,5 miljoen euro.
De additionele uitgaven voor de totale militaire bijdrage worden gefinancierd uit
het Budget Internationale Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.