Brief regering : Opzet en vraagstelling periodieke rapportage Effectieve EU samenwerking
31 271 Beleidsdoorlichting Buitenlandse Zaken
Nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2022
In antwoord op de brief van de commissie voor Europese Zaken d.d. 6 oktober 2022 inzake
feitelijke vragen m.b.t. de periodieke rapportage Effectieve EU samenwerking zend
ik u hierbij de antwoorden.
1. Kunt u toelichten welke onvoorziene omstandigheden eraan hebben bijgedragen dat
het bredere Europabeleid geen onderdeel kan uitmaken van deze periodieke rapportage?
In hoeverre en hoe kunnen dergelijke omstandigheden in de toekomst geanticipeerd of
voorkomen worden?
De periodieke rapportage die medio 2024 wordt opgeleverd beperkt zich tot de Nederlandse
inzet in de EU. Deze periodieke rapportage is gebaseerd op een synthese van een aantal
ex-post evaluaties, zoals de evaluatie van de coördinatie van de Nederlandse EU standpuntbepaling
(februari 2022) en de Nederlandse EU-beleidsbeïnvloeding, die eind 2023 zal worden
afgerond.
Een belangrijke onvoorziene omstandigheid is de crisis in Oekraïne. Deze heeft consequenties
voor verschillende aspecten uit het Europabeleid, zoals voor het Europese externe
beleid ten opzichte van derde landen, inclusief uitbreiding van de EU, de Europese
vredesfaciliteit of de inzet van Nederland op het versterken van de waardengemeenschappen.
Tijdens het opstellen van de navolgende meerjarige strategische evaluatieagenda (SEA),
is er voldoende gelegenheid om beleidsrelevante evaluaties in te plannen van het bredere
Europabeleid en te anticiperen op veranderende omstandigheden.
2. Is het ministerie voornemens om het bredere Europabeleid vorm te laten krijgen
in de Strategische Evaluatieagenda (zoals gesuggereerd op pagina 4 van de brief)?
Zo ja, hoe zou dat vormgegeven kunnen worden?
In de volgende periodieke rapportage zal het bredere Europabeleid onderdeel worden
van onderzoek. Om die synthese uiteindelijk te kunnen maken, zullen de bouwstenen
daarvoor in de evaluatieprogrammering als bijlage bij de memorie van toelichting worden
opgenomen.
3. In hoeverre brengt het ministerie in het kader van haar horizontale functie in
kaart of het evaluatieonderzoek van andere departementen de uitvoering aan het gemeenschappelijk
Europabeleid adresseert waarvoor de betreffende departementen verantwoording dragen?
Momenteel is er geen overheidsbreed overzicht voorhanden. De horizontale functie en
dus de vraag of het evaluatieonderzoek van andere bij het Europabeleid betrokken departementen
de uitvoering daarvan adresseert zal door het ministerie meegenomen worden bij het
opstellen van de nieuwe meerjarige strategische evaluatieagenda voor het bredere Europabeleid.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken