Brief regering : Transitievangnet OV 2023 en vernieuwing Toekomstbeeld OV
23 645 Openbaar vervoer
Nr. 782
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2022
Op 8 juli heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn voornemen om een vangnet in te stellen
dat bedoeld is om ook in 2023 voldoende, veilig en betrouwbaar OV te kunnen organiseren,
ondanks de onzekere reizigersontwikkeling en -inkomsten.1
In diezelfde brief heb ik ook toegelicht dat het vooralsnog om een éénzijdig vangnet
ging, maar dat het voor de OV-partijen mogelijk bleef om aan te sluiten bij dit vangnet.
Ik ben dan ook verheugd u te kunnen informeren dat na goede gesprekken met de OV-sector
er alsnog overeenstemming is bereikt over een gezamenlijk vangnet. Met dit gezamenlijke
vangnet zet ik samen met de andere OV-partijen een flinke stap in het adresseren van
onzekerheden in het OV voor 2023. In deze brief informeer ik u dan ook graag over
het transitievangnet voor het OV in 2023, de evaluatie van de huidige regeling beschikbaarheidsvergoeding
OV (2020–2022) en de voorgenomen herijking van het toekomstbeeld OV.
Transitievangnet 2023 en monitoring van het OV
Op 28 september jl. heb ik met alle betrokken partijen in het Nationaal OV Beraad
(NOVB) gesproken over de ontwikkelingen in de OV-sector. Gezien de onzekerheid in
de sector over de reizigersaantallen in 2023 en de veranderde reizigersvraag hebben
de gezamenlijke overheden in het NOVB besloten een gezamenlijke regeling transitievergoeding
voor 2023 in te stellen. Ik ben blij dat we als OV-partners uiteindelijk tot een gezamenlijke
regeling zijn gekomen. De regeling – waarover ik u op 8 juli heb geïnformeerd – is
naar aanleiding van het laatste NOVB op een paar punten verbeterd. Zo worden met de
regeling ook kosten vergoed voor bijvoorbeeld innovatie of maatregelen om het OV aantrekkelijker
te maken voor de reiziger. Ik kom hiermee tegemoet aan de wensen van de sector en
uw Kamer. De transitievergoeding die ik beschikbaar stel, is zo ingericht dat concessies
die in 2023 nog verlies maken hiervan gebruik kunnen maken tot het vastgestelde maximum
per concessie. Als plafond voor het gehele OV is in totaal € 150 miljoen beschikbaar.
De decentrale overheden blijven ook een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren
van voldoende, betrouwbaar en veilig OV in 2023. De regeling wordt spoedig gepubliceerd.
Hiermee geef ik invulling aan de gewijzigde motie van het lid Alkaya c.s.2
Verder heeft uw Kamer op 7 juli een motie van het lid De Hoop c.s. aangenomen (Handelingen
II 2021/22, nr. 102, item 32) die mij vraagt in kaart te brengen hoeveel steun er per regio nodig is om de dienstregelingen
in het OV overeind te houden.3Het is voor mij echter op dit moment niet mogelijk om de exact benodigde middelen
per regio inzichtelijk te maken, omdat mogelijke tekorten afhangen van de werkelijke
reizigersaantallen. De beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV) in 2022 en de regeling
transitievergoeding OV (TVOV) 2023 zijn «ademende» regelingen. Dit betekent dat de
omvang van het vangnet meebeweegt met de actuele reizigersopbrengsten. Wanneer de
reizigersopbrengsten in 2023 hoger zijn dan verwacht dalen de uitkeringen uit deze
regeling. De definitieve hoogte van de uitkering uit de transitievergoeding wordt
berekend op basis van een nacalculatie en is bekend zodra de werkelijke kosten en
opbrengsten van een concessie in 2023 bekend zijn. Ik zal u hier te zijner tijd over
informeren.
Uw Kamer heeft daarnaast een motie van het lid De Hoop aangenomen (Handelingen II
2022/23, nr. 7, Stemming) waarin wordt verzocht om in de monitoring van buslijnen
niet alleen naar gemiddelden wordt gekeken, maar ook naar de verdeling over de dag.4 De verantwoordelijkheid voor het busvervoer ligt bij de decentrale overheden. Samen
kijken we in het NOVB naar landelijke ontwikkelingen in het aanbod. Uw Kamer wordt
daarover geïnformeerd via de «Transitiemonitor OV», waarvan u nog dit jaar een update
zal ontvangen. De decentrale overheden publiceren daarnaast jaarlijks de «Staat van
het regionale OV», waarin in nog meer detail inzicht wordt geboden in de ontwikkelingen
in het ov aanbod per concessie. Om invulling te geven aan de motie zal ik de decentrale
overheden vragen de verdeling over de dag van buslijnen in kaart te brengen en u daarover
te informeren in de Transitiemonitor OV.
Evaluatie van de beschikbaarheidsvergoeding
Ik vind het van belang om toezicht te houden op de uitvoering van steunmaatregelen.
De BVOV 2020 moet volgens de regeling BVOV 2020 uiterlijk eind dit jaar worden geëvalueerd.
Bij het opstellen van de regeling was echter nog niet bekend dat de BVOV zou worden
doorgetrokken in 2021 en 2022 en we voor 2023 de TVOV zouden instellen. Ik hecht aan
een zorgvuldige en integrale evaluatie van de BVOV en TVOV en zal deze starten in
2023 als ik over alle informatie beschik over de werking, het gebruik, de verantwoording
en de effecten van de regelingen. In de tussentijd blijf ik de ontwikkelingen in het
OV, zowel het gebruik als het aanbod, monitoren.
Tijdens de begrotingsbehandeling van 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 18, item 7) heeft mijn voorganger u toegezegd de accountantsverklaringen met betrekking tot
de beschikbaarheidsvergoeding (BVOV) met uw Kamer te delen5. De verantwoording van de BVOV aan de decentrale overheden verloopt centraal via
het SiSa-systeem. Inmiddels zijn alle verantwoordingen over 2020 binnen. Deze worden
momenteel beoordeeld en besproken met de decentrale overheden met als doel om alle
beschikkingen definitief vast te stellen. De BVOV 2020 voor NS is inmiddels helemaal
afgerond. Zodra alle beschikkingen over 2020 definitief zijn, zal ik u hierover informeren
via het reguliere begrotingsproces.
Herijking toekomstbeeld OV
Ik sluit deze brief graag af met een blik vooruit. Naar aanleiding van de motie van
de leden Van Ginneken en Bouchallikh, over het toetsen van plannen en ambities voor
het OV op robuustheid, houdbaarheid en kosten,6 is in het NOVB van 28 september jl. ook besproken om het Toekomstbeeld OV 2040 te
herijken. Dit toekomstbeeld is door mijn voorganger in 2019 samen met alle partijen
in de sector opgesteld. Sinds 2019 is er echter veel gebeurd. Denk aan de Covid-crisis,
stijgende energieprijzen en personeelstekorten. Ik heb uw Kamer dan ook toegezegd7 om breder in te gaan op de ontwikkelingen in het OV, in relatie ook tot brede maatschappelijke
opgaven zoals wonen, klimaat, verstedelijking en sociale ontwikkelingen.
Er is blijvende urgentie om het OV te ontwikkelen als voor reizigers aantrekkelijke
en duurzame mobiliteitsvorm die een bijdrage levert aan de diverse maatschappelijke
opgaven. In het NOVB heb ik daarom geconcludeerd dat we onze ambities en gezamenlijke
visie op de toekomst willen herijken en willen beschouwen vanuit de veranderende uitgangssituatie.
Uiteraard doen we dat weer samen met alle partners uit het Toekomstbeeld OV en bespreken
we dit nader aan de landelijke OV- en Spoortafel.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat