Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de vierde voortgangsrapportage Kwartiermakers toekomst accountancysector en onderzoek naar het audit only-model (Kamerstuk 33977-41)
2022D42429 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 18 oktober 2022 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over haar op 20 juli 2022 toegezonden brief
inzake Evaluatie Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) (Kamerstuk 33 977, nr. 41).
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Van den Bos
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat de kwartiermakers positief zijn over
de ontwikkelingen die zij in de sector zien, ondanks dat het tempo van verandering
een uitdaging blijft. Deze leden zien het wetsvoorstel toekomst accountancysector
graag tegemoet. Deze leden vragen het kabinet om de nadere analyse van de structuurmodellen
na afronding met de Kamer te delen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Graag bedanken de leden van de D66-fractie de Kwartiermakers Toekomst Accountancysector
(kwartiermakers) voor hun vierde voortgangsrapportage. Deze leden hebben nog enkele
vragen en opmerkingen over deze rapportage en de bijbehorende brief van de Minister
van Financiën.
Omdat de leden van de fractie van D66 herhaaldelijk hebben gepleit voor het opnemen
van de vereiste om accountants de mogelijkheid te bieden de risicobeheersing te onderzoeken
middels een Verklaring Omtrent Risicobeheersing (VOR, in control statement) in de
Corporate Governance Code, herkennen deze leden zich in de zorgen van de kwartiermakers
hierover. Omdat de Minister in haar reactie schrijft dat zij wettelijke verankering
op dit moment nog niet nodig vindt, vragen deze leden het kabinet naar de stappen
die worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de VOR wordt opgenomen in de Corporate
Governance Code, aangezien deze leden hebben begrepen dat dit in de laatste conceptversie
nog niet het geval was. Kan het kabinet concreet toezeggen dat de VOR wordt opgenomen
in de eerstvolgende Corporate Governance Code of gelijktijdig wettelijk van kracht
wordt?
Welke voorbereidende stappen neemt het kabinet als achtervang om de VOR wettelijk
te verankeren in het teleurstellende geval wanneer deze niet wordt opgenomen in de
Corporate Governance Code? Herkent het kabinet zich in de constatering van deze leden
dat er breed draagvlak is voor het invoeren van de VOR en kan het kabinet uiteenzetten
waarom de VOR ondanks dit grote draagvlak niet in de laatste conceptversie van de
Corporate Governance Code is opgenomen? Concreet vragen deze leden welke belangen
de invoering van de VOR nog blokkeren en hoe het kabinet hen wil overtuigen de VOR
alsnog in te voeren.
De leden van de D66-fractie hebben gezien dat de reacties op de consultatie van de
Corporate Governance Code, ruim zes maanden na sluiting van de consultatie, nog niet
gepubliceerd zijn. Wat is daar volgens het kabinet de reden voor en deelt het kabinet
de mening van deze leden dat ook de Monitoring Commissie de reacties openbaar moet
maken na sluiting van de consultatie? Deze leden vragen voorts welke stappen worden
ondernomen om te zorgen voor spoedige openbaarmaking van de consultatiereacties en
snellere publicatie hiervan in de toekomst.
Het verder nadenken over de vormgeving van de verdere analyse van de operationele
splitsing door de accountancysector en de Minister op verzoek van de kwartiermakers,
volgen de leden van de D66-fractie met interesse. Aangezien deze leden begrijpen dat
de kwartiermakers een overkoepelende appreciatie van de onderzoeken willen geven in
de slotrapportage van de kwartiermakers, vragen deze leden of het kabinet in de gesprekken
over de verdere analyse van de operationele splitsing stuurt op het in ieder geval
afronden van deze verdere analyse voordat de kwartiermakers hun overkoepelende appreciatie
gaan schrijven.
Naast de verklaring omtrent risicobeheersing lezen de leden van de D66-fractie in
de vierde voortgangsrapportage over de verklaring omtrent levensvatbaarheid. Omdat
deze leden begrijpen dat de kwartiermakers de sector vragen om het voortouw te nemen
bij deze verklaring, vragen deze leden naar de kijk van het kabinet op deze verklaring.
Kan een verklaring omtrent levensvatbaarheid van toegevoegde waarde zijn als het kabinet
zich genoodzaakt ziet om bedrijven te steunen middels (tijdelijke) steunmaatregelen
zoals tijdens de coronacrisis gebeurde?
Omdat de leden van de D66-fractie het belang van cultuurverandering herkennen, achten
deze leden het positief dat er al veel werk is verzet door verschillende betrokkenen.
Deze leden denken dat de cultuur van een organisatie en daarmee van een sector in
grote mate beïnvloed kan worden door de cultuur tijdens de opleiding en vragen daarom
naar de veranderingen die plaatsvinden in de opleidingsfase, bijvoorbeeld op het gebied
van diversiteit.
In de aanbiedingsbrief van de Minister lezen de leden van de D66-fractie geen antwoord
op de vraag van de kwartiermakers over een commissie die het onderwijs voor accountants
gaat onderzoeken. Deze leden vragen hoe het kabinet kijkt naar het opstarten van een
dergelijke commissie, voordat er een helder toekomstbestendig beroepsprofiel is opgesteld.
Wil het kabinet de beroepsorganisatie van accountants (NBA) vragen om te onderzoeken
of een geschikt beroepsprofiel van de accountant, dat rekening houdt met de toekomstige
ontwikkelingen in de beroepspraktijk, gepubliceerd kan worden voordat het onderwijs
voor accountants wordt onderzocht?
Het aangepaste beroepsprofiel is volgens de leden van de D66-fractie uitermate belangrijk
in het kader van de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD).
Het beroepsprofiel draagt volgens deze leden bij aan voldoende kwaliteit van de assurance
bij duurzaamheidsinformatie, omdat het voorschrijft welke kennis, houding en gedrag
zowel accountants, als de onafhankelijke assurance services providers, moeten bezitten
om de assurance te kunnen verstrekken in het kader van de CSRD. Deze leden vragen
het kabinet welke acties worden ondernomen om aan deze kennisbehoefte te voldoen middels
het onderwijs voor accountants en hoe deze kennis van duurzaamheid op een duurzame
manier wordt geborgd.
Het belang van innovatie, waarover de kwartiermakers schrijven, wordt herkend door
de leden van de D66-fractie. Deze leden begrijpen dat de kwartiermakers van mening
zijn dat de accountancysector meer kan en moet innoveren. Het inzetten van data-analyse
lijkt ondertussen eerder gebruikelijk dan een innovatie, maar deze leden lezen dat
data-analyse volgens de kwartiermakers nog onvoldoende wordt gebruikt. Deze leden
vragen wat het kabinet doet om, al dan niet gezamenlijk met beroepsorganisaties, het
belang van data-analyse voor bijvoorbeeld fraudebestrijding te benadrukken richting
accountants en hen op de ruimte voor innovatie te blijven wijzen die de regelgeving
wel degelijk biedt. Deze leden vragen daarnaast of het belang van innovatie in de
accountancy voor de toekomst van accountancy terugkomt in het wetsvoorstel over de
toekomst van de accountancy en wanneer dit wetsvoorstel naar de Kamer wordt gestuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie lezen dat de kwartiermakers zeggen dat zij met een overkoepelende
appreciatie over de onderzoeken en het experiment ten aanzien van de structuurmodellen
zullen komen in hun slotrapportage. Zij zijn nu inmiddels twee jaar bezig. Betekent
dat dan dat over twee jaar een advies wordt gegeven over de beste mogelijkheid voor
een structuurmodel? Komt dat overeen met de verwachting van het kabinet voor een tijdspad
voor het inzetten op vernieuwing?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de kwartiermakers van mening zijn dat bij ketenverantwoordelijkheid
een verplichte in control statement op de agenda thuishoort en zelfs dient te worden
geregeld in de wet, zodat grote ondernemingen (niet alleen beursgenoteerde ondernemingen)
naar Nederlands recht worden verplicht een in control statement af te leggen. De Minister
zegt in haar brief dit niet nodig te achten. De Minister heeft voorkeur voor uitbreiding
van de corporate governance code, maar die raakt alleen beursgenoteerde ondernemingen.
Hoe ziet het kabinet de uitbreiding van de reikwijdte naar grote ondernemingen zoals
de kwartiermakers voorstellen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de rapportage dat de Autoriteit Financiële Markten
(AFM) fraude als belangrijk thema heeft aangemerkt in haar toezicht de komende jaren.
Deze leden hebben tijdens het laatst commissiedebat ook aan de Minister gevraagd om
hier blijvend aandacht voor te vragen. Deze leden vragen daarom of het kabinet haar
opvattingen kan delen over hoe het toezicht op het gebied van fraude er de komende
jaren uit moet komen te zien.
De leden van de CDA-fractie lezen verder in de rapportage dat accountants op het gebied
van toekomstbestendigheid een belangrijkere rol gaan spelen; bijvoorbeeld bij een
verklaring omtrent levensvatbaarheid. De kwartiermakers vragen de sector om het voortouw
hierin te nemen. Deze leden hebben begrepen dat de sector hier een start mee heeft
gemaakt, maar in hoeverre is het bekend bij de Minister dat accountants tegen het
probleem aanlopen dat zij pas een uitspraak kunnen doen over de toekomstbestendigheid
van een onderneming als deze onderneming eerst in het bestuursverslag een uitspraak
heeft gedaan over zijn continuïteit en toekomstbestendigheid?
Is het kabinet ervan op de hoogte dat steeds meer vraag komt naar een dergelijk toekomstbestendigheidsstatement,
ook in het kader van het terugbetalen van de corona(belasting)schulden? Kan daar niet
nog meer vraag naar komen in het kader van de tegemoetkoming energiekosten voor het
MKB, waar op korte termijn mogelijk ook dergelijke statements moeten worden afgegeven?
Is het kabinet bereid om te kijken of de gehele keten van gebruikers samengebracht
kan worden op dit thema om snelheid te maken zoals de kwartiermakers vragen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de kwartiermakers het kabinet adviseren om een
commissie in te stellen die de noodzakelijke vernieuwing kan brengen in de huidige
vormgeving van het opleidingsstelsel en de verdeling van bevoegdheden daarin, met
een uiteindelijk aanpassing van de wet op het accountantsberoep. Zij zien daarin een
noodzaak om verandering in educatie te bewerkstelligen, ook met het oog op aantrekkelijkheid
van de opleiding en daarmee aantrekkelijkheid van het beroep. Dit lijkt deze leden
een belangrijk advies, omdat je juist via educatie aan het begin van verbetering in
de sector kunt staan. Hoe kijkt het kabinet aan tegen dit advies?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
R.L. van den Bos, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.