Brief regering : Reactie op de motie van de leden Van der Werf en Van Nispen over in kaart brengen welke compensatiemogelijkheden er zijn voor Nederlandse slachtoffers van terroristische aanslagen (Kamerstuk 29517-216)
29 517 Veiligheidsregio’s
Nr. 224
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2022
Op 24 maart 2022 heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid met de Minister
van Justitie en Veiligheid overleg gevoerd over de brandweer en crisisbeheersing.
In het kader van het onderwerp crisisbeheersing is de herdenking van de tramaanslag
in Utrecht besproken en de zorgplicht van de overheid van slachtoffers van terrorisme.
Kamerlid Van der Werf (D66) verwees naar een wetsvoorstel in België om de wettelijk
bescherming van slachtoffers van terroristische aanslagen te verbeteren, waarbij slachtoffers
voortaan 100 procent schadeloos worden gesteld voor hun lichamelijke letsels, ongeacht
of zij verzekerd zijn of niet.
In een door uw Kamer aangenomen motie hebben Kamerleden Van der Werf en Van Nispen
(SP) (Handelingen II 2021/22, nr. 74, item 34) verwezen naar de Belgische parlementaire onderzoekscommissie die de terroristische
aanslagen in Brussel van 22 maart 2016 heeft onderzocht. Op basis van de aanbevelingen
van de commissie bereidt België een wetsvoorstel voor, waarmee slachtoffers van terroristische
aanslagen volledig schadeloos gesteld worden voor hun lichamelijke letsels. Hiermee
wordt voorkomen dat slachtoffers door tussenkomst van verschillende partijen meerdere
medische beoordelingen moeten ondergaan. De Kamerleden zijn van mening dat ook de
slachtoffers van terroristische aanslagen in Nederland zo veel mogelijk van deze zorgen
moeten worden ontzien. De regering wordt dan ook verzocht in kaart te brengen welke
compensatiemogelijkheden er zijn voor Nederlandse slachtoffers van terroristische
aanslagen en om met voorstellen te komen om naar voorbeeld van België beperkingen
daarin weg te nemen1.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft tijdens het debat (Handelingen II 2021/2,
nr. 73, item 16) een schriftelijke reactie op de motie toegezegd. Deze reactie treft u bijgaand aan.
Vergoedingen voor slachtoffers van terrorisme in België
Navraag bij de Belgische autoriteiten leert dat er voor vergoedingen aan slachtoffers
van terrorisme de volgende mogelijkheden zijn:
De commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en
occasionele redders
De commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en
occasionele redders is in 1985 ingesteld (hierna: de Commissie). De Commissie is een
administratief rechtscollege dat, onder bepaalde voorwaarden, financiële hulp kan
toekennen aan slachtoffers van opzettelijke geweldsdaden. De financiële hulp die de
Commissie toekent is bedoeld als overbrugging van de termijn tussen het terroristisch
misdrijf en uitbetaling van de verzekering. Voorts komt de Commissie slachtoffers
tegemoet in kosten die zij op niemand kunnen verhalen.
Het statuut van nationale solidariteit
Daarnaast bestaat er een statuut van nationale solidariteit, dat oorspronkelijk was
voorzien voor oorlogsslachtoffers. Aangezien de Commissie alleen financiële hulp biedt
en geen volledige schadevergoeding, is besloten om dit statuut ook uit te breiden
naar slachtoffers van terroristische daden. Het statuut houdt in dat slachtoffers
van een terroristische aanslag in België kunnen rekenen op levenslange hulp. Wie in
aanmerking wil komen, moet de Belgische nationaliteit hebben of gewoonlijk in België
verblijven. Buitenlandse slachtoffers kunnen geen aanspraak maken op dit statuut.
Personen die aanspraak kunnen maken op het statuut zijn overlevenden van een aanslag,
echtgenoten of wettelijk samenwonenden. Ook kinderen, ouders en grootouders kunnen
in aanmerking komen.
Wetsontwerp versterking van de bescherming van slachtoffers van terroristische daden
Op dit moment is in België een wetsontwerp in voorbereiding dat grotendeels betrekking
heeft op het stelsel van de verzekeringen inzake terrorisme en dat ook op slachtoffers
gerichte bepalingen bevat. Het wetsontwerp beoogt een betere algemene bescherming
van slachtoffers van terrorisme. België heeft gekozen voor een verplichte verzekering
voor terrorisme. De verzekeraars hebben hiervoor een vereniging zonder winstoogmerk
opgericht. Deze vereniging moet de gevolgen van een terroristische aanslag helpen
opvangen in functie van waarborgen die haar leden (verzekeringsondernemingen) hebben
verleend. Bij een aanslag zullen eerst de verzekeraars voor elkaar bijspringen om
de schade van getroffen verzekerden te vergoeden. Als de schade zeer hoog oploopt,
zal ook de Belgische staat hulp bieden. Het wetsontwerp moet nog worden voorgelegd
aan de Raad van State.
Vergoedingen voor slachtoffers van terrorisme in Nederland
Nederland kent geen aparte al dan niet levenslange voorziening voor slachtoffers van
terrorisme zoals in België, Spanje en Frankrijk2 en die vaak zijn afgeleid van voorzieningen voor slachtoffers en nabestaanden van
oorlogsgeweld.
In Nederland staat bij het bepalen van de tegemoetkoming aan slachtoffers en hun nabestaanden
het toegebrachte letsel en ondergane leed centraal en dat sprake is geweest van opzettelijk
tegen het slachtoffer gericht geweld.
Het motief van de dader en de vraag of iets wel of niet aangemerkt kan worden als
terroristische aanslag is daarbij verder niet relevant. De reden hiervoor is, dat
het treffen van een aparte of aanvullende voorziening voor slachtoffers van terrorisme
moeilijk valt uit te leggen aan slachtoffers en nabestaanden van andere ernstige geweldsdelicten,
zoals bijvoorbeeld de schietpartij in Alphen aan de Rijn of de aanslag op Koninginnedag
in Apeldoorn. Het is ook lang niet altijd meteen duidelijk of een geweldsdelict aangemerkt
kan worden als een terroristische daad. De onzekerheid daarover en het eventuele negatieve
uiteindelijke oordeel kan het beoogde effect van een tegemoetkoming in het ondergane
leed ondermijnen.
Het motief van de dader of daders speelt uiteraard wel een rol bij het bepalen van
de ernst van het delict dat ten laste wordt gelegd en de hoogte van de op te leggen
straf. Dit geldt ook voor het beantwoorden van de eventuele maatschappelijke impact
van een terroristische aanslag.
Slachtoffers van terrorisme in Nederland kunnen, ongeacht hun nationaliteit, gebruik
maken van de bestaande voorzieningen. Zo kunnen zij een beroep doen op hun verzekering
en de reguliere sociale verzekeringen. Daarnaast kunnen slachtoffers in aanmerking
komen voor een tegemoetkoming uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het Schadefonds).
Indien sprake is van een terroristische aanslag heeft het Schadefonds een draaiboek
opgesteld hoe in zo’n situatie kan worden opgeschaald en op grond van welke criteria
eenvoudig en snel kan worden overgegaan tot het toekennen van tegemoetkomingen aan
slachtoffers en nabestaanden. Een trage afhandeling van de verzoeken om een tegemoetkoming
kan ernstig afbreuk doen aan het gevoel van erkenning bij slachtoffers en nabestaanden.
In z’n algemeenheid kunnen naast slachtoffers en hun nabestaanden, ook de naasten
van slachtoffers terecht bij het Schadefonds. In het geval van een (terroristische)
aanslag kunnen ook mensen die hulp hebben verleend aan slachtoffers en daar psychisch
letsel aan hebben overgehouden om een tegemoetkoming vragen.
Verder kunnen ook slachtoffers en nabestaanden van een terroristische aanslag, indien
er vervolging plaatsvindt van de dader of daders, zich voegen als benadeelde partij,
zoals bijvoorbeeld de slachtoffers van de aanslag op Amsterdam Centraal Station hebben
gedaan. Wanneer de rechter de schadeclaim toewijst en een schadevergoedingsmaatregel
oplegt, zorgt de overheid voor de inning van de schadevergoeding en komen de slachtoffers
in aanmerking voor een voorschot hierop. Indien er sprake is van gewelds- en zedenmisdrijven
is er sprake van een ongemaximeerd voorschot. De opgelegde schadevergoeding wordt
na acht maanden na onherroepelijk worden van het strafrechtelijk vonnis volledig door
de overheid betaald en verhaald op de dader(s).
De bredere vraag of het Nederlandse stelsel van compensatie aan slachtoffers van criminaliteit
aanpassing behoeft, is op dit moment onderwerp van beraad en nadere analyse ter voorbereiding
van de beleidsreactie op het advies van de Commissie onderzoek stelsel schadevergoeding
voor slachtoffers van strafbare feiten (commissie Donner). In dat advies komt in beperkte
mate het onderwerp van slachtoffers van een terroristische aanslag aan de orde. De
commissie geeft daarbij aan dat het denkbaar is dat er bij omvangrijke daden van terrorisme
extra voorzieningen in het leven worden geroepen voor de slachtoffers, maar dat dit
geen reden is om nu reeds een dergelijke bijzondere regeling te treffen. Dit omdat
de ervaring leert dat iedere terroristische aanslag eigen kenmerken en onvoorspelbare
nadelige effecten met zich meebrengt en het reeds op voorhand treffen van een bijzondere
regeling met het oog op slachtoffers van terroristische aanslagen die nog gepleegd
moeten worden, veelal zal worden achterhaald door de bijzondere kenmerken van een
onverhoopte terroristische aanslag. Ik verwacht u begin 2023 de beleidsreactie op
het advies van de Commissie te doen toekomen.
Gelet op het vorenstaande zie ik thans geen aanleiding om een aparte of aanvullende
voorziening te treffen voor slachtoffers van terroristische misdrijven of met voorstellen
te komen die zijn gebaseerd op het Belgisch stelsel.
Ik ga er met deze toelichting vanuit u voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming