Brief regering : Nadere uitwerking tijdelijk prijsplafond energie
36 200 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 77 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR KLIMAAT EN ENERGIE EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2022
De oorlog in Oekraïne laat zien dat vrijheid, veiligheid en welvaart in brede zin
niet vanzelfsprekend zijn. De uitdagingen waarvoor we staan, brengen grote onzekerheden
met zich mee. De inflatie is historisch hoog en langdurig hoge prijzen zijn niet uit
te sluiten. Met name energie kent forse prijsstijgingen. Mensen maken zich zorgen
over de stijgende kosten voor hun levensonderhoud. Dit raakt hen in hun eigen bestaanszekerheid
of die van hun bedrijf.
Het kabinet versterkt met een uitzonderlijk groot pakket aan koopkrachtmaatregelen
in de Miljoenennota 2023 (Kamerstuk 36 200) de inkomenspositie van mensen om de negatieve effecten van de hoge prijzen te dempen.
In aanvulling hierop heeft het kabinet op 20 september 2022 (Kamerstuk 36 200, nr. 5) aangekondigd met aanvullende maatregelen ten aanzien van de energierekening te komen,
waaronder de instelling van een tijdelijk prijsplafond voor kleinverbruikers, zoals
huishoudens, zzp’ers en kleine bedrijven. Door dit plafond worden schommelingen in
de energieprijzen deels opgevangen door de overheid en ontstaat er voor kleinverbruikers
meer zekerheid over de energiekosten.
De koopkrachtmaatregelen en het tijdelijk prijsplafond helpen zowel huishoudens als
bedrijven. De maatregelen dragen eraan bij dat huishoudens kunnen blijven consumeren,
waarmee ook ondernemers worden geholpen. Tegelijkertijd kunnen niet alle bedrijven
de hogere kosten aan de consument of hun afnemers doorberekenen. In de brief van 20 september
2022 heeft het kabinet daarom ook aangekondigd met maatregelen voor het energie-intensieve
midden- en kleinbedrijf (hierna: mkb) te komen.
De maatregelen die het kabinet neemt om de gevolgen van de stijgende energieprijzen
voor burgers en bedrijven te dempen, zijn nadrukkelijk tijdelijk van aard. Het is
daarom van belang dat we ook maatregelen nemen die in de toekomst onze weerbaarheid
vergroten, onder andere door het gebruik van fossiele brandstoffen in een rap tempo
terug te brengen. De verwachting is dat de prijsniveaus van voor de oorlog in Oekraïne
de komende periode niet meer terugkeren. Het kabinet blijft daarom vol inzetten op
energiebesparing, het gebruik van duurzame energiebronnen en het afbouwen van het
gebruik van aardgas. Het kabinet vraagt bedrijven en huishoudens om hun energieverbruik
zo veel mogelijk te beperken. In veel gevallen zijn huishoudens en bedrijven daar
al mee bezig. Zo wordt in veel woningen en kantoren de thermostaat lager ingesteld.
En we zien dat het aantal subsidieaanvragen voor spouwmuurisolatie, warmtepompen en
zonneboilers in de afgelopen maanden is verdubbeld. Maar vaak kan er nog meer en is
het mogelijk om met relatief kleine ingrepen de maandelijkse energielasten verder
te verlagen.
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft uw Kamer veel vragen gesteld over
het aangekondigde prijsplafond, en de uitwerking ervan. Tevens heeft uw Kamer op een
aantal punten verzocht om aanscherping van het voorstel uit de brief op 20 september
2022. Zo verzoekt de motie van de leden Klaver (GL) en Kuiken (PvdA) het kabinet om
de volumegrenzen en het tariefplafond ruimhartig te kiezen, zodat ook gezinnen van
twee of meer bewoners in een oude, middelgrote rijwoning deze winter niet in de kou
komen te zitten, en om bij de uitwerking van het prijsplafond rekening te houden met
mensen die hun huis reeds hebben verduurzaamd en daardoor een hoger elektriciteitsverbruik
en lager gasgebruik hebben (Kamerstuk 36 200, nr. 30). De motie van de leden Hermans (VVD) en Pieter Heerma (CDA) verzocht het kabinet
om snel met een op het energie-intensieve mkb toegespitste toereikende compensatieregeling
voor de energielasten te komen (Kamerstuk 36 200, nr. 17).
Met deze brief informeren wij uw Kamer nader over het voorgestelde prijsplafond. Dit
betreft de gekozen prijsplafonds en volumegrenzen, alsmede de doelgroep van deze tijdelijke
maatregel. Tevens gaan we in op de hierboven genoemde moties en de borging van de
besparings- en verduurzamingsprikkel in de regeling. Tot slot lichten we toe welke
oplossing het kabinet voor het mkb heeft voorzien. De Minister van Financiën zal uw
Kamer gelijktijdig informeren over de budgettaire consequenties van de door het kabinet
aangekondigde maatregelen en de uitvoering van overige moties uit de APB die betrekking
hebben op de energieprijzen.
Gelet op de grote urgentie van de hoge energieprijzen en de zeer korte tijdshorizon
waarbinnen het prijsplafond tot stand gekomen is, hechten we eraan erop te wijzen
dat er bij iedere keuze scherp gelet moet worden op de uitvoerbaarheid van de voorliggende
maatregel binnen dat strakke tijdspad. Het kabinet wil met het prijsplafond directe
verlichting bieden op de energierekening voor Nederlandse huishoudens en kleine ondernemers.
De uitvoerbaarheid van het prijsplafond op korte termijn is daarom bij veel van de
gemaakte keuzes leidend en dit betekent dat de ruimte voor maatwerk beperkt is. Dat
betekent ook dat er kwetsbare huishoudens zullen zijn die geen mogelijkheden zien
om hun verbruik te verlagen tot onder het niveau van het prijsplafond. Deze groep
zal verder ondersteund worden door het koopkrachtpakket dat het kabinet op Prinsjesdag
bekend maakte. Daarnaast verkent het kabinet samen met betrokken partijen de instelling
van een tijdelijk noodfonds. Tegelijkertijd weten we dat een deel van de steun ook
terecht zal komen bij kleinverbruikers die minder of (nog) niet worden geconfronteerd
met hoge energieprijzen. Dat is onvermijdelijk bij een generieke regeling waarmee
we huishoudens en andere kleinverbruikers zo snel mogelijk verlichting willen bieden.
De komende weken zal het kabinet samen met de energieleveranciers verder werken aan
de operationele uitvoering van het prijsplafond. Het kabinet is de energieleveranciers
daarbij erkentelijk voor hun inspanningen.
Tijdelijk prijsplafond per 1 januari 2023
In de brief van 20 september 2022 is aangegeven dat het tijdelijk prijsplafond wordt
ingevoerd voor alle huishoudens en een deel van het mkb. Dit prijsplafond zal gelden
voor de duur van een kalenderjaar en ingaan op 1 januari 2023 en eindigen op 31 december
2023. Vanwege de onmisbare rol die de energieleveranciers hebben bij de uitvoering
van het prijsplafond werkt het kabinet in nauw overleg met de energieleveranciers
aan de operationele vormgeving van het prijsplafond.
Hoogte prijsplafond
Het kabinet heeft in de brief van 20 september 2022 aangeven voornemens te zijn het
prijsplafond zo vorm te geven dat minimaal de helft van de Nederlandse huishoudens
wat betreft hun energieverbruik volledig onder het tariefplafond valt. Hiertoe zijn
een volumegrens van 1.200 m3 voor gas en van 2.400 kWh voor elektriciteit voorgesteld. Hierbij was een belangrijke
overweging dat het plafond er niet toe moet leiden dat de verduurzamings- en besparingsprikkel
wegvalt. Behoud van een besparingsprikkel vindt het kabinet belangrijk voor de energieleveringszekerheid;
in tijden van energieschaarste is het noodzakelijk om de vraag naar energie te remmen.
Het behouden van de besparingsprikkel is tevens een Europese voorwaarde voor het invoeren
van een generiek tariefplafond. Daarom was een volumegrens gekozen rond het mediane
verbruik van een huishouden in normale tijden. Bij de volumegrenzen van 1.200 m3 gas en 2.400 kWh elektriciteit zou ca. 50% van de huishoudens volledig onder het
prijsplafond vallen op basis van de CBS-cijfers uit 2021. Indien huishoudens 10%van
hun energieverbruik zouden besparen, zou dit circa 60% zijn.
Naast bovengenoemde volumegrenzen heeft het kabinet aangegeven te denken aan een prijsplafond
voor aardgas van 1,50 euro/m3 en een prijsplafond voor elektriciteit van 0,70 euro/kWh.
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (Handelingen II 2022/223, nr. 3, Algemene
Politieke Beschouwingen) is door uw Kamer opgeroepen om ruimhartig te kijken naar
de volumegrenzen en het tariefplafond. Daarbij werd uiteraard ook gewezen op de plannen
van PvdA en GroenLinks op dit punt die kozen voor andere parameters in hun voorstellen.
Daarnaast is gewezen op de consequenties van het prijsplafond voor huishoudens die
hebben geïnvesteerd in een (hybride) warmtepomp, vanwege de relatief forse reductie
van de prijs voor gas ten opzichte van elektriciteit. Uw Kamer heeft middels de eerder
genoemde moties gevraagd om een eerlijke verhouding vast te stellen tussen de prijsplafonds
voor gas en elektriciteit.
Het kabinet is net als uw Kamer van mening dat de maatregelen die nu worden genomen
de benodigde transitie op langere termijn niet in de weg moeten zitten. Het prijsplafond
betreft daarom nadrukkelijk een tijdelijke regeling voor de duur van één jaar. Het
blijft daarmee voor kleinverbruikers aantrekkelijk om te investeren in een (hybride)
warmtepomp. Tegelijkertijd moet het prijsplafond er niet toe leiden dat kleinverbruikers
meer gas gaan gebruiken, omdat het voor gebruikers van een hybride warmtepomp gedurende
2023 niet meer aantrekkelijk is om de warmtepomp te gebruiken. Verschillende partijen
hebben hierover hun zorgen geuit.
Het kabinet neemt de oproepen van uw Kamer serieus en heeft daarom gekeken welke aanpassingen
in het prijsplafond mogelijk zijn ten opzichte van de voorstellen van vorige week.
De belangrijkste wijziging is dat het kabinet voorstelt om het variabele plafondtarief
voor elektriciteit en gas lager vast te stellen en de volumegrens voor elektriciteit
te verhogen. Hiermee komen de volumegrenzen voor gas en elektriciteit op respectievelijk
1.200 m3 gas en 2.900 kWh elektriciteit en de gehanteerde maximumtarieven op 1,45 euro/m3 en 0,40 euro/kWh. Deze maximumtarieven betreffen de variabele leveringstarieven per
m3 en kWh (inclusief energiebelasting en btw)1.
Met deze aanpassingen is het kabinet tot een evenwichtige invulling van het prijsplafond
gekomen, waarmee tevens de prikkels voor energiebesparing en verduurzaming voldoende
behouden blijven. In onderstaande tabel wordt ter illustratie het effect van het prijsplafond
voor een huishouden met een mediaan verbruik op de energierekening getoond. Daarbij
is aangesloten bij de in de brief van 20 september 2022 genoemde ontwikkeling van
de prijzen. Hieruit volgt dat een huishouden met een mediaan verbruik er door het
prijsplafond in 2023 circa 2.500 euro op vooruit gaat. Op het moment dat de energieprijzen
hoger uitvallen, wordt het effect van het prijsplafond groter. Andersom geldt ook
dat als de prijzen in de loop van 2023 dalen het effect van het prijsplafond kleiner
is. Op deze manier resulteert het tijdelijke prijsplafond in meer zekerheid over de
ontwikkeling van de energierekening voor kleinverbruikers.
Tabel 1 – inschatting energierekening 2022 en 2023, met en zonder prijsplafond, voor
een huishouden met mediaan verbruik (bedragen inclusief btw)1
20222
20233
Zonder prijsplafond
Met prijsplafond
Verschil prijsplafond
Aardgas
Variabele leveringskosten
€ 1.364
€ 2.640
€ 1.020
– € 1.620
Vaste leveringskosten
€ 69
€ 78
€ 78
Nettarieven
€ 191
€ 223
€ 223
Energiebelasting
€ 621
€ 720
€ 720
Elektriciteit
Variabele leveringskosten
€ 741
€ 1.476
€ 615
– € 861
Vaste leveringskosten
€ 69
€ 78
€ 78
Nettarieven
€ 266
€ 355
€ 355
Energiebelasting
€ 190
€ 369
€ 369
Belastingvermindering
– € 784
– € 597
– € 597
Eenmalige tegemoetkoming
– € 380
Totaal
€ 2.347
€ 5.342
€ 2.861
– € 2.481
X Noot
1
In 2021 was het mediaan verbruik zoals door CBS is ingeschat 1.200m3 en 2.460kWh.
X Noot
2
Volgens het CBS waren de gemiddelde leveringstarieven in januari 2022 gemiddeld 0,9.881 euro/m3 en 0,2.619 euro/kWh voor consumenten, excl. energiebelasting, opslag duurzame energie-
klimaattransitie, en btw (https://opendata.cbs.nl/statline/?dl=3350E%20#/CBS/nl/dataset/84672NED/…). Voor 2022 is gerekend met een btw op energie van 15% (6 maanden 21%, 6 maanden
9%).
X Noot
3
Op basis van een consumentenprijs voor elektriciteit van 0,75 euro/kWh en 2,80 euro/m3(inclusief energiebelasting en btw).
Naast de ontwikkeling van de energieprijzen is ook de hoogte van het verbruik van
huishoudens relevant. De tweede tabel laat daarom het effect zien voor verschillende
typen huishoudens.
Tabel 2 – inschatting effect prijsplafond in 2023 voor de CBS huishoudprofielen1
Aardgas
(m3)
Elektr.
(kWh)
Effect
(euro)
Een bewoner in nieuw, klein appartement
640
1.560
1.410
Een bewoner in oud, klein appartement
810
1.540
1.633
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement
990
2.260
2.128
Een bewoner in oude, kleine rijwoning
1.040
1.680
1.992
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning
1.230
1.980
2.313
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning
1.210
2.780
2.593
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning
1.070
3.250
2.460
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning
1.360
3.190
2.635
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning
1.890
3.880
2.635
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning
2.350
4.480
2.635
X Noot
1
De meest recente CBS-raming voor huishoudprofielen is gebaseerd op het verbruik in
2021 (https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2022/38/energielevering-aardgaswoning…–2021--vernieuwd--).
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is schriftelijk door de leden Marijnissen
en Omtzigt gevraagd om indicaties van de koopkrachteffecten van het prijsplafond te
delen. Het kabinet heeft toegezegd de Tweede Kamer voorafgaand aan de Algemene Financiële
Beschouwingen te informeren over de gevolgen voor huishoudens. Deze vindt u daarom
bijgevoegd. Daarbij is het goed op te merken dat de koopkrachtcijfers en armoedecijfers
alleen kunnen worden geactualiseerd na een nieuwe macro-economische raming van het
CPB. De getoonde effecten geven daarom een actualisatie weer op basis van alleen de
verwachte stijging van de energierekening. Hieruit volgt dat het plafond voor een
forsere verlaging van de energierekening in 2023 zorgt dan de eerder voorgestelde
verlaging van de energiebelasting. Het merendeel van de huishoudens gaat naar verwachting
erop vooruit dankzij de koopkrachtmaatregelen uit de Miljoenennota en de instelling
van het prijsplafond, ondanks de fors gestegen energierekening.
Doelgroep
Het tijdelijke prijsplafond zal gaan gelden voor alle kleinverbruikers die gas, elektriciteit
en/of warmte gebruiken2. Daarmee geldt het prijsplafond voor huishoudens, maar ook voor zzp’ers, (een deel
van de) winkels, (een groot aantal) verenigingen, kleine maatschappelijke organisaties
en een deel van het kleine mkb.
Circa 6,3% van de Nederlandse huishoudens gebruikt geen gas voor ruimteverwarming
en warm water, maar neemt daarvoor collectieve warmte af (stadsverwarming) van warmtebedrijven.
In de brief van 20 september 2022 is aangegeven dat wordt bezien hoe de prijs van
warmte kan worden meegenomen in het tijdelijke prijsplafond. In overleg met de ACM
is een mogelijke manier gevonden waarmee het tijdelijk prijsplafond ook voor deze
huishoudens kan gelden. Voor collectieve warmte stelt de ACM op basis van de Warmtewet
en het Warmtebesluit jaarlijks voor het hele jaar maximumtarieven vast op basis van
het «niet meer dan anders»-principe. Dit principe houdt in dat een huishouden dat
warmte afneemt, daarvoor niet meer betaalt dan een vergelijkbaar huishouden dat op
gas is aangesloten.
Omdat de wettelijke maximumprijs voor warmte gebaseerd is op de marktprijs voor gas,
zouden de warmteprijzen in 2023 zonder additionele maatregelen de huidige stijging
van marktgasprijzen volgen. Dit is in licht van de aangekondigde prijsplafonds voor
elektriciteit en gas en het «niet meer dan anders» – principe bij collectieve warmte
onwenselijk. De ACM heeft aangegeven dat zij in de bepalingen van de Warmtewet en
het Warmtebesluit ruimte ziet om een maximumtarief vast te stellen dat bestaat uit
twee onderdelen. Het tarief bestaat enerzijds uit een prijs gerelateerd aan het tijdelijke
prijsplafond van gas. Het prijsplafond van 1,45 euro per m3 gas tot een verbruik van 1.200 m3 zou zich voor warmte vertalen in een prijsplafond van 47,39 euro per GJ. Hiernaast
stelt ACM het gebruikelijke maximum GJ-tarief vast. De grondslag voor dit tarief wordt
normaliter gebaseerd op de eenjaarsvasteprijscontracten die door gasleveranciers worden
gehanteerd per 1 januari. Dit tarief wordt in de regel eind december bepaald. Door
het ontbreken hiervan is de ACM voornemens om uit te gaan van de TTF-prijzen die gelden
voor het jaar 2023. De ACM staat in nauw contact met verschillende stakeholders waaronder
Vereniging Eigen Huis, consumentenbond en de warmteleveranciers om de methode voor
het maximumtarief vast te stellen.
Naast een beperkt aantal grootschalige collectieve warmtenetten is er ook sprake van
een oplopend aantal kleinschalige warmtenetten. Voor warmtenetten is de uitvoering
van het tijdelijke prijsplafond niet eenvoudig vorm te geven. Het kabinet spant zich
maximaal in om het prijsplafond ook voor gebruikers van deze warmtenetten van toepassing
te laten zijn. Met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt gekeken op
welke wijze hier invulling aan kan worden gegeven. Gelet op het grotere aantal leveranciers
van warmte dan van elektriciteit en gas kan de uitvoerbaarheid een andere uitvoeringsmethodiek
vergen.
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor
een specifieke groep warmtegebruikers, namelijk huishoudens die gebruik maken van
blokverwarming. Bij blokverwarming wordt in een appartementengebouw warmte met een
collectieve cv-ketel of warmtepomp opgewekt, dan wel is er een collectieve aansluiting
op een warmtenet, waarna die warmte door de verhuurder of de VvE wordt geleverd aan
de appartementseigenaren en/of appartementshuurders. Het betreft op basis van de meest
recente cijfers van CBS (2020) zo’n 5,5% van de woningen. Naast blokverwarming is
er sommige gevallen ook sprake van «blokelektriciteit» (twee of meer kleingebruikers
van elektriciteit achter één aansluiting). Hoewel het tijdelijk prijsplafond ook voor
deze huishoudens geldt, heeft het prijsplafond een veel beperkter effect op deze huishoudens
dan op een vergelijkbaar huishouden zonder blokverwarming. Voor het prijsplafond wordt
immers gekeken naar het appartementsgebouw alsof het één huishouden is. Het is in
de gekozen systematiek van het prijsplafond niet mogelijk om voor deze huishoudens
een andere methode toe te passen. Het kabinet onderzoekt daarom alternatieve mogelijkheden
om ook deze huishoudens in dezelfde mate ondersteuning te kunnen bieden. Gekeken wordt
daarbij of de bestaande teruggaveregeling in de energiebelasting inzicht kan bieden
in het aantal huishoudens achter een bepaalde aansluiting. Het kabinet zal zich maximaal
inspannen om een passende oplossing te bieden, maar realiseert zich dat dit waarschijnlijk
zeer lastig zal zijn.
Het kabinet heeft met de vormgeving van het prijsplafond gepoogd tot een evenwichtige
invulling van het prijsplafond te komen, waarmee direct verlichting wordt geboden
op de energierekening voor een zeer grote groep in Nederland, en de prikkel tot energiebesparing
in tijden van schaarste in stand wordt gehouden
Vormgeving vergoeding energieleveranciers
Door het hanteren van een prijsplafond hanteren energieleveranciers per 1 januari
2023 voor een deel van het energieverbruik een lager tarief dan de meeste huidige
contractprijzen. Energieleveranciers zullen daarom een vergoeding ontvangen voor het
deel van hun klanten dat onder het tijdelijke prijsplafond valt.
Een aandachtspunt, waar ook uw Kamer op wees, is dat voorkomen moet worden dat het
systeem van het prijsplafond leidt tot overwinsten in de energiesector. Voor de vergoeding
die de leveranciers ontvangen zal het kabinet, conform de eisen die de Europese Commissie
hieraan stelt, zeker moeten stellen dat alle middelen die naar de leveranciers gaan,
worden doorgegeven aan de consument. Het kabinet zal daarom in de vormgeving van de
regeling waarborgen dat eventueel te veel vergoede middelen terug kunnen worden gehaald
indien de beoogde accountantscontrole hier aanleiding toe geeft. Daarnaast zal moeten
worden voorkomen dat het prijsplafond eventuele overwinsten beschermt. Het kabinet
zal daarom, in overleg met de ACM, bezien wat er nodig is om mogelijke ongewenste
effecten van het prijsplafond op de werking van de markt zoveel als mogelijk te voorkomen.
De energieleveranciers ontvangen maandelijks een voorschot op basis van de verwachte
levering van energie aan kleinverbruikers binnen de verbruiksgrenzen onder het prijsplafond.
De definitieve vergoeding zal achteraf worden vastgesteld op basis van de daadwerkelijk
geleverde energie die binnen de verbruiksgrenzen van het prijsplafond valt en de daadwerkelijke
verlaging van het tarief aan consumenten. De budgettaire raming van de vergoeding
is daarmee ook een voorlopige, die hoger of lager kan uitvallen.
Op basis van bovengenoemde uitgangspunten zal het kabinet de regeling de komende weken
verder vormgeven zodat het tijdelijke prijsplafond op 1 januari 2023 in werking kan
treden. In de brief van 20 september 2022 is aangegeven dat voor de periode tot 1 januari
2023, dus november en december van dit jaar, wordt gewerkt aan een tussenvariant waarbij
een prijsplafond wordt gesimuleerd. Zo ziet de hierboven aangeduide groep kleinverbruikers,
waaronder huishoudens, al begin deze winter direct effect van het prijsplafond. In
goed overleg met de energieleveranciers is overeengekomen om een tijdelijke regeling
in te stellen in de maanden november en december van dit jaar. Kleinverbruikers ontvangen
in deze maanden via de energieleveranciers een tegemoetkoming van gemiddeld € 190
per huishouden als korting op de energierekening. Voor deze tegemoetkoming ontvangen
de energieleveranciers een eenmalige subsidie voor de uitgekeerde korting.
Het kabinet werkt de onderliggende regelingen tezamen met de energieleveranciers en
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland nader uit. Daarbij zal het kabinet ook nader
in overleg treden met de Europese Commissie over de staatsteungoedkeuring voor zover
nodig.
Het budgettaire beslag van deze maatregel beslaat naar verwachting circa € 23,5 miljard,
waarbij het exacte bedrag uiteindelijk afhankelijk is van de ontwikkeling van de marktprijzen
voor gas en elektriciteit gedurende 2023. De middelen voor de in de Miljoenennota
voorgenomen verlaging van de energiebelasting in 2023 (kosten 5,4 miljard euro) worden
aangewend ter dekking van het energieplafond. In de brief van de Minister van Financiën
wordt ook ingegaan op andere mogelijke dekkingsbronnen, waaronder de voorstellen van
de Europese Commissie voor een solidariteitsheffing en inframarginaal prijsplafond
op duurzame elektriciteitsproducenten. De resterende dekkingsopgave voor de maatregelen
in deze brief zal in het voorjaar ingevuld worden.
Caribisch Nederland
Het kabinet heeft met de eilandsbesturen en elektriciteitsbedrijven van Caribisch
Nederland besproken dat een specifieke regeling voor de eilanden nodig is. Uitvoerbaarheid
is daarbij een randvoorwaarde, Het kabinet treft de volgende twee maatregelen. Ten
eerste worden de vaste kosten van het netbeheer naar een nultarief teruggebracht.
Hiermee worden ook de huishoudens met een laag verbruik (waaronder huishoudens in
energiearmoede) effectief bereikt. Dit scheelt ongeveer 390 dollar per jaar voor een
huishouden. Om de onzekerheid over elektriciteitstarieven deels weg te nemen wordt
bij de eindgebruikers 50% van het variabele tarief door het kabinet gedekt voor zover
dit tarief boven USD 0,38 per kWh uitkomt. Hiermee blijft er een sterke prikkel voor
elektriciteitsbedrijven en eindgebruikers om kosten en verbruik te beperken. Met dit
pakket is een investering van in totaal 15 miljoen euro gemoeid.
Aanpassingen afsluitbeleid
Het kabinet heeft in haar brief van 20 september 2022 ook aangekondigd te werken aan
een tijdelijke uitbreiding van de situaties waarin energieleveranciers gedurende de
komende winterperiode geen contracten mogen opzeggen, om te voorkomen dat consumenten
worden afgesloten van energie. Hiermee geef ik ook invulling aan het verzoek van uw
vaste commissie van Economische Zaken en Klimaat van 29 september 2022 over deze regeling.
De verruiming van de bescherming voor de consument in de periode tot 1 april 2023
komt bovenop de bestaande bescherming, die al voorschrijft dat een consument nooit
mag worden afgesloten in geval van zeer ernstige gezondheidsrisico’s en bij een ingediende
aanvraag tot schuldhulpverlening. Daarnaast wordt het aantal consumenten met betalingsproblemen
al zoveel mogelijk beperkt door het pakket aan maatregelen dat nu wordt genomen. De
aanvullende bescherming wordt geboden, doordat de leverancier wordt verplicht om meerdere
malen en op verschillende manieren, persoonlijk contact te leggen met de consument.
Daarbij moet de leverancier een redelijke betalingsregeling aanbieden, waarbij een
deel van de betalingen moet kunnen worden opgeschort. Uitsluitend wanneer het aantoonbaar
onmogelijk is om in contact te komen met een afnemer en te komen tot een passende
betalingsregeling blijft afsluiten als laatste stap mogelijk. Dit betekent dat de
consument meer ruimte wordt geboden en de consument en leverancier gezamenlijk tot
een passende oplossing moeten komen. Doordat de leverancier met de consument in contact
blijft en daarbij de consument zoveel mogelijk ondersteunt of wijst op mogelijke financiële
ondersteuning om de energierekening te betalen, wordt het (onnodig) oplopen van schulden
voorkomen. Het principe is dus deze winter niet afsluiten, tenzij er sprake is van
het moedwillig weigeren van iedere vorm van contact waardoor de totstandkoming van
een redelijke betalingsregeling onmogelijk is.
Deze verruiming van de bescherming voor de consument in de periode tot 1 april 2023
komt bovenop de bestaande bescherming, die al voorschrijft dat een consument nooit
mag worden afgesloten in geval van zeer ernstige gezondheidsrisico’s en bij een ingediende
aanvraag tot schuldhulpverlening. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van
de leden Hermans en Marijnissen (Kamerstuk 36 200, nr. 19) en de gewijzigde motie van het lid Van Raan c.s.(Kamerstuk 35 925 XV, nr. 149). Gedurende de afgelopen periode is intensief contact geweest met energieleveranciers
met betrekking tot betalingsproblemen in relatie tot de energierekening. Tijdens deze
gesprekken hebben de energieleveranciers aangegeven de zorgen te delen over een toename
van de groep mensen die tegen betalingsproblemen aan kan lopen deze winter, en bereid
te zijn tot het leveren van een grotere inspanning door een passende betalingsregeling
te bieden aan de consument. Hoewel een groter aantal mensen dan in normale jaren dit
najaar problemen zou kunnen ondervinden met het betalen van de volledige energierekening,
is het ook de verwachting dat het overgrote deel van deze mensen bereid zouden zijn
om mee te werken aan een oplossing voor betalingsproblemen wanneer zij hier actief
bij geholpen worden, bijvoorbeeld met een passende betalingsregeling. Deze inspanningsverplichting
wordt op korte termijn vastgelegd in de wijziging van de regeling Afsluitbeleid voor
kleinverbruikers van elektriciteit en gas en de Warmteregeling. Om aan te sluiten
bij het tijdelijke karakter van de aanvullende bescherming in de winterperiode in
de bestaande regeling geldt de uitbreiding tot april 2023.
Subsidieregeling energie-intensief mkb
Naast huishoudens zijn ook bedrijven van klein tot groot hard geraakt door deze historische
ontwikkelingen op de energiemarkten. Ondernemers zijn vaak net als consumenten bereid
om stappen te zetten met besparen en verduurzamen, maar ontkomen vanwege de aard van
hun productieproces of type dienstverlening soms simpelweg niet aan een hoog, oftewel
intensief energieverbruik, terwijl ze in principe een gezonde bedrijfsvoering hebben.
Vergelijkbaar met huishoudens zien we dat bedrijven voor een tijd nog konden teren
op bestaande contracten met energieleveranciers, maar nu steeds meer nieuwe contracten
moeten afsluiten met hogere kosten tot gevolg.
Hoewel ondernemers in economisch onzekere tijden liever niet deze keuze maken, begrijpen
wij dat zij deze kosten moeten doorrekenen aan een klant. Ook voor klanten die al
lang in de winkel komen of waarmee eerder afspraken zijn gemaakt. Als kabinet willen
we daarom ervoor zorgen dat als de prijzen in de winkels stijgen of het lidmaatschap
van een vereniging duurder wordt, de burger dit kan dragen. Om hiervoor te zorgen
heeft het kabinet de zeer uitgebreide koopkrachtmaatregelen aangekondigd.
Maar het zal niet voor iedere ondernemer mogelijk zijn om zijn prijzen genoeg te verhogen
om de extra kosten te dekken én voldoende afzet te behouden. Soms omdat er concurrentie
is vanuit het buitenland; soms hebben ondernemers vaste contracten waardoor ze de
prijzen niet kunnen doorrekenen aan klanten. Omdat met name kleine ondernemers regelmatig
ook beperkte buffers hebben, bijvoorbeeld door de zware coronaperiode, kunnen zij
de hogere energiekosten vaak niet zelf op vangen.
Het tijdelijke prijsplafond dat het kabinet heeft ontwikkeld voor de huishoudens,
staat ook ter beschikking van een grote groep bedrijven. Naar verwachting zal voor
minimaal 100.000 bedrijven een prijsplafond voor een deel van hun gasverbruik gelden
en voor minimaal 250.000 bedrijven in geval van het prijsplafond voor elektriciteit.
Het tijdelijke prijsplafond zal ook voor hen de energiekosten verlagen.
Echter, het energie-intensieve mkb, kan hier niet afdoende gebruik van maken. Om ook
deze ondernemers te helpen heeft het kabinet in de brief van 20 september aangekondigd
dat de mogelijkheden voor een specifieke subsidieregeling voor het energie-intensieve
mkb worden onderzocht.
Naar aanleiding van deze inventarisatie gaat het kabinet nu een gerichte compensatieregeling
ontwerpen voor deze groep ondernemers. De Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) is gebaseerd
op het energieverbruik en de omzet van een ondernemer. De compensatie bestaat dan
uit een deel van de kostenstijging dit jaar en in 2023. De vergoeding bedraagt een
percentage van de kostenstijging boven een referentieprijs. Er wordt een maximale
vergoeding per bedrijf gehanteerd. De regeling is tijdelijk en is gericht op het energie
intensieve mkb (op basis van energiekosten als percentage van de omzet). RVO gaat
deze regeling uitvoeren. Het kabinet doet een beroep op ondernemers om alleen steun
aan te vragen als het écht nodig is. Zoals ook bij de coronaregelingen kan onnodig
verleende steun worden teruggehaald bijvoorbeeld op basis van omzetgroei. Het kabinet
onderzoekt of dit uitvoerbaar is.
Deze regeling werkt de Minister van Economische Zaken en Klimaat met RVO en de overige
betrokken partijen nader uit. Om dit zorgvuldig te doen en rekening te houden met
geldende staatssteunkaders en benodigde goedkeuring door de Europese Commissie duurt
het naar verwachting mogelijk tot het tweede kwartaal van 2023 voordat de TEK open
kan.
Dat volstaat natuurlijk niet voor energie-intensieve mkb’ers die nu al in acute problemen
zitten en nog de winter te gaan hebben. Daarom is de inzet om vanaf november al maatregelen
gereed te hebben om voor ondernemers (tijdelijk) de bedrijfslasten te verlagen, zodat
zij de benodigde liquiditeit houden. Op dit moment worden verschillende opties bekeken.
Het kabinet informeert uw Kamer zo spoedig mogelijk over de uitwerking.
Middelen voor verduurzamen bedrijfsleven
Tegelijkertijd zet het kabinet vol in op verduurzaming en heeft hier ook extra budget
voor vrijgemaakt in de Miljoenennota. Dit is namelijk op de middellange termijn de
beste en enige oplossing in deze energietransitie. We zien dat veel bedrijven hier
nu ook snel stappen in zetten.
Voor het mkb introduceert het kabinet binnen twee weken de BMKB-Groen. Voor dit groene
luik wordt onder andere het garantiepercentage verhoogd tot effectief 67,5%. Daardoor
kan het mkb gemakkelijker krediet aantrekken voor verduurzamingsinvesteringen in bedrijfspanden
en bedrijfsmiddelen. Dat helpt bij het besparen van energiekosten en maakt bedrijven
meer toekomstbestendig.
Er zijn verschillende subsidieregelingen beschikbaar voor het ondersteunen van innovatieve
verduurzaming van de industrie. Deze hebben de afgelopen jaren bewezen een cruciale
rol te vervullen bij het daadwerkelijk realiseren van verduurzaming. Binnen de industrie
gaat ongeveer 60 procent van het subsidiebudget van de diverse regelingen naar het
mkb.
Voor de industrie zijn de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie
(SDE++), de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), de Versnelde Klimaatinvesteringen
Industrie (VEKI), de Topsector Energie Studies (TSE), Energie Investeringsaftrek (EIA),
Milieu Investeringsaftrek (MIA), Willekeurige Afschrijving Milieu Investeringen (VAMIL)
belangrijke regelingen. In de Kamerbrief «Verduurzaming Industrie» van 5 april jl.
(Kamerstukken 29 826 en 32 813, nr. 135) heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat uiteengezet hoe deze regelingen
verder worden geoptimaliseerd. De Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten
Industrie (NIKI), die momenteel aanvullend op de SDE++ ontwikkeld wordt, is van groot
belang om innovatieve technieken zoals groene chemie of elektrificatie, grootschalig
uit te rollen in de industrie. Vanuit het Klimaatfonds zijn voor 2023 middelen voor
de NIKI en VEKI beschikbaar.
Tot slot
Op korte termijn geven de beschreven maatregelen huishoudens en kleine bedrijven direct
duidelijkheid en zekerheid: voor het begin van aankomende winter weten zij dat hun
prijzen voor elektriciteit, gas en warmte niet hoger zullen zijn dat de vastgestelde
plafonds. Op lange termijn is het van groot belang om genoeg betaalbare en schone
energie zelf op te wekken, om de energiezekerheid te blijven waarborgen. Het kabinet
hecht eraan te bedrukken dat het samen doorlopen van de energietransitie daarvoor
de enige juiste route is.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Bijlage 1. Doorrekening effecten prijsplafond voor huishoudens
In de reguliere koopkrachtplaatjes die in de SZW-begroting staan (boxplot en voorbeeldhuishoudens)
wordt de verandering van het besteedbaar inkomen tussen 2022 en 2023 weergegeven,
gecorrigeerd voor inflatie. In deze standaard koopkrachtplaatjes wordt het effect
van maatregelen gericht op de energierekening zichtbaar via een effect op de inflatie.
Voor de berekening van het aantal huishoudens in armoede wordt berekend voor hoeveel
huishoudens het besteedbaar inkomen onder de armoedegrens ligt. Ook deze armoedegrens
wordt geïndexeerd met de inflatie.
In de MEV heeft het CPB-realisaties van juli gebruikt voor de inflatieraming. De economische
data zijn in de MEV niet geactualiseerd sinds de MEV. Voor de gasprijzen betekent
dit dat het CPB in de MEV is uitgegaan van de marktverwachting eind juli. In de zomer
zijn de energieprijzen opnieuw aanzienlijk gestegen. Dit leidt naar verwachting tot
een verslechtering van het beeld voor 2023, ten opzichte van eerdere doorrekeningen,
maar de exacte doorwerking van de gestegen energieprijzen op het totale inflatiecijfer
is niet bekend. Daarbij heeft het kabinet de invoering van een prijsplafond aangekondigd.
De gestegen prijzen hebben uiteraard impact op de budgettaire omvang van een prijsplafond.
De maatregel wordt nu geraamd op 20,9 miljard euro. Maatregelen van een dergelijke
omvang zullen zelf ook weer doorwerken op de totale ontwikkeling van prijzen en lonen.
De koopkrachtcijfers en armoedecijfers kunnen daarom alleen geactualiseerd worden
na een nieuwe macro-economische raming van het CPB.
De effecten van de energierekening en het pakket (figuur 2 uit de koopkrachtbrief)
en de stresstest over het aantal huishoudens met risico op betalingsproblemen kunnen
wel worden geactualiseerd, op basis van alleen de verwachte stijging van de energierekening.
Effect van een hogere energierekening en het voorgenomen beleid
Hieronder wordt berekend met hoeveel de energierekening stijgt voor huishouden, en
in hoeverre het beleidspakket van het kabinet voor de stijging van de energierekening
compenseert. In deze berekeningen wordt geen rekening gehouden met andere macro-economische
variabelen, zoals de verwachte loonontwikkeling of de algehele inflatie (zoals in
de koopkrachtraming).
Met figuur 1 wordt het effect van de stijgende energierekening3 en een prijsplafond inzichtelijk gemaakt. In het figuur worden de financiële gevolgen
voor huishoudens uitgedrukt in percentages van het besteedbaar inkomen. De linkerkolom
toont hoe de stijging van de energierekening zich verhoudt tot het besteedbaar inkomen
van huishoudens. De grote spreiding die zichtbaar wordt binnen inkomensgroepen ontstaat
door verschillen in energieverbruik.
De middelste kolom toont het effect de energierekening plus het kabinetsbeleid volgens
de Miljoenennota (met daarin onder andere een verlaging van de energiebelasting).4 In de rechterkolom wordt het effect van de energierekening plus het voorgenomen beleid
benaderd.5 Dat bevat in plaats van een verlaging van de energiebelasting het voorgenomen prijsplafond
voor energie. Voor alle huishoudens wordt verondersteld dat zij in plaats van de geraamde
prijs voor 2023 het prijsplafond gaan betalen tot de plafondgrenzen. In werkelijkheid
hangt het voordeel van het prijsplafond voor huishoudens af van de prijs die zij zonder
prijsplafond hadden betaald. Voor huishoudens is echter alleen data over het energieverbruik
beschikbaar, en niet over de precieze prijs die zij daarvoor betalen of hun energiecontract.
Zichtbaar is dat de spreiding binnen inkomensgroepen (met name de laagste) afneemt.
Dit komt doordat huishoudens met hoger verbruik meer profijt hebben van het prijsplafond
dan huishoudens met een verbruik onder de plafondgrenzen. Het verschil tussen de middelste
en rechterkolom laat zien dat het plafond voor een forsere verlaging van de energierekening
in 2023 zorgt dan de verlaging van de energiebelasting. Voor het merendeel van de
huishoudens overstijgt het voordeel van het voorgenomen beleid (Miljoenennota plus
het prijsplafond), het nadeel van de gestegen energierekening.
Figuur 1: Effecten van de hogere energierekening en de mate waarin kabinetsbeleid
uit de miljoenennota en met prijsplafond hier tegenop weegt (in percentages van het
besteedbaar inkomen)
Figuur 1 maakt inzichtelijk dat een tariefplafond relatief sterke effecten heeft bij
lagere inkomensgroepen, doordat lagere inkomensgroepen een groter aandeel van het
besteedbaar inkomen aan de energierekening besteden. Onderstaande beeld houdt nadrukkelijk
geen rekening met andere effecten die het besteedbaar inkomen raken, zoals de stijging
van de lonen of de stijging van prijzen van overige diensten en producten (inflatie).
De mediane effecten kunnen daarom niet geïnterpreteerd worden als verwachte koopkrachtontwikkeling.
Effect maatregelen op aantal huishoudens met potentiële betaalbaarheidsproblemen (stresstest)
Het CPB heeft in juni en in september 2022 een stresstest gepubliceerd die de toename
van het aantal huishoudens met potentiële betaalbaarheidsproblemen laat zien. Deze
stresstest van het CPB geeft inzicht in de mate waarin het besteedbaar inkomen van
huishoudens toereikend is om het bestedingspatroon vast te kunnen houden. Voordat
de energieprijzen stegen hadden reeds 500 duizend huishoudens te maken met betaalbaarheidsproblemen.
Door de stijging van energieprijzen schatte het CPB bij de MEV dat het aantal huishoudens
met betaalbaarheidsproblemen oploopt op 1 miljoen, wanneer er geen aanvullend beleid
komt.
De opnieuw hogere energieprijzen leiden tot meer huishoudens met een risico op betaalbaarheidsproblemen
in de situatie zonder aanvullend beleid dan in de MEV en de koopkrachtbrief stond.
Op basis van nieuwe energieprijzen zou dat aantal uitkomen op 1,3 miljoen. Het kabinetsbeleid
uit de Miljoenennota zorgt ervoor dat het aantal huishoudens met een risico op betaalbaarheidsproblemen
wordt gereduceerd tot 770 duizend. Na de invoering van het prijsplafond resteren 540
duizend huishoudens met potentiële risico’s op betaalbaarheidsproblemen in 2023.
Tabel 1. Aantal huishoudens met een risico op betaalbaarheidsproblemen
Basis zonder prijsstijging
Basis MEV
Nieuwe basis
Nieuwe basis + beleid Miljoenennota
Nieuwe basis + beleid incl. prijsplafond
Prijsstijging
Zonder stijging (prijspeil jan. 2021)
MEV
Nieuwe energieprijzen
Nieuwe energieprijzen
Nieuwe energieprijzen
Beleid
Zonder aanvullend beleid
Zonder aanvullend beleid
Zonder aanvullend beleid
Beleid Miljoenennota (incl. verlaging energiebelasting)
Beleid Miljoenennota, zonder verlaging energiebelasting met prijsplafond
Aantal huishoudens
500 duizend
1 miljoen
1,3 miljoen
770 duizend
540 duizend
Bijlage 2. Beleidskeuzes uitgelegd
Beleidskeuzes uitgelegd
Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (CW 3.1)
1. Doel(en)
De prijsplafonds geven kleinverbruikers voor de start van de winter duidelijkheid
over de hoogte van hun energierekening en vergroten de betaalbaarheid ervan. Hierdoor
zijn kleinverbruikers niet meer overgeleverd aan de volateiteit van de markt voor
hun verbruik dat onder de plafonds valt. Hiermee dempt het kabinet de energierekeing
voor meer dan de helft van de huishoudens in Nederland.
2. Beleidsinstrument(en)
Om de prijsplafonds per 1 januari 2023 te realiseren wordt een subsidieregeling in
werking gesteld die energieleveranciers vergoedt voor het omzetverlies dat zij lijden
door de prijsplafonds. Het voordeel dat de Staat uitkeert komt via de energieleveranciers
geheel bij de kleinverbruikers terecht. Ter overbrugging tot 1 januari 2023 treedt
een subsidieregeling in werking die energieleveranciers € 190 per maand geeft om direct
in mindering te brengen op de energierekening van kleinverbruikers.
3. A. Financiële gevolgen voor het Rijk
Voor de tijdelijke overbruggingsregeling van 1 november t/m 31 december 2022 is € 2,6 mld
aan uitgaven geraamd. Voor de prijsplafonds is € 20,9 mld. aan uitgaven geraamd.
B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
Door de overbruggingsregeling en de prijsplafonds krijgen kleinverbruikers deze winter
en aankomend jaar zekerheid over hun energierekening en wordt de kosten die zij voor
energie betalen gedempt. Dit komt ten goede aan alle kleinverbruikers (met name huishoudens,
zzp’ers en het kleine of niet-energie-intensieve mkb).
4. Nagestreefde doeltreffendheid
De overbruggingsregeling is een maatregel die op korte termijn met een generiek bedrag
per aansluiting per maand de energiekosten verlicht. De prijsplafonds zullen gedurende
aankomend kalenderjaar zorgen voor duidelijkheid over en verlaging van de energierekening
van kleinverbruikers. Alle ingezette middelen in de subsidieregelingen komen ten goede
aan de doelgroep van eindgebruikers van energie.
5. Nagestreefde doelmatigheid
Op de zeer korte termijn waarop de prijsplafonds gerealiseerd moeten worden en gezien
de urgentie van overheidsingrijpen zijn de gestelde maximumprijzen, gerealiseerd middels
een subsidie aan de energieleveranciers, de meest betrouwbare en effectieve weg. Alle
ingezette middelen komen ten goede aan de doelgroep van kleinverbruikers.
6. Evaluatieparagraaf
De prijsplafonds gelden voor de duur van één kalenderjaar en zullen tussentijds en
na afloopt geëvalueerd worden.
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Medeindiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.