Brief regering : Decentralisatie van treindiensten
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 1001
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2022
Met deze brief stuur ik uw Kamer, zoals toegezegd1, het uitgangspuntenkader voor decentralisaties van treindiensten. Door decentralisatie
van treindiensten wordt een decentrale overheid bevoegd om voor een bepaalde treindienst
in hun regio een vervoersconcessie voor treindiensten af te sluiten. Uitgangspunten
helpen om richting de toekomst de goede afweging te maken tussen het landelijk en
decentraal organiseren van treindiensten.
Decentralisatiekader
Zoals door mijn voorganger uiteengezet bij haar integrale voornemen voor de marktordening
na 20242 hebben decentrale overheden en regionale vervoerders de afgelopen decennia een sterke
kwaliteitsverbetering van het openbaar vervoer in de regio gerealiseerd, onder andere
door trein- en busdiensten beter te integreren en daar veel maatwerk te realiseren3. Onderzoek toont aan dat het openbaar vervoer in die tijd voor het hele land sterk
is verbeterd, mede dankzij de positieve bijdrage van decentralisaties van treindiensten
hieraan. Ik houd daarom de mogelijkheid open om ook in de toekomst aanvullende treindiensten
te decentraliseren. Tegelijkertijd wil ik daarbij oog houden voor toenemende complexiteit
en afstemming tussen verschillende aanbieders van treindiensten als mogelijk gevolg
van decentralisatie4.
De (elf) uitgangspunten in het decentralisatiekader zijn een uitwerking van drie criteria
die ook herkenbaar zijn vanuit de motie van het lid Schonis c.s.:5
• de reiziger gaat er met decentralisatie per saldo op vooruit;
• de decentrale overheid is bereid tot een decentralisatie, en is erop toegerust;
• de belastingbetaler wordt niet op kosten gejaagd door een decentralisatie.
Mijn startpunt voor elke decentralisatie is het belang van de reiziger. Of een decentralisatie
daaraan bijdraagt of niet is complex, omdat verschillende reizigersgroepen andere
effecten kunnen ondervinden van een decentralisatie. De regionale reiziger is gebaat
bij een goede aansluiting met andere regionale treindiensten en bussen. Een reiziger
die gericht is op reizen tussen verschillende landsdelen kan juist nadeel ondervinden
van een decentralisatie. Naast de directe effecten voor de reiziger is het ook van
belang om te onderzoeken of decentralisatie past binnen de ontwikkelrichting van het
spoornetwerk. Als decentralisatie het bijvoorbeeld complexer maakt om hoogfrequent
spoorvervoer te realiseren op het betreffende baanvak, is dit een factor die ik mee
wil wegen.
Een tweede criterium is dat een decentrale overheid de bereidheid heeft om de bevoegdheid
over te nemen van de rijksoverheid. Decentralisatie vergt niet alleen ambtelijke kennis
en capaciteit, ook is de exploitatie van treindiensten inherent complexer en risicovoller
dan de exploitatie van busdiensten. Naast exploitatie kunnen ook infrastructuurinvesteringen
aan de orde zijn.6
Derde criterium is dat de belastingbetaler in principe geen hogere kosten ondervindt
van de decentralisatie van stoptreindiensten. Tegenover eventuele investeringen in
de infrastructuur moeten ook reizigersbaten staan. Ook vind ik het belangrijk dat
de gesprekken over rekeningen en risico’s tot een evenwichtige uitkomst leiden die
ik budgettair goed kan verantwoorden.
Het uitgangspuntenkader is in de afgelopen periode geconsulteerd bij belanghebbenden,
waaronder vervoerders, decentrale overheden en reizigersorganisaties. Over de inhoud
van het kader, en wat dit betekent voor eventueel nieuwe initiatieven tot decentralisatie,
ga ik graag het gesprek verder aan. Eerstvolgende stap is het gesprek met uw Kamer
over de ingenomen uitgangspunten. Daarnaast agendeer ik het kader, en het mogelijke
vervolg daarop, tijdens de landelijke OV- en Spoortafel van dit najaar. Er zijn bredere
regionale opgaven die spelen op het gebied van mobiliteit, bereikbaarheid en woningbouw.
Meer regionale zeggenschap over de invulling en exploitatie van treindiensten kan
een middel zijn om deze opgaven een stap verder te brengen. Concreet voorstel is om
een onderzoek uit voeren naar de kansen en voorwaarden voor verdergaande decentralisaties
van stoptreindiensten, als onderdeel van de toekomstige indeling van het spoornetwerk.7 Mijn wens is om de decentrale overheden vanaf het begin nauw bij dit onderzoek te
betrekken. Ik ben er namelijk van overtuigd dat decentralisaties bovenal meerwaarde
hebben als deze onderdeel zijn van een regionale mobiliteitsvisie.
In de nieuwe HRN-concessie wil ik tevens de mogelijkheid open houden om decentralisaties
te realiseren, bijvoorbeeld in het kader van de midterm review. Met de provincie Groningen
(in afstemming met de provincies Drenthe en Overijssel) heb ik de afspraak om decentralisatie
van de sprinterdienst Zwolle-Groningen nader te onderzoeken in aanloop naar hun concessiewisseling
in 2035. Eenzelfde afspraak heb ik voor de sprinterdienst Apeldoorn-Enschede met de
provincies Overijssel en Gelderland, van wie concessiewisseling in 2032 plaatsvindt.
Eventuele andere decentralisaties waarvan de meerwaarde voor de reiziger is aangetoond,
kunnen ook bij de midterm review meegenomen worden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat