Brief regering : Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023-2027
28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Nr. 343 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2022
Met deze brief informeer ik de Kamer over het informele akkoord dat met de Europese
Commissie (EC) is bereikt over het Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor het nieuwe
gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor de jaren 2023–2027. Tevens ga ik in op
de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het nieuwe GLB per 1 januari
2023.
Voortgang goedkeuring NSP
De besprekingen tussen Nederland en de Europese Commissie over het GLB-Nationaal Strategisch
Plan zijn op 30 september afgerond. Daarmee stond de weg vrij om het NSP, mede namens
de provincies en waterschappen, op deze datum definitief in te dienen bij de Europese
Commissie. De verwachte formele goedkeuring door het College van Commissarissen vindt
plaats tussen de 6 à 8 weken na deze indiening.
Vooruitlopend hierop informeer ik de Kamer onderstaand over de belangrijkste aanpassingen
die in het NSP zijn aangebracht ten opzichte van het eind december 2021 ingediende
plan. In de brief van mijn ambtsvoorganger van 17 juni jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 339) is een deel van deze aanpassingen, op dat moment nog beoogd, reeds met de Kamer
gedeeld. Deze brief betrof de kabinetsappreciatie van de 290 observaties die de Europese
Commissie begin april aan Nederland stuurde in reactie op het in december 2021 ingediende
NSP.
Het nieuwe GLB, zoals dat vanaf 1 januari van start gaat, vormt een belangrijke ondersteuning
voor de transitie naar een duurzame en toekomstbestendige landbouw die balans is met
de natuurlijke omgeving en biodiversiteit. Daarmee is het GLB ook ondersteunend aan
de gebiedsgerichte aanpak. Door boeren te belonen voor vergroening op en verduurzaming
van hun bedrijf worden ze gestimuleerd onderdeel te worden van de oplossing voor de
uitdagingen op het gebied van water, klimaat en biodiversiteit waar we voor staan.
Ik realiseer me dat het nieuwe GLB, waarvan het NSP de Nederlandse invulling beschrijft,
voor boeren een flinke omslag betekent. Het vergt van boeren inzet en aanpassingsvermogen.
De directe grondgebonden betalingen, waarbij boeren een vast bedrag per hectare ontvangen,
wordt de komende jaren verlaagd. In de plaats daarvan komt meer nadruk op vergoeding
voor maatschappelijke diensten.
Daarom wordt ook nadrukkelijk rekening gehouden met keuzevrijheid voor de boeren en
hun ondernemerschap. Zo kunnen de vergroenings- en verduurzamingssubsidies in de nieuwe
eco-regeling worden toegesneden op de eigen bedrijfssituatie. Dit ondersteunt boeren
in hun inkomen en draagt bij aan een toekomstbestendige landbouwpraktijk. In dat kader
is in het NSP ook steun aan jonge boeren behouden, de top-up voor deze groep wordt
geleidelijk vervangen door vestigingssteun voor jonge boeren met een duurzaamheidsplan.
Aanpassingen NSP
De strategische focus van het NSP
De Nederlandse inzet en ambitie in het NSP ten aanzien van de bescherming en het herstel
van de natuurlijke omgeving en de biodiversiteit zijn overeind gebleven. Ook de keuze
voor een ambitieuze overheveling van pijler 1 naar pijler 2, oplopend tot 30% in 2027,
heeft in de besprekingen op de nadrukkelijke steun van de EC kunnen rekenen. Daarbij
is door Nederland meer inzicht aan de Commissie verschaft over de samenhang van het
GLB-NSP met de nationale fondsen c.q. het Klimaat- en Transitiefonds van € 35 miljard
en het Nationaal Programma voor het Landelijk Gebied van € 25 miljard. Er is verduidelijkt
dat deze fondsen en het GLB bijdragen aan de gewenste transitie in de landbouw en
met elkaar samenhangen.
Overheveling en resultaatindicatoren
In het NSP kan de beoogde overheveling van 2027 naar 2028 nog niet worden vastgelegd,
aangezien dit niet de huidige Meerjarig Financieel Kader-periode (2021–2027) betreft
maar de volgende. Dit voornemen heeft inhoudelijk de steun van de Europese Commissie.
Daarom zal het Commissiebesluit een specifieke bepaling bevatten om de overheveling
van 30% in 2027 te borgen. De resultaatindicatoren zullen wel op de ambitieuze overheveling
van 30% gebaseerd zijn.
In het toekomstige GLB zijn de resultaatindicatoren een belangrijk middel om de ambities
van het GLB-NSP te kunnen beoordelen. Om die reden is het aantal resultaatindicatoren
in het NSP uitgebreid met als doel een beter en uitgebreider inzicht te verkrijgen
in de resultaten van de inzet van GLB-middelen voor de verschillende doelen. Ook de
consistentie van de toepassing van de indicatoren door de lidstaten heeft daarbij
een rol gespeeld.
Conditionaliteit
De discussie over de Goede Landbouw- en Milieu Condities (GLMC’s) heeft een groot
deel van de onderhandelingen in beslag genomen. De EC hanteert een interne baseline
die toegepast wordt voor iedere EU-lidstaat. Ruimte voor specifieke nationale invulling
is voor de GLMC’s beperkt. Om de deelnamebereidheid voor de doelgerichte betalingen
niet in gevaar te brengen, is gezocht naar een haalbare invulling van de GLMC’s, zo
dicht mogelijk bij de nationaal wettelijke en Europese baseline. Onderstaand is het maximaal haalbare resultaat. Er is, waar van toepassing, aangesloten
bij de nieuwe vereisten in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Hiermee is zo dicht mogelijk bij de specifieke Nederlandse
situatie gebleven, met een sterke focus op doelgerichte betalingen. Terwijl tegelijk
is aangesloten bij de EU-brede toepassing die in veel lidstaten sterker gericht is
op inkomenssteun.
In de voorwaarden, de conditionaliteit, die worden gesteld om financiële steun uit
het GLB te ontvangen, zijn aanpassingen aangebracht. Het betreft de volgende GLMC’s:
– GLMC 4, het aanhouden van bufferstroken langs waterlopen. Deze bufferstroken worden breder. Langs de Kaderrichtlijn Water- en Ecologisch Kwetsbare
waterlopen blijven ze 5 meter, maar langs overige sloten worden ze 3 in plaats van
2 meter.
Er zijn uitzonderingen voor smalle percelen. Daar kan een smallere bufferstrook aangehouden
worden. Daarnaast zal het huidige Activiteitenbesluit Milieubeheer als minimum gelden
voor de bufferstroken. De voorwaarden zijn gelijk aan de eisen in het 7e Actieprogramma
Nitraatrichtlijn waarover de Kamer 28 september jl. is geïnformeerd (kenmerk 2022Z18019). Hiermee wordt bijgedragen aan de verbetering van waterkwaliteit in Nederland.
– GLMC 6, eisen voor een minimale bodembedekking, is aangescherpt. Voor zware klei is een eis opgenomen dat 80% van het bouwland bedekt
moet zijn in een periode van zes weken tussen 1 augustus en 1 november. Die bedekking
kan bestaan uit een gewas, gewasresten, stoppels en of mulchen (bodem bedekken met
organisch materiaal). Een langere bedekking van de bodem draagt bij aan de biodiversiteit,
met name voor overwinterende vogels.
– GLMC 7, gewasrotatie, is aangepast qua eisen. Nederland heeft ingezet op een uitzondering voor (winter)rustgewassen
die met name in Oldambt worden geteeld. Dit is geaccepteerd door de Commissie op voorwaarde
dat de betreffende bedrijven gewasdiversificatie toepassen. In dit gebied wordt daarom
de mogelijkheid geboden tot gewasdiversificatie, vergelijkbaar met de systematiek
van het huidige GLB. Daartegenover staat voor het overige bouwland een versoepeling
van de hoofdregel dat elk jaar een nieuw gewas moet worden geteeld. Boeren moeten
op minimaal 1/3e van hun bouwland jaarlijks gewasrotatie toepassen, onder voorwaarde dat er op elk
perceel elk 4e jaar een ander gewas als hoofdteelt wordt verbouwd. De gewasrotatie eis geldt ook
in de definitieve versie niet voor bedrijven met meer dan 75% grasland, natte teelten
en/of groene braak. Daarnaast is deze GLMC niet van toepassing voor de biologische
landbouw. Wat ook niet veranderd is dat waar in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn
strengere eisen gelden, deze aanvullend zijn overgenomen in het GLB. Met deze eisen
verbetert de kwaliteit van de bodem, in het bijzonder bij het telen van rustgewassen.
– GLMC 10, droge sloten, wordt toegevoegd. Hierin wordt gesteld dat langs droge sloten een bufferstrook van
één meter gehandhaafd moet worden. Hiermee sluiten de GLB-eisen aan bij de eisen vanuit
het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en wordt de waterkwaliteit beschermd.
Naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne heeft de Europese Commissie voor 2023 uitstel
van toepassing van GLMC 7 en 8 mogelijk gemaakt. De Kamer is reeds geïnformeerd (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1458) dat Nederland daarvan gebruik zal maken.
Ecoregeling
In de ecoregeling zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:
– De puntentoekenning en vergoeding van eco-activiteiten is geactualiseerd en geoptimaliseerd,
onder andere op basis van de inzichten van de praktijktoetsen en doorrekening. De
Kamer is hierover in eerdere brieven geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1458)
– Aan biologische boeren en boeren in omschakeling naar biologische landbouw zal het
niveau goud worden toegekend.
– De regiokaart is aangepast om zo een logische indeling op basis van een dominant bouwplan
te bewerkstelligen. Dit is eerder aan de Kamer gecommuniceerd op 31 augustus jl.
– De eco-activiteit «vezelgewas» is toegevoegd aan de ecoregeling in reactie op de motie
van het lid Bisschop over de waardering van vlas- en hennepteelt in de ecoregeling
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1449). Dit is ook aan de Kamer gecommuniceerd op 31 augustus jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1458).
Jonge boeren
Jonge boeren zijn hard nodig om de transitie naar een duurzame landbouw te maken en
daar hecht ik groot belang aan. Daarom versterk ik de steun aan jonge boeren met een
nieuwe regeling. GLB-middelen worden gerichter dan in het concept NSP ingezet om jonge
boeren in hun transitieopgaven te ondersteunen en stimuleren. De top-up voor jonge
boeren in inkomenssteun wordt niet verlengd maar uitgefaseerd. Jonge landbouwers,
die nog onder het huidige GLB een top-up toegekend hebben gekregen en waarvan de vijfjaarsperiode
nog niet is afgelopen, zullen in de nieuwe GLB-periode recht hierop blijven houden
onder de nu geldende voorwaarden. De middelen die vrijvallen omdat de top-up wordt
uitgefaseerd worden toegevoegd aan het budget voor de vestigingssteun aan jonge boeren.
Deze vestigingssteun steunt jonge boeren die zeggenschap in het bedrijf hebben en
een duurzaamheidsplan hebben opgesteld met een eenmalig bedrag van € 25.000 euro.
Biologische landbouw
Het definitieve NSP zet in op uitbreiding van het areaal biologische landbouw in Nederland
tot 6% in 2027. In het ingediende concept-NSP betrof dit 3,85%. De uiteindelijke ambitie
van Nederland op het gebied van biologische landbouw wordt bepaald bij het opstellen
van het Nationaal Actieplan voor biologische productie en consumptie. Naast het NSP
wordt daarbij ook naar andere instrumenten gekeken.
Het nieuwe GLB stimuleert biologische landbouw via de ecoregeling en de conditionaliteit.
Hier wordt invulling aan gegeven door de biologische sector als «green-by-definition»
te beschouwen voor de ecoregeling. Op deze manier komen biologische agrariërs automatisch
in aanmerking voor de hoogste vergoeding van de ecoregeling (niveau goud). In het
definitieve plan worden ook bedrijven die in omschakeling zijn als «green-by definition»
beschouwd. Deze bedrijven houden zich al aan de eisen van biologische productiemethoden.
Hiermee worden bedrijven in omschakeling extra ondersteund tijdens de lastige periode
waarin al wel hogere kosten worden gemaakt maar er nog niet geprofiteerd kan worden
van hogere prijzen onder het SKAL-certificaat.
De biologische sector wordt in het definitieve plan uitgezonderd voor GLMC 7 (gewasrotatie)
en kleine biologische bedrijven (≤ 10 hectare) worden uitgezonderd voor GLMC 8 (niet
productief areaal). Bovendien wordt de biologische sector nadrukkelijker meegenomen
in het Agrarische Kennis en Innovatie Systeem (AKIS) en bij de interventie productieve
investeringen. In deze beide interventies wordt in de beoordeling van subsidieaanvragen
extra belang gegeven aan subsidie verzoeken van biologische landbouwers. Tevens wordt
via de samenwerkingsinterventie de mogelijkheid gecreëerd om de positie van de biologische
landbouw in de keten te versterken.
Andere en nadere maatregelen voor het stimuleren van biologische landbouw krijgen
hun neerslag in het Nationaal Actieplan voor biologische productie en consumptie dat
wordt voorbereid en in het najaar naar de Kamer wordt gestuurd.
Samenwerking
Een belangrijk doel van het nieuwe GLB is het ondersteunen van de transitie van het
landelijk gebied. Er is in het NSP een aantal specifieke interventies opgenomen die
de samenwerking in gebieden stimuleert en boeren steunt met de uitvoering van gebiedsplannen
met subsidie op investeringen of aangepast beheer. In samenspraak met de Europese
Commissie is een aantal GLB-interventies gericht op samenwerking en het European Innovation
Partnership (EIP) samengevoegd. Dit sluit beter aan bij het Nationaal Programma Landelijk
Gebied en geeft technisch meer mogelijkheden bij de uitvoering.
Voorbeelden zijn de veenweide gebieden en overgangsgebieden N2000. Het doel van de
veenweide samenwerking is om de grondwaterstand te verhogen en boeren te ondersteunen
bij het extensiveren van hun bedrijf. Bij overgangsgebieden zijn deze maatregelen
ook belangrijk om emissies in deze gebieden te reduceren. Daarnaast is het ook voor
andere gebieden mogelijk om met deze interventie gezamenlijk maatregelen te nemen
voor klimaat, biodiversiteit, water, bodem en lucht. Dit zal worden uitgevoerd als
onderdeel van de integrale gebiedsontwikkeling binnen de transitie van het landelijk
gebied.
Dierenwelzijn
Verduurzaming van het GLB betekent ook een betere positie van dieren in het GLB. Waar
in het NSP dierenwelzijn reeds integraal was opgenomen door te borgen dat GLB-interventies
geen voorziene negatieve uitwerking op dierenwelzijn mogen hebben, worden enkele specifieke
interventies gericht op het verbeteren van dierenwelzijn toegevoegd.
Indien een interventie betrekking heeft op de veehouderij, zal dierenwelzijn worden
meegewogen via voorwaarden, doelen of selectiecriteria. Dierenwelzijn houdt in ieder
geval in het borgen van goede voeding, goede omgeving, goede gezondheid, natuurlijk
gedrag, positieve emotionele toestand en de intrinsieke waarde en integriteit van
het dier.1
Het staartcouperen bij biggen en de huidige levensduur van melkkoeien zijn voor mij
zorgelijke signalen die verbeteringen in de huidige wijze van veehouderij noodzakelijk
maken. Deze signalen staan niet op zich en zijn van vele factoren afhankelijk, wat
daarmee het komen tot een oplossing complex maakt. Om die reden worden in het NSP
boeren zoveel als mogelijk ondersteund om de nodige transitie mogelijk te maken.
Dierwaardige veehouderijpraktijken worden onder meer bevorderd door binnen de investeringsregeling
ruimte te bieden voor investeringen voor dierenwelzijns- en diergezondheidsverbeteringen
op het gebied van onder andere huisvesting en diermanagement. In het definitieve NSP
is dit aangescherpt door binnen het budget voor investeringen 5% te reserveren voor
investeringen die dierenwelzijn bevorderen.
Ook de samenwerking EIP- en kennisuitwisselingsinterventies staan open voor dierenwelzijns-
en diergezondheidsinitiatieven. Dierenwelzijn wordt expliciet meegenomen in het Agrarische
Kennis en Innovatie Systeem (AKIS).
Tot slot komt er binnen de tweede pijler een pilot om te onderzoeken of een diergebonden
ecoregeling gericht op met name de verbetering van dierenwelzijn (inclusief diergezondheid)
mogelijk is. Deze pilot wordt nadrukkelijk samen met de markt en het maatschappelijk
veld uitgewerkt, om te toetsen welke activiteiten effectief en verifieerbaar zijn
en hoe deze verbeteringen zoveel mogelijk binnen de keten bestendigd kunnen worden.
Het totaal budget van de pilot wordt geraamd op ongeveer € 5 miljoen.
Monitoring en evaluatie
In de aanloop naar de implementatie van het GLB wordt een nieuw handboek monitoring
en evaluatie opgesteld. Dit handboek zal naar verwachting eind december gereed zijn.
Aan de hand van de daarin geschetste processen kan verder gewerkt worden aan de monitoring
en aan de evaluatiecycli voor het GLB. Onderdeel daarvan is de doorlopende monitoring
van de voortgang, mede op basis van de vereisten voor de jaarlijkse prestatierapporten
en andere rapportages aan de EC, maar ook de informatie die nodig is om de Kamer te
informeren over de voortgang van het NSP.
Implementatie GLB per 1 januari 2023
Het nieuwe GLB gaat in per 1 januari 2023. Hoewel de definitieve besluitvorming over
het ingediende NSP veel tijd heeft gevraagd, is deze besluitvorming en die over de
voorwaarden van de derogatie 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn recent afgerond. Ook
zijn er wijzigingen vanwege de wensen van de Kamer doorgevoerd. Het definitieve kader
voor het NSP komt op een moment dat boeren hun bouwplannen voor volgend jaar veelal
al hebben gemaakt. Dit zorgt voor onzekerheid bij zowel de boeren als de uitvoeringsorganisaties.
Vooral de benodigde aanpassing van de ICT op de nieuwe situatie van de bufferstroken
vraagt veel tijd van RVO, tot in februari.
Er is met RVO, provincies en vertegenwoordigers van de sector gezocht naar mogelijkheden
om onzekerheden weg te nemen en deelnamebereidheid en daarmee het doelbereik van het
GLB te vergroten alsmede ook de uitvoerbaarheid voor de uitvoeringsorganisatie. Daarom
pas ik de tijdlijnen voor aanmelding en openstelling voor de ecoregeling en basisinkomenssteun
aan alsook de beschikkingsperiode voor het ANLb. Ik versoepel eenmalig de instapeisen
voor de ecoregeling voor biodiversiteit en landschap en ik pas de sancties in 2023
in lijn met de huidige situatie aan.
Aangepaste termijnen openstelling en aanmelding
Inzet voor de uitvoering van het nieuwe GLB was dat de aanmelding vervroegd zou worden.
Voorzien was dat per 1 oktober met een nieuwe versie van de simulatietool aanvragers
in de eigen RVO-omgeving hun situatie voor 2023 konden simuleren, in lijn met motie
van het lid Van Campen (Kamerstuk 28 635, nr. 311). Aansluitend was aanmelding voor deelname aan het GLB vanaf december voorzien.
Gezien het late moment van besluitvorming van de kaders is deze tijdlijn voor 2023
niet meer haalbaar. Daarom wordt er meer tijd genomen voor de voorbereiding op de
ecoregeling en het ANLb. De aanmelding voor de basisbetaling en ecoregeling zal daarom
eenmalig van 1 maart tot en met 15 mei via de Gecombineerde Opgave plaatsvinden. Voor
het ANLb wordt de beschikkingsperiode verruimd en afgestemd op de aanmelding voor
de ecoregeling. De provincies nemen in overleg met de collectieven nog een besluit
hierover.
Ik heb ingezet op goede digitale ondersteuning van de aanvragers om met deze ondersteuning
keuzen op de grondgebonden regelingen mogelijk te maken. Hiervoor is de simulatietool
en een aanvraagmodule in ontwikkeling. Door de extra tijd die definitieve besluitvorming
over het ingediende NSP heeft gevraagd, zal de definitieve simulatietool niet eerder
dan begin februari 2023 beschikbaar zijn. Dit maakt het moeilijk voor bijvoorbeeld
de akkerbouw om nu al de noodzakelijke keuzen te maken. Daarom wordt er nu ingezet
op snelle en heldere communicatie over het NSP. Op de website van RVO staat zo spoedig
mogelijk de actuele informatie over het NSP en de regelingen en waar mogelijk ondersteund
met visuele middelen. Daarnaast zal er begin november een basisversie van de simulatietool
beschikbaar zijn zodat met de ecoregeling systematiek gewerkt kan worden. Deze versie
van de tool bevat nog geen koppeling met de eigen bedrijfssituatie (o.a. bufferstroken
en landschapselementen) en ook zijn recente wijzigingen in het NSP slechts beperkt
verwerkt. In de periode tot begin februari streeft RVO ernaar steeds nieuwe versies
beschikbaar te stellen die een completer beeld gaan geven van de wijzigingen in het
NSP. Bij elke nieuwe versie wordt inzichtelijk gemaakt welke onderdelen nog niet in
de versie van de simulatietool zitten en op een later moment worden toegevoegd.
De aanpassing van de tijdslijn zorgt dat controles later kunnen starten. Hierdoor
zal de betaaldoelstelling bij aanvragers waar de controles nog niet zijn afgerond
in het geding komen. Het huidige niveau van 95% tijdige betalingen in december zal
substantieel lager zijn.
Versoepeling ecoregeling
Het uitstel (derogatie) voor GLMC 7 (gewasrotatie) en 8 (niet-productief areaal) geldt
niet voor de ecoregeling en ANLb. Dat zou de drempel voor deelname voor boeren verhogen.
Om dit negatieve effect te voorkomen wordt in 2023 de instapeis voor de ecoregeling
éénmalig aangepast voor biodiversiteit en landschap. Hierdoor wordt het voor meer
boeren mogelijk in 2023 deel te nemen en ervaring op te doen, waardoor de deelname
over de gehele GLB periode hoger kan liggen. Immers, indien bedrijven in 2023 niet
kunnen voldoen, komen deze mogelijk niet terug in 2024.
Ook boeren die nu al keuzes hebben gemaakt voor hun bouwplan 2023 kunnen hierdoor
makkelijker nog meedoen aan de ecoregeling. Dit kan betekenen dat er in 2023 een wat
lager doelbereik zal zijn, maar over de looptijd van het gehele GLB wordt juist een
grotere deelname en doelbereik verwacht.
Landschapselementen
In het GLB wordt in 2023, mede naar aanleiding van de motie van het lid Bromet (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1208) de landschapskaart in gebruik genomen. Dit is een registratie van landschapselementen
op of direct grenzend aan agrarisch areaal. Hierdoor kunnen deze elementen in aanmerking
komen voor de basisinkomenssteun en kan er via de ecoregeling een vergoeding voor
beheer worden gegeven.
De landschapskaart en de nieuwe onderdelen in het NSP zorgen voor een aanzienlijke
aanpassing in de werkwijze en beschikbare informatie in 2023. Het in gebruik nemen
van de landschapskaart vraagt bij aanvang van deze GLB-periode een extra administratieve
handeling van de aanvragers, afhankelijk van het aantal percelen dat een aanvrager
in gebruik heeft. Volgens RVO kan dit oplopen van circa 14 uur (gemiddeld bedrijf)
tot 27 uur (bij veel percelen).
Verlicht sanctieregime
De korte voorbereidingstijd en de hierboven beschreven aanpassingen zorgen voor een
grotere kans op administratieve fouten bij de aanvragers. Ook kunnen boeren op dit
moment al keuzen gemaakt hebben die niet volledig aansluiten bij wat er in het GLB
wordt gevraagd. Onzekerheid hierover kan de ambitie voor ecoregeling en ANLb verminderen.
Daarom wordt voorgesteld om 2023 als leerjaar te zien en voor zowel het ANLb, de ecoregeling
als basisinkomen steun te werken op basis van verantwoord vertrouwen en te kijken
waar dat in 2023 in het sanctieregime kan worden toegepast. Een boer kan immers niet
gehouden worden aan eisen waarvan hij niet tijdig op de hoogte was. Hierdoor wordt
door middel van controles wel vastgesteld wat niet goed is geregistreerd, maar volgt
daar in het eerste jaar niet altijd een sanctie op.
Hierdoor zal er mogelijk een EU-conformiteitsrisico ontstaan. Dit risico is niet te
voorkomen en zal bij de uitwerking van het aangepaste regime zoveel mogelijk gereduceerd
worden.
Tot slot
Het nieuwe GLB heeft een lange aanloopperiode gekend. Ik ben blij dat er nu duidelijkheid
is over hoe Nederland de komende GLB-periode gaat inrichten. Ik ben van mening dat
er een goede balans is gevonden tussen de economische, ecologische en sociale doelen
van het GLB.
De komende maanden worden gebruikt voor het op orde krijgen van de aanmeldprocedure,
de simulatietool en voorlichting aan de sector. Met de aanpassingen voor het eerste
jaar hoop ik dat veel boeren de uitdaging aangaan en meedoen met het nieuwe GLB. Dit
is cruciaal. Immers, het succes van de regelingen valt of staat met de deelname van
boeren.
Ik ben ervan overtuigd dat boeren onderdeel zijn van de oplossingen voor de huidige
problemen rondom biodiversiteit, water en klimaat. Een groot deel van ons land is
boerenland. Met de regelingen in het nieuwe GLB/NSP komen zij in de positie dat zij
voor oplossingen kunnen zorgen. Dat kan door boeren te helpen op hun eigen bedrijf
veranderingen door te voeren, maar juist ook door boeren in staat te stellen in hun
gebied, in de keten of in hun deelsector gezamenlijk te werken aan oplossingen. Het
nieuwe GLB ondersteunt daarmee boeren bij de gewenste transitie in de landbouw.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit a.i., C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit