Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de bestemmingenanalyse door de Werkgroep Toekomst Luchtvaart over inkrimping Schiphol.
29 665 Evaluatie Schipholbeleid
Nr. 439
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 15 september 2022 verzocht
om een reactie op de brieven die de commissie heeft ontvangen van de Werkgroep Toekomst
Luchtvaart (WTL) over de bestemmingenanalyse met betrekking tot het luchtvaartnetwerk
en de vermindering van het aantal vluchten op Schiphol. Met deze brief kom ik tegemoet
aan dit verzoek.
De WTL verwijst in zijn brieven naar het kabinetsbesluit over vermindering van het
aantal vliegbewegingen op Schiphol naar 440 duizend vluchten1 en concludeert dat het aantal vluchten op Schiphol verder kan krimpen naar 250.000
voor een optimale balans tussen een goede bereikbaarheid en lagere negatieve effecten
van de luchtvaart.
De onderbouwing van het kabinetsbesluit rond de toekomstige omvang van het aantal
vluchten op Schiphol volgt uit de bestemmingenanalyse die als bijlage bij de Hoofdlijnenbrief
Schiphol, d.d. 24 juni 2022, naar uw Kamer is verstuurd.2 Het getal van 440 duizend vluchten is gebaseerd op de benodigd geachte frequenties
per bestemming, waarbij de frequentie afhankelijk is van het belang van de betreffende
bestemming voor Nederland (hoe belangrijker, des te hoger de frequentie voor een adequate
bereikbaarheid). De bestemmingen zijn geïdentificeerd via de objectieve, wetenschappelijke
Globalization and World Cities (GaWC)-lijst. Daarnaast is rekening gehouden met vluchten
naar bestemmingen die niet op de GaWC-lijst staan, zoals vakantiebestemmingen die
Nederlanders graag bezoeken en kleinere bestemmingen in Europa van waaruit overstappende
reizigers nodig zijn om routes naar intercontinentale steden rendabel te kunnen onderhouden.
Voor de nadere details over de berekening van het aantal van 440 duizend vluchten
verwijs ik u naar de eerdergenoemde bijlage bij de Hoofdlijnenbrief Schiphol.
Volgens de WTL kan het benodigd aantal vluchten op Schiphol om Nederland goed verbonden
te houden met het buitenland significant lager zijn dan 440 duizend. Dit zou volgens
de WTL mogelijk zijn door de focus te leggen op de lokale vraag naar luchtvervoer,
uitgedrukt in herkomst-bestemming passagiers (origin-destination, afgekort als o/d-passagiers) of door het volume van internationale handel, en door
vluchten in vermindering te brengen door rekening te houden met de trein als alternatief
vervoer.
Het aantal o/d-passagiers, noch het aantal transferpassagiers, is bij de onderbouwing
voor 440 duizend vluchten een expliciete overweging geweest. De gedachte hierachter
is het feit dat het aantal en type passagiers niet doorslaggevend is voor het belang
dat een bestemming heeft voor een goede internationale bereikbaarheid van Nederland.
Zoals eerder in deze brief is aangegeven, is op basis van een objectieve lijst (de
GaWC-lijst) bepaald welke bestemmingen van belang zijn voor een goede internationale
bereikbaarheid.
Het gebruik van internationale handelsstromen als criterium bij de bepaling van het
aantal vluchten is lastig omdat handelsstromen op nationaal niveau en niet op bestemmingenniveau
worden geregistreerd. Daarbij geldt dat de GaWC-lijst door zijn opbouw al een goede
benadering is voor de economische activiteit per bestemming.
De WTL wijst er daarnaast op dat het aantal vluchten op Schiphol verder omlaag kan
door de vervanging van vliegreizen met de trein. Het kabinet ziet de potentie van
internationale treinreizen, zoals dit ook voor een zestal bestemmingen is beschreven
in de Actieagenda Trein en Luchtvaart uit 2020.3 Samen met partijen uit de luchtvaart- en spoorsector wordt op deze bestemmingen ingezet
op het stimuleren van de trein als alternatief voor het vliegtuig. Door praktische
uitdagingen waarvoor nog geen goede oplossing bestaat, zoals de aansluiting van ICT-systemen
van treinmaatschappijen op die van luchtvaartmaatschappijen voor boekingen en een
soepele overgang van trein naar vliegtuig voor overstappende reizigers, is voor korte
afstanden een volledige vervanging van vluchten met treinreizen op dit moment niet
aan de orde. Daarnaast zijn niet alle bestemmingen op kortere afstand goed bereikbaar
per internationaal spoor. Vanuit de gedachte dat de vraag naar luchtvervoer in de
toekomst zal toenemen en om de internationale bereikbaarheid van Nederland ook dan
op peil te kunnen houden, is in de berekening van het benodigde aantal vliegtuigbewegingen
op Schiphol daarom niet uitgegaan van een substitutie van vluchten met treinreizen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat