Brief regering : Introductie van een tijdelijk tariefplafond op energie
36 200 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2022
Tijdens de algemene politieke beschouwingen zijn tijdens de eerste termijn (Handelingen
II 2021/22, nr. 2, Algemene Politieke Beschouwingen) van de zijde van de Kamer verduidelijkende vragen
gesteld over het voornemen van het kabinet tot de introductie van een tijdelijk tariefplafond
op energie. In deze brief ga ik, mede namens de Minister van Financiën en de Minister
voor Klimaat en Energie, in op deze vragen. Daarbij kunnen nog niet alle vragen volledig
worden beantwoord. De precieze vormgeving van het tijdelijke prijsplafond wordt namelijk
momenteel nog verder uitgewerkt. Het kabinet gaat graag met de Kamer in gesprek over
dilemma’s en risico’s en de verdere uitwerking van de voornemens. Voor de Algemene
Financiële Beschouwingen wil het kabinet met een nadere precisering van de contouren
van de aanvullende energiemaatregelen komen.
Volumegrens
De leden Hermans, Klaver en Wilders hebben gevraagd waarom het kabinet een volumegrens
van 1.200m3 voor gas en 2400KWh voor elektriciteit voorstelt.
Zoals in de brief van 20 september jl. is vermeld, streeft het kabinet ernaar minimaal
de helft van de huishoudens wat betreft verbruik volledig onder het prijsplafond te
laten vallen. Behoud van een besparingsprikkel is belangrijk voor de energieleveringszekerheid
én een Europese voorwaarde voor het invoeren van een generiek tariefplafond. Daarom
is een vermogensgrens gekozen rond het gemiddelde verbruik in normale tijden. Bij
de volumegrenzen van 1.200 m3 gas en 2400 kWh elektriciteit zou ca. 50% van de huishoudens volledig onder het prijsplafond
vallen op basis van de cijfers uit 2021 (tabel 3). Indien huishoudens 10% zouden besparen,
zou dit circa 60% zijn. Deze volumegrenzen dekken het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik
van het eerste, tweede en derde inkomenskwintiel inclusief 10% besparingen (tabel
4). Het gemiddelde gebruik van de meeste type woningen (en bewoners), zoals geïdentificeerd
door het CBS op basis van veel voorkomende woningtypen, vallen voor hun volledige
gebruik onder dit plafond en worden geheel gecompenseerd met een lager tarief (tabel
5).
Het lid Hermans heeft gevraagd of het tijdelijke prijsplafond de koopkrachteffecten
voor lagere middeninkomens dempt.
Het tariefplafond helpt alle huishoudens met hoge variabele tarieven. Het is de inzet
van het kabinet dat minimaal de helft van de huishoudens wat betreft verbruik volledig
onder het prijsplafond valt. Dit komt ook overeen met de volumegrenzen van 1.200m3 gas en 2400 kWh elektriciteit. Relatief gezien profiteren hier vooral lagere middeninkomens
van, aangezien deze gemiddeld minder energie verbruiken dan de hogere inkomensgroepen
(Tabel 4). Daarnaast bestaat voor de lagere middeninkomens een groter deel van de
maandelijkse bestedingen uit energielasten. Tevens is het relevant dat het tijdelijke
prijsplafond zal bestaan naast het koopkrachtpakket ter ondersteuning van de lage-
en middeninkomens.
Tariefplafond
Het lid Azarkan heeft gevraagd naar de uitlatingen van de Minister voor Klimaat en
Energie over de verwachte ontwikkeling van de gasprijzen.
De gasprijs is hoog, omdat er minder aanbod van gas is door de oorlog van Rusland
in Oekraïne. Ook zorgt dit voor onrust op de markt, waardoor de prijzen volatiel zijn.
Er zijn daarbij veel factoren die vraag en het aanbod op de gasmarkt en dus de prijs
kunnen beïnvloeden.
• Zo zijn er grenzen aan de mogelijkheden voor gastransport waardoor soms landen met
meer (dus goedkoper) gas niet extra kunnen transporteren naar landen met minder (dus
duurder) gas.
• Ook de hoeveelheid LNG die naar Europa komt beïnvloedt de prijs. In Azië is de vraag
laag geweest door lockdowns, maar die kan weer stijgen als de economie weer meer aantrekt.
Dan heeft ook Azië weer meer LNG nodig.
• De problemen in Europa op gebied van elektriciteitsproductie (kerncentrales die stil
staan of waterkrachtcentrales die door droogte niet kunnen draaien) zorgen ervoor
dat er ook meer gas nodig is om elektriciteit te produceren.
• Tot slot speelt het feit dat er ook gas nodig is en blijft om de gasopslagen te vullen
een bepalende rol. Dit jaar konden we daarvoor nog deels Russisch gas gebruiken, volgend
jaar zal dat uit andere bronnen moeten komen.
Het kabinet werkt hard, internationaal, Europees en in ons land, om de energievraag
omlaag te krijgen (door energiebesparing en verduurzaming) en het alternatieve aanbod
van gas te vergroten (bijvoorbeeld door import LNG via de Eemshaven). Zo lang er echter
krapte en onrust op de gasmarkt is, zal de prijs van gas hoger blijven dan we de afgelopen
jaren gewend waren.
Tabel 1; gasprijzen inclusief opslagen en btw (exclusief nettarieven)
Gem. 2021
Jan-22
Feb-22
Mrt-22
Apr-22
Mei-22
Juni-22
Juli-22
Aug-22
Variabel leveringstarief gas (€/m3)
0,42
1,20
1,12
1,85
1,68
1,42
1,22
1,59
2,11
EB/ODE gas (€/m3)
0,52
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,54
0,49
0,49
Totaal gas (€/m3)
0,94
1,74
1,67
2,39
2,23
1,97
1,76
2,08
2,60
Het lid Hermans heeft gevraagd waarom het kabinet een tariefplafond 0,70 per KWH elektriciteit
voorstelt en hoe dit zich verhoudt tot andere landen.
De best mogelijke inschatting voor 2023 van de gemiddelde inkoopprijs voor elektriciteit
op de groothandelsmarkt is nu € 0,40 per kWh. Daar komen de opslagen zoals de nettarieven,
energiebelasting en BTW bovenop en de marge voor de energieleverancier. De inkoopprijs
en de opslagen samen vormen het marktarief. De huidige inschatting is dat het markttarief
voor huishoudens in 2023 zonder plafond voor elektriciteit iets onder een euro per
kWh uitkomen. Op dat markttarief stelt het kabinet een korting voor van ongeveer 20
cent om het prijsplafond vast te stellen op 0,70 cent.
Relatief stelt het kabinet een hogere korting op de gasprijs voor. De gasprijs is
het afgelopen jaar meer gestegen dan de elektriciteitsprijs. Gas is daarnaast het
grootste onderdeel van de energierekening. Huishoudens geven een aanzienlijk groter
deel van hun energierekening uit aan gas dan aan elektriciteit. De stijging van de
gasprijs heeft gezinnen in die zin harder geraak dan de stijging van de elektriciteitsprijs.
In het dempen van de koopkrachteffecten speelt een tijdelijk tariefplafond voor gas
hierdoor een grotere rol. Het verwachte subsidieniveau voor gas is daarom relatief
hoger gesteld dan voor elektriciteit. Mocht de ontwikkeling van de prijs voor gas
of elektriciteit meevallen voor vaststelling van het plafond later deze maand, kunnen
de plafonds nog worden verlaagd. Bij de verdere uitwerking zullen de opmerkingen van
de leden van de Kamer worden meegenomen.
Andere landen hebben ook prijsplafonds ingevoerd voor een deel van de markt, daarbij
worden de maximale tarieven in ieder land op eigen wijze vastgesteld. In Frankrijk,
België en het Verenigd Koninkrijk wordt de maximale stijging van de prijzen periodisch
vastgesteld, waar in sommige gevallen de prijs (gedeeltelijk) gekoppeld blijft aan
de ontwikkelingen op de retailmarkt voor energie. Het kabinet heeft het prijsplafond
aangekondigd in aanvulling op een historisch groot koopkrachtpakket, waardoor de betaalbaarheid
van de energierekening zowel ondersteund wordt door het generieke koopkrachtinstrumentarium
als via een regulering van de prijs voor energie. Om deze reden zijn de gemaximeerde
tarieven in verschillende landen niet direct vergelijkbaar.
Tabel 2; elektraprijzen inclusief opslagen en btw (exclusief nettarieven)
Gem. 2021
Jan-22
Feb-22
Mrt-22
Apr-22
Mei-22
Juni-22
Juli-22
Aug-22
Variabel leveringstarief gas (€/m3)
0,11
0,32
0,30
0,48
0,44
0,36
0,33
0,42
0,50
EB/ODE gas (€/m3)
0,15
0,08
0,08
0,08
0,08
0,08
0,08
0,07
0,07
Totaal gas (€/m3)
0,26
0,40
0,38
0,56
0,52
0,44
0,42
0,49
0,58
Gevolgen voor huishoudens
Het lid Wilders heeft gevraagd naar de effecten van het tijdelijke prijsplafond.
Het kabinet zal voorafgaand aan de algemene financiële beschouwingen de cijfers uit
de koopkrachtbrief actualiseren op basis van de definitieve besluitvorming over het
tariefplafond. Wel is het mogelijk enkele voorbeelden te geven. De kanttekening hierbij
is dat er grote variatie is in de prijzen die huishoudens zouden betalen zonder prijsplafond.
Voorbeeld 1
Het kabinet denkt voor het markttarief aan een tariefplafond van maximaal 1,50 euro
voor gas en 70 cent voor elektriciteit. Een huishouden met een verbruik van 1.200
m3 gas en 2400 kWh elektriciteit, betaalt daardoor naar verwachting zo’n € 1.800 (1200x
€ 1,50) aan gas en € 1.680 (2400 x € 0,70) aan elektriciteit. Een huishouden heeft
variabele kosten en vaste elementen op de energierekening die in de maandbedragen
worden. De vaste elementen zijn de leveringskosten en de transportkosten van de netbeheerder.
Deze bedragen gezamenlijk ongeveer € 600 per jaar voor dit jaar. De rekening wordt
verlaagd met de verlaging van de energiebelasting. Deze bedraagt in 2023 bijna 600
euro. Dit voorbeeldhuishouden betaalt onder een aantal grote aannames op jaarbasis
ongeveer € 3.500 aan energie. Dit is iets minder dan € 300 per maand. Deze sommen
zullen preciezer worden gemaakt tegelijk met de doorrekening van de koopkrachteffecten
voor de algemene financiële beschouwingen
Het lid Omtzigt vraagt wat de gevolgen zijn voor twee of meer bewoners in een oude,
middelgrote rijwoning. Ook de leden Wilders, Segers en Van der Staaij hebben gevraagd
naar de gevolgen voor een huishouden met een verbruik boven de volumegrens.
Voorbeeld 2
In tabel 3 staat een indicatie voor het energieverbruik van twee of meer bewoners
in een oude, middelgrote rijwoning op basis van CBS-data uit 2021, namelijk 1.430
m3 gas en 3220 kWh. Indien dit voorbeeldhuishouden 10% kan besparen op energie, komt
het verbruik uit op 1.287 m3 gas en 2898 kWh elektriciteit. Voor dit huishouden is het tariefplafond van toepassing
tot de volumegrens van 1.200 m3 gas en 2400 kWh elektriciteit. Het merendeel van het verbruik valt dus onder het
prijsplafond. Voor het verbruik boven de volumegrens is het hogere markttarief verschuldigd.
De kosten van de eerste 1.200 m3 gas en 2400 kWh elektriciteit zijn € 1.800 (1200x € 1,50) aan gas en € 1.680 (2400
x € 0,70) aan elektriciteit. Indien het huishouden 10% bespaart, valt 87 m3 gas en 498 kWh buiten het tariefplafond. De momenteel beste verwachting voor de consumentenprijs
in 2023 voor een m3 gas en een kWh elektriciteit is respectievelijk € 3,00 en € 0,90. De kosten van de
energie buiten het tariefplafond zijn € 261 (87x € 3) aan gas en € 448 (498 x € 0,90)
aan elektriciteit. Een huishouden heeft variabele kosten en vaste elementen op de
energierekening die in de maandbedragen worden. De vaste elementen zijn de leveringskosten
en de transportkosten van de netbeheerder. Deze bedragen gezamenlijk ongeveer € 600
per jaar voor dit jaar. Vervolgens wordt de rekening verlaagd met de verlaging van
de energiebelasting. Deze bedraagt in 2023 bijna 600 euro. Dit voorbeeld huishouden
betaalt op jaarbasis dus ongeveer € 4.200 aan energie. Dit is ongeveer € 350 per maand.
Deze sommen zullen preciezer worden gemaakt tegelijk met de doorrekening van de koopkrachteffecten
voor de algemene financiële beschouwingen
De leden Omtzigt en Van der Plas hebben aandacht gevraagd voor huishoudens met hoge
zorggerelateerde energiekosten.
Ook voor deze huishoudens is het tariefplafond van toepassing tot de volumegrens van
1.200 m3 gas en 2400 kWh elektriciteit. Dit beperkt de stijging van de kosten over dit deel
van hun energieverbruik. Daarnaast heeft het kabinet een omvangrijk pakket samengesteld
om de inkomens te stutten. Kwetsbare groepen worden structureel ondersteund doordat
de uitkeringen meestijgen met het minimumloon, de huurtoeslag wordt verhoogd en het
kindgebonden budget wordt verhoogd. Incidenteel wordt in 2023 de zorgtoeslag verhoogd
en nogmaals een energietoeslag van € 1.300 uitgekeerd. Voor de huishoudens die ondanks
deze maatregelen niet rondkomen wordt de bijzondere bijstand verhoogd. Voor huishoudens
met hoge zorggerelateerde energiekosten kan ook een beroep worden gedaan op de bijzondere
bijstand.
Het lid Hermans vraagt een toelichting op de volgende passage in de Kamerbrief:
«Onder deze onzekere aannames krijgt een huishouden met een energieprijs volgens verwachting
in 2023 en een gebruik rond het gemiddelde of hoger, een korting van 2.280 euro per
jaar. Maar belangrijker is dat huishoudens de zekerheid hebben over de prijs voor
dit energieverbruik.»
Het tariefplafond is van toepassing op 1.200 m3 gas en 2400 kWh elektriciteit. De inschatting voor de verwachte prijs in 2023 is
zeer onzeker, maar de beste inschatting nu voor een m3 gas en een kWh elektriciteit is respectievelijk € 3,00 en € 0,90. Bij deze ingeschatte
prijzen valt de energierekening met een prijsplafond van € 1,50 voor gas en € 0,70
voor elektriciteit € 2.280 lager uit bij een verbruik op of boven de volumegrens.
Volumegrens
Geraamde prijzen voor 2023
Plafondtarief
Subsidie per huishouden
m3 gas
1.200
€ 3,00
€ 1,50
€ 1.800,00
kWh elektra
2.400
€ 0,90
€ 0,70
€ 480,00
Vormgeving subsidierelatie
Verschillende leden hebben aandacht gevraagd voor het risico op overcompensatie voor
energieleveranciers.
Energieleveranciers zullen worden gecompenseerd voor de kosten die gemaakt worden
bij het uitvoeren van het prijsplafond. Dat vergt een adequate compensatieregeling,
om te voorkomen dat leveranciers in financiële problemen komen of worden overgecompenseerd.
Dit is een zeer belangrijk aandachtspunt van het kabinet bij de verdere uitwerking
van het tijdelijke prijsplafond.
Wetgeving
Het lid Omtzigt heeft gevraagd hoe het tijdelijke prijsplafond zal worden uitgewerkt
in wetgeving.
Het kabinet heeft in de brief van 20 september jl. een tijdelijk prijsplafond voorgesteld.
Dit wordt nader uitgewerkt in een subsidieregeling die in de Staatscourant gepubliceerd
zal worden, Met deze regeling wordt een deel van het verbruik (1.200m3 en 2400kWh) gesubsidieerd tot een bepaalde prijs (voorlopig 1,50 euro/m3 en 0,70 euro/kWh), waarmee het prijsplafond gerealiseerd wordt. Zoals gebruikelijk
zullen wij de middelen hiervoor reserveren middels een begrotingswet, die door uw
Kamer wordt geaccordeerd. De beoogde uitvoerder van de regeling, de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO.nl) kan dan, zoals bij haar andere regelingen geld overmaken
aan de leveranciers, op basis van een regeling die gepubliceerd wordt in het Staatsblad.
Dit wordt de komende weken uitgewerkt.
Om de voorgenomen maatregelen budgettair te verwerken en uit te kunnen voeren dient
het kabinet op korte termijn en in samenhang met de uitgewerkte voorstellen de noodzakelijke
begrotingswetten in bij de Tweede Kamer voor parlementaire behandeling, te weten incidentele
suppletoire begrotingswetten over het begrotingsjaar 2022 en nota’s van wijziging
op de ontwerpbegrotingen 2023. Gezien de grote zorgen over de koopkracht en de snelle
gewenste invoering van de voorgenomen maatregelen vraagt het kabinet om spoedige parlementaire
behandeling van de incidentele suppletoire begrotingswetten 2022.
Warmte
De leden Omtzigt en Van der Plas hebben gevraagd naar huishoudens die op een andere
manier hun huis verwarmen, bijvoorbeeld door middel van een warmtenet of warmtepomp.
Zoals in de brief van de Minister van Financiën is toegelicht, wordt de precieze vormgeving
van het prijsplafond de komende weken nader uitgewerkt in samenwerking met alle betrokken
departementen, de beoogde uitvoerder en de energieleveranciers. Daarbij wordt onder
andere uitgewerkt op welke manier warmte en daarmee dus huishoudens aangesloten op
een warmtenet, onder het prijsplafond geplaatst worden. Er is reeds als bekend een
koppeling tussen de warmte- en gasprijs waarvan in dit kader in enige vorm gebruik
kan worden gemaakt. Ook vanuit het perspectief van de aangekondigde normering van
duurzamere verwarmingsinstallaties is nadere uitwerking van belang. De signalen, dat
een verlaagd gastarief en elektriciteitstarief de businesscase voor eigenaren van
elektrische warmteoplossingen zoals (hybride) warmtepompen doet verslechteren in het
komende jaar, hebben het kabinet ook bereikt. Hierbij is wel van belang om als kanttekening
te plaatsen dat het prijsplafond van tijdelijke aard is en tot 31 december 2023 geldt,
terwijl de investeringshorizon voor een (hybride) warmtepomp grofweg 15 tot 20 jaar
omvat. De beschikbare subsidie in combinatie met de huidige hoge marktprijzen leidden
tot een positieve business case gedurende de levensduur en het is aannemelijk dat
ook met het tijdelijke prijsplafond een (hybride) warmtepomp een goede investering
blijft. Het kabinet vindt het wel van belang om hierbij te benadrukken dat deze uitzonderlijke
maatregel nu getroffen wordt om vooral de huishoudens die koopkrachtsteun het hardst
nodig hebben bescherming te bieden tegen de hoge energieprijzen. Tot op heden worden
de meeste nieuwe warmtepompen geïnstalleerd in woningen met een bovengemiddeld gasgebruik.
Het prijsplafond is zo ingericht dat in deze gevallen de verduurzamingsprikkel van
kracht blijft
De gebouwde omgeving is zeer divers, zowel in mate van isolatie en grootte van de
woning als in wijze van verwarmen. Het grootste deel van de Nederlandse woningen wordt
verwarmd met aardgas met de traditionele cv-ketel. Daarnaast worden zo’n 400.000 woningen
verwarmd met warmtepompen en zo’n 500.000 woningen middels een warmtenet. In deze
woningen wijkt het energieverbruik (sterk) af van het gemiddelde energieverbruik.
In de zeer korte tijd waarin dit kabinetsvoorstel uitgewerkt moet worden, zal zoveel
als mogelijk rekening gehouden worden met deze gevallen om te realiseren dat de meeste
huishoudens volledig onder het plafond komen en zekerheid krijgen over de energierekening.
Het uitwerken van een tijdelijk prijsplafond en een subsidieregeling voor MKB heeft
voor het kabinet momenteel de hoogste prioriteit. Met deze brief heb ik een deel van
de vragen uit de Kamer beantwoord. Voor de precieze uitwerking resteren nog verschillende
uitzoekpunten en vragen waar op dit moment nog geen antwoord op is. De verdere invulling
en de details moet samen met de uitvoering gedaan worden. De urgentie is groot en
snelheid is noodzakelijk. In die tijdsklem wil het kabinet nog steeds de mogelijke
zorgvuldigheid betrachten, bijvoorbeeld om de juridische en uitvoeringstechnische
consequenties en risico’s in beeld te krijgen. Mensen hebben immers niets aan beloftes
die geen standhouden. De gewenste snelheid legt echter forse beperkingen op aan de
mate van gerichtheid en complexiteit die uitvoerbaar is. Dit is de snelste manier
om het prijsplafond in te voeren. Deze tijd moeten we de uitvoering ook gunnen. Komende
weken gaan we hiermee aan de slag, ook in overleg met de Kamer. Voor de Algemene Financiële
Beschouwingen moet er zijn duidelijkheid.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte
Tabel 3: energieverbruik per verbruiksdeciel
VERBRUIK 2021
INCL. 10% BESPARING
Aardgas
Elektra
Aardgas
Elektra
(temp gecorrigeerd) (gemiddeld m3)
1.240
2.810
1.116
2.529
Verbruik 1e deciel
340
1.170
306
1.053
Verbruik 2e deciel
650
1.510
585
1.359
verbruik 3e deciel
820
1.790
738
1.611
verbruik 4e deciel
980
2.110
882
1.899
verbruik 5e deciel
1.140
2.460
1.026
2.214
verbruik 6e deciel
1.310
2.840
1.179
2.556
verbruik 7e deciel
1.510
3.310
1.359
2.979
verbruik 8e deciel
1.780
3.930
1.602
3.537
verbruik 9e deciel
2.210
4.920
1.989
4.428
Bron: Centraal Bureau voor Statistiek 2022
Tabel 4: raming energieverbruik 2022 per inkomenscategorie
GEMIDDELDE VERBRUIKSDATA
10% BESPARINGEN
Inkomenscategorieën
Gas
Elektriciteit
Gas
Elektriciteit
1e (<=117% WML)
1.137
2.048
1.023
1.843
2e (117–187% WML)
1.197
2.261
1.078
2.035
3e (187–286% WML)
1.288
2.701
1.159
2.431
4e (286–423% WML)
1.398
3.149
1.259
2.834
5e (>423% WML)
1.740
3.918
1.566
3.526
Bron: Planbureau voor de Leefomgeving in Klimaat- en Energieverkenning 2021
Tabel 5: energieverbruik per type woning
2021
(m3)
(kWh)
(m3)
(kWh)
Gemiddelde
Gemiddelde
10% besparing
10% besparing
Een bewoner in nieuw, klein appartement
640
1.600
576
1.440
Een bewoner in oud, klein appartement
840
1.590
756
1.431
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement
1.040
2.330
936
2.097
Een bewoner in oude, kleine rijwoning
1.090
1.690
981
1.521
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning
1.300
2.000
1.170
1.800
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning
1.260
2.800
1.134
2.520
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning
1.120
3.290
1.008
961
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning
1.430
3.220
1.287
2.898
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning
2.020
4.000
1.818
3.600
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning
2.530
4.670
2.277
4.203
Bron: Centraal Bureau voor Statistiek 2022
Indieners
-
Indiener
M. Rutte, minister-president