Brief regering : Fiche: Machtigingsverordening Raad voor steunmaatregelen op het gebied van spoorvervoer, binnenvaart en multimodaal vervoer
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3491
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Nieuwe Europese Innovatie Agenda (Kamerstuk 22 112, nr. 3490)
Fiche: Machtigingsverordening Raad voor steunmaatregelen op het gebied van spoorvervoer,
binnenvaart en multimodaal vervoer
Fiche: Aanbeveling openen onderhandelingen met Japan inzake grensoverschrijdende gegevensstromen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3492)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Machtigingsverordening Raad voor steunmaatregelen op het gebied van spoorvervoer,
binnenvaart en multimodaal vervoer
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Verordening van de Raad betreffende de toepassing van de artikelen 93, 107 en 108
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten steunmaatregelen
in de sectoren spoorvervoer, binnenvaart en multimodaal vervoer
b) Datum ontvangst Commissiedocument
juli 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022) 327 final
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52022PC0327…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Raadpleging
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 6 juli 2022 presenteerde de Europese Commissie (hierna: Commissie) een voorstel
voor een machtigingsverordening voor steunmaatregelen voor vervoer per spoor, vervoer
over de binnenwateren en multimodaal vervoer (het vervoer van passagiers en/of goederen
met gebruikmaking van twee of meer vervoerswijzen). Een goed functionerend spoor-,
binnenvaart- en multimodaal vervoersysteem is van belang voor de connectiviteit in
Europa, het tot stand brengen van één Europese spoorwegruimte, het bevorderen van
economische, sociale en territoriale cohesie, de klimaatdoelstellingen van de EU en
de doelstellingen met betrekking tot de industrie van de EU, zoals ook blijkt uit
de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit van de Commissie.1 Deze doelstellingen kunnen niet bereikt worden zonder aanzienlijke investeringen
van de lidstaten. Dit vraagt om staatssteunregels die investeringen mogelijk maken
wanneer dergelijke overheidssteun noodzakelijk is, en die tegelijkertijd de concurrentie
op het gebied van het vervoer per spoor, vervoer over de binnenwateren en multimodaal
vervoer in stand houden en versterken. In de bestaande Machtigingsverordening (Verordening
(EU) 2015/1588 van de Raad) is op dit moment nog geen grondslag opgenomen om voor
vervoer per spoor en over de binnenwateren, met inbegrip van multimodaal vervoer zogenaamde
groepsvrijstellingsverordeningen vast te stellen. De Commissie stelt daarom voor om
met deze verordening een rechtsgrondslag te creëren voor de Commissie om voor steunmaatregelen
voor vervoer per spoor, vervoer over de binnenwateren en multimodaal vervoer groepsvrijstellingsverordeningen
vast te stellen. Het betreft slechts het creëren van een rechtsgrondslag voor de Commissie
om groepsvrijstellingsverordeningen vast te stellen; het is aan de Commissie om al
dan niet gebruik te maken van deze mogelijkheid. Met deze groepsvrijstellingsverordeningen
kan de Commissie deze categorieën staatssteun onder voorwaarden verenigbaar met de
interne markt verklaren. Dit houdt in dat steun van een lidstaat die voldoet aan de
in de groepsvrijstellingsverordening gestelde voorwaarden is vrijgesteld van aanmelding
bij en daarmee voorafgaande goedkeuring van de steunmaatregel door de Commissie.
Met onderhavige verordening wordt deze mogelijkheid voor deze categorieën gecreëerd
om de procedures met betrekking tot steunmaatregelen ten aanzien van vervoer per spoor,
vervoer over de binnenwateren en multimodaal vervoer op grond van artikel 93 VWEU
te vereenvoudigen. De compensaties voor openbare dienstverlening met betrekking tot
openbaar personenvervoer zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de onderhavige
verordening, omdat hiervoor al regels gelden op basis van de PSO-verordening2.
De Commissie stelt verder enkele bepalingen voor die in lijn zijn met de algemene
bepalingen uit de Machtigingsverordening. Zo stelt de Commissie voor om verplichtingen
voor de lidstaten op te nemen met betrekking tot transparantie en toezicht. Daarnaast
zijn verplichtingen voorgesteld voor de Commissie met betrekking tot raadpleging van
belanghebbenden en de vertegenwoordigers van lidstaten in het Adviescomité inzake
overheidssteun voorafgaand aan vaststelling van een groepsvrijstellingsverordening.
b) Impact assessment Commissie
Niet van toepassing
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet hecht waarde aan het behoud van een effectief en politiek onafhankelijk
staatssteunkader en goede handhaving daarvan. De positie van het kabinet ten aanzien
van het staatssteunbeleid is over het algemeen gericht op minder, maar beter gerichte
staatssteun. Het voeren van een goed en innovatief economisch beleid is het uitgangspunt.
Strikte EU steunkaders, met waarborgen voor een gelijk speelveld, zorgen ervoor dat
de concurrentie tussen ondernemingen op de EU interne markt eerlijk kan verlopen.
Dit neemt niet weg dat er in het licht van de noodzakelijke groene transitie en in
geval van marktfalen vaker gerichte staatssteun nodig kan zijn. De Nederlandse en
Europese klimaat- en duurzaamheidsopgaven zullen ook op het terrein van vervoer een
enorme economische aanpassing vergen en daarvoor zijn toegespitste stimuleringsinstrumenten
noodzakelijk. Belangrijk is dat het handhavingsbeleid van de Commissie zich richt
op staatssteunzaken met de grootste impact op de interne markt.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet is in beginsel positief over de introductie van een bevoegdheid voor de
Commissie om voor genoemde categorieën steun verenigbaar te verklaren met de interne
markt door groepsvrijstellingsverordeningen vast te stellen. Dit zou namelijk betekenen
dat, indien er daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van deze bevoegdheid, er minder
steunvoornemens hoeven te worden gemeld bij de Commissie. Dit is vooral van belang
voor de ondersteuning van het verplaatsen van containervracht over de weg naar de
binnenvaart en het goederenvervoer per spoor (zogeheten «modal shift»), dat daarmee
bijdraagt aan een duurzaam goederenvervoer. De Commissie heeft inmiddels een voldoende
besluitenpraktijk opgebouwd ten aanzien van steunmaatregelen voor vervoer op basis
van artikel 93 VWEU om een machtiging te rechtvaardigen om voor steunmaatregelen voor
de genoemde modaliteiten een specifieke groepsvrijstellingsverordening vast te stellen.
Het kabinet vindt het van belang dat de Commissie bij het opstellen van een groepsvrijstellingsverordening
voldoende rekening houdt met de belangen van de kleine(re) marktdeelnemers. Het kabinet
verwelkomt verder de toelichting van de Commissie over de verhouding tot de PSO-verordening.
Het kabinet acht het van belang dat bij uitvoering van de eventueel door de Commissie
op te stellen vrijstellingsverordening vervoer voldoende duidelijk is afgebakend welke
soorten vrijstellingen staatssteun voor vervoer onder welk van de verschillende bestaande
staatssteunregels zullen vallen. Het kabinet zal indien nodig bij de Commissie om
verduidelijking vragen aangaande dit punt.
Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat de lidstaten voorafgaand aan de vaststelling
van een groepsvrijstellingsverordening slechts worden geconsulteerd.
Het kabinet heeft geen bezwaar tegen de verplichtingen die in het voorstel zijn opgenomen
met betrekking tot transparantie en toezicht. Het kabinet vindt het belangrijk dat
deze verplichtingen in lijn zijn met de verplichtingen die gelden voor de bestaande
groepsvrijstellingsverordeningen op basis van de Machtigingsverordening. Dit is het
geval. Tot slot verwelkomt het kabinet de raadpleging van het Adviescomité inzake
overheidssteun voorafgaand aan vaststelling van een groepsvrijstellingsverordening,
die eveneens in lijn is met de algemene bepalingen uit de algemene Machtigingsverordening.
Het kabinet vindt tijdige consultatie van lidstaten voorafgaand aan de vaststelling
van een groepsvrijstellingsverordening belangrijk.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De meeste lidstaten verwelkomen dat de reguliere EU-steunkaders worden aangepast om
de groene en digitale transitie in de vervoerssector te kunnen ondersteunen. De positie
van het Europees Parlement is nog niet bekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 109
VWEU. Dit artikel geeft de EU de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen,
dienstig voor de toepassing van de artikelen 107 en 108, en met name de voorwaarden
voor de toepassing van artikel 108, lid 3, bepalen alsmede de van die procedure vrijgestelde
soorten van steunmaatregelen. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
Op het terrein van mededinging, waar de staatssteunregels onder vallen, is sprake
van een exclusieve bevoegdheid van de EU (artikel 3, lid 1, onder b, VWEU).
b) Subsidiariteit
Niet van toepassing, gegeven de exclusieve bevoegdheid van de EU ten aanzien van dit
voorstel.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet is positief. De verordening heeft tot doel de staatssteunregels
voor vervoer per spoor, vervoer over de binnenwateren en multimodaal vervoer in overeenstemming
te brengen met de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit van de Commissie. Het
voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken omdat het een mogelijkheid
creëert voor de Commissie om bepaalde categorieën steun op het gebied van vervoer
verenigbaar te verklaren met de interne markt met als gevolg dat dergelijke steunvoornemens
niet langer hoeven worden gemeld. Dit draagt bij aan het eenvoudiger realiseren van
investeringen in duurzaam goederenvervoer en verdere toespitsing van het handhavingsbeleid
op staatssteunzaken met de grootste impact op de interne markt en een vereenvoudigde
administratie op het terrein van staatssteun. Bovendien gaat het voorgestelde optreden
niet verder dan noodzakelijk, omdat het enkel voorziet in het verschaffen van een
mogelijkheid aan de Commissie om een specifieke machtigingsverordening voor vervoer
op te stellen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het wijzigingsvoorstel heeft volgens de Commissie geen gevolgen voor de EU-begroting.
Nederland is hoe dan ook van mening dat onvoorziene benodigde middelen voor de Commissie
gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de
EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van
de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het wijzigingsvoorstel heeft geen gevolgen voor de nationale begroting. Eventuele
budgettaire gevolgen indien de keuze wordt gemaakt om gebruik te maken van de nog
op te stellen groepsvrijstellingsverordening worden ingepast op de begroting van het
beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Niet van toepassing
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Niet van toepassing aangezien het voorstel slechts een grondslag betreft voor het
vaststellen van een groepsvrijstellingsverordening. De eventuele, en in dat geval
waarschijnlijk positieve, gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
van het opstellen van een groepsvrijstellingsverordening kunnen pas beoordeeld worden
nadat de uitwerking en invulling van een eventuele groepsvrijstellingsverordening
bekend zijn. Dat is nu nog niet het geval.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Steun die onder een door de Commissie goedgekeurde nationale regeling valt hoeft niet
bij de Commissie te worden gemeld. Indien de Commissie de bevoegdheid krijgt om bepaalde
categorieën steun verenigbaar te verklaren met de interne markt, en die dus niet langer
zijn onderworpen aan de aanmeldingsverplichting, en daadwerkelijk gebruik maakt van
deze bevoegdheid door een groepsvrijstellingsverordening op te stellen dan leidt dit
tot een verschuiving van de van toepassing zijnde toetsingskaders. Dat wil zeggen
dat steun die in het huidige regime onder een goedgekeurde nationale regeling valt
in de toekomst binnen het bereik van een groepsvrijstellingsverordening kan vallen.
De gevolgen voor de nationale wet- en regelgeving kunnen echter pas beoordeeld worden
nadat de uitwerking en invulling van een eventuele groepsvrijstellingsverordening
bekend zijn. Op dit moment is dat nog niet het geval.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Niet van toepassing
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Niet van toepassing
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In het voorstel is opgenomen dat de Commissie elke 5 jaar bij het Europees Parlement
en bij de Raad een verslag indient over de toepassing van deze verordening. Een ontwerpverslag
wordt ter bestudering voorgelegd aan het Adviescomité inzake overheidssteun. Dit is
naar het oordeel van het kabinet wenselijk.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Niet van toepassing
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Niet van toepassing
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken