Brief regering : Nederlandse inzet voor Raadsbesprekingen Commissievoorstel duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3481
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 september 2022
22 juni 2022 heeft de Europese Commissie (EC) een voorstel gepubliceerd voor een verordening
over duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen ter vervanging van de bestaande richtlijn
hierover. Op 15 juli 2022 heeft het Kabinet een BNC-fiche naar uw Kamer gestuurd met
daarin een samenvatting van het voorstel en het Nederlandse standpunt (Kamerstuk 22 112, nr. 3472).
De vaste commissie voor LNV heeft de Minister van LNV verzocht om geen onomkeerbare
stappen in de onderhandelingen te zetten ten aanzien van het EU-voorstel voordat het
commissiedebat hierover plaats heeft gevonden. Tevens verzocht de vaste commissie
om de Tweede Kamer regelmatig te informeren over de stand van zaken van de onderhandelingen.
De huidige voorzitter van de Europese Raad, Tsjechië, heeft op 12 juli 2022 een raadswerkgroep-bespreking
georganiseerd over het voorstel. Tijdens dat overleg heeft de Europese Commissie het
voorstel gepresenteerd en zijn de lidstaten in de gelegenheid gesteld vragen te stellen
en hun eerste voorlopige opmerkingen te plaatsen. De eerste inhoudelijke bespreking
over het voorstel, waarin tekstvoorstellen tot wijziging van het voorstel aan de orde
zullen komen, is gepland op 12 en 13 september 2022. Een tweede bespreking is gepland
op 11 en 12 oktober 2022. Vervolgens is een derde en vierde bespreking gepland op
25 november en 7 december 2022. Tsjechië is voornemens om in de Landbouw- en Visserijraad
in december 2022 een voortgangsverslag te agenderen. Naar verwachting zullen de besprekingen
in de Raad dan nog niet zijn afgerond en zal het volgend voorzitterschap (Zweden)
in de eerste helft van 2023 de besprekingen voortzetten.
Zodra de Raad en het Europees parlement (EP) ieder zijn eigen standpunt heeft ingenomen
over het voorstel, zal het tripartiete overleg tussen Raad, EP en EC (triloog) worden
gestart. Het is onbekend wanneer die onderhandelingen gaan starten.
Het op 12 oktober 2022 geplande Commissiedebat over het EC-voorstel en het BNC-fiche
is ná de eerste inhoudelijke raadswerkgroep-bespreking en gedeeltelijk tijdens de
tweede bespreking. De Nederlandse delegatie zal in die besprekingen met de EC en de
andere lidstaten aangeven dat er een parlementair voorbehoud is ten aanzien de Nederlandse
inbreng. Het is echter ongewenst om helemaal geen inbreng te leveren omdat dit de
onderhandelingspositie van Nederland verzwakt. Dit is relevant omdat tijdens de eerste
bespreking al zal worden gesproken over één van de belangrijkste aspecten van het
EC-voorstel voor de verordening, namelijk de twee reductiedoelen voor gebruik en risico’s
van chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Nederlandse inbreng
Het BNC-fiche is leidend voor de Nederlandse inbreng tijdens de eerste twee raadsbesprekingen
in september en oktober van dit jaar. Na bespreking van de BNC-fiche in het Commissiedebat
op 12 oktober 2022 zal duidelijk worden of het Nederlands standpunt kan worden gehandhaafd
of moet worden gewijzigd.
Volgens het BNC-fiche is Nederland in zijn algemeenheid positief over het voorstel,
maar heeft het ook een aantal kanttekeningen die bepalend zullen zijn of Nederland
uiteindelijk zal kunnen instemmen met het voorstel of met door andere lidstaten voorgestelde
wijzigingen. Het gaat daarbij vooral om de onderstaande drie punten die mogelijk al
in de eerste besprekingen aan bod kunnen komen, hetzij in de bespreking van de overwegingen,
hetzij in de bespreking van de uiteindelijke artikelen en voorschriften.
• Ten aanzien van de reductiedoelen is de Nederlandse inzet dat er geen bezwaren zijn tegen het wettelijk vastleggen
van reductiedoelen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen, maar dan moet wel eerst
duidelijk zijn wat de consequenties zijn én er moet meer aandacht komen voor de beschikbaarheid
van alternatieven in lijn met de Nederlandse inzet hierop.
• De reductiedoelen zijn sturend voor de ambitie en inzet van de overheid, waarbij prioritair
wordt ingezet op de gevaarlijkste stoffen.
• Ten aanzien van geïntegreerde gewasbescherming is de Nederlandse inzet dat lidstaten een keuze hebben tussen a) het telers voorschrijven
om de (duidelijker omschreven) principes van geïntegreerde gewasbescherming toe te
passen indien dit aantoonbaar en controleerbaar kan en b) dat telers door de overheid
vastgestelde gewasspecifieke regels volgen. Nu ontbreekt die keuzemogelijkheid. Het
EC-voorstel schrijft voor dat een lidstaat gewasspecifieke regels moet opstellen voor
de teelten die samen 90% van het landbouwareaal omvatten en dat die regels bindend
zijn voor de betreffende agrariërs.
• Ten aanzien van de bescherming van water en gevoelige gebieden is de Nederlandse inzet
dat er slechts onder specifieke omstandigheden afgeweken mag worden van de voorgestelde
drie meter bufferzones die grenzen aan water en/of gevoelige gebieden en waarbinnen geen gewasbeschermingsmiddelen
mogen worden gebruikt. Daarbij is een uniformering met de conceptderogatiebeschikking
en de GLB-NSP bufferzones de inzet.
Krachtenveld
Veel lidstaten hebben in de raadswerkgroep-bespreking op 12 juli, waar de EC het voorstel
heeft toegelicht, voorlopige opmerkingen geplaatst en die later ook schriftelijk ingediend.
Nederland heeft dat niet gedaan omdat het BNC-fiche toen nog niet was vastgesteld
en vanwege het behandelvoorbehoud door uw Kamer.
Uit de opmerkingen van lidstaten komt naar voren dat de meeste lidstaten bereidheid
tonen om gebruik en risico’s van chemische gewasbeschermingsmiddelen te reduceren
en ook om daarvoor reductiedoelen te stellen. Echter, er leven veel bezwaren tegen
het voorstel van de Europese Commissie; over de hoogte van de doelen, de berekeningsmethodiek,
het ontbreken van voldoende alternatieven, risico’s voor de voedselzekerheid, de toename
aan administratieve lasten voor overheid en agrariërs, het van overheidswege opleggen
van teeltvoorschriften, verplichte elektronische vastlegging van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
en andere gewasbeschermingsmaatregelen, verplichte onafhankelijke adviseurs en het
verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in gevoelige gebieden. Bij dat
laatste speelt mee dat in veel lidstaten in Natura 2000 gebieden ook (extensieve)
landbouw plaatsvindt en dat de gebiedsaanduiding in het kader van de Kaderrichtlijn
Water in enkele lidstaten onduidelijk is.
Twaalf (met name Oost-Europese) lidstaten pleitten ervoor om de reductiedoelen per
lidstaat alleen te relateren aan een 50% reductie van het gemiddelde EU gebruik per
hectare landbouwgrond. Dat is in het voordeel van lidstaten met extensievere vormen
van landbouw en grotendeels akkerbouwmatige gewassen. Lidstaten met een meer intensievere
vorm van landbouw en/of meer specialistische tuinbouwgewassen waarbij uiterlijke kwaliteit
doorslaggevend is voor de afzet, zijn daarmee in het nadeel omdat die teelten veelal
een hoger gebruik van gewasbeschermingsmiddelen per hectare landbouwgrond hebben dan
het EU gemiddelde. Tot die groep met meer specialistische tuinbouwgewassen behoort
Nederland.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit a.i., C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit