Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het artikel op Drinkwaterplatform.nl 'Omgevingswet: zorgen over nieuwe inrichting regels lozingen'
27 625 Waterbeleid
33 118
Omgevingsrecht
Nr. 588
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 september 2022
Op 7 juni 2022 heeft Drinkwaterplatform.nl het artikel «Omgevingswet: zorgen over
nieuwe inrichting regels lozingen» gepubliceerd1. De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft mij op 6 juli verzocht
in te gaan op de zorgen die in dit artikel geuit worden. Met deze brief wordt ingegaan
op dat verzoek.
In het artikel wordt een aantal aspecten besproken met betrekking tot de gemaakte
stelselkeuzes ten aanzien van decentralisatie van bevoegdheden in het waterdomein,
de kennis en capaciteit bij het bevoegd gezag en de afwegingsruimte die het bevoegd
gezag heeft.
Meer lozingsactiviteiten via algemene regels
Onder de Omgevingswet worden meer lozingsactiviteiten dan nu het geval is gereguleerd
via algemene regels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Voor deze activiteiten
verschuift het accent van vergunningverlening aan de voorkant naar controle door toezichthouders,
zoals in het artikel wordt beschreven.
Het Rijk stelt via de Omgevingswet regels vast voor lozingen afkomstig van milieubelastende
activiteiten, zoals ook in het artikel aangegeven wordt. Dit zijn de rijksregels voor
lozingen van in hoofdstuk 3 van het Bal aangewezen milieubelastende activiteiten (zie
hoofdstukken 2 tot en met 5 van het Bal). Er zijn ook rijksregels om de kwaliteit
van waterlichamen te beschermen, deze zijn gesteld in hoofdstukken 6, 7, 17 en 19.
Net als onder het huidige recht zijn onder de Omgevingswet in het Bal niet alle lozingen
vergunningplichtig. Niet vergunningplichtige lozingsactiviteiten kunnen wel relevant
zijn voor de waterkwaliteit en vallen daarom onder algemene regels. Het is nu al verplicht
deze activiteiten te melden bij het bevoegd gezag en dat blijft zo onder de Omgevingswet.
Daardoor is altijd controle vooraf mogelijk.
Met de Omgevingswet komt er een ruime mogelijkheid voor maatwerk voor decentrale overheden.
Zo kunnen zij ten opzichte van het huidige recht meer vergunningplichten en meldingsplichten
instellen. Zij kunnen kiezen voor maatwerk om bijvoorbeeld kwetsbare wateren in de
haarvaten van het watersysteem nog beter te beschermen, of omdat een bijzondere functie
van het watersysteem daarom vraagt. Dit kan bij directe lozingen in de waterschapsverordening,
en bij indirecte lozingen in het omgevingsplan.
Ook kunnen derden – waaronder drinkwaterbedrijven – het bevoegd gezag verzoeken om
maatwerkvoorschriften of regels in de waterschapsverordening of in het omgevingsplan
op te nemen. Dit kan bijvoorbeeld naar aanleiding van een gebiedsdossier voor een
drinkwaterwinning. Met name de mogelijkheid om verdergaande decentrale regels te stellen,
en daarom te verzoeken, is nieuw onder de Omgevingswet.
Lozingen die nu vergunningplichtig zijn maar niet meer door het Rijk onder de Omgevingswet
worden gereguleerd omdat deze naar decentraal niveau verschuiven, blijven middels
de zogeheten «bruidsschat» gereguleerd. Met de bruidsschat worden deze regels van
rechtswege onderdeel van het omgevingsplan en de waterschapsverordening.
Deze bruidsschatregels mogen door het bevoegd gezag direct worden gewijzigd, bijvoorbeeld
indien het besluit dat een andere wijze van regulering van een activiteit beter bij
de specifieke lokale omstandigheden past. Dit biedt, zoals bij totstandkoming van
de regels is toegelicht, juist meer ruimte voor bescherming. Onder het huidige recht
moest dat door het achteraf stellen van maatwerkvoorschriften, onder de Omgevingswet
kan dit ook vooraf door regels te stellen bij verordening of omgevingsplan.
De inwerkingtreding van de Omgevingswet betekent niet dat doelstellingen van de huidige
regelgeving losgelaten worden. Onder andere in het Besluit kwaliteit leefomgeving
wordt met instructieregels geborgd dat de waterschappen, bij het stellen van eigen
regels over lozingen, handelen in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Het algemeen bestuur van het waterschap moet zich in de waterschapsverordening houden
aan de gecombineerde aanpak voor puntbronnen en diffuse bronnen die de richtlijn voorschrijft
en moet alle puntbronnen blijven reguleren.
Via de reguliere monitoring en het rapportagespoor zoals dat ingericht is voor de
KRW, wordt de waterkwaliteit gevolgd. De doeltreffendheid en effecten van de Omgevingswet
in de praktijk worden binnen vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. Hierover wordt
uw Kamer geïnformeerd.
Kennis en capaciteit bij het bevoegd gezag
In het artikel uit de drinkwatersector ook zorg over de beschikbaarheid van de benodigde
kennis en voldoende capaciteit bij het bevoegd gezag om de waterkwaliteit te borgen
en te handhaven. De commissie-Van Aartsen heeft vergelijkbare zorgen geuit ten aanzien
van kennis en capaciteit.
Dit is ook een van de redenen dat het Ministerie van IenW middelen beschikbaar heeft
gesteld om middels een opleidingstraject voor waterkwaliteits-vergunningverleners
een kwaliteitsverbetering te realiseren2
3.
In de brief aan uw Kamer van 8 juli 20224 heeft u van de Staatssecretaris van IenW het programmaplan versterking VTH ontvangen.
In dit plan is pijler 1 gericht op Robuuste Omgevingsdiensten en wordt via pijlers
3 en 4 gewerkt aan kennisinfrastructuur en informatiehuishouding.
Het bevoegd gezag heeft de beginselplicht tot handhaving, en dient daarvoor over voldoende
capaciteit te beschikken om aan die beginselplicht te kunnen voldoen. Het is aan de
toezichthoudende partijen en hun opdrachtgevers om te bepalen hoeveel capaciteit nodig
is en hoe deze ingezet wordt.
Ik vertrouw erop dat de bevoegde gezagen bij het uitvoeren van hun taken op een zorgvuldige
en consciëntieuze wijze de afweging maken tussen de verschillende belangen die in
een gebied spelen en daarbij een passende bescherming realiseren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat