Brief regering : Landenbeleid Eritrea
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2960
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2022
Op 25 mei 2022 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht
over Eritrea gepubliceerd. Daarnaast heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op 20 juli 2022 een relevante uitspraak1 gedaan. Het ambtsbericht en de uitspraak geven aanleiding het landgebonden beleid
op enkele punten aan te passen.
De mensenrechtensituatie in Eritrea is al vele jaren zeer zorgelijk. Van positieve
veranderingen of beloofde hervormingen is ook blijkens het huidige ambtsbericht geen
sprake. In het huidige beleid wordt voor een aantal groepen uit Eritrea aangenomen
dat het voor hen niet mogelijk is om bescherming te vragen van de autoriteiten of
een binnenlands beschermingsalternatief aan te wenden. Uit het ambtsbericht kan echter
worden opgemaakt dat voor alle Eritreeërs geldt dat de autoriteiten niet functioneren
met een beschermende taak, maar voor de bevolking juist op allerlei manieren en op
inconsistente wijze een bron van dreiging vormt. In Eritrea is daarnaast voor de hele
bevolking geen sprake van binnenlandse bewegingsvrijheid. De handhaving van de beperking
van de binnenlandse bewegingsvrijheid is sterk toegenomen sinds het conflict in Tigray.
Daarom zal in het beleid worden opgenomen dat in Eritrea geen binnenlands beschermingsalternatief
mogelijk is en dat bescherming door de autoriteiten in Eritrea niet aan de orde is.
De Afdeling heeft in haar uitspraak geoordeeld dat dat Eritreeërs die het militaire
onderdeel van de nationale dienstplicht moeten vervullen een reëel risico lopen op
een schending van artikel 3 van het EVRM. Dit zal dan ook in het beleid worden opgenomen.
Tot slot zal in het beleid ten aanzien van adequate opvang voor alleenstaande minderjarigen
worden opgenomen dat voor Eritrea geldt dat sprake is van opvangvoorzieningen waarvoor
de autoriteiten zorg dragen, maar dat niet vast staat dat deze opvang in het algemeen
toereikend is. In een voorkomend geval kan – na onderzoek – worden vastgesteld dat
adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid