Brief regering : Onderzoekskaders 2022 Inspectie van het Onderwijs met verslagen van de Ringen en evaluatie van de initiatiefwet Bisschop en evaluatie Experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie
35 925 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022
Nr. 191 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET
ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juli 2022
Met deze brief ontvangt u de onderzoekskaders 2022. We gaan daarnaast in op de evaluatie
Initiatiefwet van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 33 862) en de evaluatie Experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie.
Ook informeren we u over een wijziging van de onderzoekskaders volgend jaar aangaande
de standaard basisvaardigheden en maatregelen in het kader van «de lat omhoog». Ten
slotte gaan we in op kortere hersteltermijnen die de inspectie zal hanteren en de
aanpassing van de beleidsregel over sanctionering.
Onderzoekskaders
Hierbij bieden wij u ter informatie de onderzoekskaders 2022 van de Inspectie van
het Onderwijs (hierna: de inspectie) aan en de verslagen van het overleg met vertegenwoordigers
van het onderwijsveld en andere betrokkenen, conform de Wet op het onderwijstoezicht,
artikel 13, tweede lid1. (hierna: de WOT). Deze kaders hebben wij op voordracht van de inspectie vastgesteld
en worden gepubliceerd in de Staatscourant. Conform de WOT zenden wij deze stukken
ook aan de Eerste Kamer.
Het betreft de onderzoekskaders voor het primair onderwijs, het (voortgezet) speciaal
onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs (hierna: po,
(v)so, vo en mbo).
Daarnaast zijn de onderzoekskaders voor het niet-bekostigd onderwijs in het po en
vo ook geactualiseerd. U ontvangt ook deze kaders ter informatie.
Scherper toezicht op basisvaardigheden in het funderend onderwijs
In lijn met het masterplan Basisvaardigheden zal de inspectie scherper toezien op
de wettelijke eisen rondom basisvaardigheden. Dit is het startpunt voor een verdergaande
aanscherping. In de onderzoekskaders voor de sectoren van het funderend onderwijs
is er aandacht voor de basisvaardigheden taal, rekenen en burgerschap in zowel de
standaarden van het kwaliteitsgebied Sturing, Kwaliteitszorg en Ambitie op het schoolniveau
als de standaarden van het kwaliteitsgebied Besturing, Kwaliteitszorg en Ambitie op
bestuursniveau. De basisvaardigheden en de plek die deze hebben bij de (ontwikkeling
van de) visie, ambitie en doelen (beleid) van besturen en scholen zijn geëxpliciteerd
in de geactualiseerde onderzoekskaders, evenals de invulling en uitvoering van het
beleid en de evaluatie en verantwoording daarvan.
Deze explicitering in de onderzoekskaders op het gebied van de basisvaardigheden loopt
vooruit op de beoogde komst van een aparte standaard basisvaardigheden. Het doel is
om deze standaard mee te nemen in de onderzoekskaders die op 1 augustus 2023 in werking
treden. Het invoeren van een aparte standaard voor basisvaardigheden zal ook gevolgen
hebben voor de rest van het kader. De wijziging zal dus niet tot enkel die standaard
beperkt blijven. Daar bovenop is de verwachting dat de verdere uitwerking van het
coalitieakkoord nog zal leiden tot andere, fundamentele wijzigingen in de onderzoekskaders
van de inspectie. De ambities van dit kabinet zijn op genoemd vlak fors. Uw Kamer
wordt hierover in het najaar geïnformeerd.
De lat omhoog: hogere kwaliteit, snellers ingrijpen, sneller herstellen
Elke leerling heeft recht op kwalitatief goed onderwijs. Als de onderwijskwaliteit
niet op orde is, moet dat zo snel mogelijk worden hersteld. Soms zit er te veel tijd
tussen het constateren van problemen op een school of bij een bestuur, en het herstel
van die problemen, waardoor leerlingen onnodig lang niet het onderwijs krijgen waar
zij recht op hebben. De inspectie heeft toegezegd aanscherpingen te doen in haar werkwijze
ten behoeve van het verkorten van dit proces. Daartoe zet zij twee acties in gang.
De ontwikkeling van leerlingen wordt onnodig geschaad bij langdurig slecht onderwijs.
De inspectie gaat daarom vanaf het nieuwe schooljaar 2022/2023 al werken met verkorte
doorlooptijden bij de totstandkoming van onderzoeksrapporten. Hierdoor zijn besturen
en andere betrokkenen, zoals de schoolleiders en ouders, vlotter geïnformeerd over
de uitkomsten van het onderzoek en kunnen zij sneller maatregelen nemen om het onderwijs
te verbeteren, als dat nodig is. De verkorting houdt het volgende in:
• Als het bestuur het conceptrapport heeft ontvangen, kan het bestuur voortaan in de
daaropvolgende twee weken reageren, in plaats van vier weken.
• Vervolgens verwerkt de inspectie deze reactie eveneens binnen twee weken en stelt
de inspectie dan het rapport definitief vast.
• Onveranderd is dat de inspectie het rapport openbaar maakt in de, wettelijk bepaalde,
vijfde week na de vaststelling. In het momenteel aanhangige wetsvoorstel uitbreiding
bestuurlijk instrumentarium wordt voorgesteld ook deze termijn te verkorten, en wel
naar publicatie in de derde week na vaststelling.
Daarnaast zal de inspectie de hersteltermijnen voor herstelopdrachten verkorten, uiterlijk
in het vierde kwartaal van dit jaar. De inspectie werkt nu uit bij welk type herstelopdrachten
dit mogelijk is. Soms zijn er namelijk wettelijke hersteltermijnen verbonden aan een
specifieke wettelijke bepaling, die per sector kunnen verschillen. Over de concrete
invulling van de aanscherping wordt uw Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd, middels
de reeds voor het najaar toegezegde brief over de plannen van dit kabinet rond toezicht
en handhaving, tezamen met hoe scholen die een herstelopdracht krijgen hierover worden
geïnformeerd.
Ook gaat de inspectie meer en vaker differentiëren in de hersteltermijnen, bijvoorbeeld
als een school of bestuur meerdere herstelopdrachten heeft gekregen of als een situatie
dermate zorgelijk is dat een kortere herstelperiode wenselijk is. Nu wordt vaak de
langste hersteltermijn als uitgangspunt genomen voor het voldoen aan álle herstelopdrachten
en wordt er beperkt onderscheid gemaakt naar urgentie. Door per herstelopdracht te
bekijken welke hersteltermijn wenselijk is, kan op onderdelen herstel sneller worden
gerealiseerd. Ook kan op deze manier sneller worden ingegrepen, bijvoorbeeld door
het starten van een sanctietraject indien herstel uitblijft. De inspectie start met
de uitvoering hiervan in het schooljaar 2022/2023.
Het doel van de verschillende verkortingen van termijnen is sneller herstel realiseren,
zodat de onderwijskwaliteit sneller weer op orde is. Het sneller opleggen van sancties
kan daar ook aan bijdragen. Daarom gaan we tegelijkertijd ook de beleidsregel financiële
sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen aanpassen. Die is nu rigide vormgegeven,
waardoor de doorlooptijden lang kunnen zijn en het niet mogelijk is om flexibel de
hoogte van de sanctie te bepalen. Soms ontstaat hierdoor een drempel om een sanctie
op te leggen, terwijl in andere situaties de eerste stap (15% opschorting) onvoldoende
is. De beleidsregel wordt uiterlijk het vierde kwartaal van dit jaar zodanig aangepast
dat er flexibeler ingespeeld kan worden op verschillende situaties. Over de exacte
invulling hiervan wordt uw Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd, middels de reeds
voor het najaar toegezegde brief over de plannen van dit kabinet rond toezicht en
handhaving.
Beleidsreacties op evaluaties na de zomer
Op 1 juli 2017 is de Initiatiefwet Bisschop, Van Meenen en Rog over een doeltreffender
regeling van het onderwijstoezicht (hierna: Initiatiefwet) in werking getreden. In
die Initiatiefwet is geregeld dat er binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet
een evaluatieverslag aan de beide kamers der Staten-Generaal moet worden gezonden2.
Sinds 1 september 2018 loopt het Experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie.
In het experimenteerbesluit waarmee dit experiment is opgericht is geregeld dat uiterlijk
in 2022 een evaluatie van het experiment plaatsvindt. In opdracht van het ministerie
is door onderzoeksbureau Berenschot een evaluatie uitgevoerd. Het rapport dat door
het bureau is opgeleverd is als bijlage bijgevoegd3.
U ontvangt deze rapporten nu gelijktijdig met de onderzoekskaders. Onze beleidsreacties
op de beide evaluaties ontvangt u in het najaar. Voor de begrotingsbehandeling ontvangt
u ook de uitwerking van de opdracht uit het coalitieakkoord om sneller in te grijpen
bij scholen die onvoldoende presteren.
Ook zullen we dit najaar ingaan op het advies van de Onderwijsraad Essentie van extern
toezicht, waarop uw Kamer op 15 april jl. om een kabinetsreactie heeft gevraagd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Medeindiener
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.