Brief regering : Versnellingsplan gaswinning Noordzee
33 529 Gaswinning
Nr. 1058
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2022
De inval van Rusland in Oekraïne is een verschrikkelijke humanitaire ramp en heeft
naast de gevolgen voor de veiligheid in Europa ook een grote impact op de leveringszekerheid
van aardgas in Europa. Wij ondervinden daar in Nederland ook direct en indirect de
gevolgen van. Zo hebben zowel consumenten, bedrijven als maatschappelijke organisaties
te maken met sterk gestegen gasprijzen en nemen de zorgen ten aanzien van onze gasvoorraden
voor de komende winter verder toe. Het is cruciaal om zorg te dragen voor de leveringszekerheid.
Het kabinet doet dit langs drie lijnen. Allereerst wordt ingezet op besparing. Zo
is onlangs de publiekscampagne «Zet ook de knop om» gestart. In de eerste vijf maanden
van dit jaar zien we een reductie van het gebruik van aardgas van ongeveer 25 tot
33%. Daarnaast wordt sterk ingezet op de opwek van duurzame energie. Een voorbeeld
hiervan is het voornemen om tot 2030 de capaciteit van energie van wind op zee te
verdubbelen. Tot slot zal er ook een gedeelte fossiele energie door andere fossiele
energie vervangen moeten worden. Het kabinet kiest er daarbij voor om de daling van
de binnenlandse productie van aardgas op de Noordzee af te remmen, de zogenoemde versnelling.
Gas gewonnen in Nederland vervangt de import van fossiele energie uit andere landen.
Eigen geproduceerd gas heeft als voordeel dat het een aanzienlijk lager niveau van
uitstoot van broeikasgassen kent dan geïmporteerd gas. Het belang van aardgas zal
in lijn met de klimaatambities structureel en zo snel als mogelijk moeten afnemen
maar ook dan zal er nog geruime tijd een zekere behoefte aan gas in de energievoorziening
blijven bestaan. De energietransitie is namelijk niet van de ene op de andere dag
geregeld.
Voorop blijft staan dat ook bij een versnelling de gaswinning op de Noordzee veilig
en verantwoord moet plaatsvinden voor mens, natuur en milieu. Gaswinning, samen met
alle andere activiteiten op de Noordzee mag daarbij geen afbreuk doen aan de instandhouding
van soorten en habitats onder de EU-Vogelrichtlijn en -Habitatrichtlijn en mag niet
ten koste gaan van een goede milieutoestand onder de EU-Kaderichtlijn Mariene Strategie.
Om de productie uit de Nederlandse kleine velden op zee te vergroten heb ik de afgelopen
maanden gewerkt aan een versnellingsplan voor de gaswinning op de Noordzee. Hiervoor
zijn gesprekken gevoerd met de brancheorganisatie Element NL (voorheen NOGEPA), de
winningsbedrijven, Energie Beheer Nederland (EBN), de Nederlandse Organisatie voor
toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), de Mijnraad en Staatstoezicht op
de Mijnen (SodM). Er zijn nog veel mogelijkheden voor gaswinning op de Noordzee. In
totaal kan een versnelling van de gaswinning leiden tot een additionele productie
van 2 tot 4 miljard m3 per jaar over een periode van 10 jaar. Het maximale effect kan worden bereikt op
een termijn van circa 5 jaar, maar binnen 1 tot 3 jaar is al een versnelling van circa
1 miljard m3 per jaar mogelijk. Ter referentie, in 2021 werd er 40 miljard m3per jaar gebruikt en 12,7 miljard m3 uit de kleine velden geproduceerd (dat is exclusief productie uit het Groningenveld).
De afgelopen 5 maanden lag het verbruik al tussen de 25 en 33% lager. Ten opzichte
van de consumptie gaat het dus om substantiële hoeveelheden die potentieel toe te
voegen zijn aan de productie in de komende jaren.
Met deze brief kom ik tegemoet aan de motie van het lid Kops om met de brancheorganisatie
in gesprek te gaan over het opschroeven van de productie uit de kleine velden (Kamerstuk
29 023, nr. 287). Tevens voer ik hiermee de motie van de leden Erkens en Bontenbal uit «om samen
met de sector een ambitieus doel voor 2025 op te stellen voor gaswinning op de Noordzee»
(Kamerstuk 29 023, nr. 289). Ook kom ik tegemoet aan mijn toezegging aan het lid van Wijngaarden om uiterlijk
in juli het versnellingsplan naar de Kamer te sturen.
Door de hoge (verwachte) gasprijzen loont het nu al meer om te investeren in een verhoging
van de aardgasproductie. Hierbij geldt wel dat het geen gegeven is dat dit de komende
jaren zo blijft. De gasmarkt blijft een volatiele markt en de toekomstige gasprijzen
zijn moeilijk te voorspellen. Een meerjarig stabiel en voorspelbaar investeringsklimaat
draagt ook bij aan een versnelling van de aardgasproductie: een bestendig beleid met
politiek en maatschappelijk draagvlak in combinatie met een gestroomlijnd en voorspelbaar
vergunningenproces. In het vervolg van deze brief ga ik eerst in op de samenhang van
het versnellingsplan met de publieke belangen, vervolgens beschrijf ik de situatie
in de Nederlandse offshore-gasmarkt en de mogelijkheden voor versnelling en ten slotte
ga ik in op de maatregelen die genomen kunnen worden.
Samenhang publieke belangen
Een versnelling van de gaswinning op de Noordzee is geen doel op zich. Zij dient primair
ter ondersteuning van de publieke belangen die zijn gemoeid met de energievoorziening
in Nederland. Deze zijn:
– Beperking van importafhankelijkheid: de oorlog in Oekraïne maakt nogmaals duidelijk dat Nederland te sterk afhankelijk
is van de import van fossiele energiedragers. Een verhoging van de gaswinning op de
Noordzee kan in aanvulling op energiebesparing en het opschalen van de productie van
duurzame energie een belangrijke bijdrage leveren aan een beperking van de importafhankelijkheid.
– Leveringszekerheid: aardgas speelt op dit moment nog een onmisbare rol in de Nederlandse energievoorziening.
In 2021 was het aardgasverbruik 40 miljard m3. Dat is 44% van het primaire energieverbruik in Nederland. In de klimaatneutrale
energiescenario’s voor 2050 van Berenschot en Kalavasta (Kamerstuk 32 813, nr. 493) blijft er in 2050 een beperkte vraag naar (groen) gas bestaan onder meer als piek-/back-up
voorziening, waarbij – behalve in het scenario van regionale sturing – wordt uitgegaan
van mogelijke import van (groen) gas uit het buitenland.
– Klimaatdoelstellingen: de uitstoot van broeikasgassen, die gepaard gaat met de aardgasproductie en transport,
uit de Nederlandse kleine velden is veel lager dan de uitstootwaarde van geïmporteerd
aardgas zoals LNG en pijpleidinggas uit het buitenland. Onderzoek van het Oxford Institute
for Energy Studies (OIES) heeft uitgewezen dat wanneer 1 miljard m3in Nederland geproduceerd gas vervangen wordt door pijpleidinggas anders dan uit Noorwegen,
dit gemiddeld 296.000 ton CO2 eq scheelt. Voor LNG is dit verschil gemiddeld zelfs 443.100 ton CO2 eq1. Het is daarom verstandiger om het gas dat nog in de diepe ondergrond aanwezig is
te winnen in plaats van aardgas te importeren, mits dat veilig en verantwoord kan
en zolang aardgas nog noodzakelijk is in onze energietransitie. Onlangs heeft een
groep van wetenschappers in een open brief hun zorgen geuit over nieuwe gasboringen
in de Noordzee. Gaswinning op de Noordzee gaat niet ten koste van de ambities van
het kabinet op het gebied van klimaat, maar kent wel uitdagingen wat betreft de ruimtelijke
inpassing, waarop ik hieronder inga. Het kabinet blijft onverminderd inzetten op besparing
van het energiegebruik en de verduurzaming ervan en houdt vast aan de doelen die hiervoor
zijn gesteld. In het Noordzeeoverleg wordt momenteel een onderzoek opgestart naar
gaswinning op de Noordzee in relatie tot het Akkoord van Parijs.
– Bijdragen aan de energietransitie: de offshore-gassector moet ook een bijdrage leveren aan de energietransitie. Denk
bijvoorbeeld aan de verduurzaming van de huidige operaties door middel van elektrificatie
van productieplatforms en het benutten van de gasinfrastructuur op zee voor CO2-opslag en waterstoftransport. Ik zal met de sector in gesprek gaan met de ambitie
om tot een transitieplan te komen, geïnspireerd door de North Sea Transition Deal
in het Verenigd Koninkrijk. Een dergelijk transitieplan moet zicht geven op een afbouw
van de gaswinning richting 2050 met als tussenmijlpaal 2035 en moet perspectief bieden
om de kennis, kunde en infrastructuur in te kunnen zetten voor het energiesysteem
van de toekomst.
Grote transities op de Noordzee
Een belangrijk aspect van de gaswinning op de Noordzee is de samenhang met andere
activiteiten op een steeds drukker wordende Noordzee. Daar vinden namelijk drie grote
transities plaats op het gebied van energie, natuur en duurzame voedselvoorziening
en de uitdagingen in relatie tot de ruimtelijke inpassing hiervoor zijn groot. Deze
transities zijn benoemd in het Programma Noordzee 2022–2027 dat 18 maart jl. is vastgesteld
als opvolger van de Beleidsnota Noordzee en worden ook zodanig benoemd in het Akkoord
voor de Noordzee (Kamerstuk 33 450, nr. 68). Om de verschillende belangen te borgen en te toetsen aan het Noordzeeakkoord, waaronder
het respecteren van beschermde gebieden, zal ik bij de verdere invulling van het versnellingsplan
en het transitieplan het Noordzeeoverleg ten volle benutten en bezien hoe het ruimtebeslag
van toekomstige gasplatforms kan worden beperkt en hoe verantwoorde locaties kunnen
worden gekozen. Hierbij zal ik ook de afspraken zoals vastgelegd in het Noordzeeakkoord
respecteren.
Dit met name in het licht van de integrale afwegingen die bij de verdere uitrol van
windenergie op zee gemaakt dienen te worden. Een uitdaging bij deze afwegingen vormen
de verschillen in de ruimtelijke regie: waar vergunningen voor gasopsporing en -winning
van oudsher worden verleend op basis van door de markt aangevraagde locaties, bepaalt
het Rijk waar er windenergiegebieden worden aangewezen op basis van een integrale
afweging van ruimtelijke belangen. Daarbij kan slecht of niet rekening worden gehouden
met toekomstige (nog niet bekende) mijnbouwactiviteiten in gebieden waarvoor nu nog
geen mijnbouwvergunningen zijn afgegeven. Dit kan ertoe leiden dat toekomstige mijnbouwactiviteiten
gevolgen hebben voor de mogelijkheid windparken te realiseren binnen de daartoe aangewezen
ruimtelijke reserveringen. Immers, pas na publicatie van een kavelbesluit of een voorbereidingsbesluit
voor een toekomstig windpark is er een grond om een vergunning voor het plaatsen van
een mijnbouwinstallatie binnen de betreffende kavel te kunnen weigeren. Tot die tijd
is een in het Programma Noordzee 2022–2027 aangewezen windenergiegebied onbeschermd
en kan de beschikbare ruimte voor windkavels ingeperkt worden doordat ondertussen
vergunningen voor het plaatsen van mijnbouwinstallaties worden verleend. Het is daarbij
overigens niet zozeer de ruimte voor de mijnbouwinstallatie zelf die beperkend is,
maar de ruimte die nodig is voor een obstakelvrije zone voor helikopterverkeer van
en naar de mijnbouwinstallatie.
Binnen het Afwegingskader Activiteiten op de Noordzee van het Programma Noordzee 2022–2027
wordt gestreefd naar (vroegtijdige) afstemming tussen het (toekomstig) gebruik van
het gebied ten behoeve van enerzijds windenenergie en anderzijds (toekomstige) olie-
en gaswinning. Afstemming tussen windenergie en olie- en gaswinning is daarbij maatwerk
vanwege locatie-specifieke omstandigheden. Regie en sturing vanuit het Rijk is hierbij
van essentieel belang.
Vanwege enerzijds de spanning tussen (toekomstige) mijnbouwactiviteiten en ruimtelijke
reserveringen voor windparken in het Programma Noordzee en anderzijds voornoemde noodzakelijke
regie en sturing van het Rijk op het afwegingskader, onderzoek ik om het wettelijke
sturingsinstrumentarium te vergroten. In het najaar zal ik mijn bevindingen met uw
Kamer delen.
Duidelijkheid over de gevolgen van ruimtelijke reserveringen voor windenergie-op-zee
in relatie tot de mogelijkheden voor ruimtebeslag van (bereikbaarheid en kabels en
leidingen van) mijnbouwinstallaties en vice versa draagt bij aan de voorspelbaarheid
ten aanzien van de ruimtelijke inpassing op de Noordzee.
Situatie offshore-gasmarkt en versnellingsmogelijkheden
Met het versnellingsplan kan de verwachte afname van productie op de Noordzee worden
beperkt en kan de importafhankelijkheid van aardgas worden verminderd. Zowel TNO als
EBN geven aan dat de snel teruggelopen gaswinning van de afgelopen jaren met name
komt door een sterke daling in het aantal exploratieboringen. Onderstaande grafiek
van EBN toont de dalende trend van de gaswinning uit de kleine velden en bovendien
een versnelde afname door een vermindering van het aantal boringen.
Daarnaast geldt dat de meest economisch aantrekkelijke gasvelden reeds zijn ontwikkeld.
De Noordzee heeft niettemin nog veel potentie, maar het ontwikkelen van gasvelden
op zee kost tijd en vergt investeringsbereidheid voor de langere termijn. Maatschappelijke
weerstand kan leiden tot onvoorspelbare en langdurige vergunningstrajecten met oplopende
kosten tot gevolg. Projecten in andere landen die sneller en met meer zekerheid opgestart
kunnen worden, krijgen soms de voorkeur.
Ten slotte zijn andere beperkende factoren de beschikbaarheid van personeel en materieel.
De coronacrisis en de lage gasprijzen van een paar jaar geleden hebben er ook voor
gezorgd dat dit aanbod gekrompen is. Er zijn bijvoorbeeld maar enkele boorplatforms
beschikbaar voor de gehele Noordzee en deze zijn vaak voor een lange periode contractueel
vastgelegd.
Versnellingsmogelijkheden
Het versnellen van de gaswinning op de Noordzee kan onderverdeeld worden in het naar
voren halen van de winning uit reeds bestaande velden en het (versneld) ontwikkelen
van (onontdekte) gasvelden waar nog niet uit geproduceerd wordt. Het naar voren halen
van de gaswinning uit reeds producerende velden kan door het beter benutten van bestaande
productieputten en het boren van nieuwe productieputten in bestaande velden. Dit kan
leiden tot een versnelling van de productie van 0,5 miljard m3 tot maximaal 1,6 miljard m3 op jaarbasis over een periode van 5 tot 10 jaar. Dit valt te realiseren in 1 tot
3 jaar.
Het ontwikkelen van nieuwe gasvelden bestaat uit velden die al zijn aangetoond door
exploratieboringen en gasvelden die nog aangetoond moeten worden middels exploratieactiviteiten.
Het ontwikkelen van reeds aangetoonde velden duurt ten minste 2 jaar, maar kan oplopen
tot 5 jaar indien er sprake is van technische uitdagingen en langere procedures vanwege
het opstellen van bijvoorbeeld een milieueffectrapportage (m.e.r.). De ontwikkeling
van deze velden is met name afhankelijk van de vergunningsprocedures. Een voorbeeld
van het ontwikkelen van een aangetoond veld is het gaswinningsproject N05. Recent
heb ik besloten om voor dit gasveld de vergunningen te verlenen (Kamerstuk 33 529, nr. 1031). Het (versneld) ontwikkelen van reeds aangetoonde gasvelden kan leiden tot een additionele
productie van 1 tot maximaal 1,5 miljard m3per jaar voor een periode van 5–10 jaar. Ik neem daarom maatregelen om het vergunningenproces
te verbeteren. Hieronder ga ik in op de maatregelen die ik zal nemen.
Het opsporen van nog niet aangetoonde gasvelden heeft de grootste potentie, maar heeft
ook de langste doorlooptijd. Van exploratie tot eerste boring duurt in het meest gunstige
geval ten minste 3 jaar. In de meeste gevallen duurt dit langer, mede door de grote
technische uitdagingen die er zijn bij het ontwikkelen van een dergelijk project op
de Noordzee. Het vergroten van exploratieactiviteiten betekent wel dat er uit nieuwe
velden geproduceerd kan worden, waardoor er voor langere termijn extra gas kan worden
gewonnen wat de komende decennia gebruikt kan worden om de importafhankelijkheid te
beperken en de voorzieningszekerheid te borgen. Een significante verhoging van de
exploratie inspanningen kan leiden tot een additionele productie van 1 tot 1,5 miljard
m3 per jaar voor circa 15 jaar. Zoals hierboven al aangegeven geldt voor de lange termijn
gasproductie dat het transitieplan zicht moet geven op een afbouw van de gaswinning
richting 2050, met als tussenmijlpaal 2035.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de potentiële volumes van elk van de versnellingsmogelijkheden.
De volumes gelden ten opzichte van de huidige prognose, waarin de gaswinning uit de
kleine velden een sterk dalende lijn vertoont. Daarnaast kennen zij een grote mate
van onzekerheid en zijn alleen haalbaar als het aantal exploratie- en productieboringen
toeneemt. Niettemin kan het voor de langere termijn een aanzienlijke bijdrage leveren
aan het beperken van de importafhankelijkheid. Een extra volume van 2 tot 4 miljard
m3 per jaar is realiseerbaar na ongeveer 5 jaar en geldt voor periode van ongeveer 10
jaar. Op dit moment is dat 5 tot 10% procent van het jaarlijkse aardgasverbruik in
Nederland.
Tabel Potentieel versnelling gaswinning
Wat
Potentieel per jaar
Nieuwe projecten in reeds producerende velden
0,5 – 1,6 miljard m3
Ontwikkelen reeds bestaande velden
1 – 2 miljard m3
Opsporen nieuwe velden
1 – 1,5 miljard m3
Totaal per jaar1
max. 2 – 4 miljard m3
X Noot
1
Het totale volume per jaar is lager dan de som van afzonderlijke mogelijkheden, omdat
de verschillende opties niet op hetzelfde moment materialiseren.
Maatregelen om versnelling te realiseren
Er is dus potentieel voor een versnelling van de gaswinning op de Noordzee. Het realiseren
hiervan vergt een voorspelbaar en stabiel investeringsklimaat. De benodigde investeringen
vereisen veel kapitaal dat voor langere tijd wordt vastgelegd en die ook een aanzienlijke
terugverdientermijn noodzakelijk maken. Bedrijven nemen investeringsbeslissingen voor
een termijn van 5, 10 of 20 jaar. Zij moeten er dan vanuit kunnen gaan dat ze over
die lange termijn het gas kunnen blijven winnen. Het tweede belangrijke aspect is
een gestroomlijnd en met name voorspelbaar vergunningenproces. Winningsbedrijven hebben
behoefte aan voorspelbaarheid, zodat zij hun bedrijfsprocessen, zoals de aankoop van
materialen en het vastleggen van boorplatforms, hierop kunnen afstemmen. Hieronder
ga ik in op de maatregelen die ik voornemens ben om te nemen.
Verbeteren mijnbouw vergunningenproces
Als eerste zet ik in op een verbetering van het vergunningenproces, waarbij voorspelbaarheid
en versnelling van de procedures het doel is zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit
en de zorgvuldigheid van het proces. De voorwaarden waaraan een vergunning moet voldoen
worden niet versoepeld. Voorop blijft staan dat gaswinning veilig en verantwoord moet
plaatsvinden voor mens, natuur en milieu. Aanvullend is ruimtelijke regie van belang
omdat de Noordzee steeds intensiever gebruikt wordt, waarbij mijnbouw op gespannen
voet kan staan met de benodigde ruimte voor windparken en omgekeerd. Zoals eerder
in deze brief vermeld kom ik in het najaar met mijn bevindingen om in de wet- en regelgeving
het sturingsinstrumentarium te vergroten. Met het verbeteren van het vergunningenproces
kom ik ook tegemoet aan de motie van het lid Kops (Kamerstuk 29 023, nr. 288). Het vergunningenproces is niet enkel een intern proces binnen het ministerie, maar
is een samenspel van verschillende betrokkenen, zoals de aanvrager van de vergunning,
de behandelaar bij het ministerie, de externe adviseurs, zoals het SodM, de Mijnraad,
TNO en Rijkswaterstaat (RWS) en de betrokken andere ministeries zoals Landbouw, Natuur
en Visserij (LNV) en Infrastructuur & Waterstaat (I&W). Ik heb onderzocht op welke
punten we dit proces beter kunnen stroomlijnen. Hiervoor zie ik verschillende opties:
– Vooroverleg: bij nieuwe aanvragen wordt met alle partijen binnen het vergunningentraject
een vooroverleg gevoerd. Partijen bespreken in het vooroverleg de procedure, de in
te dienen informatie en het omgevingsmanagement. Daarnaast dient een vooroverleg als
kennismaking tussen alle partijen, zodat ze elkaar beter kunnen vinden om knelpunten
in het vervolgproces beter en sneller op te lossen.
– Helderheid aan de voorkant: de mijnbouwbedrijven krijgen een overzicht van in te dienen
informatie voor een vergunningsaanvraag. Aanvragers geven aan dat het voor hen niet
altijd duidelijk is wat er precies ingediend moet worden. Ik zal samen met de adviseurs
bepalen welke informatie ingediend moet worden. In sommige gevallen vragen adviseurs
om informatie die niet wettelijk vereist is, maar die de beoordeling van een aanvraag
kunnen vergemakkelijken.
– Betere communicatie: binnen EZK worden accounthouders aangesteld die als aanspreekpunt
dienen voor de aanvrager van een vergunning, waardoor een meer gestroomlijnd proces
mogelijk is.
– Aanhouden en waar mogelijk versnellen van (advies)termijnen: de gestelde termijnen
worden niet altijd aangehouden. Ik zal afspraken maken met de wettelijke adviseurs
over de adviestermijnen. Hierbij onderzoek ik ook of voor offshore-vergunningen de
adviestermijnen verkort kunnen worden. De aanvragen voor winning op zee zijn vaak
minder complex dan voor op land. Daarnaast kunnen mogelijk ook de termijnen beperkt
worden voor het wijzigen van winningsvergunningen of instemmingsbesluiten.
– Afspraken maken met de (wettelijk) adviseurs over de reikwijdte van adviezen: in sommige
gevallen gaan adviezen verder dan wat er is verzocht in de adviesvraag. Dit kost tijd
in opstellen van het advies en in het verwerken van het advies door de aanvrager van
de vergunning of door het ministerie.
Ik zal langs deze lijnen het vergunningentraject beter voorspelbaar maken zonder aan
de inhoudelijke randvoorwaarden te tornen. Ik zal de Kamer voor het einde van het
jaar nader informeren over de afspraken die ik gemaakt heb met de (wettelijk) adviseurs
over de termijnen en de reikwijdte van de adviezen.
Daarnaast onderzoek ik of concurrerende aanvragen voor opsporings- en winningsvergunningen
sneller in het EU publicatieblad gepubliceerd kunnen worden. Wanneer een aanvraag
voor een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstof wordt ingediend, worden
anderen in de gelegenheid gesteld om een concurrerende aanvraag in het dienen. Een
uitnodiging hiertoe wordt, onder andere, gepubliceerd in het EU publicatieblad. Dit
loopt via de permanente vertegenwoordiging (PV) in Brussel en tijd tussen aanmelding
bij de PV en publicatie is 6 tot 8 weken. Ik ben nu met de PV in gesprek om te onderzoeken
of en hoe deze termijn verkort kan worden.
Naar aanleiding van mijn toezegging aan het lid van Wijngaarden bekijk ik ook of ik
extra capaciteit kan inzetten om het vergunningenproces te verbeteren. Het aantrekken
van extra capaciteit met de benodigde specialistische expertise gaat, gezien de krapte
op de arbeidsmarkt, niet vanzelf. Daarom zal ik inzetten op het intern opleiden van
mijnbouwvergunningverleners. Ik verwacht binnen twee jaar over op deze manier opgeleide
vergunningverleners te beschikken. Om op de korte termijn extra capaciteit te kunnen
beschikken overweeg ik om extra inhuurkrachten in te zetten en onderzoek ik de mogelijkheden
om met Omgevingsdiensten samen te werken voor de ondersteuning bij het vergunningenproces.
Ik heb ook gekeken naar het Britse systeem van vergunningenrondes. Hiervoor is contact
geweest met de Britse vergunningverlener de North Sea Transition Authority. In dit
systeem kunnen winningsbedrijven niet op elk moment een vergunningsaanvraag indienen,
maar worden specifieke gebieden aangeboden waarbinnen marktpartijen een aanvraag kunnen
indienen. Ik heb advies gevraagd aan TNO in hoeverre dit systeem voordelen kan bieden
voor de Nederlandse situatie (zie bijgevoegd het advies van TNO)3. Het voordeel van een dergelijk systeem is het creëren van kunstmatige schaarste,
wat de interesse kan vergroten. Daarnaast biedt het duidelijkheid met een officiële
procedurestart en eindtijd. Het nadeel is echter dat bedrijven lang moet wachten op
potentiële delen die vrijkomen. TNO geeft aan dat een rondesysteem met name interessant
is in een markt met grote, verschillende exploratiegebieden. In een volwassen markt
zoals in Nederland is het aantrekkelijker om zoveel mogelijk vrijheid te bieden om
daarmee de laatste kleinere velden te ontwikkelen.
Vrijgeven van gegevens
Soms geeft een marktpartij een winningsvergunning terug omdat zij geen potentie ziet
in de ontwikkeling van de gasvelden in dat gebied. In tegenstelling tot andere landen
komen de gegevens over teruggegeven vergunningen in Nederland niet snel terecht in
het publieke domein. Ik bekijk met TNO op welke wijze deze gegevens voor de Noordzee
geopenbaard kunnen worden. Daarnaast onderzoek ik ook met TNO welke verdere gegevens
over de ondergrond van waarde kunnen zijn om te verzamelen en te openbaren. Marktpartijen
kunnen de extra beschikbare kennis over de ondergrond gebruiken en het kan hen aanmoedigen
gasvelden te ontwikkelen. Daarnaast kan hergebruik van gegevens worden gebruikt voor
de energietransitie, bijvoorbeeld voor de optimale uitrol van geothermie, CO2-opslag en energieopslag in de ondergrond.
Nader te onderzoeken maatregelen
In aanvulling op bovenstaande maatregelen die met name gericht zijn op verbeteren
van het vergunningenproces onderzoek ik ook andere opties om de gaswinning op de Noordzee
te stimuleren. Dit zijn echter opties waarvan de voor- en nadelen nog nader onderzocht
moeten worden.
Rol EBN
EBN is als beleidsdeelneming van de overheid als non-operating partner betrokken bij
nagenoeg alle olie- en gasprojecten in Nederland. Waar het in de regel voor 40% namens
de Staat deelneemt. De opbrengst hiervan komt grotendeels ten goede aan de schatkist
en dus aan de Nederlandse samenleving. EBN kan daarnaast een informerende en faciliterende
rol spelen. Aangezien EBN in nagenoeg alle projecten op zee deelneemt, beschikt zij
over veel kennis die zij kan delen met de winningsbedrijven. Lessen van een project
met de ene marktpartij kunnen gebruikt worden in een project met een andere partij.
Dat gebeurt op dit moment al, maar EBN zou hier een actievere rol in kunnen nemen.
Dit zou benut kunnen worden door EBN een meer coördinerende rol te geven. Zo kan EBN
faciliteren in het zekerstellen van een boorplatform door middel van een raamcontract
met de aanbieder, waardoor marktpartijen hier makkelijker toegang tot krijgen voor
zowel exploitatie als productieactiviteiten. Daarnaast zou EBN vervolgens de prioritering
van de inzet van het boorplatform kunnen bepalen volgens objectieve maatstaven gerelateerd
aan de publieke belangen, om daarmee een meer optimale inzet te bewerkstelligen.
Ik bekijk de mogelijkheden om winningsbedrijven te bewegen om hun exploratieactiviteiten
te vergroten. Hierbij onderzoek ik op welke wijze de (financiële) risico’s die marktpartijen
lopen bij exploratieactiviteiten beperkt kunnen worden. Immers het uitvoeren van exploratieactiviteiten
is kostbaar en risicovol doordat het lang niet altijd (gemiddeld ca. 50%) leidt tot
succes. Daarnaast kijk ik ook naar onze buurlanden en hoe zij de risico’s bij opsporingsactiviteiten
proberen te beperken. De komende maanden zal ik deze opties nader onderzoeken en zal
bezien moeten worden in hoeverre dit kan bijdragen aan versnelling van de gaswinning
op de Noordzee op de langere termijn.
De komende maanden ga ik met EBN, het Ministerie van Financiën en de andere belanghebbenden
in gesprek om te bezien of en onder welke voorwaarden EBN een actievere rol kan spelen
om de gaswinning op de Noordzee te stimuleren.
Gerelateerde onderwerpen
Transitieplan voor de lange termijn
Naast het versnellingsplan ga ik met de sector in gesprek over een transitieplan,
waarin afspraken gemaakt kunnen worden over een afbouwpad voor de olie- en gaswinning
richting 2050 en de bijdrage van de offshore sector aan de energietransitie, zoals
het beperken van de CO2-uitstoot bij de aardgasproductie door elektrificatie van de productieplatforms. Daarnaast
kunnen afspraken gemaakt worden over het behoud van kennis en infrastructuur, bijvoorbeeld
voor het benutten van de infrastructuur op zee voor de opslag van CO2 en het transport van waterstof. Ook hier zal ik aandacht hebben voor een zorgvuldige
afstemming met andere activiteiten en de drie eerder benoemde grote transities op
de Noordzee. Voor het einde van het jaar zal ik uw Kamer informeren over de voortgang
van deze gesprekken ten aanzien van het transitieplan.
Onderzoek olie- en gaswinning in lijn met het klimaatakkoord van Parijs
Via het Noordzeeakkoord is met alle betrokkenen afgesproken dat de gaswinning op de
Noordzee zal worden ingepast binnen de doelstellingen van het Parijsakkoord. Zo staat
in het Akkoord voor de Noordzee (Kamerstuk 33 450, nr. 68): «De Nederlandse gaswinning op de Noordzee blijft in ieder geval te allen tijde
onder het niveau van de binnenlandse aardgasvraag en dient dus slechts om import van
nog meer buitenlands gas zoveel mogelijk te beperken.» Binnen het Noordzeeoverleg
wordt er op dit moment, in lijn met de afspraken binnen het Noordzeeakkoord, een onderzoek
opgestart naar gaswinning op de Noordzee in relatie tot het Akkoord van Parijs. Het
doel van het Parijsakkoord is de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder
2 graden Celsius. Met een duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius. Op basis van het
Noordzeeakkoord vindt ook onderzoek plaats naar seismiek en de best beschikbare technieken
bij de bouw van installaties op de Noordzee. Ik informeer uw Kamer hierover zodra
hier meer informatie over is. Hiermee geef ik invulling aan de toezegging die ik heb
gedaan aan Kamerlid Kröger tijdens het Commissiedebat Mijnbouw/Groningen van 30 juni
jl.
Contourennota
Voor de gaswinning uit de kleine velden op land werk ik momenteel aan de contouren
voor een nieuwe Mijnbouwwet. Ik zal hierin waar nodig aanscherping van regelgeving
voor gaswinning op zee meenemen. Na het zomerreces zal ik deze contourennota aan uw
Kamer toezenden.
COP26 verklaring
Met de ondertekening van de COP26-verklaring transitie groene energie heeft Nederland
zich gecommitteerd aan het beëindigen van overheidssteun aan de internationale fossiele
energiesector per eind 2022, behalve wanneer het past in het 1,5 graden scenario en
het klimaatakkoord van Parijs. Dit raakt in het bijzonder de exportkredietverzekering
(ekv). Dit beleid wordt nu uitgewerkt, mede op basis van overleg met andere landen
in het kader van een eerlijk speelveld, en zal tijdig voor COP27 naar uw kamer gestuurd
worden. Hoewel bij het versnellingsplan gaswinning Noordzee geen ekv betrokken is,
hecht het kabinet eraan te benadrukken dat het versnellingsplan alleen betrekking
heeft op binnenlandse gaswinning en dat, zoals afgesproken in het Noordzeeakkoord,
de Nederlandse gaswinning op de Noordzee onder het niveau van de binnenlandse aardgasvraag
blijft.
Tot slot
Gaswinning uit de Nederlandse kleine velden op de Noordzee kan een essentiële rol
spelen in het beperken van onze importafhankelijkheid met behoud van leveringszekerheid.
Dit is echter wel een proces van een lange adem, het vergt bestendigheid van beleid
vanuit de overheid en vraagt de winningsbedrijven het risico te nemen om voor lange
termijn extra investeringen te doen in het Nederlandse deel van de Noordzee. Na de
zomer zal ik uw Kamer een update geven van het versnellingsplan.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat