Brief regering : Beleidsreactie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021
22 343 Handhaving milieuwetgeving
Nr. 337
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR
EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2022
Milieucriminaliteit kent vele vormen die allemaal ernstige gevolgen hebben voor de
samenleving. Milieucriminaliteit kan leiden tot de aantasting van fysieke of psychische
gezondheid, schade aan het milieu, vermogensschade, hinder, angst en onbehagen, en
ondermijning. Doorgaans gaat het om financieel gewin, is de pakkans klein en zijn
de straffen laag. Het is van belang dat de aanpak van milieucriminaliteit wordt versterkt.
Alle vormen van milieucriminaliteit moeten worden voorkomen en daders moeten worden
bestraft. Het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 (hierna: Dreigingsbeeld) geeft
duidelijk aan dat het vijf voor twaalf is voor de aanpak van milieucriminaliteit.
Aan ons nu de opgave om daar mee aan de slag te gaan.
Zoals is toegezegd in de brief van 14 september 20211 en in de antwoorden op de vragen uit het schriftelijk overleg2 – zenden we uw Kamer, mede namens de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en voor Natuur en Stikstof, hierbij de beleidsreactie op het Dreigingsbeeld en informeren
we u over de voortgang die sindsdien is geboekt.
Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021
Het Dreigingsbeeld is tot stand gekomen in opdracht van de Strategische Milieukamer.
De Strategische Milieukamer bestaat uit de partijen die betrokken zijn bij toezicht
op en handhaving van wet- en regelgeving die bedoeld is om het milieu te beschermen.
Dat zijn de Inspecteurs-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna:
ILT), Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (hierna: NVWA) en Nederlandse Arbeidsinspectie
(hierna: NLA), de portefeuillehouder milieucriminaliteit van de politie, vertegenwoordiging
van de omgevingsdiensten en de hoofdofficier van het Functioneel Parket van het Openbaar
Ministerie (hierna: OM).
Het Dreigingsbeeld behandelt negen thema’s, namelijk 1) mestfraude, 2) illegale gewasbeschermingsmiddelen,
3) bodemketen, 4) afvalcriminaliteit, 5) oliefraude, 6) gefluoreerde broeikasgassen,
7) Zeer Zorgwekkende Stoffen (hierna: ZZS), 8) vuurwerkcriminaliteit en 9) wildlife
crime.
Hieronder wordt allereerst ingegaan op de urgentie van de versterking van de aanpak
van milieucriminaliteit en hoe het kabinet daar invulling aangeeft, waarna er per
thema gereageerd wordt op de aanbevelingen uit het Dreigingsbeeld.
Versterking van de aanpak
Zoals gezegd geeft het Dreigingsbeeld duidelijk aan dat het vijf voor twaalf is voor
de aanpak van milieucriminaliteit. Er zijn inmiddels meerdere rapporten verschenen
die deze urgentie onderschrijven, zoals van het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid3, de commissie Van Aartsen en de Algemene Rekenkamer.
Het Dreigingsbeeld is gepubliceerd in een periode waarin terecht veel aandacht is
voor het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) en de strafrechtelijke
aanpak van milieucriminaliteit.
Zo concludeerde de commissie Van Aartsen in haar rapport «Om de Leefomgeving. Omgevingsdiensten
als gangmaker voor het bestuur»4 dat het VTH-stelsel voor het milieudomein niet goed functioneert. De commissie Van
Aartsen geeft tien aanbevelingen om het VTH-stelsel te versterken.5 Voor de opvolging van de aanbevelingen werken Rijk, provincies, gemeenten en omgevingsdiensten
samen in het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel.
Bij brief van 8 april 20226 bent u over de hoofdlijnen van dit programma geïnformeerd. Hierbij is toegezegd
dat u voor het zomerreces 2022 het programmaplan wordt toegestuurd.
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de informatiepositie van de strafrechtketen
versterkt moet worden en dat de gehele keten effectiever moet optreden, de vrijblijvendheid
moet eraf.
Zowel het effectiever maken van de strafrechtketen als het verbeteren van de informatiepositie
van de strafrechtketen zijn onderdeel van het project Strafrechtelijk proces en capaciteit.
Dit project maakt onderdeel uit van het programma Liever een goede buur. Over de voortgang
van dit programma bent u bij brief van 13 december 2021 geïnformeerd7.
In de brief van 8 april 20228 heeft uw Kamer een terugkoppeling gehad over de werksessie milieucriminaliteit die
op 30 maart jl. heeft plaatsgevonden. Tijdens deze sessie hebben vertegenwoordigers
van J&V, IenW en LNV, ILT, OM, NVWA, de politie en de omgevingsdiensten gesproken
over de effectiviteit van de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit en hoe
deze verbeterd kan worden. Op 30 juni vindt er een vervolgsessie plaats.
Zoals benoemd in de eerder genoemde brief van de Staatssecretaris van IenW van 8 april
jl.9 zijn we voornemens om de Strategische Milieukamer een formele positie te geven binnen
het stelsel door middel van een instellingsbesluit, zodat er meer slagkracht vanuit
gaat en de Strategische Milieukamer formeel gehouden kan worden aan haar doelstellingen
en resultaten. In dit kader gaat ook worden gewerkt aan de regie op de inzet, capaciteit
en prioritering van de strafrechtelijke handhaving en vervolging. Hiervoor zijn de
eerste acties reeds ingezet.
Tot slot wordt het thema milieucriminaliteit opgenomen in de volgende Veiligheidsagenda.
Deze geldt voor de komende vier jaren. Hieruit spreekt het belang van dit thema en
de prioriteit die het zou moeten krijgen in de opsporing door de politie.
Ook krijgt de aanpak van milieucriminaliteit in internationaal verband prioriteit.
Op 15 december 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd om de Richtlijn
Milieucriminaliteit10 te herzien. Met het voorstel voorziet de Europese Commissie een versterking van
de strafrechtketen. Zoals aangegeven in het op 11 februari jl. toegezonden BNC-fiche11 is het kabinet positief hierover.
Reactie en voortgang op de thema's
Mestfraude
Het mestbeleid is gericht op de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten
en fosfor uit agrarische bronnen. Alle mest moet verantwoord worden.
De Meststoffenwet, de daarop gebaseerde regelgeving en de regelgeving over het gebruik
van meststoffen, geeft invulling aan de Nitraatrichtlijn12 en is gericht op bescherming en verbetering van de waterkwaliteit. Het dreigingsbeeld
brengt de risico's in beeld en kaart aan dat mestfraude de effectiviteit van het milieubeleid
ondermijnt. Als bedrijven zich niet aan de milieuwetgeving houden heeft milieuwetgeving
minder effect en is het milieu minder goed beschermd. In 2018 is door de Minister
van LNV de Versterkte Handhavingsstrategie Mest (hierna: VHS) opgesteld om mestfraude
effectiever en efficiënter aan te pakken. Zoals elk jaar ontvangt uw Kamer de rapportage
Mestbeleid met daarin de voortgang rondom de projecten die binnen de VHS vallen.
Eén van de maatregelen om de naleving van wet- en regelgeving te verhogen is de inzet
van automatisering. Projecten die zich richten op toezicht en slimmer handhaven door
optimaal gebruik van datatechnologie maken onderdeel uit van de VHS. Het realtime
en digitale vervoersbewijs (hierna: rVDM) is hier een voorbeeld van. Met het rVDM,
weten we onder andere, eerder en beter waar de dierlijke mest vandaan komt en naar
toe gaat. Dit maakt het mogelijk om beter handhavend op te treden en fraude effectief
aan te pakken.
Op 9 februari jl. is uw Kamer met een Kamerbrief13 geïnformeerd over de pilot rVDM in de praktijk en de beoogde inwerkingtreding van
de bijbehorende regelgeving. Andere al in gang gezette acties richten zich op de verdere
ontwikkeling van data-analyses, zoals het Competence Center en de Control Room.
Onderdeel van de VHS is het project Gebiedsgericht Handhaven. Gezamenlijk optreden
door toezichthouders in de drie geïdentificeerde risicogebieden – de Peel, Gelderse
Vallei en Twente – en gericht optreden ten aanzien van de meest risicovolle schakels
in de mestketen, intermediairs en co-vergisters. In multidisciplinaire teams vinden
er gecombineerde inspecties plaats. Zowel de naleving van de voorwaarden in de vergunning
van stikstof uitstotende activiteiten/industriële bedrijven, dan wel de naleving van
de mestwet- en regelgeving kunnen onder de loep genomen worden.
Naast toezicht en handhaving is er ook een cultuurverandering in de sector nodig,
waarbij naleving van de mestregelgeving de standaard is. Door verschillende sectorpartijen
is in 2017 het sectorplan van aanpak «Samen werken in een eerlijke keten»14 opgesteld om fraude met mest tegen te gaan. Onderdeel van dit sectorplan is het
realiseren van een cultuurverandering in houding en gedrag en het vorm geven van een
privaat kwaliteitssysteem.
De VHS maakt onderdeel uit van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn zoals op 26 november
2021 aan uw Kamer is aangeboden15 en het addendum16. Dit betekent continuering van de inzet van de bestuursrechtelijke handhaving en
de mogelijkheid tot strafrechtelijke handhaving. Een juist gebruik en een goede mix
van deze instrumenten draagt bij aan het verbeteren van de naleving van de relevante
regelgeving.
Ook wordt ingezet op de herziening van het mestbeleid. Het doel is een voor alle partijen
eenvoudiger en robuuster mestbeleid te realiseren, dat beter uitvoerbaar en handhaafbaar
is, en waarmee emissies naar lucht en bodem worden beperkt ten behoeve van waterkwaliteit,
klimaat en natuurdoelstellingen.17
Het eerste spoor betreft grondgebondenheid, te weten een grondgebonden bedrijfsvoering
voor de melkveehouderij en de zoog- en weidekoeienhouderij waar de mest geplaatst
wordt op eigen grond of onder voorwaarden in een samenwerkingsverband. Het tweede
spoor betreft transparante en meer hoogwaardige mestverwerking, te weten een bedrijfsvoering
waarbij alle mest wordt afgevoerd en de afgevoerde mest meer verwerkt wordt tot kwalitatief
hoogwaardige meststoffen die onder andere kunstmest kunnen vervangen18.
Door de mestproductie in overeenstemming te brengen met de mestplaatsingsruimte binnen
de regio, kan er minder sprake zijn van over-benutting van meststoffen. Door 100%
afvoer van de mest van niet grondgebonden bedrijven naar hoogwaardige mestverwerking
geeft transparantie in de meststromen. Ook hier geldt dat meer inzicht tot gerichtere
handhaving leidt.
Illegale gewasbeschermingsmiddelen
De Minister van LNV heeft uw Kamer recentelijk een rapport aangeboden met daarin acties
om de illegale handel van gewasbeschermingsmiddelen nog actiever op te kunnen sporen.
De acties – ondergebracht in vier sporen – worden voortvarend opgepakt en daar waar
nodig worden andere relevante partijen betrokken. De NVWA neemt de voortgang van de
acties op in het jaarverslag19.
Bodemketen
De Staatssecretaris van IenW herkent de risico’s die in het Dreigingsbeeld zijn beschreven
over het bodembeleid. Het bodembeleid bestaat uit algemene regels uit het Besluit
bodemkwaliteit en uit een publiek-privaat stelsel van regels voor het waarborgen van
de kwaliteit van de uitvoering van bepaalde bodemwerkzaamheden.
De aanbevelingen uit het Dreigingsbeeld richten zich op de versterking van toezicht
op bodempraktijken. Toezicht is een deel van de oplossing voor de genoemde risico’s.
Daar waar mogelijk en nodig zorgt de Staatssecretaris van IenW ook voor de juiste
beleidskaders om genoemde risico’s tegen te gaan.
IenW en decentrale overheden zijn de afgelopen jaren geconfronteerd met een aantal
milieu-incidenten als gevolg van het onjuist toepassen van secundaire grond en bouwstoffen.
Toepassing van secundaire grond en bouwstoffen mag nooit leiden tot milieuschade.
IenW onderzoekt of de kaders voldoende zijn om aan die voorwaarde te voldoen en te
blijven voldoen. Dat vraagt om een ketenanalyse, waarbij wordt gekeken naar de kaders
die vanuit het bodembeleid worden gesteld, de inzet van VTH en de kaders voor het
afvalstoffenbeheer.
De benoemde risico’s in het Dreigingsbeeld zijn aanknopingspunten voor deze analyse.
Specifiek voor de uitvoering van (in de regeling bodemkwaliteit aangewezen) bodemwerkzaamheden
is reeds met uw Kamer gedeeld dat er sprake is van een te groot nalevingstekort. Ter
versterking van het Kwalibo-stelsel gaat IenW onder andere met de private partijen
een risicoanalyse verrichten: in welke deelsectoren is er sprake van een nalevingstekort,
in welke mate leidt dit tot een milieurisico, etc. De risicoanalyse zal dus een beter
beeld geven over de in dit Dreigingsbeeld beschreven risico’s en handelingsperspectief
bieden om de naleving te verbeteren. Overtredingen die willens en wetens worden begaan
en die leiden tot ernstige milieueffecten moeten daadkrachtig worden aangepakt. Daarom
is een van de andere maatregelen voor versterking van het Kwalibo-stelsel het verbeteren
van het toezicht van de Certificerende Instellingen en de ILT.
De Strategische Milieukamer heeft vanwege recente jurisprudentie besloten om een aantal
tekstuele wijzigingen door te voeren in het Dreigingsbeeld betreffende de term «granuliet».
Zo wordt granuliet niet langer benoemd als voorbeeld van een afvalstof. Er zal een
addendum worden toegevoegd aan het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 waarin
die wijzigingen worden toegelicht.
Afvalcriminaliteit
In het Dreigingsbeeld wordt in hoofdstuk 6 geconcludeerd dat anno 2021 afvalcriminaliteit
nog steeds een dreiging is en vele verschijningsvormen kent. Ook constateren de onderzoekers
dat er door de diverse schakels binnen de afvalketens en veelheid aan verschillende
spelers sprake is van een verhoogd risico. Tevens wordt in het rapport aangegeven
dat de afvalwetgeving als complex kan worden ervaren en, naarmate de transitie naar
de circulaire economie vordert, steeds meer raakvlakken krijgt met andere disciplines.
In het Dreigingsbeeld halen de onderzoekers aan dat dit in toenemende mate specifieke
kennis vergt bij afvalbedrijven én bij de toezichthoudende instanties.
Er is ook specifieke kennis nodig bij het bedrijfsleven en bevoegde gezagen.
De Rijksoverheid heeft een rol in het scheppen van duidelijkheid over wetgeving die
als lastig wordt ervaren. Er bestaat daarom al geruime tijd de mogelijkheid om via
de Helpdesk Afvalbeheer contact te leggen met experts bij Rijkswaterstaat over uiteenlopende
thema’s. Denk aan afvalwet- en regelgeving, het Landelijk Afvalbeheerplan, maar ook
vragen over producentenverantwoordelijkheid en grensoverschrijdend transport van afval
kunnen worden gesteld. Ook worden er door Rijkswaterstaat informatiebijeenkomsten
georganiseerd en/of is het Ministerie van IenW/RWS aanwezig op andere bijeenkomsten
om uitleg te geven over de relevante wet- en regelgeving.
We onderschrijven de conclusie in het rapport dat de prikkels voor crimineel gedrag
met schade voor mens en milieu kunnen bestaan en dat het bewust nalaten van gewenst
gedrag financieel aantrekkelijk kan zijn. Wel merken we tegelijkertijd op dat dit
niet geldt voor het overgrote deel van de gevallen en het bedrijfsleven.
In het Dreigingsbeeld wordt verder een aantal relevante aanbevelingen gedaan. Veel
van de aanbevelingen liggen op het gebied van het toezicht.
Hiervoor is de verantwoordelijkheid over het algemeen belegd bij de decentrale overheden
en/of ILT als bevoegd gezag.
Oliefraude
In algemene zin wordt in het Dreigingsbeeld een heldere uiteenzetting gegeven van
het soort overtredingen in de stookoliesector en de moeilijkheid om ze te constateren.
Het rapport onderstreept het belang van controle op het voldoen van bijgemengde stromen
aan de REACH-verordening. Toezichthouders in de stookoliesector moeten op dit terrein
adequate kennis bezitten. Volgens REACH mogen bij het maken van stookolie alleen stoffen
gebruikt worden die als geïdentificeerd gebruik hebben brandstof voor professionele
toepassing. Als een stof niet geregistreerd is onder REACH of om andere reden (onaanvaardbaar
milieurisico) als afvalstof aangemerkt moet worden, mag die niet worden bijgemengd.
Daartegen treedt de ILT handhavend op. In vergelijking met andere Europese landen
met een grote zeehaven- en brandstofsector loopt Nederland hierin voorop.20
Met name moet worden gewezen op de initiatieven om de scheepsbrandstoffen te verduurzamen.
Het kabinet zet zich zowel in EU- als IMO-verband in voor de transitie naar duurzamere
brandstoffen. De Kamer is hierover op 22 november 2021 geïnformeerd in de brief over
de kabinetsaanpak Klimaatbeleid Zeevaart21.
Gefluoreerde broeikasgassen
Hetgeen in het Dreigingsbeeld staat ten aanzien van de illegale handel in gefluoreerde
broeikasgassen wordt onderschreven. Als onderdeel van het klimaatbeleid wordt mondiaal,
Europees en nationaal ingezet op reductie van de emissie van de gefluoreerde broeikasgassen
met een hoog klimaatopwarmingspotentieel. In tegenstelling tot de inzet van fossiele
brandstoffen is er echter geen overzichtelijk beeld waar de emissies plaatsvinden.
De emissies vinden plaats bij lekkages in de hele keten, bij het bewust illegaal laten
ontsnappen en bij bepaalde nichetoepassingen waarvoor geen afvangtechnieken beschikbaar
zijn. Daarom richt het beleid zich, naast lekpreventie, op het reduceren van de hoeveelheid
gas (uitgedrukt in klimaatopwarmingsvermogen) dat op de markt mag worden gebracht.
Zolang de kosten van het omschakelen naar alternatieven nog hoger zijn, geeft dit
reductiestreven aanleiding voor illegale handel. De illegale handel zelf leidt niet
direct tot emissies, maar de kans is wel beduidend groter dat er in de keten van productie
en toepassing tot afdanking minder zorgvuldig met het gas wordt omgesprongen.
De huidige handhavingsinzet levert op zich goed werk, maar er zijn inderdaad verbeteringen
mogelijk om illegale handel en daarmee emissies verder terug te dringen.
Het kabinet streeft op de volgende wijze naar verbeteringen, in lijn met de aanbevelingen
uit het Dreigingsbeeld:
• In het voortraject van de herziening van de F-gassenverordening22 waarvoor de Europese Commissie op 5 april haar voorstel heeft gepubliceerd, heeft
het kabinet met input van ILT en Douane zich in Europees verband reeds hard gemaakt
voor aanpassingen van de regelgeving die effectievere handhaving mogelijk maken. Hiervoor
zijn ook concrete voorstellen gedaan. In de onderhandelingen over het voorstel blijft
het kabinet zich hiervoor inzetten. Het betreft dan vooral eenduidiger restricties,
maar ook het binnen de EU op gelijke wijze sanctioneren en beter omgaan met gegevens
over de illegale markt.
• Het kabinet heeft de handhavende instanties verzocht de illegale handel in F-gassen
met prioriteit op te pakken en is met de instanties in gesprek op welke wijze het
kabinet eraan kan bijdragen dat de instanties deze prioriteit goed kunnen invullen.
• De Douane en de ILT spannen zich, mede op verzoek van het beleidsverantwoordelijke
Ministerie van EZK, in om de onderlinge samenwerking nationaal en Europees voort te
zetten en te verbeteren.
• Het kabinet overweegt de strafmaat voor overtredingen op het terrein van illegale
handel in F-gassen te verhogen, om zo de sancties afschrikwekkender te maken. Daarbij
wordt rekening gehouden met wat de definitieve herziene verordening regelt ten aanzien
van Unie-brede vergelijkbaarheid van sancties.
Zeer Zorgwekkende Stoffen
Ten aanzien van chemische stoffen is de kern van het beleid het in beeld brengen,
voorkomen en beheersen van de mogelijke risico’s voor mens en milieu.
De informatie die dit oplevert over het gebruik en de risico’s van chemische stoffen,
inclusief ZZS en biociden, is zeker ook van belang voor de aanpak van eventuele criminaliteit
en fraude. Het bedrijfsleven heeft een belangrijke verantwoordelijkheid, zowel voor
het verstrekken van informatie over stoffen die geproduceerd en gebruikt worden als
ook voor het nemen van maatregelen gericht op het voorkomen of verkleinen van risico’s
van chemische stoffen. Deze verantwoordelijkheid is ook wettelijk verankerd in bijvoorbeeld
de REACH-verordening en de informatie- en minimalisatieplicht voor ZZS. Daarbij is
het, zolang ZZS nog gebruikt worden of vrijkomen in productieprocessen, van belang
zicht te hebben op deze stoffen in de gehele keten, wat nog relevanter wordt in het
kader van de Circulaire Economie omdat de stoffen steeds langer in omloop blijven.
Het zicht houden op stoffen kan verder worden verbeterd door het beter benutten van
de bestaande wet- en regelgeving en het gebruik van de daartoe ontwikkelde instrumenten.
Bijvoorbeeld de inventarisatie van emissies van ZZS, waar vijf jaar geleden een begin
mee is gemaakt door bevoegd gezagen. Die zullen terechtkomen in een database die onder
de Omgevingswet van kracht wordt. Voor nieuwe beleidsontwikkelingen wordt ingezet
op en aangesloten bij de EU, onder meer via de uitwerking en implementatie van de
Europese Chemicaliën Strategie.
Vuurwerkcriminaliteit
Het Dreigingsbeeld gaat in hoofdstuk 10 in op het thema vuurwerk, met name op steeds
zwaarder vuurwerk en steeds zwaardere vuurwerkcriminaliteit. Het Dreigingsbeeld benoemt
hierbij de nadelige gevolgen die (met name illegaal) vuurwerk kan hebben: milieuschade,
financiële schade, gezondheidsschade, maatschappelijke schade, geweld tegen hulpverleners,
en overlast. Ook geeft het Dreigingsbeeld een overzicht van de toenemende zwaarte
van vuurwerk en het illegaal gebruik van (zwaar) vuurwerk. We zijn het met de onderzoekers
eens dat illegaal (gebruik van) professioneel vuurwerk grote risico’s met zich meeneemt
is en er zo goed mogelijk ingezet moet worden op de opsporing en handhaving hiervan.
Dit is een taak van de politie en het Openbaar Ministerie, waarbij de ILT ondersteunend
is. Ieder jaar zetten zij stevig in op de opsporing van illegaal vuurwerk. Daarin
wordt ook internationaal samengewerkt.
De illegale handel in professioneel vuurwerk is ernstig ondermijnend. Deze handel
vindt plaats via een volledig illegaal circuit. Hierbij wordt gebruik gemaakt van
netwerken die ook ingezet worden voor andere vormen van criminaliteit. Het zware professionele
vuurwerk wordt vanuit het buitenland naar bunkers net over de grens in onder andere
Duitsland vervoerd. Vervolgens wordt dit zware massa explosieve vuurwerk op ondeugdelijke
wijze in strijd met veiligheidsvoorschriften vervoerd naar diverse opslagplekken in
Nederland. Het sluitstuk van deze illegale handel vindt plaats via (afgeschermde)
sociale media. Daardoor wordt deze illegale handel toegankelijk voor (jonge) burgers.
Het zware professionele vuurwerk wordt vervolgens opgeslagen in woonwijken. Dit zware
professionele vuurwerk, dat vaak massa explosief kan reageren, wordt vervolgens steeds
vaker ingezet bij ram- en plofkraken en bij rellen.
De afgelopen jaren heeft het Functioneel Parket samen met de politie sterk geïntensiveerd
op het tegengaan van de illegale handel in professioneel vuurwerk.
De aanpak bij de bron is de meest effectieve manier om de illegale handel in professioneel
vuurwerk een slag toe te brengen. Hiertoe worden al enkele jaren stappen gezet. Het
vuurwerk wordt voor het merendeel niet in Nederland geproduceerd. Het vuurwerk wordt
door Nederlandse verdachten uit het buitenland naar Nederland vervoerd. Doel van de
aanpak bij de bron is het vuurwerk tegen houden, daar waar het vuurwerk het illegale
circuit in gaat. Op het moment dat het vuurwerk Nederland niet in komt, kan het ook
geen overlast veroorzaken, ingezet worden bij kraken, aanslagen of gegooid worden
naar de politie en andere hulpverleners.
Tot slot is het in dit kader relevant om te vermelden dat door Nederland op internationaal,
en met name Europees, niveau aandacht wordt gevraagd voor de problematiek rondom het
illegaal gebruik van zwaar vuurwerk. Daarnaast wordt in Benelux-verband op initiatief
van Nederland gewerkt aan de invoering van de Pyro-pass: een bewijsstuk dat professionals moeten laten zien wanneer zij professioneel vuurwerk willen kopen. Daarmee wordt
de verkoop aan niet-professionele partijen tegen gegaan. Vanuit Nederland is de ambitie
de Pyro-pass ook in andere Europese landen uit te rollen. Dit is in lijn met de aanbeveling
om de wet- en regelgeving in Europa gelijk te trekken
Intensivering aanpak vuurwerkcriminaliteit
De politie verscherpt het offensief tegen vuurwerkexplosieven en blijft samen met
de ketenpartners inzetten op de aanpak van vuurwerkcriminaliteit. Zij ziet daarbij
de meeste effectiviteit in de aanpak zo dicht mogelijk bij de bron, aan het begin
van de keten van productie via handel tot gebruik, maar ook de preventieve kant (ontmoediging)
vraagt aandacht. Dat betekent veelal een aanpak gericht op het buitenland en zoveel
mogelijk in samenwerking met buitenlandse diensten en de consequenties (onder andere
strafblad) die gepaard gaan met het bezit van vuurwerkexplosieven blijven benadrukken.
Wildlife crime
Illegal wildlife trade wordt gezien als de vierde internationale illegale handel na
drugs, mensenhandel en namaakproducten gelet op financiële omvang.23 De impact is groot en zet de internationale biodiversiteit ernstig onder druk. Nederland
heeft als handelsland een grote verantwoordelijkheid in het bestrijden van de illegale
handel in beschermde soorten en producen daarvan.
In hoofdstuk 11 van het Dreigingsbeeld worden verschillende zaken aangekaart die zien
op de algemene noodzaak van de versterking van de strafrechtketen, zoals meer opsporingscapaciteit,
-prioriteit en kortere doorlooptijden strafrechtelijke trajecten. Ook in het kader
van de bestrijding van wildlife crime onderkennen we deze noodzaak.
Het Dreigingsbeeld geeft inzicht in een aantal actuele milieudreigingen en zet uiteen
hoe de diverse overheidspartners daarin samenwerken. Met betrekking tot de implementatie
en handhaving van het CITES-verdrag vindt onder coördinatie van het Ministerie van
LNV afstemming en overleg plaats met alle ketenpartners. Deze partners stellen in
het Landelijk Overleg CITES een interventiestrategie vast en benoemen gezamenlijke
speerpunten. Naast de inhoud is het cruciaal dat de middelen en capaciteit van alle
schakels in de keten goed op elkaar afgestemd worden en blijven. Langere termijn commitment
en specifieke oormerking van budgetten binnen de diverse organisaties is cruciaal
voor adequate wildlife crime bestrijding. Deze is kennisintensief en complex en vergt
naast nationale, ook Europese en internationale samenwerking.
Het Dreigingsbeeld spreekt verder over het verbeteren van (EU) wet- en regelgeving,
zodat minder gemakkelijk mazen in de wet gevonden kunnen worden. In het traject toewerkend
naar strengere EU ivoorregelgeving is dit besproken met de relevante handhavende instanties.
De strengere regelgeving, die sinds 19 januari 2022 van kracht is, is eenduidiger:
voor alle mogelijke overdrachten binnen de EU is nu altijd een EU-certificaat vereist,
zonder staffels of uitzonderingen. De strengere regelgeving en de herziene EU-richtsnoeren
zijn opgenomen in de «beleidsregel certificaten EU-handel, invoer en wederuitvoer
olifantenivoor», die op 22 april 2022 is gepubliceerd.
Verder wordt er samen met de handhavingspartners gewerkt aan de evaluatie en herziening
van het EU Action Plan against wildlife trafficking. Niet alleen wordt er ingezet
op heldere doelstellingen en beter monitoring van het plan, maar ook inhoudelijk op
onder meer de aanpak van illegale online handel, EU handhavingsprioritering en -acties,
meer delen van kennis en handhavingstools en intensievere samenwerking met bijvoorbeeld
Europol en tussen de douaneautoriteiten. In 2022 wordt een nieuw EU-plan vastgesteld.
Ter versterking van de Europese en internationale samenwerking financiert LNV diverse
initiatieven voor de aanpak van illegal wildlife trade. Voorbeelden zijn de financiering
van de handhavingsdatabase EU-TWIX en in het kader van CITES onderzoek naar de legale
en illegale handel in grote katachtigen (CITES Big Cat Task Force).
Zoals aan uw Kamer is meegedeeld in de brief van 25 maart jl. wordt er naast handhaving
blijvend ingezet op het verhogen van de bewustwording van de CITES-regelgeving. Dit
is een doorlopend speerpunt. Naast de bewustwording van de regels is het goed om –
in lijn met de signalen vanuit het Dreigingsbeeld en samen met de handhavingspartners
– de bewustwording van de impact van illegale handel in beschermde soorten op de internationale
biodiversiteit verder te vergroten. Het is belangrijk dat het grotere plaatje bekend
wordt. Niet alleen ten behoeve van het eigen handelen, maar bijvoorbeeld ook voor
het plaatsen van een overtreding in de context van bedreigde soorten en internationale
biodiversiteit.
Tot slot
Zoals uw Kamer kan lezen is er op de verschillende thema's veel gebeurd sinds de publicatie
van het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021. Elk departement zet zich ten volste
in op de thema's die op haar terrein liggen. En zij blijven dit doen.
Er kan immers nog steeds veel verbeterd worden in de aanpak van milieucriminaliteit.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat