Brief regering : Diverse onderwerpen op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming
25 422 Opwerking van radioactief materiaal
Nr. 284
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2022
In eerdere correspondentie met uw Kamer is toegezegd regelmatig informatie te geven
over verschillende onderwerpen op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming
(o.a. Kamerstuk 25 422, nrs. 281, 277 en 271). Met deze brief geef ik hier invulling aan.
In verband met de passages over financiële zekerheidsstelling wordt de brief mede
namens de Minister van Financiën verstuurd.
Verdrag van Aarhus
Hieronder staan de belangrijkste ontwikkelingen sinds de brief van 14 december 20211 aan uw Kamer over de zaak naar aanleiding van een klacht van Greenpeace bij het Nalevingscomité
van het Verdrag van Aarhus (hierna: ACCC) vanwege de verlenging van de ontwerpbedrijfsduur
van de kerncentrale Borssele tot 2034. Het Verdrag van Aarhus regelt onder andere
de inspraak en informatievoorziening bij besluiten met gevolgen voor het milieu. Naar
aanleiding van bevindingen van het ACCC in deze zaak is eerder besloten tot aanpassing
van artikel 17, lid 4, van de Kernenergiewet, waardoor bij een wijziging van de ontwerpbedrijfsduur
van een nucleaire inrichting verruiming van de inspraak plaatsvindt. Deze wetswijziging
is op 16 februari 2022 van kracht geworden.
In oktober 2021 heeft de Meeting of the Parties (hierna: MoP) van het Verdrag van
Aarhus echter besloten dat verdergaande wijzigingen van de regelgeving nodig zijn
in relatie tot artikel 6, lid 10, van het Verdrag. Er zijn onduidelijkheden gerezen
over de interpretatie van dit verdragsartikel. Om meer helderheid te krijgen over
wat deze interpretatie inhoudt en wat dit betekent voor de uitvoering, zijn door Nederland
schriftelijke vragen gesteld aan het ACCC. Nederland heeft het voornemen om het Besluit
kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen aan te passen voor wat betreft de informatie-eisen
bij wijziging van vergunningsvoorschriften en -beperkingen, maar vanwege de eerdergenoemde
interpretatie is meer duidelijkheid nodig voor welke gevallen deze wijziging moet
gelden.
Het ACCC verlangt voor de diverse nalevingszaken die door de MoP zijn bevestigd dat
de betreffende landen in een Plan of Action aangeven welke stappen zullen worden genomen om aan de verdragsverplichtingen te
gaan voldoen. Over een Nederlands concept Plan of Action is een internetconsultatie gehouden. Een Engelstalige versie waarin de ingebrachte
reacties meegewogen zijn, zal uiterlijk 1 juli 2022 aan het ACCC worden gezonden.
Begin september 2021 hebben enkele NGO’s (Stichting Greenpeace Nederland, WISE en
LAKA) gezamenlijk een nieuwe klacht over Nederland ingediend bij het ACCC over de
in 2016 en 2018 verleende vergunningswijzigingen van de kerncentrale Borssele. Deze
klacht is in oktober 2021 ontvankelijk verklaard. De nieuwe klacht borduurt voort
op de bevindingen van het ACCC in de zaak ACCC/C/2014/104. Op 13 mei jl. is door Nederland
een reactie op deze nieuwe klacht verzonden aan het ACCC. Hierin vraagt Nederland
in de eerste plaats om uitstel van behandeling in deze zaak totdat voldoende duidelijkheid
is verkregen in zaak ACCC/C/2014/104. Ten tweede geeft Nederland in haar reactie,
met redenen omkleed, aan het niet eens te zijn met de inhoud van de klacht. Uiteindelijk
kan deze zaak ook tot aanbevelingen van het ACCC leiden en een besluit van de MoP
daarover.
Opwerkingsafval
Validatie rekenmethode voor de vergelijking van pakketten van opwerkingsafval door
NRG
Op 21 maart 2022 heeft uw Kamer een voorstel ontvangen voor een Toetsingskader Opwerkingsafval2. In dat Toetsingskader is toegezegd de rekenmethode voor de vergelijking van pakketten
van opwerkingsafval te laten valideren door een deskundig instituut.
Hierbij bied ik u het rapport aan van de Nuclear Research and Consultancy Group (NRG)
over de validatie van de rekenmethode voor de gelijkwaardigheid van pakketten van
opwerkingsafval. In deze studie beschouwt NRG het ruilen van twee soorten opwerkingsafval:
hoogradioactief, warmteproducerend verglaasd afval (afgekort als CSD-V), en middelradioactief3, gecompacteerd metallisch afval (afgekort als CSD-C). Dit zijn de meest voorkomende
soorten van opwerkingsafval en beide soorten afval zijn reeds bij COVRA in opslag.
Het beschouwen van andere soorten afval is ook mogelijk met de rekenmethode.
Het rapport van NRG presenteert berekeningen voor periodes tot 100.000 jaar en tot
1 miljoen jaar. Bij een periode tot 100.000 jaar blijkt 1 vat CSD-V gelijkwaardig
te zijn aan 52 vaten CSD-C. Voor een periode tot 1 miljoen jaar wordt de verhouding
1 vat CSD-V voor 79 vaten CSD-C. Het rekenen met een periode van 100.000 jaar is conform
de internationale consensus, maar het hanteren van een langere periode, in dit geval
1 miljoen jaar, is volgens NRG ook aanvaardbaar, omdat voor een veiligheidsstudie
(safety case) voor de eindberging ook voor een periode van 1 miljoen jaar wordt berekend.
Volgens NRG is de rekenmethode geschikt om de pakketten met opwerkingsafval te vergelijken.
De parameters die worden gebruikt4 voldoen aan de internationale richtlijnen van het ICRP5.
NRG noemt een aantal kritiekpunten. De rekenmethode gaat ervanuit dat de barrières
van de eindberging ineens geheel wegvallen en dat mensen de radioactieve stoffen via
het drinkwater consumeren. NRG vindt dit uitgangspunt niet realistisch. Een tweede
kritiekpunt is dat de methode geen rekening houdt met de periode van bovengrondse
opslag. Ten aanzien van deze punten merk ik het volgende op. Doordat de methode uitgaat
van het maximaal vrijkomen en geconsumeerd worden van de radioactieve stoffen, is
de methode zeer conservatief te noemen. Dit is vanzelfsprekend een positief punt.
Wat betreft de bovengrondse periode: Onder alle omstandigheden moet COVRA voldoen
aan haar vergunning onder de Kernenergiewet. Daarnaast moet COVRA ook voor haar medewerkers
aan het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming voldoen. Dit is onafhankelijk
van de inventaris van het afval. Deze bezwaren worden door de rekenmethode zelf en
door vigerende regelgeving voldoende geborgd.
Verder noemt NRG aanvullende criteria om mee te nemen bij de acceptatie dan wel afwijzing
van afvalpakketten. Deze criteria zijn gerelateerd aan het ontwerp van de eindberging
en zijn al gedekt door de voorwaarden van het Toetsingskader. In een volgende safety
case voor de eindberging kunnen zaken die door NRG zijn aangedragen verder worden
onderzocht. Dit zou ook voordelen kunnen opleveren zonder dat er sprake is van ruil
van afval.
Uitkomst publieke consultatie Toetsingskader Opwerkingsafval
Tussen 21 maart en 18 april 2022 is een internetconsultatie gehouden over het Toetsingskader.
Daarop zijn twee reacties gekomen. Naar aanleiding van de reacties is een tekstuele
verduidelijking in het Toetsingskader opgenomen. De aangepaste versie is als bijlage
bij deze brief gevoegd. Ik verwijs voor inhoudelijke informatie over de internetconsultatie,
de reacties en het antwoord van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op
deze reacties, naar de betreffende webpagina6.
Conclusies ten aanzien van het Toetsingskader Opwerkingsafval
Ik beschouw de rekenmethode (ook ITP-methode genoemd) als voldoende robuust om er
afvalpakketten mee met elkaar te kunnen vergelijken. Ik volg de internationale consensus
dat er met een periode van 100.000 jaar wordt gerekend. Deze werkwijze is bovendien
in lijn met het uitgangspunt van minimalisatie van afval.
Het Toetsingskader, in de versie die bij deze brief wordt meegestuurd, zal vanaf 1 januari
2023 worden toegepast. Bij het toepassen van het Toetsingskader zal de ITP-methode
worden gebruikt om afspraken te maken over een eventuele ruil.
Financiële zekerheidsstelling
De vergunninghouders van kernreactoren zijn op grond van de Kernenergiewet (Kew, art,
15f) wettelijk verplicht tot het stellen van financiële zekerheid voor de dekking
van de kosten van de buitengebruikstelling en ontmanteling van kernreactoren. Deze
financiële zekerheidsstelling moet iedere vijf jaar worden geactualiseerd. De Minister
van Financiën en ik beoordelen op grond van de Kernenergiewet de wijze waarop deze
financiële zekerheid wordt gesteld. In het kader van de actualisering zijn de aanvragen
voor de goedkeuring voor zekerheid voor een nieuwe periode van vijf jaar ontvangen
van de Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) voor de Hoge Flux Reactor in Petten
en van de TU Delft voor de Hoger Onderwijs Reactor (HOR) van de TU Delft. De Minister
van Financiën en ik hebben deze beiden goedgekeurd.
Hoge Flux Reactor (HFR)
De HFR is eigendom van de Europese Commissie/JRC (EC). Zij heeft zich per brief garant
gesteld de ontmantelingskosten te dekken uit haar «JRC Decommissioning and waste management
program» (D&WMP).
Daarnaast is in de EU-verordening 2021/100 aangegeven dat de Commissie verantwoordelijk
is voor de kosten van de ontmanteling van haar vier onderzoeksreactoren (waaronder
de HFR), en dat ontmanteling conform nationale wetgeving wordt uitgevoerd. De Commissie
heeft hiervoor ook middelen gereserveerd in haar lopende begroting.
Hoger Onderwijs Rector (HOR)
De TU Delft heeft financiële zekerheid gesteld voor de kosten van buiten gebruik stelling
en ontmanteling van de HOR door het vestigen van een recht van hypotheek op enkele
van haar panden.
Kennisinfrastructuur
Eerder is uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd over de activiteiten van
de interdepartementale werkgroep die zich buigt over het in stand houden van een adequate
kennisbasis en bijbehorende kennisinfrastructuur ten aanzien van nucleaire technologie en stralingsbescherming.
De werkgroep is gestart met een verdiepende verkenning van de zorgen over dreigende schaarste
aan nucleaire experts. Hiervoor heeft de werkgroep het adviesbureau Berenschot opdracht
gegeven om, op basis van gesprekken met de partijen die in de nucleaire sector actief
zijn, een eerste inschatting te maken van de huidige en toekomstige behoefte aan nucleaire
kenniswerkers. Hierbij is uitgegaan van een aantal mogelijke nieuwe initiatieven in
deze sector. Het rapport, dat als bijlage bij deze brief is gevoegd, is daar het resultaat
van. Duidelijk is dat het beperkte aantal nucleaire experts die de Nederlandse onderwijsinstellingen
afleveren in zijn geheel niet overeenkomt met de huidige en toekomstige behoefte aan
nucleair experts van de Nederlandse nucleaire sector. Verder laat het rapport zien
welke kwetsbaarheden de geïnterviewde partijen verwachten en hoe ze daarmee omgaan.
Dit rapport vormt de basis voor het verder verkennen en beoordelen van verschillende
oplossingsrichtingen voor het versterken van de kennisbasis. Daar zijn ook andere
ministeries actief bij betrokken. Ik zal uw Kamer bij de reguliere verzamelbrieven
informeren over de voortgang.
Rapportage ongewone gebeurtenissen
Ieder jaar stelt de ANVS een rapportage ongewone gebeurtenissen nucleaire installaties
op. De rapportage over 2021 is als bijlage aan deze brief toegevoegd. Deze rapportage
bevat het overzicht van de in 2021 aan de ANVS gemelde ongewone gebeurtenissen per
installatie, het verloop van het aantal ongewone gebeurtenissen in de afgelopen 10 jaar,
een evaluatie en een conclusie.
De Nederlandse nucleaire installaties hebben in 2021 in totaal 18 meldplichtige ongewone
gebeurtenissen aan de ANVS gemeld. De gebeurtenissen zijn door de ANVS ingeschaald
conform de internationale INES-schaal. Deze schaal kent zeven niveaus (van 1 (afwijking)
tot en met 7 (zeer ernstig ongeval)). Daarnaast wordt in de praktijk aan de onderkant
van de schaal nog een extra niveau toegevoegd: INES 0.
In deze rapportage is één gebeurtenis ingeschaald als INES 1: een afwijking. Voor
één gebeurtenis is de INES-inschaling nog niet bekend, omdat het onderzoek nog loopt.
De overige gemelde gebeurtenissen zijn geclassificeerd als kleine afwijkingen zonder
veiligheidsconsequenties: INES-niveau 0. In geen van de gebeurtenissen zijn er gevolgen
voor de bevolking of het milieu geweest.
De ANVS concludeert dat de afhandeling van de in 2021 gemelde ongewone gebeurtenissen
door de nucleaire installaties in voldoende mate is opgepakt. Dit doet zij op basis
van de informatie verkregen uit de meldingen, rapportages en de uitgevoerde inspecties.
Het is zichtbaar dat alle nucleaire installaties hier aandacht aan besteden en zo
invulling geven aan het principe van continu verbeteren.
De ANVS publiceert de gemelde gebeurtenissen op een tijdlijn per installatie op haar
website. De tijdlijn is te zien via www.ongewonegebeurtenissen.nl. Wanneer er relevante nieuwe informatie over een gebeurtenis bekend is, wordt deze
informatie geactualiseerd. Via de website wordt ook doorgelinkt naar informatieportalen
waar onze buurlanden informatie delen over gebeurtenissen in nucleaire installaties.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat