Brief regering : Passende zorg voor jeugdigen die bescherming en veiligheid nodig hebben
31 839 Jeugdzorg
Nr. 871 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2022
De Tweede Kamer heeft unaniem aan de regering gevraagd te komen met een plan om te
stoppen met gesloten jeugdhulp.1 De afgelopen maanden heb ik veelvuldig gesproken met jeugdigen en hun ouders die
met de gesloten jeugdhulp te maken hebben gehad. Ook heb ik verschillende instellingen
bezocht en gesproken met professionals, wetenschappers, bestuurders en andere betrokkenen.
Uit deze gesprekken komen verschillende beelden naar voren en dit plaatst mij voor
een stevig dilemma over welke kant we op moeten gaan. Enerzijds zijn er jeugdigen
die erop aandringen dat we helemaal stoppen met gesloten jeugdhulp. Zij hebben de
huidige gesloten jeugdhulp als te repressief, onveilig en weinig liefdevol ervaren.
Gesloten jeugdhulp vindt veelal plaats in grootschalige, vaak in buitengebieden gelegen,
gesloten jeugdhulpinstellingen. Dit draagt eraan bij dat het leefklimaat in deze instellingen
onvoldoende thuisgevoel geeft. Daarnaast ervaart een deel van de jeugdigen een onveilige
sfeer.2 Ook worden jeugdigen op dit moment nog te vaak in de gesloten jeugdhulp geplaatst,
omdat er een gebrek is aan een beter alternatief. Tot slot kunnen jeugdigen niet altijd
doorstromen naar een passende vervolgplek als de behandeling in de gesloten jeugdhulp
is afgerond. Al met al vinden zij dat ze (ernstig) nadeel van hun gesloten plaatsing
hebben ondervonden.
Anderzijds heb ik jeugdigen en ouders gesproken die wel baat hebben gehad bij hun
verblijf in de gesloten jeugdhulp. Zij gaven aan dan voor hen of hun kinderen vrijheidsbeperkende
maatregelen soms tijdelijk noodzakelijk waren, zoals bij ernstig agressief gedrag
of wegloopgedrag naar een onveilige omgeving, bijvoorbeeld naar loverboys. Verblijf
in een gesloten jeugdhulpinstelling bood in die situaties de benodigde bescherming
en veiligheid.
Er is wel al een positieve ontwikkeling gaande: het lukt steeds beter het aantal plaatsingen
in de gesloten jeugdhulp terug te dringen; er komen meer kleinschalige voorzieningen
en het aantal separaties daalt. Gemeenten, aanbieders en professionals hebben zich
hier de afgelopen jaren voor ingezet. Ik zie dat deze inzet zijn vruchten afwerpt.
Ik heb gezien met welke toewijding professionals het goede willen doen voor jeugdigen.
Deze ontwikkeling wil ik verder doorzetten.
Mijn ambitie is dat jeugdigen met complexe en meervoudige problemen die veiligheid
en bescherming nodig hebben de best passende zorg krijgen, inclusief onderwijs. Op
basis van het hierboven geschetste dilemma ga ik langs twee sporen het huidige systeem
wijzigen:
• Het eerste spoor voorziet in de afbouw van de grootschalige, vaak in buitengebieden
gelegen, gesloten jeugdhulpinstellingen en de ombouw naar kleinschalige voorzieningen
die veiligheid en bescherming bieden.
• Het tweede spoor heeft als eindstation nul gesloten plaatsingen. Dat is een lang traject.
Ik wil dat we in 2030 zo dicht mogelijk bij dat eindstation gekomen zijn.
We kiezen dus voor een stapsgewijze aanpak om uiteindelijk bij nul gesloten plaatsingen
te komen. We gaan van grootschalig naar kleinschalig en ontwikkelen vanuit daar de
af- en ombouw verder door.
Deze sporen wil ik samen met ervaringsdeskundigen, professionals, gemeentelijke en
zorgbestuurders, de onderwijssector, wetenschappers en andere betrokkenen vormgeven.
Hoe we dat willen doen, staat in deze brief.
In mijn eerdere brief van 13 mei 2022 over de visie op het jeugdzorgstelsel en noodzakelijke
hervormingen heb ik aangegeven dat ik me wil inzetten voor de meest kwetsbare jeugd3. Deze brief richt zich op de meest kwetsbare jeugd die bescherming en veiligheid
nodig heeft en past binnen de brede ontwikkeling van de Hervormingsagenda, waarbij
onder meer wordt beoogd om de residentiele zorg verder terug te dringen.
Hieronder staat de kern van deze brief, gevolgd door de uitwerking in een visie, een
analyse van de huidige situatie, de doelstellingen, acties en randvoorwaarden, en
de governance om onze ambities gezamenlijk waar te maken.
Kern van deze brief:
• Rijk, gemeenten en aanbieders zetten zich in voor de liefdevolle en menswaardige zorg
die jeugdigen met complexe en meervoudige problemen nodig hebben in een beschermende
en veilige omgeving, liefst thuis of in een zo thuis mogelijke omgeving zoals een
pleeggezin of een gezinshuis. Als dat niet kan, dan vindt het plaats in een kleinschalige
voorziening.
• Alle gesloten jeugdhulpinstellingen gaan kleinschalig werken. De zorg gaat steeds
minder en uiteindelijk helemaal niet meer gepaard met plaatsingen in gesloten accommodaties.
• Vrijheidsbeperkende maatregelen die nodig zijn, vinden uitsluitend plaats op basis
van het «nee, tenzij» principe. De wetgeving ga ik daarop aanpassen. Bij uw Kamer
ligt momenteel al een wetsvoorstel waarmee de rechtsbescherming van jeugdigen in gesloten
setting stevig wordt verbeterd. Er komen ook veldnormen voor de toepassing van vrijheidsbeperkende
maatregelen.
• Er komt een verbeterd kwaliteitskader voor de zorg aan deze jeugdigen. De kenmerken
van kleinschalige voorzieningen worden daarnaast via een lerende structuur nader uitgewerkt.
• Deze jeugdigen krijgen onderwijs op de eigen school of nabij de kleinschalige voorziening
waar zij tijdelijk verblijven.
• Rijk en gemeenten maken afspraken over de financiële gevolgen, als onderdeel van de
Hervormingsagenda.
• Sluiting van huidige gesloten accommodaties is een onvermijdelijk gevolg van de uitvoering
van deze brief. Het uitgangspunt daarbij is continuïteit van zorg.
VISIE – NUL JEUGDIGEN GESLOTEN GEPLAATST
Jeugdigen met complexe of meervoudige problemen die specialistische hulp nodig hebben,
krijgen de liefdevolle en menswaardige zorg die zij nodig hebben in een veilige en
beschermende omgeving, waarbij het leren omgaan met problemen en wonen op een vaste
plek uitgangspunten zijn. Rijk, gemeenten en aanbieders zetten zich daar voor in.
Het bieden van passende zorg gebeurt dus zoveel mogelijk in de thuissituatie, maar
als dat niet kan wordt op basis van een gedegen verklarende analyse gekeken naar een
passende plek waar een jeugdige tijdelijk, maar zo lang als nodig, kan verblijven.
Dit kan ook zijn in een kleinschalige voorziening: zo huiselijk mogelijk en zo veel
mogelijk ingebed in de maatschappij, zodat de jeugdige zoveel mogelijk deel kan blijven
nemen aan het gewone leven. Dat vraagt van alle betrokkenen het omgaan met risico’s
voor de jeugdige en met de mogelijke gevolgen voor de omgeving waar een kleinschalige
voorziening gevestigd wordt.
De kenmerken van kleinschalige voorzieningen, waaraan door onder andere het Consortium
Kleinschaligheid en het Nederlands Jeugdinstituut gewerkt is, krijgen de komende periode
verder vorm. Dit gebeurt via het vijfjarige programma «Leren en ontwikkelen van kleinschaligheid
in de residentiële jeugdhulp», waar ik verderop in deze brief nader op in ga.
Voor alle duidelijkheid, het gaat erom dat de jeugdige de best passende zorg krijgt.
Dat houdt in dat, als dat nodig is, een uithuisplaatsing ook meteen een plaatsing
in deze kleinschalige voorziening kan zijn. Dat sluit aan bij het principe van matched
care, dat uitgaat van de juiste inzet van jeugdzorg en jeugdzorgprofessional bij de
start van de behandeling, en voorkomt onnodige overplaatsingen. Dat laatste vereist
ook dat als een meer gespecialiseerde behandeling nodig is, alleen bij uitzondering
overplaatsing volgt.
In deze visie past dat we stoppen met gesloten jeugdhulp. Het streven is in 2030 nul
jeugdigen gesloten te hoeven plaatsen. Daarmee gaan we door met een ontwikkeling die
nu al plaatsvindt: de afgelopen jaren is het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp
sterk gedaald.
Tegelijk kunnen in sommige situaties vrijheidsbeperkende maatregelen soms tijdelijk
noodzakelijk zijn, zoals bij ernstig agressief gedrag of wegloopgedrag naar een onveilige
omgeving. Om een drempel op te werpen zulke ingrijpende maatregelen te nemen, willen
we in de jeugdhulp – net als in de ggz en zoals geldt voor de zorg voor jeugdigen
met een verstandelijke beperking – het «nee, tenzij» principe bij de toepassing van
vrijheidsbeperkende maatregelen het uitgangspunt laten zijn. Dat wil zeggen dat vrijheidsbeperkende
maatregelen niet worden toegepast, tenzij:
– er voor de jeugdige geen minder bezwarende alternatieven zijn;
– de maatregel evenredig is; en
– redelijkerwijs te verwachten is dat de maatregel effectief is.
Om te verkennen wat mogelijk is om het aantal gesloten opnames verder terug te dringen,
heb ik een adviesaanvraag aan de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
(RSJ) aangekondigd over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in een open
setting.4
ANALYSE
Gesloten jeugdhulp is, zoals beschreven in de Jeugdwet, bedoeld voor jeugdigen:
– met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen;
– die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
– en voor wie opname en verblijf noodzakelijk is om te voorkomen dat de jeugdige zich
aan de noodzakelijke jeugdhulp onttrekt.
Dat gebeurt op basis van de rechtelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Tot 2008 werd
deze machtiging uitgevoerd in een justitiële jeugdinrichting. De maatschappelijke
en politieke onvrede daarover leidde tot een wetswijziging waardoor de machtiging
alleen nog maar uitgevoerd mocht worden in aparte instellingen voor gesloten jeugdhulp.
Sinds 2008 zijn er aparte instellingen gekomen voor gesloten jeugdhulp.
Het overheersende beeld is dat de gesloten jeugdhulp niet is geworden wat bij de start
in 2008 verwacht werd. Dat heeft te maken met het verblijf zelf, maar ook met hoe
jeugdigen in de gesloten jeugdhulp terecht komen. Veel jeugdigen zijn kritisch over
hun verblijf en vinden dat het hen geen goed heeft gedaan. Ondanks de scheiding die
is aangebracht in het verblijf van strafrechtelijk en civiel geplaatste jeugdigen,
ervaren veel jeugdigen het leefklimaat als repressief en onveilig. Dat heeft voor
die jeugdigen traumatiserend gewerkt.5 Plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp is in veel gevallen geen keuze
voor gesloten jeugdhulp, maar vaker een keuze bij gebrek aan andere, meer passende
alternatieven.6 Aan een plaatsing ligt vaak onvoldoende diagnostiek in het voortraject ten grondslag
gedurende een lange periode; een omissie die de gesloten jeugdinstelling niet altijd
goed maakt. Ook vindt niet altijd adequate behandeling plaats. Jeugdigen die verblijven
in de gesloten jeugdhulp hebben uiteraard recht op passend onderwijs. Dat lukt niet
altijd. Tot slot is er onvoldoende aandacht voor onderliggende patronen in de samenleving
en de zorg die uiteindelijk het «afglijden» van kinderen en gezinnen kunnen voorkomen.
Deze knelpunten waren in 2019 aanleiding voor de instellingen voor het plan «De best
passende zorg voor kwetsbare jongeren».7 De uitvoering van dat plan kreeg vorm in de beweging StroomOp, een netwerk van jeugdhulp-
en onderwijsprofessionals, en heeft de afgelopen jaren geleid tot substantiële verbeteringen.8 Mede door de inzet van gemeenten, aanbieders en professionals is het aantal gesloten
plaatsingen in 2021 ten opzichte van 2017 afgenomen met 39%.9 Het aantal overplaatsingen binnen de gesloten jeugdhulp is ook verminderd. Met het
project «Ik laat je niet alleen» is tevens het aantal separaties gedaald.10 Daarnaast is het gebruik van de voorwaardelijke machtiging, waarmee (her)plaatsing
in de gesloten jeugdhulp voorkomen kan worden, toegenomen. Vooral in Zuid-Nederland
zijn daar goede ervaringen mee opgedaan. Het aantal kleinschalige voorzieningen is
toegenomen.11
Op 13 oktober 2021 is het wetsvoorstel rechtspositie gesloten jeugdhulp ingediend.
Doelen daarvan zijn het versterken van de rechtspositie van jeugdigen en het beperken
van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het legt rechten vast voor
jeugdigen, bevat beschermende en verzorgende voorzieningen voor de jeugdigen en beschrijft
nauwkeurig onder welke omstandigheden rechten van jeugdigen kunnen worden beperkt.
Ik stuur de nota naar aanleiding van het verslag na de zomer naar uw Kamer.
DOELSTELLINGEN, ACTIES EN RANDVOORWAARDEN
Om gesloten jeugdhulp verder terug te brengen, zet ik mij met de sector in voor de
best passende zorg, inclusief onderwijs, voor jeugdigen met complexe en meervoudige
problemen, waaronder ernstige gedragsproblemen, die veiligheid en bescherming nodig
hebben. Dat wil zeggen liefdevol, zo veel mogelijk ingebed in de maatschappij, zoveel
mogelijk vormgegeven binnen de kaders van het normale leven, gericht op het hebben
van een menswaardig bestaan, op het in stand houden van de autonomie van jeugdigen
zelf, en op passende zorg die de jeugdige centraal stelt. Om dat te realiseren, volg
ik de twee hierboven geschetste sporen.
Er wordt dit jaar nog een uitvoeringsplan opgesteld dat toeziet op de afbouw en de
ombouw van gesloten jeugdhulp. Daarbij hanteren we onderstaande doelstellingen en
acties.
Kleinschalige voorzieningen in de eigen regio, wat jeugdigen die daar verblijven een
«meer thuis gevoel» geeft
Na een uithuisplaatsing verblijft een jeugdige – ook als dit op kortere termijn nog
in een gesloten setting is – in de eigen regio. Daarom versterk ik de ontwikkeling
van kleinschalige voorzieningen. In 2020 heeft het Ministerie van VWS via de Specifieke
Uitkering Vastgoedtransitie Gesloten Jeugdhulp € 33,5 mln. verstrekt aan de 11 coördinerende
gemeenten gesloten jeugdhulp. Dat ging gepaard met de voorwaarde dat voor de besteding
een bovenregionaal plan opgesteld moest worden. Daaraan hebben alle gemeenten inmiddels
in samenwerking met de betrokken aanbieder(s) voldaan. De komende jaren voeren deze
11 gemeenten hun bovenregionale plannen uit, waarbij ook rekening gehouden wordt met
actuele ontwikkelingen. Bij de uitvoering van hun bovenregionale plannen kunnen gemeenten
en aanbieders gebruik maken van de Handreiking afbouw en sluiting residentiële jeugdhulp.12 Deze handreiking vraagt onder andere aandacht voor het betrekken van jeugdigen.
Het uitgangspunt is dat jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp regionaal
geplaatst worden in een kleinschalige voorziening. De huidige praktijk is dat dat
niet altijd gebeurt13. We hebben bestuurlijk afgesproken om te onderzoeken of er behoefte is aan een specialistisch
alternatief naast de regionaal werkende kleinschalige voorzieningen. Voor alle duidelijkheid:
het gaat daarbij niet om het behoud op voorhand van huidige specialismen. De basis
voor de behoeftebepaling is de zorgvraag van jeugdigen en ouders, die erg divers kan
zijn. Dit vraagt om een systemisch perspectief, waarbij niet alleen gekeken wordt
naar huidige instellingen voor gesloten jeugdhulp, maar ook naar de samenwerking met
andere specialismen, zoals de GGZ en zorg en veiligheid. Bij het onderzoek wordt ook
het gedachtegoed van Het Vergeten Kind betrokken over orthopsychiatrische centra waar
jeugdigen tijdelijk opgenomen kunnen worden. Op basis van de uitkomsten van dit behoefteonderzoek
nemen we in het najaar het besluit of dit specialistisch aanbod er komt en of dat
aanbod door een of meer van de huidige instellingen verzorgd kan worden.
Kwalitatief betere zorg en leren en ontwikkelen van kleinschaligheid
Jeugdigen ontvangen kwalitatief goede en liefdevolle zorg. Dit krijgt invulling in
een aangepast kwaliteitskader voor jeugdigen met complexe problemen waaraan aanbieders
moeten voldoen. Dit komt werkende, waarbij geleerd kan worden van de ervaringen die
worden opgedaan, tot stand. Het kader omvat uiteindelijk niet alleen kleinschalige
residentiële jeugdhulp, maar ook ambulante specialistische jeugdhulp. De totstandkoming
van het kader vraagt een versterking van de relatie tussen wetenschap, de praktijk
en de opgedane ervaringen van jeugdigen. Deze actie wordt geïntegreerd in de aanpak
van kwaliteit in de Hervormingsagenda.
Om te bevorderen dat dit kwaliteitskader op deze wijze tot stand komt, subsidieert
VWS het vijfjarige programma «Leren en ontwikkelen van kleinschaligheid in de residentiële
jeugdhulp.» De samenwerking tussen praktijk, wetenschap, en ervaringen van jeugdigen
en ouders vormt hiervoor de basis. Beoogde resultaten zijn continue monitoring van
het aanbod van zorg en onderwijs, met aandacht voor variëteit en capaciteit om zicht
te krijgen op de kwaliteit en effectiviteit van kleinschaligheid; een stappenplan
voor de ontwikkeling van en ombouw naar kleinschaligheid ter voorkoming of verkorting
van verblijf in gesloten jeugdhulp; inzicht in voor welke jeugdigen een kleinschalige
voorziening onder welke voorwaarden geschikt en mogelijk is; en een leeromgeving waarin
voortdurende analyses van actuele zorg helpen patronen te ontdekken waar weer verbetering
op ontwikkeld kan worden. Analyses en verbetering (de ontwikkeling van nieuwe producten,
scholing, en supervisie) worden gefaciliteerd. Dit wordt gedaan in samenhang met expertteams,
bovenregionale expertisenetwerken en de daarbij passende landelijke functie kennis
en leren. Het doel is dat alle gesloten jeugdhulpinstellingen per 1 januari 2025 kleinschalig
werken.
Voor de bredere ontwikkeling van het terugdringen van residentiele jeugdhulp, kan
het onderzoek «Ketenbreed leren» inzichten geven. Dit onderzoek laat zien wat we kunnen
leren van kinderen en gezinnen «aan het einde van de jeugdzorgketen».
Voor de beoogde transformatie is daarnaast de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd
personeel essentieel. Voor deze groep meest kwetsbare jeugdigen is een stabiel en
ervaren team van professionals cruciaal om goede zorg te leveren. De krappe arbeidsmarkt
is en blijft ook de komende periode een van de grootste uitdagingen in de jeugdhulp.
Het is een complex vraagstuk dat niet op korte termijn is opgelost. De Ministeries
van VWS en JenV werken samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), jeugdhulpaanbieders,
beroepsverenigingen en de vakbonden aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van
het werken in de jeugdhulp voor potentiële jeugdhulpmedewerkers, het aan het aanpakken
van arbeidsmarktknelpunten, het behoud van personeel en het aantrekken van nieuw personeel.
De verwachting is dat het werken in de residentiële jeugdhulp aantrekkelijker wordt
als er meer kleinschalige voorzieningen komen. Het zorgen voor een goed werkklimaat
verdient daarbij bijzondere aandacht.
Onderwijs passend bij de jeugdige
Ontwikkelingen binnen de jeugdzorg hebben effect op het onderwijs. Het is immers belangrijk
dat ook jeugdigen in de jeugdzorg zich zo goed als mogelijk blijven ontwikkelen, via
onderwijs dat aansluit bij wat de jeugdige kan en nodig heeft. Al eerder is geconstateerd
dat het onderwijs voor jeugdigen in de jeugdzorg dit niet overal meer doet, mede gezien
de om- en afbouw van de gesloten jeugdhulp. Het onderwijs zal meebewegen met de ontwikkeling
naar kleinschaligheid, waarbij onderwijs niet per se gekoppeld is aan de jeugdhulpvoorziening.
Dit betekent dat leerlingen bij voorkeur zo gewoon mogelijk naar school gaan, liefst
de eigen school of een school in de buurt. In de praktijk zijn er al voorzieningen
waar jeugdigen op basis van een machtiging gesloten jeugdhulp verblijven en zij naar
hun eigen school blijven gaan.
Het afgelopen jaar heeft er een herbezinning van het residentieel onderwijs plaatsgevonden.
Deze is gezien de hier beschreven ontwikkelingen extra relevant geworden. Uitgangspunt
van de herbezinning was om nog sterker in te zetten op een doorgaande ontwikkellijn
van de jeugdige, die doorgaat ook als een jeugdige (voor kortere of langere duur)
in de jeugdzorg belandt. Hiervoor is het nodig om een integrale aanpak te realiseren,
zodat zorg en onderwijs beter samenwerken en meer maatwerkmogelijkheden voor de leerling
kunnen bieden. Op dit moment wordt door de betrokken ministeries samen met alle betrokkenen
uit het veld gekeken wat nodig is om dit eindbeeld te realiseren en welke veranderingen
de herbezinning met zich mee brengt. Na het zomerreces ontvangt de Kamer de uitkomst
van de herbezinning met een beleidsreactie waarin aangegeven wordt welke veranderingen
noodzakelijk zijn om kwalitatief beter onderwijs passend bij de jeugdige mogelijk
te maken.
Alleen vrijheidsbeperking op basis van «nee, tenzij»
Op 13 oktober 2021 is het wetsvoorstel rechtspositie gesloten jeugdhulp bij Uw Kamer
ingediend. De kerndoelen daarvan zijn het versterken van de rechtspositie van jeugdigen
en het beperken van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het legt rechten
vast voor jeugdigen, bevat beschermende en verzorgende voorzieningen voor de jeugdigen
en beschrijft nauwkeurig onder welke omstandigheden rechten van jeugdigen kunnen worden
beperkt. Als het gaat om vrijheidsbeperking is het uitgangspunt het «nee, tenzij-beginsel».
Uw Kamer ontvangt de nota naar aanleiding van het verslag na de zomer.
Het is daarnaast belangrijk dat instellingen meer gaan investeren in zogeheten relationele
beveiliging in plaats van in fysieke beveiliging. Dat doel is daarom ook nadrukkelijk
opgenomen in de Uitgangspuntennotitie gesloten jeugdhulp ombouw separeerruimten. Deze
notitie, waarin al veel van de nadere regels voor kindvriendelijke afzonderingsruimten
zijn opgenomen, is leidend voor de besteding van de € 5 mln. die het Ministerie van
VWS in 2021 beschikbaar heeft gesteld via een specifieke uitkering aan de 11 coördinerende
gemeenten gesloten jeugdhulp. Met deze middelen heeft het Ministerie van VWS ook de
instellingen willen ondersteunen om in de loop van dit jaar de laatste separeerruimten
te sluiten.
Het Ministerie van VWS subsidieert verder het project «Terugdringing vrijheidsbeperkende
maatregelen». Deelresultaten hiervan zijn gezamenlijk gedragen definities van vrijheidsbeperkende
maatregelen; het door alle aanbieders registreren van vrijheidsbeperkende maatregelen
op uniforme wijze; rapportage met de uitkomsten van het actieonderzoek; en continuering
van het lerend netwerk. Alle aanbieders van gesloten jeugdhulp voeren per 1 januari
2023 de veldnormen «Terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen» in en moeten
daar per 1 juli 2023 aan voldoen.
In reactie op het Signalement vrijheidsbeperkende maatregelen in de open residentiële
jeugdhulp van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heb ik verder een adviesaanvraag
aan de RSJ aangekondigd.14 Er is geen wettelijke grondslag voor het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen
in de open residentiële jeugdhulp. Eén van de aangevoerde motieven waarom die maatregelen
in de praktijk worden toegepast, is dat daarmee een plaatsing in de gesloten jeugdhulp
voorkomen wordt. Juist vanwege deze overweging wil ik niet volstaan met een adviesaanvraag
aan de RSJ. Ik ga met de instellingen die de afgelopen jaren gewerkt hebben aan een
«high intensive care» programma de mogelijkheid verkennen van een pilot waarin zij
met gebruik van de voorwaardelijke machtiging beperkte vormen van vrijheidsbeperking,
als die nodig zijn, toepassen om gesloten plaatsingen te voorkomen. De uitkomsten
daarvan en het advies van de RSJ ga ik gebruiken om te bezien of verdere wijziging
van wetgeving nodig is.
Financiën
Rijk en gemeenten moeten komen tot afspraken over de financiële gevolgen die met deze
transformatie gepaard gaan als onderdeel van de nog te maken afspraken in de Hervormingsagenda
over minder residentiële jeugdhulp, en in relatie tot de specifieke uitkering die
gemeenten hebben ontvangen voor de vastgoedtransitie van de gesloten jeugdhulp (€ 33,5 mln).
Nader onderzoek vindt plaats om beter zicht te krijgen op de financiële effecten van
de transformatie en jeugdhulp in kleinschalige voorzieningen. De financiële gevolgen
zijn frictiekosten die gepaard gaan met de om- en afbouw van gesloten jeugdhulpinstellingen.
Hierbij zijn gemeenten met elkaar en met instellingen verantwoordelijk voor een zorgvuldige
afbouw. Het Rijk kan hierin vanuit een regierol ondersteunen. Daarnaast gaat het onder
andere om minder kosten door minder plaatsingen in de gesloten jeugdhulp. In het onderzoek
wordt ook rekening gehouden met de dalende instroom die zich nu al voordoet.
Gemeenten en instellingen gaan op basis van de uitgangspunten van de in voorbereiding
zijnde amvb reële prijzen Jeugdwet werken aan afspraken over tarieven voor de kleinschalige
voorzieningen en indien daar behoefte voor bestaat een specialistisch alternatief.
Data en monitoring
Data en monitoring zijn beschikbaar om voldoende zicht te houden op ontwikkelingen
en om hier van te leren. De afbouw van gesloten jeugdhulpinstellingen mag niet ten
koste gaan van de continuïteit van zorg aan jeugdigen. Daarbij komt dat een aantal
aanbieders al kampt met financiële problemen als gevolg van de daling van het aantal
plaatsingen. Daarom heb ik in overleg met de VNG en Jeugdzorg Nederland de Jeugdautoriteit
gevraagd samen met het veld een periodieke monitor op te zetten met daarin kwantitatieve
en kwalitatieve informatie over de ontwikkeling van capaciteit en bezetting van gesloten
jeugdhulp en de alternatieven voor de vraag naar deze intensieve jeugdhulp.
Jeugdzorg Nederland brengt daarnaast ieder halfjaar plaatsingsgegevens uit over alle
gesloten jeugdhulpinstellingen. Deze gegevens geven inzicht in de ontwikkeling van
het aantal en type plaatsingen, kenmerken van de jeugdigen, en uitstroom.
Ook zet ik in op de ontwikkeling van onderzoek en kennis over de doelgroep van gesloten
jeugdhulp. Dat gebeurt onder andere via de StroomOp Monitor. Deze wordt ontwikkeld
met, door en voor jeugdigen en ouders, ervaringsdeskundigen en professionals. De monitor
geeft inzicht in de hulpverlening aan jeugdigen. Het omvat onder andere gegevens over
afzonderingen en suïcidaliteit. Het Ministerie van VWS heeft daarnaast het voornemen
ZonMw de opdracht te geven voor een programma «Residentiële jeugdhulp». Dit is een
opvolging van het programma «Longitudinale effectmonitor JeugdzorgPlus» en zal zich
richten op praktijk- en leeronderzoeken voor passende, effectieve jeugdhulp. Ook de
al bestaande Lerende Databank Jeugd van het Samenwerkingsverband Effectieve Jeugdzorg
Nederland kan bijdragen aan inzichten over jeugdigen en de effectiviteit van jeugdhulp.
GOVERNANCE
Ik wil de in deze brief geschetste sporen vormgeven met gemeenten, aanbieders, ervaringsdeskundigen,
professionals, de onderwijssector, wetenschappers en andere bij gesloten jeugdhulp
betrokken deskundigen. Het is belangrijk dat de plannen ook gedragen worden door professionals,
zoals gedragswetenschappers, groepsopvoeders, en systeemtherapeuten.
Om de af- en ombouw van gesloten jeugdhulp te realiseren, zal halfjaarlijks bestuurlijk
overleg plaats vinden met gemeenten en aanbieders. Een stuurgroep zal zorg dragen
voor de voorbereiding van het bestuurlijk overleg en actief toezien op de uitvoering
van de plannen. Er worden werkgroepen ingesteld waarin ervaringsdeskundigen, professionals,
wetenschappers en andere deskundigen hun inbreng kunnen hebben. Landelijk wordt dit
begeleid door een regisseur/aanjager. Waar dat kan, gebeurt dat in samenwerking met
de beweging StroomOp. De werkgroepen zullen gaan over: financiën en monitoring; kwaliteit, dat gerelateerd wordt aan werkgroep kwaliteit van de Hervormingsagenda; residentieel onderwijs; en vrijheidsbeperkende maatregelen.
Ik informeer uw Kamer over de voortgang in de halfjaarlijkse Jeugdbrief.
mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.