Brief regering : Opvolging aanbevelingen VN-Kinderrechtencomité
33 826 Mensenrechten in Nederland
26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties
Nr. 46 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2022
Ieder land dat het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: het Verdrag)
heeft geratificeerd, legt hierover iedere vijf jaar verantwoording af aan het Kinderrechtencomité
(hierna: het Comité) van de Verenigde Naties (VN). Op 5 november 2020 heeft het Koninkrijk
der Nederlanden een staatsrapportage ingediend bij het Comité over de naleving van
het Verdrag vanaf 20151.Op 1 en 2 februari 2022 hebben de vier landen van het Koninkrijk zich hier tijdens
een zitting ten overstaande van het Comité over verantwoord. Op basis van de staatsrapportage,
de schaduwrapportages van kinderrechtenorganisaties2, en de hoorzitting heeft het Comité op 9 maart 2022 Concluding Observations (hierna: aanbevelingen) (Zie bijlage) uitgebracht over de naleving van kinderrechten
in Nederland3. Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor
Primair en Voortgezet Onderwijs, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, hoe we in Nederland
invulling geven aan de aanbevelingen.
De aanbevelingen van het Comité raken aan de volle breedte van het Verdrag en daarmee
aan de beleidsterreinen van diverse ministeries. Uw Kamer wordt daarom via de reguliere
rapportages en Kamerbrieven van ministeries geïnformeerd over de invulling van de
afzonderlijke aanbevelingen. In deze brief ga ik eerst in op de wijze waarop het kabinet
invulling geeft aan de naleving van kinderrechten. Daarna licht ik een aantal aanbevelingen,
gebundeld in de volgende thema’s, nader toe:
– Ratificatie van derde facultatief protocol bij het Verdrag
– Jeugdparticipatie
– Mentaal welzijn van jongeren
– Jeugdzorg en jeugdbescherming
– Kinderopvangtoeslagaffaire
– (Online) geweld tegen kinderen
– Jeugdstrafrecht en detentie
– Migratie en nationaliteit
– Tegengaan van discriminatie
– Kansenongelijkheid en armoedebestrijding
– Inclusief onderwijs
– Impact klimaatverandering op de rechten van het kind
– Caribisch Nederland
Tot slot ga ik in deze brief in op de wijze waarop ik de opvolging van de VN-aanbevelingen
blijf volgen in samenwerking met betrokken ministeries, kinderrechtenorganisaties
en kinderen zelf.
Naleving kinderrechten in Nederland
Het kabinet vindt het belangrijk dat kinderrechten in Nederland worden nageleefd en
bevorderd. Volgens UNICEF behoren Nederlandse kinderen tot de gelukkigste kinderen
in de wereld.4 Het Comité verwelkomt in zijn aanbevelingen de verschillende wetgevende, institutionele
en beleidsmaatregelen die Nederland de afgelopen jaren heeft genomen om het Verdrag
uit te voeren. Zo staat het Comité positief tegenover onder andere de toevoeging van
seksuele geaardheid en handicap aan het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet
en de goedkeuring van de Wet zorgplicht kinderarbeid. Tegelijkertijd erkent het kabinet
dat er uitdagingen zijn als het gaat om de naleving van kinderrechten in Nederland.
De gevolgen van de coronacrisis, de kinderopvangtoeslagenaffaire en de oorlog in Oekraïne
zijn voorbeelden die dit benadrukken. Niet alle kinderen in Nederland krijgen overal
dezelfde kansen op een gezond en veilig leven. De VN-aanbevelingen onderstrepen dit
en helpen bij het verbeteren van de naleving van kinderrechten voor alle kinderen
in Nederland.
De implementatie van kinderrechten krijgt in Nederland invulling via regulier beleid
van ministeries. Ministeries werken daarbij nauw met elkaar samen. Het kabinet hecht
daarnaast grote waarde aan de rol van het maatschappelijk middenveld. Kinderrechtenorganisaties
zoals leden van het Kinderrechtencollectief en de Kinderombudsman zorgen voor belangrijke
signalen, adviezen en aandacht rondom kinderrechten. Ook de aandacht voor kinderrechten
op Europees niveau, zoals via de EU-Kinderrechtenstrategie 2021–2024 en de Raad van
Europa Kinderrechtenstrategie 2022–2027, verwelkomt het kabinet. Een ander voorbeeld
van aandacht voor kinderrechten op Europees niveau is de op 11 mei 2022 geactualiseerde
Better Internet for Kids (BIK+) strategie van de Europese Commissie. Het doel hiervan
is het beschermen, respecteren en versterken van rechten van kinderen in de online
wereld en dat kinderen toegang hebben tot digitale diensten. Verder vindt het kabinet
het van belang om kinderen zo veel mogelijk te betrekken bij beleid dat aan hen raakt.
Ik ga hier verderop in deze brief nader op in.
Ratificatie van derde facultatief protocol bij het Verdrag
Het Comité heeft Nederland aanbevolen om ook het derde Facultatief Protocol bij het
Verdrag inzake een communicatieprocedure te ratificeren. De Minister van Buitenlandse
Zaken heeft uw Kamer op 13 maart 2019 geïnformeerd over het afwegingskader dat wordt
gehanteerd voor besluitvorming over facultatieve protocollen bij mensenrechtenverdragen
waaronder het Verdrag.5 Op 17 maart en 27 september 2021 informeerde het vorige kabinet de Tweede Kamer over
de besluitvorming ten aanzien van de ondertekening en ratificatie van het Facultatief
Protocol bij het VN-verdrag handicap.6 Het kabinet vindt inzicht in de financiële en juridische implicaties van belang in
de besluitvorming rond ratificatie van dit facultatief protocol, alsmede protocollen
verbonden aan andere mensenrechtenverdragen zoals het IVRK. Een VN-evaluatie over
het functioneren van de verdrag comités, die aan dit inzicht had kunnen bijdragen,
heeft een vertraging met onbekende tijd opgelopen in verband met COVID-19. Het kabinet
heeft daarom aan de Raad van State gevraagd voorlichting te geven over de financiële
en juridische implicaties van de facultatieve protocollen VN-verdrag handicap, IVESCR
en het derde protocol IVRK. Inmiddels heeft het kabinet deze voorlichting ontvangen.
Mede op basis van de voorlichting van de Raad van State kan het kabinet de te zetten
stappen in overweging nemen. Uw Kamer wordt hierover binnenkort geïnformeerd.
Jeugdparticipatie
Het Comité beveelt het versterken van maatregelen ter bevordering van de zinvolle
en mondige participatie van alle kinderen en jongeren aan, waarbij ook aandacht gaat
naar kinderen in kansarme situaties. Jongeren worden steeds vaker betrokken bij diverse
thema’s binnen het beleidsveld, zoals mentale gezondheid en milieu. Het kabinet wil
de komende jaren het betrekken van kinderen en jongeren verstevigen. Alle kinderen
en jongeren in Nederland moeten de kans krijgen op zinvolle participatie. Een verstevigde
inzet van het kabinet is nodig om te werken aan structurele betrokkenheid van jongeren
én kinderen op beleidsthema’s. Het kabinet wil de komende jaren jeugdparticipatie
verstevigen door onder andere:
Kennisvergroting van kinderrechten en het recht om te participeren
Op 1 augustus 2021 is de nieuwe wet op het burgerschap van kracht geworden voor scholen
in het lager en secundair onderwijs. Scholen zijn verplicht het begrip van – en het
respect voor – de kernwaarden van de rechtsstaat, waaronder Europees en Internationaal
recht, te versterken en te vergroten. Hierdoor leren kinderen meer over hun rechten
en plichten in de samenleving, waaronder het recht om te participeren, en raken ze
vertrouwd met de fundamenten van een democratische samenleving en de rechtsstaat.
Kinderen zijn verder actief betrokken bij de totstandkoming van de Code kinderrechten
online. Deze code helpt ontwikkelaars en ontwerpers om de rechten van het kind bij
het ontwerpen en ontwikkelen van apps, games, slimme apparaten en andere digitale
technologie te implementeren. De code biedt daartoe handvatten die helpen om de rechten
van kinderen te begrijpen en toe te passen bij de ontwikkeling van een digitale dienst.
Alle beginselen zijn te herleiden naar de fundamentele rechten van kinderen in het
Verdrag.
Opschaling van Maatschappelijke Diensttijd
Tijdens projecten van Maatschappelijke Diensttijd (MDT) zetten kinderen vanaf 14 jaar
zich vrijwillig in voor een ander en de samenleving. Hiermee kunnen kinderen tegelijkertijd
nieuwe mensen ontmoeten, van invloed zijn en optimale kansen krijgen om hun talenten
te ontdekken en ontwikkelen. De MDT is ontwikkeld door en voor jeugd. Deze werkwijze
heeft geleid tot draagvlak en het goed landen van MDT in de samenleving. In lijn met
de ambities rondom bestuurlijke vernieuwing in het regeerakkoord, ziet het kabinet
een MDT waar jeugd, maatschappelijke organisaties, gemeenten, onderwijs en bedrijven
zoveel mogelijk zelf besluiten nemen en uitvoering geven aan centrale taken. Daarmee
wordt MDT duurzaam verankerd in de samenleving.
Mentale gezondheid jongeren
Corona heeft benadrukt hoe belangrijk de aandacht voor mentale gezondheid is. Jeugdigen
ervoeren al veel druk, maar door corona is hun veerkracht extra op de proef gesteld.
De afgelopen tijd heb ik samen met jongeren, gemeenten, sport, cultuur en andere relevante
organisaties gekeken naar wat nodig is voor het bevorderen van mentale gezondheid.
Samen starten wij een beweging voor een mentaal gezonder Nederland. In de brief die
ik op 10 juni 2022 aan uw Kamer heb gestuurd ga ik in op hoe die beweging eruit ziet.7 De kern van de beweging zit in het samen doen, vooral met jeugdigen zelf. Daarom
trek ik nauw op met het jongerenpanel mentale gezondheid van de Nationale Jeugdraad
(NJR). Dit jongerenpanel is een voorbeeld van het op een structurele en duurzame manier
vormgeven van beleid samen met jeugdigen.
Daarnaast is het belangrijk dat zorg goed geregeld is voor jeugdigen met ernstige
psychische problematiek. Specialistische zorg die regionaal of landelijk slechts voor
een aantal jeugdigen nodig is zou niet door individuele gemeenten opgepakt moeten
worden, maar op de schaal waar het zo simpel en effectief mogelijk georganiseerd kan
worden. Dit betekent dat ik de regionale inkoop van specialistische zorg ga verplichten
en toe ga werken naar sterke regio’s waarin deze inkoop goed georganiseerd kan worden.
Specifieke vormen van hoog specialistische zorg gaan we op landelijk niveau organiseren.
Hierdoor willen we de beschikbaarheid van specialistische zorg voor jeugdigen verbeteren.
Afspraken hierover worden gemaakt in de Hervormingsagenda Jeugd.
Jeugdzorg en jeugdbescherming
Jeugdzorg
Het Comité beveelt aan het systeem van pleegzorg en vervangende gezinshuizen te versterken
met het oog op de geleidelijke afbouw van de (gesloten) residentiele jeugdhulp van
kinderen. Het kabinet is het eens met het uitgangspunt dat verblijf in instellingen
zoveel mogelijk voorkomen moet worden en dat kinderen bij voorkeur in een gezinsomgeving
opgroeien. Dit is ook nadrukkelijk het uitgangspunt van de Jeugdwet.
Het kabinet zet verschillende acties in om het systeem van pleegzorg en gezinshuizen
te versterken. Zo loopt vanuit Jeugdzorg Nederland een wervingscampagne om de aandacht
voor pleegzorg te vergroten en meer pleegouders te werven. Ook werkt het kabinet samen
met betrokken partijen zoals pleeggezinnen, pleegzorgaanbieders en gemeenten aan het
verbeteren en verhelderen van het vergoedingssysteem voor pleegouders. Samen met betrokken
partijen wordt nagegaan of via een heldere richtlijn duidelijker gemaakt kan worden
welke kosten wanneer en op welke manier vergoed kunnen worden. Ook werkt het kabinet
samen met de gezinshuissector aan het verbeteren van het systeem van zorg in gezinshuizen.
Zo heeft de sector zelf kwaliteitscriteria opgesteld die beschrijven aan welke kwaliteitseisen
een gezinshuis moet voldoen. Er zijn acties ingezet om het starten en onderhouden
van een gezinshuis te versoepelen. Zo is een handreiking tariefstelling voor de gezinshuiszorg
ontwikkeld, met tarieven voor de verschillende financiële bouwstenen van de gezinshuiszorg.
Ook werkt het Ketenbureau i-sociaal domein aan de standaardisering van de inkoopcontracten.
Ik heb toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over de uitvoering van de motie
om te stoppen met gesloten jeugdhulp (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 119. Hierover ontvangt uw Kamer separaat een brief. Daarnaast is het wetsvoorstel Rechtspositie
gesloten jeugdhulp in behandeling, waarvan het doel is de rechtspositie van jeugdigen
in gesloten instellingen te verbeteren. Het uitgangspunt van dit wetsvoorstel is het
«nee, tenzij-beginsel»: vrijheidsbeperking mag alleen als er geen alternatief is.
Tot slot gaat deze zomer een participatief traject van start tussen het Jeugdwelzijnsberaad
en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om het thema veiligheid meer
bespreekbaar te maken onder en met kinderen in de jeugdhulp met verblijf. Het idee
is dat vijf jongerenraden en bestuursleden bij vijf jeugdhulpaanbieders aan de slag
gaan met het bespreekbaar maken van het thema veiligheid. Hierbij is het de bedoeling
dat deze gesprekken een handreiking opleveren waarmee ook andere jeugdhulpaanbieders
van start kunnen gaan om dit thema meer bespreekbaar te maken.
Het kabinet voorziet daarnaast, conform verschillende adviezen, hervormingen van het
jeugdhulpstelsel. De contouren hiervan heeft het kabinet op 13 mei 2022 gedeeld met
de Tweede Kamer.8 Zoals per brief aangegeven zal het kabinet deze hervormingen samen met gemeenten,
professionals, cliënten, jongeren en jeugdhulpaanbieders opstellen en vormgeven in
een «hervormingsagenda jeugd». Deze hervormingsagenda zal naar verwachting in het
najaar gereed zijn. Deze agenda gaat in op hoe 1) zorg en ondersteuning beter en tijdiger
en op de juiste plek ingezet kan worden en 2) het stelsel beheersbaar, duurzaam en
financieel houdbaar gemaakt kan worden. De hervormingsagenda gaat daarbij in op thema’s
als: de reikwijdte van de jeugdwet, het versterken van toegang, betere kwaliteit en
effectiviteit, kennis, leren en ontwikkelen, betere regionale samenwerking, betere
inkoop en minder administratieve lasten en betere data en monitoring.
Jeugdbescherming
Uw Kamer is in dezelfde brief van 13 mei 2022 geïnformeerd over de stand van zaken
binnen de jeugdbescherming. Op 18 mei jl. heeft het kabinet hierover met uw Kamer
tijdens een commissiedebat stilgestaan (Kamerstuk 31 839, nr. 855). Het kabinet zet alles op alles zodat kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel
kunnen rekenen op goede zorg, waarbij zorgvuldigheid en rechtsbescherming van groot
belang zijn. Via het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming zet het kabinet in
op een effectiever en eenvoudiger stelsel voor jeugdbescherming. Samen met de Minister
voor Rechtsbescherming ben ik met de betrokken organisaties in gesprek om dit proces
te versnellen.
Specifiek op het punt van rechtsbescherming van ouders en kinderen is broodnodig verbetering
nodig. In het debat van 12 mei jl. over uithuisplaatsingen zijn door de Minister voor
Rechtsbescherming toezeggingen gedaan die zien op concrete verbeteringen van de rechtsbeschermingen
van ouders en kinderen bij kinderbeschermingsmaatregelen (Handelingen II 2021/22,
nr. 79, debat over problemen met uithuisplaatsingen van kinderen). Het gaat dan onder
andere over standaard procesbegeleiding bij een uithuisplaatsing, de toetsing van
het perspectiefbesluit door de kinderrechter en het beter informeren van ouders en
kinderen over hun rechten. De komende maanden gaat de Minister met de betrokken partijen
in gesprek over de precieze invulling en aanpak. In het traject voor het verbeteren
van de rechtsbescherming worden ook de aanbevelingen in de factsheet uithuisplaatsingen
van de Universiteit Leiden, de eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving
(wordt verwacht in september), het advies van de projectgroep perspectiefbesluit (wordt
verwacht in september), het onderzoek van de IGJ over de kwaliteit van het feitenonderzoek
en de eindevaluatie van het Actieplan Verbetering feitenonderzoek in de jeugdbescherming
betrokken (wordt verwacht in oktober). In november wordt uw Kamer vervolgens geïnformeerd
over het plan van aanpak voor het verbeteren van de rechtsbescherming van kinderen
en ouders.
Gezien de actuele knelpunten in de jeugdbescherming zet de Minister voor Rechtsbescherming
verder in op het maken van regionale afspraken met gemeenten en gecertificeerde instellingen
(GI’s) om wachtlijsten, werkdruk en hoog personeelsverloop tegen te gaan. Deze regionale
aanpak wordt ondersteund door een landelijke aanpak die onder meer voorziet in een
arbeidsmarktcampagne en de ontwikkeling van een kwaliteitskader dat handvaten biedt
waarmee gemeenten en GI’s betere afspraken kunnen maken. Uw Kamer wordt via de voortgangsbrief
Jeugd geïnformeerd over de ontwikkelingen.
Kinderopvangtoeslagaffaire
Uw Kamer is de afgelopen periode op meerdere momenten geïnformeerd over de aanpak
voor ouders en kinderen die gedupeerd zijn door de problemen met de kinderopvangtoeslag
en te maken kregen met een uithuisplaatsing.9 Het kabinet spant zich tot het uiterste in om deze ouders en kinderen passende hulp
en ondersteuning te bieden. Alle ouders en kinderen die dat willen kunnen via het
Ondersteuningsteam op maat geholpen worden. Voor hen is ook kosteloze rechtsbijstand
beschikbaar gemaakt.10 Op dit moment is technisch en juridisch in voorbereiding dat ouders rechtstreeks
geïnformeerd gaan worden over het ondersteuningsaanbod. Het wetsvoorstel dat hiervoor
een wettelijke grondslag moet bieden zal zo spoedig mogelijk aan uw Kamer worden aangeboden.
Mijn inzet is erop gericht de wettelijke grondslag uiterlijk 1 januari 2023 in werking
te laten treden. Uw Kamer wordt in het najaar via een voortgangsbrief geïnformeerd
over de tot dan toe geleverde inzet en bereikte resultaten.
Voor alle kinderen van gedupeerde ouders in de toeslagenaffaire wordt de Kindregeling
opgezet. Deze regeling zal deel uitmaken van het wetsvoorstel Wet hersteloperatie
toeslagen. De voorgenomen Kindregeling is tot stand gekomen met kinderen en jongeren
op basis van een gedegen proces van dialoog, reflectie en analyse. De Kindregeling
voorziet in (leeftijdsafhankelijke) financiële tegemoetkoming, het stimuleren van
talentontwikkeling en psychosociale ondersteuning. Hiermee beoogt het kabinet deze
kinderen een positieve toekomst te geven. Dit wetsvoorstel is op 27 juni jl. aan de
Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 36 151). Het streven is om in november te kunnen starten met de uitvoering van de kindregeling.
(Online) geweld tegen kinderen
Het Comité heeft zijn zorgen geuit over het hoge aantal gevallen van (online) geweld
tegen kinderen en seksuele uitbuiting. In Nederland is vanaf 2018 ingezet op het versterken
van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in het programma Geweld hoort
nergens thuis. Huiselijk geweld en kindermishandeling is een complex en vaak hardnekkig
probleem. Doel van het programma is het eerder en beter in beeld brengen van deze
problematiek en het stoppen en duurzaam oplossen ervan. De fundamenten van dit programma
zijn het organiseren van integrale sturing, het werken volgens een eenduidige visie
(de visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid), het versterken van lokale wijkteams
en het versterken van de multidisciplinaire aanpak voor de meest complexe casuïstiek
(MDA++). In deze MDA++ werken de (medische) zorg- en hulpverleningsketen, de veiligheidsketen,
specialisten, het lokaal team, het sociale netwerk en het gezin samen om kindermishandeling,
huiselijk en seksueel geweld aan te pakken. MDA++ biedt daarbij een afgestemde, geïntegreerde
aanpak voor individuen en gezinnen die, door de beperkingen van elk systeem en elk
beschikbaar standaard behandelaanbod, tussen wal en schip vallen. Deze aanpak is systeemgericht,
waarbij aandacht bestaat voor zowel de betrokken volwassenen als kinderen. In Nederland
is aandacht voor het praten met kinderen tijdens het onderzoeks- en hulpverleningsproces,
onder andere met behulp van op kinderen afgestemde materialen zoals «praatplaten»
en een «praatboek».
Het kabinet werkt verder aan deze aanpak. Het programma Geweld hoort nergens thuis
is inmiddels geborgd in het bovengenoemde programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming,
waarmee ook de lokale en regionale aanpak gericht op voorkomen en terugdringen van
huiselijke geweld en kindermishandeling verder versterkt wordt.
Het schonen van het internet van beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik is een
belangrijk speerpunt voor het kabinet. Het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM)
speelt een belangrijke rol bij de zelfregulering van bedrijven om dit materiaal binnen
24 uur van hun servers verwijderd te hebben. Daarnaast is op dit moment het wetsvoorstel
bestuursrechtelijke aanpak online beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik in voorbereiding.
Dit wetsvoorstel beoogt bestuursrechtelijk optreden mogelijk te maken tegen aanbieders
van communicatiediensten die, vaak ongewild, betrokken zijn bij de opslag of doorgifte
van beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik, maar toch nalaten daar (vrijwillig
en tijdig) tegen op te treden. Momenteel werkt het Ministerie van Justitie en Veiligheid
aan de verwerking van het door de Afdeling advisering van de Raad van State hierover
uitgebrachte advies.
Het Comité beveelt daarnaast aan om ervoor te zorgen dat alle vormen van verkoop van
kinderen strafbaar worden gesteld, in overeenstemming met de artikelen 2 en 3 van
het Facultatief Protocol, met name met betrekking tot de verkoop van kinderen onder
draagmoederschapsovereenkomsten en het op ongepaste wijze bewegen tot het geven van
toestemming voor adoptie. Artikel 3 van het Protocol schrijft voor dat het strafrecht
van toepassing is op, onder andere, de verkoop van kinderen met het oogmerk van seksuele
uitbuiting van het kind. Dit is dan ook in Nederland strafbaar gesteld, bijvoorbeeld
als vorm van mensenhandel of als zedenmisdrijf. Daarnaast wordt momenteel wetgeving
voorbereid voor zorgvuldig draagmoederschap in Nederland. Dit wetsvoorstel stelt het
betalen voor de overdracht van het ouderschap over een kind strafbaar. Het kabinet
verwacht het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming in de tweede helft
van dit jaar aan de Tweede Kamer te kunnen zenden.
Ook de aanpak van mensenhandel met daarbinnen specifieke aandacht voor jongeren krijgt
in Nederland de komende jaren een impuls door de voortzetting en versterking van het
programma Samen tegen mensenhandel, zoals opgenomen in het coalitieakkoord van het kabinet. Tevens wordt de strafwetgeving
over mensenhandel, in artikel 273f Sr, gemoderniseerd. Onderdeel van die modernisering
is onder andere een verruiming van de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor arbeidsuitbuiting.
Jeugdstrafrecht en detentie
Het Comité verwelkomt onder andere de maatregelen die zijn genomen om alternatieven
voor detentie te bevorderen. Tegelijkertijd doet het Comité een aantal aanbevelingen,
zoals het verhogen van de minimumleeftijd voor strafrechtelijke aansprakelijkheid
van 12 naar 14 jaar, het voorkomen en beperken van de inzet van voorlopige hechtenis
en het herzien van onderdelen van het systeem voor justitiële documentatie over kinderen.
Verhogen van de minimumleeftijd voor strafrechtelijke aansprakelijkheid
Het kabinet acht het van belang dat jeugdigen die in contact komen met politie en
justitie bijstand ontvangen, op de juiste wijze worden bejegend en een straf krijgen
opgelegd die passend is bij het delict, de persoon en de situatie van minderjarigen.
Het is daarom staande praktijk om het strafrecht voor 12- en 13-jarigen terughoudend
in te zetten. Uit recent onderzoek blijkt ook dat dit zo is, en dat veel wordt doorverwezen
naar Halt en geseponeerd. Tegelijkertijd zijn er ook jongeren uit deze leeftijdsgroep
die ernstige feiten plegen. Het is daarom van belang dat de mogelijkheid om 12- en
13 -jarigen strafrechtelijk te vervolgen blijft bestaan gelet op de impact van deze
feiten op slachtoffers en de samenleving. Het belang van het kind en zijn ontwikkeling
wordt door de kinderrechter meegewogen. Naast de straf is begeleiding en behandeling
onderdeel van het vonnis, om hulp en perspectief te bieden.
Voorkomen en beperken van vrijheidsbeneming
Ook bij alle beslismomenten en afwegingsprocessen gedurende de periode van vrijheidsbeneming
van een kind, vanaf de aanhouding tot en met inverzekeringstelling, staat het belang
van het kind (12–18 jaar) voorop. Dit is het zogenaamde «nee, tenzij-principe» waarbij
het kind niet in de politiecel verblijft, tenzij dit noodzakelijk is en dan zo kort
mogelijk. Een landelijke werkwijze, gemaakt door bevoegde autoriteiten, met beslismomenten
en een afwegingskader is zo goed als gereed. Tevens is een wetwijziging aanhangig
om te regelen dat voor «ophouden onderzoek» elke daartoe geschikte plaats kan worden
aangewezen als alternatieve locatie voor de politiecel. Daarnaast wordt gewerkt aan
goede registratie van informatie over (beslismomenten inzake) vrijheidsbeneming. Deze
informatie moet de mogelijkheid bieden om de toepassing te monitoren.
Justitiële documentatie
Voor een goede strafrechtspleging is het noodzakelijk dat relevante strafrechtelijke
antecedenten in iemands justitiële documentatie (het zogenaamde strafblad in een strafregister)
juist en toereikend zijn geregistreerd. Deze geregistreerde justitiële gegevens moeten
immers een officier van justitie of een rechter een zo compleet mogelijk beeld geven
van iemands strafrechtelijk verleden. Op basis daarvan kunnen passende straffen of
maatregelen worden opgelegd. Het belang van het kunnen opleggen van zinvolle en passende
straffen of maatregelen geldt ook bij de berechting van een minderjarige. Wel bestaan
verschillende bewaartermijnen voor het bewaren van de justitiële gegevens. In lijn
met de aanbevelingen heeft de Nederlandse regering eerder het voornemen geuit om voor
minderjarige veroordeelden de bewaartermijnen van de van hen opgeslagen justitiële
gegevens, als ook de biometrische en strafvorderlijke gegevens te halveren.11
Op dit moment wordt er gewerkt aan de mogelijke uitwerking daarvan en wordt bekeken
welke wijzigingen in regelgeving daarvoor benodigd zijn.
Het kabinet acht het van groot belang dat jongeren die in het verleden een delict
hebben gepleegd, zo veel mogelijk aan het werk kunnen. Het hebben van werk vergroot
de kans dat zij op het rechte pad blijven. Bij de beoordeling van een VOG-aanvraag
houdt Justis daarom rekening met de leeftijd van de aanvrager. Voor jongeren geldt
in beginsel een terugkijktermijn van twee jaar. Deze termijn is zo kort met het oog
op resocialisatie. Veelal bestaat het beeld dat jongeren met een justitiële documentatie
grote moeite hebben om een VOG te krijgen. Dit beeld komt echter niet overeen met
de praktijk. Slechts 0,12% van de VOG-aanvragen onder jongeren tot 23 jaar werd in
2021 geweigerd. De weigeringen hadden betrekking op (meerdere) ernstige tot zeer ernstige
delicten, denk hierbij aan geweldsdelicten of vermogensdelicten en alleen voor een
specifieke functie. Er wordt door dienst Justis van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid veel geïnvesteerd in de voorlichting en bewustwording over de VOG. De communicatie
van Justis over de VOG wordt dit jaar door een extern bureau geëvalueerd en naar verwachting
is de evaluatie in het eerste kwartaal van 2023 gereed. Eventuele aanbevelingen over
de communicatie worden in 2023 door Justis opgepakt.
Momenteel wordt gewerkt aan een kader voor maatwerk voor minderjarige daders van zedendelicten.
Daarmee wordt meer ruimte gecreëerd om bij lichte zedendelicten die zijn gepleegd
op minderjarige leeftijd, de VOG alsnog af te geven voor functies met een gezags-
en afhankelijkheidsrelatie. Justis behoudt de mogelijkheid om de VOG-afgifte lange
tijd te kunnen weigeren bij ernstige misdrijven, ook wanneer de feiten zijn gepleegd
op minderjarige leeftijd. Hierdoor blijven kwetsbare groepen beschermd tegen het risico
van herhaald ernstig crimineel gedrag.
Voorbehouden artikel 37c en artikel 40
Nederland houdt vast aan de voorbehouden op artikel 37c en artikel 40. Met de invoering
van het jeugdstrafrecht is het voorbehoud op artikel 37c en de mogelijkheid tot het
opleggen van een sanctie uit het strafrecht voor volwassenen aan 16–17-jarigen heroverwogen
(artikel 77b sr.). Dit heeft niet geleid tot aanpassing van de mogelijkheid tot het
opleggen van een sanctie op grond van het volwassenenstrafrecht aan jongeren in uitzonderlijke
gevallen. De rechten van het kind worden geborgd door in deze gevallen altijd de Raad
voor de Kinderbescherming te betrekken. De Raad geeft in deze zaken de officier van
justitie en de rechtbank pedagogisch advies over een eventuele sanctie en hulp, in
lijn met het delict. Recent is internationaal onderzoek gedaan naar de maximumstraffen
in het Nederlandse jeugdstrafrecht. Uit het onderzoek blijkt dat de maximale jeugddetentie
in het Nederlandse systeem internationaal gezien relatief laag is. Uit het onderzoek
blijkt verder dat in een aantal van de onderzochte Nederlandse rechterlijke uitspraken,
vanwege de ernst van het misdrijf, een grotere rol is weggelegd voor het strafrechtelijk
doel van vergelding. De maximale jeugddetentie van 2 jaar wordt in die gevallen niet
passend geacht. Nederland heeft een voorbehoud bij artikel 40, omdat dit alleen betrekking
heeft op lichte delicten, waardoor de belangen van de jongere niet worden geschaad.
Bovendien voorkomt dit juridisering van dit type delicten. Het voorkomen hiervan is
ook een onderliggend principe in de Directive on procedural safeguards for juvenile
offenders (2016/800/EU).
Migratie en nationaliteit
Staatloosheid en intrekken nationaliteit
Het Comité heeft zorgen geuit over de voorwaarden waaronder staatloze kinderen op
grond van de huidige wetgeving het Nederlanderschap kunnen aanvragen. In lijn met
de aanbevelingen van het Comité rondom staatloosheid is op dit moment een wetsvoorstel
in behandeling bij de Tweede Kamer waarin wordt voorgesteld dat staatloos in Nederland
geboren kinderen het Nederlanderschap kunnen verkrijgen door optie, ongeacht hun verblijfstatus.
Ook wordt in dit voorstel een vaststellingsprocedure opgenomen voor staatlozen die
niet met documenten aan kunnen tonen dat ze staatloos zijn.
Daarnaast heeft het Comité aanbevolen om ervoor te zorgen dat geen enkele jeugdige,
ook niet tussen 16 en 17 jaar, zijn of haar nationaliteit wordt ontnomen voor acties
die worden beschouwd als een bedreiging voor de nationale veiligheid. Op grond van
de Rijkswet op het Nederlanderschap kan de Nederlandse nationaliteit van personen
worden ingetrokken als zij een gevaar vormen voor de nationale veiligheid doordat
zij zich vrijwillig hebben aangesloten bij een terroristische organisatie. Intrekking
vindt niet plaats als dit leidt tot staatloosheid. Tot op heden heeft intrekking van
het Nederlanderschap van een minderjarige niet plaatsgevonden en in 2022 is de minimumleeftijd
voor intrekking verhoogd van 16 naar 18 jaar.
Asielprocedure en alleenstaande minderjarige vreemdelingen
Het Comité heeft gedurende de zitting hun zorgen omtrent het samenvoegen van het aanmeldgehoor
en het eerste gehoor. Hierop is toegelicht dat deze samenvoeging ertoe strekt om bepaalde
administratieve vraagstukken en inhoudelijke vragen zo vroeg mogelijk in de procedure
te behandelen ten behoeve van een zo zorgvuldig en efficiënt mogelijke asielprocedure.
De evaluatie van deze samenvoeging zal in de tweede helft van dit jaar plaatsvinden.
Daarnaast worden kinderen onder de 18 jaar tijdens de asielprocedure behandeld op
een manier die rekening houdt met hun leeftijd. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen
(amv’s) betekent dit concreet dat onder andere in tijdelijke voogdij wordt voorzien
en dat ze enkel worden gehoord door medewerkers die daar specifiek voor opgeleid zijn.
Voor amv’s in de leeftijd van 6 tot 12 jaar geldt verder dat zij worden gehoord in
een kindvriendelijke hoorruimte. Ook behouden amv’s ongeacht hun verblijfsstatus altijd
het recht op de noodzakelijke zorg, onderwijs en opvang tot hun achttiende.
Met betrekking tot de opvang wordt het standpunt gedeeld dat het verblijf van kinderen
in de noodopvanglocaties niet het wenselijke scenario is. De inzet blijft dan ook
onverminderd om zoveel mogelijk reguliere opvangplekken te realiseren. Uw Kamer is
per brief van 25 mei 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening geïnformeerd over de stappen
die het kabinet hiertoe zet.12
Gezinshereniging
Het Comité heeft zijn zorgen geuit over de strikte voorwaarden voor gezinshereniging
bij kinderen waarvan de ouders niet kunnen worden getraceerd. Het grote belang van
gezinshereniging wordt gedeeld, zeker wanneer daar kinderen bij zijn betrokken. Daarbij
hoort een evenwichtig beleid dat rekening houdt met de belangen van het kind, waaronder
de beoordeling of hereniging met andere familieleden moet worden gefaciliteerd. Momenteel
vindt deze beoordeling plaats in het kader van artikel 8 EVRM. Ook wordt het belang
van tijdige besluitvorming erkend. Daarom werkt de IND aan het vergroten van haar
capaciteit om in de toekomst alle nareisaanvragen, waaronder die van alleenstaande
minderjarige vreemdelingen, binnen de wettelijke behandelduur af te handelen. Daarnaast
wordt, mede naar aanleiding van jurisprudentie, in die gevallen waarin de wettelijke
beslistermijn van de aanvraag van een minderjarige is overschreden, enkel de situatie
betrokken zoals deze was ten tijde van indiening van de nareisaanvraag. Daarmee worden
de belangen van het kind zoveel mogelijk geborgd, ook wanneer het tijdelijk niet mogelijk
is om aanvragen tijdig te behandelen.
Tegengaan van discriminatie
Het Comité verwelkomt de aanstelling van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie
en Racisme (NCDR) en de maatregelen die worden genomen om te werken aan een meerjarig
plan ter bestrijding van alle vormen van discriminatie, haatzaaien en racisme. In
het Coalitieakkoord 2021–2025 heeft de regering aangekondigd dat een actief emancipatie
en antidiscriminatiebeleid wordt gevoerd.13 Hierbij is de taak van de NCDR om te zorgen voor een betere samenwerking en verbinding
tussen overheid, politiek en samenleving in de aanpak van discriminatie en racisme.
Hiertoe heeft de NCDR de afgelopen maanden overleg gevoerd met verschillende partijen,
waaronder vertegenwoordigers van het Kinderrechtencollectief.
Naast de verwelkoming van de maatregelen die worden genomen om alle vormen van discriminatie
te voorkomen, heeft het Comité zijn zorgen geuit over dat niet alle gemeenten een
anti-discriminatievoorziening hebben. Daarom roept het Comité via diverse aanbevelingen
op tot aandacht voor het tegengaan van discriminatie van kinderen. De coördinatie
van het antidiscriminatiebeleid is belegd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. De wet gemeentelijke anti-discriminatievoorzieningen draagt
gemeenten op een anti-discriminatievoorziening (hierna: ADV) voor hun inwoners in
te richten. De ADV’s hebben de taak om burgers onafhankelijke bijstand en advies te
verlenen bij de afhandeling van discriminatieklachten. Het kabinet is bezig, gezamenlijk
met de ADV’s en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de positie van ADV’s
te versterken. Gebleken is dat niet alle ADV’s goed vindbaar en bereikbaar zijn. Om
die reden is de Minister van BZK een onderzoek gestart naar de oorzaken die hieraan
ten grondslag liggen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen worden gedeeld met de
gemeenten en zo nodig zal de Minister het gesprek aangaan met gemeenten. In opdracht
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is het kennisinstituut
Movisie daarnaast gestart met een onderzoek dat in kaart brengt hoe het meldingsproces
bij de ADV’s optimaal moet worden ingericht, zodat het melden van een discriminatieklacht
een duidelijke meerwaarde heeft voor het slachtoffer.
Een specifiek voorbeeld van het tegengaan van discriminatie van kinderen is het project
Too Much Information (TMI), dat subsidie ontvangt van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid. In dit project leren scholieren online antisemitisme en andere vormen
van hate speech te herkennen en krijgen ze een handelingsperspectief aangeboden. Vanuit het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt daarnaast de aanpak van discriminatie,
racisme en andere vormen van uitsluiting in mechanismen en systemen beschreven in
de agenda van het OCW-brede Programma Discriminatie en Racisme. Voorts verplicht de
Wet veiligheid op school, scholen om een veiligheidsbeleid op te stellen en een antipestcoördinator
aan te stellen. Bovendien hebben besturen een zorgplicht voor de leerlingen op hun
school.
Kansenongelijkheid en armoedebestrijding
Het Comité uit zijn zorgen over het aantal kinderen in armoede en doet de aanbeveling
voor een integrale en ontwikkelingsgerichte aanpak tegen armoede. Opgroeien in armoede
kent voor kinderen diverse gevolgen. Zo kunnen kinderen zich buitengesloten voelen
ten opzichte van leeftijdsgenoten en ervaren zij gevoelens van schaamte. Daarnaast
kunnen zowel kind als ouder veel stress ervaren als gevolg van armoede. Voor kinderen
kan dit leiden tot achterstanden in hun sociaal-emotionele ontwikkeling, met als gevolg
een hoger risico op probleemgedrag, slechte gezondheid en armoede op latere leeftijd.
Naast dat het welzijn van kinderen in armoede wordt aangetast, speelt intergenerationele
armoede ook een rol. Het risico om op latere leeftijd in armoede te belanden is groter
wanneer kinderen in armoede opgroeien. Door een aanpak op diverse levensdomeinen,
is de kans groter dat intergenerationele armoede wordt doorbroken. Inzet op deze diverse
levensdomeinen is bijvoorbeeld terug te vinden in het Nationaal Plan Kindergarantie14, dat in april naar uw Kamer is verzonden.
Het kabinet erkent dat er grote uitdagingen liggen op het terrein van armoedebestrijding,
het tegengaan van kansenongelijkheid en het versterken van de bestaanszekerheid, zoals
te lezen is in het coalitieakkoord. Het kabinet start een interdepartementaal en interbestuurlijk
programma Armoedebeleid. Een brede aanpak vraagt om goede samenwerkingen tussen de
diverse betrokken ministeries, gemeenten, ervaringsdeskundigen, wetenschap, kennisinstituten
en maatschappelijke partijen. In dit programma zal bijzondere aandacht zijn voor de
aanpak van kinderarmoede. Deze aanpak bouwt zodoende voort op de ambities kinderarmoede
van het vorige kabinet. De aanbeveling van het Comité om een integrale aanpak op (kinder)armoede
te ontwikkelen wordt daarmee opgepakt. De ambitie is om het aantal kinderen dat opgroeit
in armoede in vier jaar tijd te halveren. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen zal het actieprogramma voor de zomer aan uw Kamer aanbieden.
Onder andere tijdens de beginperiode van de Covid-pandemie is gebleken dat armoede
ook gevolgen had voor toegankelijkheid van het onderwijs en leidde tot kansenongelijkheid.
Het Nationaal Programma Onderwijs is bedoeld om de nadelige gevolgen van de lockdowns
en de daaruit voortkomende onderwijs achterstanden zoveel mogelijk te beperken.
Daarnaast investeert het Kabinet in het verrijken van de school en omgeving. Door
op en rondom de school te zorgen voor een breed aanbod aan activiteiten en ondersteuning
kan elke leerling zich in de volle breedte ontwikkelen. We beginnen op de plekken
waar dit het hardste nodig is. Dit kan dan ook een belangrijke bijdrage leveren aan
het terugdringen van armoede onder kinderen.
Met de betrokken partijen in het onderwijs werkt het Ministerie van Onderwijs aan
een werkagenda mbo en een werkagenda ho waarin afspraken worden gemaakt over kansengelijkheid
en studentenwelzijn. Speerpunten daarin zijn o.a. het uitbannen van stagediscriminatie,
het intensiveren van de aanpak voortijdig schoolverlaten en het waarborgen van sociale
veiligheid en de gelijkwaardige behandeling van alle studenten om daarmee te zorgen
voor een veilige en inclusieve leeromgeving waar iedereen zich optimaal kan ontwikkelen.
Voorbehoud artikel 26
Nederland heeft met de ondertekening van het Verdrag de erkenning uitgesproken van
het recht van elk kind op sociale zekerheid. Nederland maakt een voorbehoud op dit
artikel 26, omdat de verstrekking van dit recht via de ouders gaat. In onderzoek van
het Verwey Jonker instituut wordt gesteld dat bepaalde groepen kinderen op dit moment
onvoldoende beroep kunnen doen op de voordelen van sociale zekerheid. Samen met Save
the Children, de VNG, Divosa en andere relevante actoren wordt gesproken over dit
voorbehoud en mogelijke maatregelen om de situatie van bepaalde groepen kinderen te
verbeteren15. Uw Kamer wordt hier later dit jaar over geïnformeerd.
Inclusief onderwijs
In de aanbevelingen vraagt het Comité aandacht voor inclusief en kwalitatief onderwijs
voor kinderen met een beperking, met een migratieachtergrond, en zonder reguliere
verblijfsstatus. In Nederland hebben alle kinderen toegang tot onderwijs. Op grond
van de wetgeving voor zowel regulier als speciaal basis- en voortgezet onderwijs is
de toelating niet afhankelijk van het houden van rechtmatig verblijf op grond van
artikel 8 van de Vreemdelingenwet. Dat betekent dat alle hierboven genoemde groepen
toegang hebben tot onderwijs. In verreweg de meeste gevallen zal dat regulier onderwijs
zijn, in beperkte mate speciaal onderwijs als dat voor de leerling beter is.
Het kabinet zet in aanloop naar meer structurele regelgeving in op inclusiever onderwijs,
waarbij leerlingen met een beperking vaker in het regulier onderwijs kunnen deelnemen.
Dit gebeurt door middel van experimenten om de samenwerking tussen regulier en speciaal
onderwijs te bevorderen en het mogelijk maken van klassen in het regulier onderwijs
voor leerlingen die voorheen een vrijstelling hadden.
Het Comité vraagt ook aandacht voor het hoge aantal kinderen met een migratieachtergrond
in het speciaal onderwijs. Dat het aandeel leerlingen met een migratieachtergrond
in het speciaal onderwijs stijgt, heeft de aandacht van de Nederlandse regering. Onderzocht
wordt wat de redenen hiervan zijn en welke maatregelen getroffen kunnen worden om
deze stijging, mede in het licht van de route naar inclusiever onderwijs, een halt
toe te roepen.
Ook spreekt het Comité zijn zorg uit over het aantal kinderen dat geen onderwijs volgt.
Voor een aantal leerlingen lukt het, om uiteenlopende redenen, nog niet altijd om
naar school te gaan. Om ervoor te zorgen dat dit aantal wordt teruggedrongen heeft
het kabinet in maart 2022 een nieuw verzuimbeleid aangekondigd, waarbij wordt ingezet
op betere registratie, preventie en het inzetten van digitaal onderwijs voor specifieke
groepen. In deze aanpak wordt ook ingezet op het verminderen van het aantal vrijstellingen,
bijvoorbeeld door het meenemen van het onderwijskundig perspectief bij het verlenen
van nieuwe vrijstellingen.
Impact klimaatverandering op de rechten van het kind
Het Comité heeft het Schone Lucht Akkoord16 verwelkomd, maar ook zijn zorgen geuit over de negatieve gevolgen van klimaatverandering
op kinderrechten. Het kabinet erkent dat klimaatverandering impact heeft op kinderen
en jongeren. Daarom onderschrijft het kabinet het belang om kinderen en jongeren te
betrekken bij het klimaat- en milieubeleid. Dit doet het kabinet door met kinderen
en jongeren in diverse jongerenraden in gesprek te gaan om zo gericht beleid te kunnen
opstellen. Zo vindt halfjaarlijks overleg plaats tussen de klimaatjongeren en de verantwoordelijk
bewindspersoon voor klimaat en energie. Ook hebben jongeren kunnen bijdragen aan het
Klimaatakkoord, de nationale klimaatcampagne «Iedereen doet Wat» en het ontwerp en
de uitvoering van de Regionale Energiestrategieën.
Momenteel wordt geschreven aan het Nationaal Milieuprogramma (NMP). Jongeren dragen
hier vanaf het begin structureel aan bij via de Jongerenmilieuraad (JMR). De JMR verzamelt
meningen over het milieu van diverse groepen jongeren. Speciale aandacht wordt besteed
aan het bereiken van een brede en diverse groep jongeren. De leden van de JMR bouwen
op dit moment aan hun eigen participatietool. Deze tool zal in het najaar van 2022
klaar zijn, zodat gemakkelijk de meningen van grote groepen jongeren over een breed
scala aan onderwerpen verzameld kunnen worden. De bevindingen van de JMR worden op
structurele basis gedeeld met beleidsmakers via verdiepende bijeenkomsten en notities
over onderwerpen die zij belangrijk vinden, zoals luchtvervuiling, natuurrechten en
het reduceren van pesticiden. Ook werkt de JMR aan het ontwikkelen van de Rijksbrede
generatie toets. De JMR is opgericht door jongeren, voor jongeren en wordt gefinancierd
en ondersteund door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
De klimaattransitie heeft gevolgen voor de huidige en toekomstige generaties. Daarom
vindt het kabinet het belangrijk dat niet alleen gekeken wordt naar de gevolgen van
het beleid nu, maar ook in de toekomst. Met het oog hierop heeft het kabinet in het
coalitieakkoord een generatietoets opgenomen. Dit is een toets waarmee de impact van
maatregelen of beleidsvoorstellen op de leefomstandigheden van de verschillende generaties
in het heden én in de toekomst inzichtelijk wordt gemaakt. Het Ministerie van Binnenlandse
Zaken heeft naar aanleiding van de motie van de leden Seegers en Jetten17 een breed inzetbare generatietoets in ontwikkeling. Naar verwachting komt voor de
zomer een eindversie beschikbaar. Ook de JMR is bezig met de ontwikkeling van een
generatietoets met het oog op de toekomstbestendigheid van het beleid.
Caribisch Nederland
De afgelopen jaren is onder coördinatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijkrelaties door de departementen en de eilanden met hulp van UNICEF gewerkt
aan het verbeteren van kinderrechten in Caribisch Nederland. Het Comité heeft zijn
zorgen geuit over de hoge prevalentie van geweld tegen kinderen en het gebrek aan
wettelijke maatregelen om kinderen te beschermen tegen misbruik, huiselijk geweld
en lijfstraffen op Bonaire, Saba en Sint Eustatius (BES). Net als het Comité, vindt
het kabinet het belangrijk dat positieve, geweldloze en participatieve vormen van
opvoeding de norm moeten zijn in Caribisch Nederland. Per 1 januari 2022 verbiedt
het Burgerlijk Wetboek van de BES expliciet psychisch geweld, fysiek geweld en andere
vernederende behandelingen in de opvoeding. Er is een algemene maatregel van bestuur
in voorbereiding voor het vastleggen van de taken van de advies- en meldpunten in
Caribisch Nederland. Hierin staan definities van huiselijk geweld en kindermishandeling,
een verplichte beschermingscode inclusief kindcheck en een meldrecht voor professionals18. Ik streef naar invoering per 1 januari 2024. Verder start in 2022 een pilot tijdelijk
huisverbod voor plegers van huiselijk geweld en wordt in samenwerking met UNICEF gewerkt
aan de campagne «positive parenting».
Om kinderen en jongeren in Caribisch Nederland een laagdrempelig luisterend oor te
bieden, is de Kindertelefoon BES op 16 maart 2022 op Sint Eustatius en op 27 juni
2022 op Saba van start gegaan. Kinderen kunnen gratis en anoniem bellen over allerlei
vragen, zoals pesten, eenzaamheid en huiselijk geweld. Bonaire volgt later dit jaar.
Om de samenwerking binnen het Koninkrijk op het terrein van de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling te versterken, zal in 2023 opnieuw de werkconferentie
«No Mas No More» plaatsvinden over onder andere jeugd en seksualiteit. Deze werkconferenties
worden samen met de Interlandelijke Taskforce kinderrechten georganiseerd. De Taskforce
vormt een platform voor kennisuitwisseling en verbinding en komt maandelijks digitaal
bij elkaar. Een van de resultaten van deze samenwerking is de implementatie op verschillende
eilanden van de beschermingscode als onderdeel van de aanpak van kindermishandeling
(vergelijkbaar met de meldcode in Europees Nederland). UNICEF is ook een partner van
de Interlandelijke Taskforce kinderrechten. Zo is vorig jaar de result based management training gefaciliteerd voor de 6 (ei)landen.
In Caribisch Nederland zijn bij de uitvoering van de Tweede Onderwijsagenda (2017–2020)
grote stappen gemaakt in de verbetering van de onderwijszorg. Op ieder eiland hebben
de Expertisecentra Onderwijszorg de basiskwaliteit behaald en ontvingen zij positieve
inspectierapporten. Verder is in 2021 gestart met het vormgeven van specialistische
voorzieningen voor leerlingen die in Europees Nederland op het (voortgezet) speciaal
onderwijs zouden zitten (kinderen met een beperking, inclusief kinderen met een verstandelijke
en psychosociale handicap). Deze voorzieningen worden ingericht vanuit de gedachte
van zo inclusief mogelijk onderwijs.
Uit diverse rapporten van de Nationale ombudsman, Kinderombudsman en Unicef volgt
dat een integrale benadering op het jeugddomein de toekomstkansen voor jongeren en
jongvolwassenen kunnen vergroten. Het kabinet werkt aan een meer integrale aanpak
van het jeugddomein in Caribisch Nederland. Zo is samen met de eilanden een samenwerkingsconvenant
13+ opgesteld. Het doel van het samenwerkingsconvenant 13+ is om beleid en wetgeving
op het gebied van aansluiting onderwijs en werk, vrije tijd en jongerenparticipatie
integraal op te pakken zodat jongeren en jongvolwassenen zich optimaal kunnen ontwikkelen
richting volwassenheid.
Volgen van de VN-aanbevelingen met jaarlijkse kinderrechtendialoog
Samenwerking met kinderrechtenorganisaties
Ik hecht veel waarde aan de rol van kinderrechtenorganisaties. Met onder meer hun
adviezen en onderzoeken houden zij het kabinet een spiegel voor en dragen zij bij
aan een betere naleving van kinderrechten in Nederland.
Betrokken ministeries spreken regelmatig met kinderrechtenorganisaties over diverse
beleidsterreinen. Sinds het aantreden van het huidig kabinet hebben op bestuurlijk
niveau kennismakingen plaatsgevonden met verschillende kinderrechtenorganisaties.
Tijdens deze kennismakingen is ook de wens om onze samenwerking voort te zetten besproken.
Jaarlijkse kinderrechtendialoog en het betrekken van kinderen
Naast de voortzetting van de samenwerking met het maatschappelijk middenveld, wil
ik in samenwerking met betrokken departementen en kinderrechtenorganisaties vinger
aan de pols houden over hoe we als Nederland opvolging geven aan de aanbevelingen
van het Comité. Daarom zal ik een onafhankelijk, extern bureau opdracht geven om jaarlijks
een bijeenkomst te organiseren voor een kinderrechtendialoog. Tijdens deze bijeenkomsten
zullen ministeries en kinderrechtenorganisaties open gesprekken voeren over de opvolging
van de aanbevelingen. Ter voorbereiding van deze jaarlijkse kinderrechtendialoog analyseert
het Kinderrechtencollectief, met financiering van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, bestaande data over de naleving van kinderrechten.
De nadere vormgeving van deze jaarlijkse kinderrechtendialogen wordt de komende tijd
in samenwerking met kinderrechtenorganisaties en betrokken departementen nader uitgewerkt.
Een belangrijk element hierbij is in ieder geval de betrokkenheid van kinderen zelf.
In de maanden september en oktober 2021 heeft een extern bureau in opdracht van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met ongeveer 100 kinderen verspreid
over heel Nederland gesproken over kinderrechten. De hoofdboodschap die deze kinderen
meegaven is dat kinderen betrokken willen worden bij onderwerpen die hen raken. Ik
geef daar graag gehoor aan door onder andere via de kinderrechtendialogen met kinderen
in gesprek te blijven.
Afsluitend
De aanbevelingen van het Comité benadrukken het belang kritisch te blijven kijken
naar hoe we binnen het Koninkrijk uitvoering geven aan kinderrechten en deze versterken.
Het kabinet wil met de in deze brief geschetste inzet en de jaarlijkse kinderrechtendialogen
blijven kijken naar hoe we invulling geven aan de aanbevelingen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Indieners
-
Indiener
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport