Brief regering : Programma School en Omgeving in het funderend onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
31 289
Voortgezet Onderwijs
Nr. 639
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2022
Ieder kind moet de mogelijkheid hebben zich optimaal te ontwikkelen. Misschien zit
zorgen voor een ander in je aard, hou je van het oplossen van moeilijke sommen, sport
je graag of ben je een kei in technisch lego. Je gunt het ieder kind dat het zich
op alle vlakken kan ontwikkelen. Hier hebben kinderen heel hun leven wat aan, en Nederland
ook. In de meeste gevallen werken school en de omgeving van het kind hiervoor al samen,
maar voor sommige kinderen geldt dat niet. Om ervoor te zorgen dat iedereen de kansen
krijgt die we met z’n allen zo belangrijk vinden, slaan we de handen ineen met leraren,
gemeentes, kinderopvang, ondernemers, verenigingen van sport tot muziek en alle andere
mensen die er aan bij kunnen dragen. Gezamenlijk komen we met acties die kinderen
(extra) kansen geven erachter te komen wat ze kunnen én om zichzelf verder te kunnen
ontwikkelen, zodat je de beste kans hebt op een goede toekomst.
Inzet kabinet versterken kansengelijkheid
Het versterken van kansengelijkheid is met recht één van de belangrijke punten uit
het coalitieakkoord. Het is belangrijk dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen,
zonder dat zij daarbij belemmerd worden door factoren die zij zelf niet kunnen beïnvloeden.
Alleen het gezin waar je in geboren wordt mag niet bepalen hoe je leven er uit gaat
zien: je inkomen, of je een huis kunt vinden, of je een vast contract krijgt of zelfs
hoe lang je (in gezondheid) leeft.1 Dit kabinet investeert daarom met een brede en integrale aanpak over de verschillende
terreinen op meerdere fronten in gelijke kansen. We dringen armoede terug met de aanpak
geldzorgen, armoede- en schulden, we investeren in het voorkomen dat jongeren afglijden
in de criminaliteit (Preventie met Gezag), we geven gemeenten meer mogelijkheden om
laaggeletterdheid aan te pakken en we werken met het Nationaal Preventieakkoord toe
naar een gezonde generatie in 2040. Met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
(NPLV) verbeteren we de leefbaarheid en veiligheid van stedelijke focusgebieden en
sturen we op integraliteit en een samenhangende aanpak. We zetten hiermee in op het
op orde brengen van de basis voor iedereen in de samenleving, zodat iedereen kans
op een goed bestaan heeft en mee kan doen.
Opgave voor het onderwijs
In en rondom het onderwijs gaan we ook nog verder aan de slag. Goed onderwijs is de
belangrijkste manier om kansen van kinderen te vergroten. Daarom bouw ik onder andere
met het masterplan basisvaardigheden aan sterk onderwijs dat voor iedere leerling
een vruchtbare bodem legt voor ontwikkeling. Daarnaast werk ik aan een ambitieuze
agenda om kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen. We moeten namelijk in en
om het stelsel aan de slag om leerlingen kansen te bieden. Daarbij is ook de oriëntatie
op beroepen die kinderen later kunnen uitoefenen, en dus het betrekken van vakmanschap
onder en na schooltijd, van belang. De Agenda Kansengelijkheid presenteer ik na de
zomer aan uw Kamer. Daarin ga ik onder meer in op hoe we toe werken naar een stelsel
waarin leerlingen meer dan nu de tijd en ruimte krijgen die ze nodig hebben om het
maximale uit zichzelf te halen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschrijft
in de brief «Kaders totstandkoming Werkagenda mbo», die voor de zomer verstuurd wordt,
dat kansengelijkheid één van de opgaven is waar hij samen met de mbo-sector mee aan
de slag gaat.
Het vergroten van kansengelijkheid in het onderwijs kan natuurlijk niet los gezien
worden van de andere stappen die dit kabinet zet voor beter onderwijs. Zoals gezegd
werken we met het masterplan basisvaardigheden hard aan het verhogen van de kwaliteit
van het onderwijs op taal, rekenen en burgerschap zodat onze kinderen het onderwijs
krijgen dat ze verdienen.2 Daarnaast investeren we in voldoende en goed opgeleide leraren, juist op de scholen
waar het hard nodig is, door het dichten van de loonkloof tussen primair en voortgezet
onderwijs. Op scholen met veel leerachterstanden verbeteren we ook de arbeidsvoorwaarden
van leraren en schoolleiders. Over passend onderwijs voor leerlingen die extra zorg
nodig hebben, heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd.3 Verder dragen de recent aangekondigde maatregelen, zoals een intensivering van het
toezicht, bij aan een veilig(er) klimaat op school en in de klas, en draagt de Maatschappelijke
Diensttijd eraan bij dat jongeren nieuwe leefwerelden ontmoeten, nieuwe vaardigheden
leren en mogelijke passies en talenten ontdekken.4 Tot slot heb ik uw Kamer recent geïnformeerd over de acties rondom het NP Onderwijs
die bijdragen aan duurzaam goed onderwijs voor alle leerlingen, maar in het bijzonder
leerlingen met de grootste leerachterstanden (lage en midden SES) en met aandacht
voor de mentale gezondheid van leerlingen.5 Onlangs heb ik samen met onder andere de Staatssecretaris van VWS een aanpak voor
mentale gezondheid naar uw Kamer gestuurd.6 Met deze verschillende maatregelen versterkt dit kabinet de basis om te groeien en
te ontwikkelen voor alle leerlingen. Door te investeren in de ontwikkeling van hun
vaardigheden, talenten én burgerschap, bereiden we een nieuwe generatie voor op deelname
aan de samenleving en de wereld van morgen.
In deze brief: Start verrijking van de school en omgeving
Met deze brief informeer ik u over de start van het programma «School & Omgeving»,
gericht op het verrijken van de school en omgeving, waarmee we het schooljaar starten
op 22 augustus. Dit is de eerste stap in de uitwerking van de Coalitieakkoord ambities
rondom de rijke schooldag. Voor dit programma heb ik een eerste groep voorlopers geselecteerd,
waar ik later in deze brief nader op inga. In het coalitieakkoord is afgesproken dat
we, als onderdeel van een brede aanpak van bestrijding van armoede in kwetsbare wijken
door gemeenten, investeren in een rijke schoolomgeving, waarbij scholen zelf bepalen
wat zij nodig achten om de kansenongelijkheid te verkleinen. We beginnen bij de scholen
waar de nood het hoogst is, daarvoor is dit jaar 34 miljoen euro beschikbaar.7 Deze middelen worden ingezet voor de start of doorontwikkeling van een eerste groep
van 130 gebieden (coalities van scholen, gemeenten en andere lokale partijen).
Waarom een verrijkte school & omgeving?
Kinderen leren veel in de klas, maar een minstens zo groot deel van de ontwikkeling
vindt rond en buiten de school plaats. Een ouder die je ’s avonds voorleest of helpt
bij het maken van huiswerk, een bijbaantje, als hobby sleutelen aan een scooter, doordeweeks
naar muziekles, voetballen of spelen in de wijk en af en toe naar het museum met het
hele gezin – allemaal activiteiten die bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen.
Of een dagje meelopen met een hovenier, want ook het perspectief op beroepen die kinderen
later kunnen uitoefenen is daarbij belangrijk. Een kind kan technisch talent of interesse
in een praktisch beroep pas ontwikkelen als het ermee in aanraking komt. Voor het
ene kind zijn dit vanzelfsprekendheden, maar voor andere kinderen is dit niet zomaar
weggelegd. Niet alle kinderen en jongeren groeien op in een omgeving die hun talenten
optimaal ondersteunt. Op 16 juni 2021 luidden 15 burgemeesters de noodklok. De burgemeesters
riepen op versneld extra te investeren in 16 kwetsbare gebieden waar een hoge concentratie
van mensen woont met een verzameling van problemen die elkaar versterken. Er is veel
armoede- en schuldenproblematiek, de omgeving is soms onveilig, woningen zijn vaak
klein en/of slecht onderhouden en mensen hebben meer gezondheidsklachten en bewegen
minder. Het onderwijs is een belangrijke factor in het bevorderen van kansengelijkheid
in de maatschappij, maar dit samenspel kan niet alleen op school worden doorbroken.
8
Dit laat zien dat er een integrale aanpak nodig is. Naast goed onderwijs als de basis,
zie ik het verrijken van de school en omgeving als één van de instrumenten die daarbij
structureel kan helpen. Door op en rondom de school te zorgen voor een breed aanbod
aan activiteiten en ondersteuning kan elke leerling zijn talenten en vaardigheden
in de volle breedte ontwikkelen en benutten. Brede ontwikkeling vraagt overal iets
anders en op sommige plekken meer dan elders. Met lokale coalities wil ik de school
en omgeving verrijken voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs, om ze
de «bagage» te bieden die ze nodig hebben. Zo halen we het beste uit deze leerlingen.
Het verrijken van school en omgeving kan ook een belangrijke bijdrage leveren aan
de aanpak geldzorgen, armoede en schulden van Minister Schouten, dat als doel heeft
het halveren van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in 2025. Minister Schouten
en ik zoeken daarbij dan ook nadrukkelijk de verbinding.
Op veel basis- en middelbare scholen worden er al aanvullende activiteiten aangeboden
zodat leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Dit aanvullende aanbod verschilt
sterk in omvang (aantal uren, deelnemende leerlingen), inhoud (sport, muziek, koken,
huiswerkbegeleiding, tutoring, coaching en sociaal-emotionele ontwikkeling), inrichting
(inzet vakleerkrachten, samenwerking met kinderopvang of sport/cultuurpartners en
in de wijk en bijvoorbeeld de inzet van rolmodellen/oud-leerlingen), samenhang met
het curriculum (van naschools aanbod tot integrale dagarrangementen van 08.00 tot
20.00) en samenwerking met ouders en in de wijk en met bedrijven. Waar alle scholen
hun programma anders inrichten, opzetten en financieren zijn er tegelijkertijd veel
overkoepelende thema’s en vraagstukken, zoals de samenwerking met ouders, tussen school
en wijk en de samenhang met andere beleidsterreinen, zoals gezond opgroeien, samenwerking
met de kinderopvang, of de inzet van jongeren en studenten vanuit Maatschappelijke
Diensttijd.
De eerste stap: verrijkte omgeving voor tienduizenden leerlingen
Het programma «School & Omgeving» bevat een breed palet aan activiteiten waarmee leerlingen
zich optimaal kunnen ontwikkelen. Het gaat om extra activiteiten die maken dat kinderen
hun horizon kunnen verbreden. Ik wil dit deze kabinetsperiode realiseren, in de eerste
plaats daar waar nodig. Voor tienduizenden leerlingen, te beginnen op plekken waar
dit het meest nodig is.
Dit jaar krijgen de eerste 130 gebieden, verspreid over het land, de mogelijkheid
om een start te maken met het verrijken van de school en omgeving, of een bestaand
aanbod uit te breiden of door te ontwikkelen. Vanwege de grote belangstelling voor
het traject, is er ruimte gecreëerd zodat we meer gebieden kunnen helpen. Het betreft
gebieden van wisselende grootte waarbinnen scholen, gemeenten en andere lokale partijen
samenwerken in een coalitie. Deze samenwerking in een coalitie is vereist, omdat we
alleen grote stappen kunnen zetten richting kansengelijkheid als we dit integraal
aanpakken en school, thuis en omgeving met elkaar verbinden. Het gaat om gebieden
waar de grootste winst te behalen is. Het betreft deels gebieden die nog geen of weinig
extra aanbod hebben, maar waar het juist heel belangrijk is dat we nu al handelen.
Deels zijn het gebieden waar al extra activiteiten aangeboden worden naast het reguliere
curriculum en waar dus ervaring is met het verrijken van de school en omgeving. Aan
45 van deze gebieden heb ik een voorloper status toegekend. Met deze groep voorlopers
ga ik, vanaf het schooljaar 22/23, een intensieve samenwerking van drie jaar aan.
Samen met hen werk ik deze jaren aan een duurzame en structurele opzet van het programma.
Op basis van de ervaringen en kennis van deze voorlopers, van wetenschappers en op
basis van een onderzoeks-en monitoringsprogramma werk ik toe naar een modulair systeem.
In dit systeem bepalen coalities zelf op welke ontwikkeldomeinen zij aanvullende activiteiten
aanbieden en hoe zij dit aanbod met het curriculum én de wijk integreren. Dit resulteert
in verschillende categorieën. Hiermee wil ik uiteindelijk een aanbod neerzetten met
de grootst mogelijk impact.
Er is op dit moment nog een grote variatie in de mate en vorm waarin de school en
omgeving verrijkt wordt, en er is nog onvoldoende inzicht in de manier waarop je dit
op de meest effectieve manier inricht. Ik kies er daarom voor om middels een lerende
aanpak toe te werken naar de structurele, meer uniforme vormgeving van het aanbod.
Dit doe ik stapsgewijs samen met alle betrokkenen: met de Staatssecretaris van OCW,
met mijn collega’s van andere departementen, met scholen, gemeenten, maatschappelijke
partijen, ouders, en leerlingen. In de eerste fase bepalen gebieden zelf wat nodig
en mogelijk is. Zij weten immers het beste wat de kinderen en jongeren nodig hebben
en wat er al allemaal wordt gedaan in het gebied. Door deze aanpak geef ik ruimte
aan lokale initiatieven en keuzes met welke partijen wordt samengewerkt. Tegelijkertijd
werk ik samen met de betrokkenen stapsgewijs toe naar de genoemde standaardisering
van het aanbod. Na de zomer informeer ik u verder over de manier waarop ik dit aanpak
in het programma.
Aan de slag met voorlopers en startende gebieden
De 130 lokale coalities van deze eerste ronde van het programma ontvangen een subsidie
om hun verrijkte bestaande programma uit te bouwen of op te starten. Hierbij zetten
we in eerste instantie in op scholen voor primair onderwijs en voortgezet (speciaal)
onderwijs met relatief veel leerlingen met extra uitdagingen en in wijken waar de
armoedeproblematiek groot is. De voorlopers heb ik inmiddels geselecteerd op basis
van een aantal criteria, waarbij vooral gekeken is naar de omvang van het bestaande
en toekomstige aanbod, het aantal leerlingen, de inhoud van het aanbod en de problematiek
in het gebied. Deze voorlopers kunnen vanaf deze zomer subsidie aanvragen voor de
doorontwikkeling of uitbreiding van hun aanbod. De andere gebieden kunnen gelijktijdig
subsidie aanvragen. Dit betreft 35 startende gebieden en circa 50 gebieden met een
bestaand aanbod maar dat van kleinere omvang is dan de voorlopers (zogenoemde «doorgroeiers»).
Starters krijgen subsidie en ondersteuning om een samenwerking met lokale partijen
te organiseren en een programma in hun gebied vorm te geven. Doorgroeiers krijgen
subsidie om met de coalitie het aanbod door te ontwikkelen waarbij ze gebruik kunnen
maken van de ervaringen van de voorlopers. Starters en doorgroeiers worden, bij overschrijving,
geselecteerd door middel van loting. De subsidie bestaat uit drie categorieën bedragen.
Een vast bedrag voor elke voorloper, een vast bedrag voor elke doorgroeier en een
vast bedrag voor elke starter. De subsidie wordt door de school aangevraagd als penvoerder
van de coalitie.
Ook in Caribisch Nederland wil ik aan de slag met het verrijken van de school en omgeving.
Ik zie daar al mooie voorbeelden van een verrijkt aanbod buiten schooltijd. Omdat
de context, het onderwijsstelsel en de schaal verschilt van Nederland zal ik hier
een apart traject voor opzetten. Samen met de partners in Caribisch Nederland kijk
ik hoe we dit goed kunnen organiseren, zodat ook de voorlopers in Caribisch Nederland
vanaf 2023 ondersteund worden om hun aanbod door te ontwikkelen en uit te breiden.
De subsidie voor starters en doorgroeiers is ook toegankelijk voor Caribisch Nederland.
Ondersteuning en monitoring
OCW gaat zowel de voorlopers als de starters ondersteunen via de Gelijke Kansen Alliantie
(GKA). De GKA heeft regiocoördinatoren verspreid over het land en werkt op die manier
lokaal al samen met scholen, gemeenten, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven
om kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen. Omdat het bij het verrijken van
de school en omgeving ook juist gaat om het verbinden van ontwikkelingsgerichte activiteiten
op school, thuis, en in de omgeving, is het van belang om samen te werken met allianties
die vanuit aanpalende domeinen werken aan ontwikkelingskansen voor kinderen.
De voorlopers stellen deze zomer een convenant op waarin de activiteiten, (beoogde)
deelnemers, betrokken partijen en een plan voor doorontwikkeling beschreven staan.
De GKA helpt de coalities hierbij. In dit convenant worden ook de rollen van de betrokken
partijen beschreven. Gezien de hoge werkdruk van scholen wordt een sterk beroep gedaan
op de partijen die zich aansluiten bij de coalitie om de scholen hierin te ontzorgen.
De gemeente heeft een belangrijke rol in de organisatie en kan vanuit hun regierol
voor lokaal preventief jeugdbeleid ook maatschappelijke organisaties betrekken en
het onderwijsbeleid, sportbeleid, zorgbeleid en cultuurbeleid bij elkaar brengen.
Ik wil daarbij ook zoveel mogelijk het perspectief van vakmanschap en praktisch talent
betrekken, zodat kinderen dit verder kunnen ontwikkelen en hun zelfvertrouwen kunnen
vergroten. In de uitvoering van het aanvullende aanbod en het ondersteunen van de
school kunnen ook maatschappelijke organisaties een belangrijke rol spelen, zoals
de kinderopvang, bibliotheken, sport- beweeg, cultuur- en vrijetijdsaanbieders, het
jeugd en jongerenwerk, het brede welzijnswerk in de buurt en de publieke gezondheid
bijvoorbeeld in het kader van de het programma Gezonde school. Daarnaast kan samenwerking
met bedrijven worden opgezocht.
Door het verrijken van de school en omgeving moet de school nog meer benut worden
als plek waar verschil wordt gemaakt. Daarom vind ik het belangrijk dat we goed weten
wat werkt en toewerken naar een meer uniform en evidence-based kader voor het programma.
Er wordt een infrastructuur opgestart, met bijeenkomsten waarin deelnemende gebieden
hun kennis en best practices kunnen delen met andere gebieden en waar gebieden elkaar kunnen behoeden voor valkuilen.
Ook wordt gezorgd voor kennisdeling en het verspreiden van evidence en goede voorbeelden
via een online platform. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande platforms
die zijn ontwikkeld vanuit bijvoorbeeld het Nationaal Programma Onderwijs. Daarnaast
start ik een onderzoek- en monitoringsprogramma waarmee ik de effecten, ervaringen
en succesfactoren van de gebieden volg en de beschikbare wetenschappelijke kennis
ontsluit. Middels een 0-meting wil ik eind van het jaar inzicht krijgen in het aanbod
dat nu in het land aanwezig is. Met de monitoring en de kennisinfrastructuur zal een
belangrijke basis worden gelegd voor alle gebieden die nog gaan volgen. Deze lerende
aanpak zorgt voor structurele inbedding van een effectieve rijke school en omgeving.
Dit past binnen een breder programma waarin we kansengelijkheid beter in kaart willen
brengen met heldere, meetbare indicatoren.
De volgende stap: verbeteren en uitbreiden
Met deze 130 gebieden zetten we de eerste stap van het programma «School & Omgeving», de invulling van de rijke schooldag uit het Coalitieakkoord.
Met de lokale coalities maken we een voortvarende start met het realiseren van een
rijke school en omgeving voor kinderen. Kansengelijkheid is een groot en belangrijk
thema voor het kabinet. We kunnen ongelijkheid niet alleen in en met het onderwijs
oplossen. Het begint bij goed onderwijs. Het onderwijs is de plek waar we leerlingen
een stevige basis meegeven waarop zij zich de rest van hun leven verder ontwikkelen.
Ik zet mij daarom in voor onderwijs waarin alle leerlingen tot hun recht komen.
Na de zomer informeer ik uw Kamer verder over de manier waarop we het programma «School
& Omgeving» de komende jaren verder vormgeven en invullen. Daarnaast zal ik dan ook
mijn brede visie op kansengelijkheid uiteen zetten. Daarin ga ik onder meer in op
hoe we toe werken naar een eerlijk stelsel waarin leerlingen de tijd en ruimte krijgen
die ze nodig hebben om zich optimaal te ontwikkelen. Ik ga dan ook uitgebreider in
op wat er in het onderwijs nodig is: een stelsel dat voor iedereen de mogelijkheden
biedt om het beste uit zichzelf te halen. Want dat is wat we willen, in en buiten
het onderwijs, ieder kind de beste kans geven.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs