Brief regering : Voortgang aanpak online seksueel kindermisbruik en zeden
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
31 015 Kindermishandeling
Nr. 60 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2022
Seksueel geweld, waaronder seksueel kindermisbruik (online en offline) is een groot
maatschappelijk probleem dat de veiligheid en vrijheid van mensen aantast. De impact
van seksueel geweld op slachtoffers kan enorm zijn en levenslang zijn sporen achterlaten.
Om die reden heeft dit onderwerp voortdurend mijn aandacht. Het aanpakken van dit
probleem kan de overheid echter niet alleen. Samenwerking tussen alle betrokken partijen,
zowel nationaal als internationaal, is noodzakelijk. Hoewel de afgelopen jaren belangrijke
stappen zijn gezet, zijn we er nog niet.
In navolging van de brief van 7 december 20211 informeer ik u in deze voortgangsbrief over de ontwikkelingen die zich de afgelopen
maanden hebben voorgedaan met betrekking tot de aanpak van seksueel kindermisbruik
(online en offline) en zedenfeiten in algemene zin.
Met deze brief doe ik een vijftal moties af, namelijk:
– de motie van Kamerleden Michon-Derkzen en Mutluereen vast aanspreekpunt voor zedenslachtoffers2;
– de motie van het Kamerlid Van der Graaf c.s. over onder andere het ontwikkelen van
een online opsporingsstrategie waarin specifieke kwetsbare groepen worden aangemerkt
als prioriteit3;
– de motie van het Kamerlid Kuik over het geven van prioriteit aan het ontwikkelen van
een opsporingsstrategie4;
– de motie van de Kamerleden Stoffer en Van der Staaij over het zo goed mogelijk naleven
van de Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik minderjarigen – Kindermishandeling5; en
– de (gewijzigde) motie van het Kamerlid Westerveld c.s. over het strafbaar stellen
van gedragingen die zich welbewust richten op het beschadigen van de lichamelijke
en geestelijke gezondheid van kwetsbare jongeren en jongvolwassenen.6
Ik geef door middel van deze brief ook uitvoering aan eerder gedane toezeggingen over
de strafvorderingsrichtlijn seksueel misbruik minderjarigen7 en overleg inzake hulpverlening slachtoffers online seksueel misbruik.8
Wetsvoorstel seksuele misdrijven en implementatietraject
Het wetsvoorstel seksuele misdrijven is, na aanvaarding door de ministerraad op 3 december
2021, voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd. De
Raad van State heeft op 8 juni jl. het advies uitgebracht over dit wetsvoorstel.9 Het advies heeft een dictum B gekregen. Dat wil zeggen dat de Afdeling advisering
een aantal opmerkingen bij het wetsvoorstel heeft en adviseert om daarmee rekening
te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend. De komende periode
zal het advies verwerkt worden in het wetsvoorstel. Vervolgens wordt het wetsvoorstel
bij uw Kamer ingediend. Mijn inzet is om dit wetsvoorstel zo snel mogelijk, in de
loop van de zomer, bij uw Kamer in te dienen.
In mijn brief van 4 april jl.10 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stappen die mijn ministerie en de bij de uitvoering
van het wetsvoorstel betrokken (keten)organisaties zetten om de invoering van de wet
zorgvuldig voor te bereiden. Zoals u weet, is inwerkingtreding in 2024 voorzien. Op
dit moment wordt het wetsvoorstel, met input van de bij de implementatie meest betrokken
(keten)organisaties zoals de politie, het openbaar ministerie (hierna: OM) het Nederlands
Forensisch Instituut, het Centrum Seksueel Geweld (hierna: CSG) en gemeenten naar
de praktijk vertaald. Met dit wetsvoorstel wordt de zedenwetgeving immers grondig
aangepast. Het is belangrijk dat deze vertaalslag naar de praktijk zo snel maar ook
zo zorgvuldig mogelijk plaatsvindt zodat de aangepaste wetgeving, meteen na inwerkingtreding,
effectief ingezet kan worden ten behoeve van slachtoffers en alle professionals in
de startblokken staan wanneer de wet in gaat. We zetten daarom vol in op een goede
voorbereiding van het implementatietraject. De betrokken organisaties zetten op dit
moment verdere stappen om het wetsvoorstel binnen de eigen organisatie te implementeren,
bijvoorbeeld door het instellen van een projectteam en het starten van (project)bijeenkomsten.
De komende tijd gebruik ik om samen met deze organisaties nadere afspraken te maken
over de vervolgstappen. Met deze input zal ik het (overkoepelende) plan van aanpak
afronden en, naar verwachting, in de loop van de zomer aan uw Kamer sturen.
Kindersekspoppen
Zoals ook beschreven in eerdergenoemde voortgangsbrief van 7 december 2021 wordt in
opdracht van het WODC een onderzoek uitgevoerd dat ingaat op de vraag in hoeverre
een verbod op kindersekspoppen mogelijk en wenselijk is. Daarbij wordt ook gekeken
welke mogelijkheden de huidige wet- en regelgeving kent om het bezit, de verkoop en
de invoer van kindersekspoppen aan te pakken. Ook wordt een landenvergelijking uitgevoerd,
waarbij de argumenten worden uiteengezet die in bepaalde landen een rol hebben gespeeld
bij het al dan niet strafbaar stellen van kindersekspoppen. Ik verwacht de uitkomsten
van dit onderzoek, tezamen met een beleidsreactie, na de zomer met uw Kamer te kunnen
delen.
Strafvorderingsrichtlijn seksueel misbruik minderjarigen
Tijdens het tweeminutendebat over seksueel geweld en kindermisbruik van 14 april jl.
(Handelingen II 2021/22, nr. 73, item 17) heeft uw Kamer, middels de motie van de leden Stoffer en Van der Staaij, de regering
verzocht in overleg met het OM te bevorderen dat de Richtlijn voor strafvordering
seksueel misbruik minderjarigen van het OM zo goed mogelijk wordt nageleefd.
Zoals is toegezegd tijdens het commissiedebat seksueel geweld en kindermisbruik op
6 april jl. (Kamerstukken 34 843 en 31 015, nr. 55) heb ik tijdens de laatste overlegvergadering met het college van procureurs-generaal
de inhoud en conclusies van het WODC-rapport «Straffen seksueel misbruik minderjarigen»
ter kennisneming geagendeerd en gedeeld met het college. Het OM heeft kenbaar gemaakt
de Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik minderjarigen te zullen evalueren
in het licht van de maatschappelijke, juridische en politieke opvattingen over deze
misdrijven. Het college van procureurs-generaal zal na deze evaluatie zelfstandig
beoordelen of al dan niet wordt overgegaan tot vaststelling van een gewijzigde Richtlijn.
Hiermee heb ik uitvoering gegeven aan de motie van de leden Stoffer en Van der Staaij
(Kamerstuk 31 015, nr. 253).
Toezegging overleg inzake hulpverlening slachtoffers online seksueel misbruik
In het VAO Zeden op 12 februari 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 53, item 3) is, zoals aangegeven, de toezegging gedaan om overleg te zullen voeren over de hulpverlening
aan slachtoffers van online seksueel geweld. Ik kan u hierbij aangeven dat er op ambtelijk
niveau regulier met het CSG wordt overlegd over de hulp aan slachtoffers van zowel
fysiek als online seksueel geweld. In dit overleg houdt het CSG het Ministerie van
Justitie en Veiligheid goed op de hoogte van de initiatieven die er zijn om de hulp
aan slachtoffers van online seksueel geweld verder te verbeteren. Het CSG heeft in
samenwerking met een consortium van experts de interventie Eerste Hulp na Online Seksueel
Grensoverschrijdend Gedrag ontwikkeld. De interventie sluit aan op de multidisciplinaire
aanpak van het CSG. De interventie wordt als pilot gedurende twee jaar uitgevoerd
bij het CSG en gefinancierd door het Fonds Slachtofferhulp.
Vast aanspreekpunt voor zedenslachtoffers bij strafzaken
Tijdens het tweeminutendebat over seksueel geweld en kindermisbruik van 14 april jl.,
hebben de Kamerleden Michon-Derkzen en Mutluer een motie ingediend waarin de regering
wordt verzocht om een vast aanspreekpunt voor zedenslachtoffers bij de start van een
strafzaak te regelen.
Hieronder licht ik toe op welke wijze tijdens het strafproces voor vaste aanspreekpunten
voor zedenslachtoffers wordt gezorgd Met onderstaande informatie doe ik deze motie
af.
Zoals ik uw Kamer heb geïnformeerd met mijn brief van 10 mei jl. over de voortgang
van het plan van aanpak zedenrecherche, heeft de politie gezorgd voor vaste contactmomenten
met slachtoffers.11 Het is van belang dat informatie voor slachtoffers vindbaar is, laagdrempelig wordt
aangeboden en aansluit bij de informatiebehoefte. Er is ook altijd minimaal één zedenrechercheur
vast aanspreekbaar over de voortgang van de zaak. Tijdens het eerste contact met de
politie, bij een aangifte of een informatief gesprek, ontvangt het slachtoffer de
contactgegevens waarmee het slachtoffer telefonisch of per mail met de politie contact
kan leggen. Een slachtoffer kan dus altijd zelf contact opnemen met de politie, bijvoorbeeld
om te informeren naar de status van de zedenzaak of bij vragen over (verwijzing naar
de) hulpverlening, juridische bijstand of andere aanvullende informatie.
Daarnaast werkt de politie samen met slachtoffers aan het verbeteren van specifieke
informatie voor een slachtoffer van een seksueel misdrijf op de website www.mijnslachtofferzaak.nl en in een brochure. De politie zal dit in de tweede helft van 2022 beschikbaar hebben.
Zodra de zedenzaak bij de politie is afgerond, wordt het slachtoffer door de politie
geïnformeerd op welke wijze de politie de zaak heeft afgerond. Dat kan per brief zijn,
of een persoonlijk gesprek indien dat beter aansluit bij de behoeften van het slachtoffer.
Het afronden van een zaak kan betekenen dat het eindproces-verbaal naar het OM is
gezonden. In dat geval vindt het contact met het slachtoffer vervolgens plaats met
het OM. Het OM beslist of er wel of niet voldoende bewijs is en of wordt overgegaan
tot vervolging. Hierover wordt het slachtoffer door het OM geïnformeerd. Het kan ook
in voorkomende gevallen zijn dat het onderzoek in de zedenzaak niet geleid heeft tot
een verdachte en dat de zaak in overleg met het OM wordt beëindigd. In dat geval wordt
er door de politie geen eindproces-verbaal naar het OM verstuurd en wordt het slachtoffer
op een bij het slachtoffer passende manier hierover geïnformeerd.
Bij het OM zijn in zedenzaken veelal de slachtoffercoördinatoren betrokken. Als de
zedenpolitie (en vaak is ook al een zaaksofficier gekoppeld) de zaak bij overdracht
naar het OM uitzet, kan de zaaksofficier de zaak uitzetten bij een slachtoffercoördinator.
Daarmee heeft het slachtoffer snel een persoonlijk eerste aanspreekpunt bij het OM.
De slachtoffercoördinatoren worden betrokken bij de zwaardere zaken, zoals ook de
zedenzaken. Slachtoffercoördinatoren komen met name in beeld als de zaak is beoordeeld
en ervoor is gekozen om de zaak te dagvaarden. Voor het moment dat het proces-verbaal
van een zedenzaak al wel is ingestuurd door de politie maar nog niet is beoordeeld
door het OM, is het Informatiepunt Slachtoffers (hierna: IPS) een telefonisch aanspreekpunt.
Ook in de zaken waarin uiteindelijk geen vervolging wordt ingesteld door het OM, is
het IPS aanspreekpunt. Kortom: er is voor het slachtoffer altijd een aanspreekpunt,
waar het gaat om de voortgang of stand van zaken van een zedenzaak.
Online opsporingsstrategie
Zoals aangegeven heeft uw Kamer het vorige Kabinet tijdens de plenaire vergadering
van 2 juli 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 91, item 70) inzake het VSO «seksueel misbruik door pro-ana coaches» middels de motie van de
leden Van der Graaf c.s. verzocht een online opsporingsstrategie te ontwikkelen. Hierbij
is verzocht specifieke kwetsbare groepen aan te merken als prioriteit, slachtoffers
van pro-ana coaches als kwetsbare groep aan te merken, aan te geven in hoeverre capaciteitsgebrek
bij de ontwikkeling van een online opsporingsstrategie een knelpunt vormt, de Kamer
hierover te informeren en de motie Van der Graaf/Kuiken inzake het inzetten van de
webcrawler en lokprofielen daarbij te betrekken.
Tijdens het tweeminutendebat over seksueel geweld en kindermisbruik van 3 november
jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 17, item 6) heeft uw Kamer de regering door middel van eerdergenoemde motie van de leden Kuik
c.s. verzocht prioriteit te geven aan het ontwikkelen van een online opsporingsstrategie,
aan te geven hoe dit zich verhoudt tot de beschikbare capaciteit en de Kamer hierover
te informeren.
Ik onderken, samen met de politie, de noodzaak van een effectieve aanpak tegen seksueel
misbruik van en geweld tegen kwetsbare groepen. Strafbare gedragingen zoals misbruik
en geweld moeten in alle gevallen daadkrachtig worden aangepakt en zeker wanneer zij
worden begaan tegen mensen die zich al in een kwetsbare positie bevinden, waaronder
pro-ana slachtoffers. Omdat dergelijke delicten in steeds verdergaande mate online
plaatsvinden, deel ik de mening van uw Kamer dat meer focus op de digitale aanpak
nodig is.
Door de politie is, het voorgaande in ogenschouw genomen, gestart met de verkenning
van de mogelijkheden voor de opzet en uitrol van een digitale opsporingsstrategie
gericht op seksuele misdrijven en mensenhandel. Als onderdeel van deze verkenning
wordt een impactanalyse uitgevoerd, waarbij mede wordt gekeken naar de voorwaarden
voor de opzet en uitrol van de digitale opsporingsstrategie op seksuele misdrijven
en mensenhandel. Denk hierbij aan wetswijzigingen, politiële capaciteit, IV aanpassingen
en financiële middelen. Ook worden het juridische handelingskader en de ethische implicaties
van de mogelijke inzet van specifieke digitale opsporingsmiddelen (waaronder webcrawler
en lokprofielen) onderzocht. De verwachting is dat de resultaten van deze verkenning
in het najaar zullen worden opgeleverd door de politie.
In het najaar zal ik uw Kamer over de verkenning en over hoe de randvoorwaarden in
te vullen informeren. Na afronding van de verkenning kan, indien is voldaan aan de
daarvoor benodigde voorwaarden zoals hierboven benoemd, worden gestart met de pilot
voor de (afgebakende) digitale opsporingsstrategie voor seksuele misdrijven en mensenhandel,
die tegelijkertijd een basis zal bieden voor de verkenning van de mogelijkheden voor
een bredere opsporingsstrategie. Met het voorgaande doe ik de moties van het lid Kuik
c.s. (Kamerstuk 31 015, nr. 236) en van het lid Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 31 015, nr. 197) af.
Het welbewust beschadigen van de gezondheid van jongeren en jongvolwassenen
Bij gewijzigde motie van de leden Westerveld c.s. van 5 november 2021 wordt de regering
verzocht onderzoek te doen naar welke aanpassing(en) van het Wetboek van Strafrecht
nodig zijn om gedragingen strafbaar te stellen die zich welbewust richten op het beschadigen
van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kwetsbare jongeren en jongvolwassenen
en de Kamer hierover te informeren.
Ik stel voorop dat ik elke vorm van beschadiging van de (lichamelijke of geestelijke)
gezondheid van jongeren en jongvolwassenen verwerp, waaronder de verheerlijking van
eetstoornissen, bijvoorbeeld op pro-anawebsites, en het aanzetten tot of behulpzaam
zijn bij (extreme) vermagering of zelfmoord.
Gedragingen gericht op het beschadigen van de lichamelijke en geestelijke gezondheid
van kwetsbare jongeren en jongvolwassenen, zoals het verheerlijken van eetstoornissen
en het aanzetten tot of behulpzaam zijn bij (extreme) vermagering, zijn niet als zodanig
en op zichzelf strafbaar volgens de huidige Nederlandse wetgeving. Het Wetboek van
Strafrecht (hierna: Sr) stelt evenwel verschillende gedragingen strafbaar waarvan
in deze situaties mogelijk sprake kan zijn. Zo is in artikel 300 Sr mishandeling strafbaar
gesteld, waaronder ook psychische mishandeling kan worden verstaan.12 In artikel 294 Sr is verder het aanzetten tot en het behulpzaam zijn bij zelfdoding
dan wel de verschaffing van de middelen daartoe strafbaar gesteld voor zover de zelfdoding
daadwerkelijk volgt. Degene die een ander opzettelijk aanzet tot bijvoorbeeld extreem
vermageren, zou strafbaar kunnen zijn over de band van deze strafbaarstelling indien
de ingetreden zelfdoding het directe gevolg is van het aanzetten tot extreem vermageren.
Door het openbaar ministerie wordt steeds per individuele zaak overwogen welke delictsomschrijving
gelet op de specifieke omstandigheden aan de orde is.
In het Wetboek van Strafrecht bestaan dus reeds mogelijkheden om strafrechtelijk op
te treden. Ik heb geen aanwijzingen dat de politie en het OM mogelijkheden daarvoor
missen. Gelet daarop acht ik het op dit moment niet nodig om het Wetboek van Strafrecht
aan te passen. Met het voorgaande kom ik tot afdoening van de gewijzigde motie van
het lid Westerveld c.s. (Kamerstuk 31 015, nr. 235).
Voorstel Europese verordening bestrijding (online) seksueel kindermisbruik
Op 11 mei jl. heeft de Europese Commissie een voorstel voor een verordening ter bestrijding
van (online) seksueel kindermisbruik gepubliceerd.13 Nederland is blij met het initiatief van de Europese Commissie om de aanpak tegen
(online) seksueel kindermisbruik in de EU doeltreffender te maken. Aangezien het internet
zich niet houdt aan landsgrenzen, is Europese samenwerking een essentieel onderdeel
van de aanpak van dit probleem. Het voorstel van de Europese Commissie benoemt een
verantwoordelijkheid voor aanbieders van hostingdiensten en interpersoonlijke communicatiediensten
in de strijd tegen online seksueel kindermisbruik en specificeert welke verplichtingen
voor dergelijke aanbieders moeten gaan gelden. Daarnaast stelt de Commissie voor een
Europees Centrum inzake voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik op te
richten. Een BNC-fiche is hiervoor opgesteld en met uw Kamer gedeeld.14
Cijfers zedenzaken politie
Van groot belang binnen de strafrechtelijke aanpak is de zorgvuldige en voortvarende
behandeling van zedenzaken. Uw Kamer heb ik over een hernieuwde aanpak om de doorlooptijden
te verbeteren separaat geïnformeerd bij brief van 30 mei jl.15
In de voortgangsbrief van 10 mei jl.16 is het totaal aantal zedenzaken van 646 langer dan 6 maanden in werkvoorraad van
de politie opgenomen (stand 2 april 2022).
Op 2 juni 2022 waren in totaal 3361 zedenzaken bij politie in behandeling. Het gaat
daarbij om aanranding, verkrachting, incest, ontucht met minderjarigen, grooming en
overige zedenmeldingen, openbare schennis en sexting. In 694 van die zaken is de aangifte
langer dan 6 maanden in behandeling.
In het licht van het stevig gestegen werkaanbod in 2021 en vooral begin 2022, is het
een goed teken dat de totale werkvoorraad niet is toegenomen ten opzichte van eerdere
jaren. Het totaal aantal aangiftes dat langer dan 6 maanden in voorraad is, is afgenomen.
Zie onderstaande tabel voor de geactualiseerde cijfers17(bron: politie).
Tabel actuele werkvoorraad
Stand 2 juni 2022
Stand 2 juni 2021
Stand 2 juni 2020
Stand 2 juni 2019
Voorraad totaal aantal zedenzaken
3.361
3.351
2.928
3.429
Totaal aantal aangiftes langer dan 6 maanden in voorraad
694
884
844
706
Tot slot
Seksueel kindermisbruik (online en offline) en zedenfeiten in algemene zin raken onze
samenleving als geheel. Nu de impact van dergelijke feiten vaak enorm is, blijf ik
mij voortdurend inzetten voor de aanpak van dit maatschappelijke probleem. Ik doe
dit niet alleen maar samen met alle betrokken partijen, zoals andere departementen,
de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en
maatschappelijke actoren.
Het stellen van duidelijke normen en het bieden van bescherming is namelijk een zaak
van ons allemaal en de verantwoordelijkheid van eenieder. Door middel van deze voortgangsbrieven
blijf ik uw Kamer op de hoogte houden van de recente ontwikkelingen op dit beleidsterrein
binnen mijn ministerie.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid