Brief regering : Stand van zaken over diverse moties en toezeggingen m.b.t. media
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 248
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2022
In het vergaderjaar 2021–2022 heeft uw Kamer diverse moties aangenomen op het gebied
van media. Ook heeft mijn voorganger uw Kamer een aantal toezeggingen gedaan. Met
deze brief informeer ik u over de stand van zaken van de aangenomen moties en de gedane
toezeggingen in het afgelopen jaar aan de uw Kamer. De moties en toezeggingen zal
ik per thema behandelen.
Landelijke publieke omroep
Bereik laaggeletterden en laagtaalvaardigen
De motie van het lid Werner1verzoekt het kabinet de NPO te laten rapporteren over hoe de NPO laaggeletterden met
bijvoorbeeld dagprogrammering bereikt, en de Kamer hierover te informeren. Met onderstaande
toelichting doe ik deze motie gestand.
In Nederland hebben 2,5 miljoen mensen moeite met de Nederlandse taal. Een omvangrijke
deel van onze samenleving, voor wie hierdoor ook de toegankelijkheid van belangrijke
informatie en ander media-aanbod een barrière vormt om zelfstandig mee te doen in
onze maatschappij. Op basis van de publieke taakopdracht van de NPO om zoveel mogelijk
alle groepen in de samenleving te bedienen met zijn media-aanbod, is ook deze doelgroep
in het vizier van de landelijke publieke omroep.
In het kader van zijn innovatieagenda zet de NPO in op digitale inclusiviteit en toegankelijkheid
door middel van experimenten gericht op doelgroepen die in het huidige digitale medialandschap
onvoldoende of niet mee kunnen doen. Een concreet voorbeeld hiervan is een experiment
waarmee de NOS op 3 november 2021 is gestart: NOS Nieuws van de week.2 Een digitaal kanaal waarmee de omroep inzet op het verzorgen van relevante nieuwsvoorziening
op een laagdrempelige wijze qua taal, toon en tempo met als doel om ook publiek te
bereiken dat minder taalvaardig is. De NOS bekijkt hoe dit initiatief verder verspreid
kan worden. NOS Nieuws van de week is sinds 25 mei jongstleden ook te zien op drie lokale omroepen (Den Haag FM, Bollenstreek
Omroep en Omroep Venlo).3 Een ander voorbeeld is de inzet van AI voor het automatisch ondertitelen in anderen
talen, voor doelgroepen die de Nederlandse taal (nog) niet of onvoldoende beheersen.4
Daarnaast beschikt de NPO over het digitaal platform «Net in Nederland» dat onderdeel uitmaakt van NPOKennis. Dit is een informatieve site gericht op mensen
die naar Nederland zijn gekomen en de taal nog niet afdoende beheersen. Op de site
wordt relevante informatie verzorgd die bijdraagt aan kennis over de Nederland en
de Nederlandse cultuur, waarden en normen.
Ten slotte beschikt de publieke omroep, naast de reguliere nieuwsvoorziening ook over
het NOS Jeugdjournaal. Omdat dit nieuwsprogramma in eerste instantie gericht is op
de jeugd, en het taalniveau laagdrempeliger is dan het reguliere NOS Journaal, is
het ook toegankelijker voor laagtaalvaardigen.
Ik heb de NPO gevraagd om in zijn jaarlijkse NPO Terugblikinformatie op te nemen over
de initiatieven van de publieke omroep gericht op deze specifieke doelgroep. Deze
informatie zal vanaf de NPO Terugblik 2022 worden opgenomen. Uiteraard ontvangt uw
Kamer de Terugblik, zoals gebruikelijk, jaarlijks met de mediabegrotingsbrief.
Vertegenwoordiging mensen met een beperking
Met gewijzigde motie van de leden Werner en Van der Plas5 wordt het kabinet verzocht om met de NPO af te spreken dat wordt gerapporteerd over
de voortgang van de vertegenwoordiging van mensen met een beperking en hierbij gebruik
te maken van de reeds bestaande initiatieven.
De publieke omroep heeft als taakopdracht een evenwichtig, pluriform, gevarieerd en
kwalitatief hoogstaand media-aanbod te verzorgen. Een evenwichtig media-aanbod brengt
met zich mee dat de publieke omroep een representatief beeld verschaft van de verschillende
groepen die onze samenleving kent. Dat geldt ook voor mensen met een beperking. De
NPO rapporteert jaarlijks over de doelstellingen op het gebied van diversiteit voor
wat betreft man/vrouw verhouding, culturele achtergrond en mensen met een beperking.
Daarnaast rapporteert de NPO ook wat het publiek vindt van de weerspiegeling van vrouwen,
mensen met een bi-culturele achtergrond en mensen met een beperking op de radiozenders
en in het televisieaanbod van de NPO.
Zoals aangekondigd in zijn Concessiebeleidsplan 2022–2026 heeft de NPO diversiteitsdoelen
gesteld met betrekking tot de representatie van mensen met een beperking. De NPO laat
daarvoor een jaarlijkse inhoudsanalyse uitvoeren door de Universiteit van Amsterdam
en de Universiteit van Antwerpen. In 2021 heeft een nulmeting plaatsgevonden op basis
waarvan de NPO zijn diversiteitsdoelen heeft aangescherpt. De meer specifieke kwantitatieve
en kwalitatieve doelen volgen met ingang van 2023 jaarlijks in de jaarplannen en begrotingen.
Daarmee zal dit ook zijn weerslag vinden in de NPO Terugblik vanaf 2023. De inhoudsanalyse
zal jaarlijks worden herhaald om te bezien in hoeverre de doelen zijn gerealiseerd.
Bij de analyse zal vanaf 2023 op drie hoofdgenres naast de frequentie ook de rol/context
waarin de doelgroepen in het publieke media-aanbod voorkomen, worden betrokken.
Ik merk op dat de aandacht die de NPO heeft voor diversiteit en inclusie, ook wat
betreft mensen met een beperking en het belang dat eraan wordt gehecht de afgelopen
jaren zichtbaar is toegenomen. Niet alleen in hun media-aanbod, maar ook als het gaat
om de personele bezetting binnen de eigen organisaties. Dit is een goede ontwikkeling.
Dat laat onverlet dat het nog altijd beter kan. Ik zal dan ook kritisch blijven volgen
in hoeverre de doelstellingen van de NPO op het gebied van toegankelijkheid worden
gerealiseerd. Daarnaast zal ik met de NPO blijven kijken naar verdere intensiveringsmogelijkheden
die bij kunnen dragen aan een representatiever en gelijkwaardiger beeld van samenleving.
Uiteraard met in achtneming van redactionele vrijheid die de omroepen hebben.
Met het oog op het bovenstaande concludeer ik dat de NPO reeds uitvoering geeft aan
deze motie en voornemens is ook de ook de komende jaren naar verbetering te blijven
streven en hierover te rapporteren in zijn jaarplannen en terugblik.
Tolkvertaling Prinsjesdag
Tijdens het WGO over de mediabegroting 2022 op 29 november 2021 (Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 139) heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd uw Kamer vóór de zomer van 2022 nader te informeren
over de voorzieningen rond tolkvertaling op Prinsjesdag. Aanleiding hiervoor is de
wens uitgesproken door het Kamerlid Werner (CDA) bij het commissiedebat over het mediabestel
van 12 oktober 2021 om vanaf dit jaar ook bij de troonrede op Prinsjesdag (ter plekke)
een gebarentolk in te zetten.6 Met onderstaande toelichting doe ik deze toezegging gestand.
De NPO voorziet de verslaglegging van Prinsjesdag jaarlijks van een gebarentolk. Daarmee
voldoet de NPO aan de wens om toegankelijkheid van Prinsjesdag via gebarentaal te
faciliteren. Het concrete voorstel van het lid Werner om de gebarentolk ter plekke
in de Ridderzaal aanwezig te laten zijn, is van een andere orde. Ik heb de NPO gevraagd
naar zijn zienswijze op dit voorstel. De wijze waarop de gebarentolk momenteel wordt
ingezet zorgt ervoor dat de gehele uitzending van Prinsjesdag kan worden getolkt (niet
alleen de toespraak in de Ridderzaal zelf maar ook wat in aanloop naar de toespraak
gebeurt en wordt uitgezonden). Deze werkwijze vervangen met het plaatsen van een tolk
in de Ridderzaal zou de toegankelijkheid voor de doelgroep verminderen. Als het de
bedoeling is om de mensen in de Ridderzaal van een gebarentolk te voorzien, dan staat
het uw Kamer uiteraard vrij om op eigen initiatief een gebarentolk in te zetten, gelet
op het feit dat Prinsjesdag een Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal betreft.
Uitwerking begrip «bicultureel»
Op 29 november 2021 tijdens het WGO over de mediabegroting is uw Kamer door mijn ambtsvoorganger
toegezegd om bij de eerstvolgende rapportage over de prestatieafspraken ook een nadere
uitwerking van het begrip «bi-cultureel» te ontvangen. Met onderstaande toelichting
doe ik deze toezegging gestand.
Media dragen een belangrijke verantwoordelijkheid om een zo evenwichtige mogelijke
weerspiegeling te geven van de verschillende doelgroepen in de samenleving. Het is
aan de NPO zelf om met de omroepen te bezien op welke wijze hieraan invulling wordt
gegeven en met welke term daar duiding aan wordt gegeven. Zoals tijdens het wetgevingsoverleg
aan uw Kamer is toegelicht heeft de NPO de term bi-cultureel opgenomen in de lopende
prestatieafspraken waarover uw Kamer ook reeds op 8 juli 2021 is geïnformeerd.7 De NPO heeft in dat kader de term »bi-culturelen» gedefinieerd als: «mensen met een achtergrond in meerdere culturen, i.c. inwoners van Nederland die ook
een achtergrond hebben in een niet-westers land (denk aan landen in Midden-Amerika
(incl. Nederlandse Antillen), Zuid-Amerika, Afrika, Azië, en Turkije)». De NPO heeft zich daarbij gebaseerd op de definitie die het CBS hanteert. Inmiddels
is bekend dat het CBS bezig is zijn gebruik van de hoofdindeling «westers-niet westers»
in de definitie te heroverwegen. Op basis van het resultaat van deze heroverweging
is het aan de NPO om te bezien of en op welke wijze de gehanteerde term en definitie
aanpassing behoeft.
Reflectie Raad voor Cultuur op rapport legitimatiecriteria
Op 19 mei 2022 verzocht de vaste commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om
een kabinetsreactie op de reflectie van de Raad voor Cultuur «Criteria publieke omroepen
biedt geen soelaas». Zoals in de hoofdlijnenbrief Media is aangekondigd ben ik voornemens
om een onafhankelijk Adviescollege te vragen met een goed onderbouwd en breed gedragen
voorstel voor toelatings- en verantwoordingscriteria te komen. Om het Adviescollege
in staat te stellen deze opdracht goed en onafhankelijk uit te voeren, zal er op dit
moment geen kabinetsreactie volgen op de reflectie van de Raad voor Cultuur. De reflectie
van de Raad zal ik aan het Adviescollege meegeven. Op het advies van het Adviescollege
dat in juli 2023 wordt verwacht zal wel een kabinetsreactie volgen.
Internationale vergelijking streamingdiensten
Tijdens het mediabegrotingsdebat van 29 november 20218 heeft toenmalig mijn voorganger uw Kamer toegezegd vóór de zomer van 2022 in te gaan
op een internationale vergelijking t.a.v. de samenwerking tussen de publieke omroep
en streamingsdiensten. Hieronder ga ik op deze toezegging in.
In veel gevallen is er geen sprake van «modellen» of «systemen» waarin publieke omroepen
met streamingdiensten samenwerken. In de gangbare praktijk worden er per casus individuele
afspraken gemaakt tussen de publieke omroep en de betreffende streamingdienst. Dit
zijn complexe afspraken over financiering en rechten waar vaak lang over wordt onderhandeld.
Keuzes die daarbij gemaakt worden, kunnen niet los gezien worden van strategische
beleidskeuzes en de wens om via samenwerking meer middelen voor producties beschikbaar
te krijgen. Ook bij andere publieke omroepen in Europa is te zien dat coproducties
met internationale streamingdiensten kunnen zorgen voor een substantiële verhoging
van de productiebudgetten waarmee een hogere kwaliteit gehaald kan worden. Maar daar
staan ook tegenprestaties tegenover. Uit een EBU-rapport van februari 20219 blijkt dat streamingdiensten in coproductiedeals hoge eisen stellen aan de hen toekomende
rechten. Voorbeelden hiervan zijn het reduceren van de exclusiviteit voor de publieke
omroep in de eigen thuismarkt tot slechts enkele maanden. Dit laat zien dat samenwerking
ook afbreuk kan doen aan het vermogen van de publieke omroep om zich met een hoogwaardige
productie te onderscheiden.
Streamingdiensten zijn ook zeker geïnteresseerd in het maken van producties met de
publieke omroep. Zo is recent het vierde seizoen van de Deense hitserie Borgen uitgekomen,
een coproductie tussen de Deense publieke omroep DR en Netflix. Ook in Vlaanderen
zijn er voorbeelden van. Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk de succesvolle
samenwerking tussen de Vlaamse publieke omroep VRT en Netflix en de NPO in de serie
Undercover. En zo zijn er nog veel meer producties, doorgaans series, van de Nederlandse
publieke omroep die in samenwerking met streamingplatforms zijn gemaakt. De praktijk
laat nog meer variatie zien. Zo is de bioscoopfilm Anne+ – de film, een coproductie van BNNVARA en Millstreet Films, met steun van het NL Film Production
Incentive en CoBO, sinds februari 2022 in Nederland en internationaal te zien bij
Netflix en zal deze later bij de NPO te zien zijn. Ook andere streamingdiensten, waaronder
Amazon Prime en Videoland, hebben doorlopend dramatitels van de Nederlandse publieke
omroep in hun catalogi.10
Deze voorbeelden laten zien dat samenwerking met een grote internationale streamingsdienst
een afweging is tussen het verkrijgen van hogere productiebudgetten tegen beperkingen
in zichtbaarheid en toegankelijkheid voor de kijkers van de publieke omroep. Door
de specifieke afspraken over uitzendrechten, zijn deze series vaak direct na lineaire
uitzending niet meer terug te zien op de kanalen van publieke omroep of in het geval
van films eerst in de bioscoop of streamingdienst en dan pas bij de publieke omroep.
Dit soort afspraken zijn dus altijd een afweging tussen (financiële) bijdragen van
commerciële coproducenten aan nieuwe programma’s en exploitatierechten, waarbij commerciële
belangen uiteraard geen rol mogen spelen bij de uitvoering van de publieke mediaopdracht.
Het maken van deze afspraken wordt bovendien ingekaderd door de specifieke strategische
beleidskaders die er binnen de betreffende publieke omroep zijn, afgeleid van de specifieke
doelen die de publieke omroep wil bereiken. De keuze van de Deense publieke omroep
om zowel strategisch als financieel in te zetten op kwalitatief hoogwaardig drama
betekent dat er in verhouding minder budget beschikbaar is voor bijvoorbeeld nieuws
en journalistiek. Voor de NPO geldt dat de afspraken met streamingdiensten enerzijds
binnen het genrebeleid van de publieke omroep moeten passen, maar anderzijds ook bij
bestaande kaders rond exploitatierechten.
Naast het op structurele basis verkopen van titels aan streamingdiensten heeft de
NPO de mogelijkheden voor coproducties met streamingdiensten verruimd. Tussen 1 juni
2020 en 31 december 2021 heeft de NPO een experiment gedaan om te onderzoeken of coproducties
met streamingdiensten de kwaliteit van dramaseries kunnen verhogen zonder dat de uitvoering
van de taakopdracht onevenredige impact ondervindt. Dit experiment is vormgegeven
als een tijdelijke ontheffing op het bestaande nevenactiviteitenbeleid.11Door de ontheffing werd de vereiste exclusieve beschikbaarheid van minimaal twaalf
maanden van het meest recente seizoen van een dramaproductie, tijdelijk verlaagd naar
ten minste zes maanden. Volgens de NPO is er echter geen interesse geweest vanuit
streamingdiensten om op basis van deze voorwaarden een coproductie aan te gaan.
NPO heeft ook de mogelijkheden om coproducties aan te gaan met andere publieke omroepen
in Europa verkend. Een recent voorbeeld daarvan is de 8-delige dramaserie «Arcadia»
die momenteel ontwikkeld wordt. Het betreft een coproductie van NPO met de Vlaamse
VRT, waar ook de Duitse ARD en SWR aan meewerken. Een dergelijke dramaserie had volgens
de NPO ook kunnen worden gecoproduceerd met een internationale streamingdienst, maar
dan zou de publieke omroep niet meer de exploitatierechten hebben voor de rest van
de wereld. Nu is dat wel het geval, waardoor er sprake is van terugverdienpotentieel.
Vanuit die gedachte onderzoekt de NPO continu naar mogelijkheden om samenwerkingen
met andere publieke omroepen te intensiveren, waarbij de VRT gezien de gedeelde taal
de meest voor de hand liggende partner is.
Uiteraard sta ik ook voor betere samenwerking van de publieke omroep met onafhankelijke
producenten, met andere Europese publieke omroepen en met streamingdiensten. Hoe de
publieke omroep die samenwerking vorm geeft, is wel aan de publieke omroep zelf. De
NPO heeft mij ook laten weten regelmatig met de Vlaamse publieke omroep overleg te
hebben over mogelijke samenwerkingen. Een eerste gesprek met mijn Vlaamse collega,
Minister Dalle, over wat wij daarin kunnen betekenen, heeft al plaatsgevonden. In
september vindt een vervolggesprek plaats in Nederland waarin we de mogelijkheden
om de samenwerking te intensiveren zullen bespreken. Voor wat betreft de samenwerking
tussen de publieke omroep en de onafhankelijke producenten, wordt uw Kamer geïnformeerd
met een brief over Nederlands cultureel audiovisueel aanbod. Ik heb er vertrouwen
in dat daar goede afspraken met de sector uit voort komen die het Nederlands cultureel
audiovisueel aanbod versterken. Voor wat betreft de samenwerking tussen de publieke
omroep en streamingdiensten heb ik hier geschetst dat dit een complexe zaak is met
positieve en negatieve effecten voor de opdracht van de publieke omroep. De huidige
initiatieven van de NPO laten echter zien dat de NPO actief en proactief hiermee bezig
is. Ik zal de ontwikkeling met belangstelling monitoren, zowel vanuit mijn verantwoordelijkheid
voor de sector, als vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de zichtbaarheid van Nederlandse
films en series.
Overige onderwerpen
Stand van zaken samenwerkingstafels media
Door mijn voorganger is met publieke en private mediaorganisaties en telecomaanbieders
een samenwerkingsagenda Nederlandse mediasector opgesteld.12 De initiatiefnemers van deze samenwerkingsagenda zijn het erover eens dat een goed
en gevarieerd Nederlands media-aanbod, geleverd door publieke en private spelers en
dat zoveel mogelijk Nederlanders bereikt, essentieel is voor een goed functionerende
democratische samenleving. In het belang van een duurzaam Nederlands medialandschap
zien partijen de noodzaak elkaar waar mogelijk te versterken. Na de publicatie van
de agenda in 2019 is door mijn voorganger met deze spelers overlegd over de voortgang.
Ook heeft informele uitwisseling plaatsgevonden over actuele onderwerpen zoals de
positie van de sector na de uitbraak van de coronapandemie en de veiligheid van journalisten
tijdens protesten. Daarnaast zijn deelnemers geïnformeerd over EU-regulering zoals
de Digital Service Act en de Digital Markets Act.
Ik heb de (potentiële) deelnemers aan deze samenwerkingstafel uitgenodigd voor een
bijeenkomst na het zomerreces om met hen in gesprek te gaan over de versterking van
het Nederlandse medialandschap. Ik kan daarbij een faciliterende en verbindende rol
spelen. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van het lid van Strien.13
Onderzoek beleidsdoorlichting
Tijdens het mediabegrotingsdebat van 29 november 2022 heeft mijn ambtsvoorganger uw
Kamer toegezegd om in het onderzoek over de beleidsdoorlichting van artikel 15 van
de OCW-begroting ook aandacht te besteden aan op welke wijze de commerciële mediaorganisaties
betrokken zullen worden bij dit onderzoek.
Ik heb aan deze toezegging invulling gegeven door de Vereniging van Commerciële Omroepen
(VCO) en NDP Nieuwsmedia te vragen een afvaardiging te sturen voor de klankbordgroep
van dit onderzoek, naast de NPO, het Commissariaat voor de Media, de STER en een ambtelijke
afvaardiging. Daarnaast heb ik de onderzoekers gewezen op mogelijke commerciële gesprekspartners
waaronder streamingsdiensten en distributeurs die tijdens dit onderzoek geconsulteerd
kunnen worden. Het onderzoek is inmiddels gestart en wordt uitgevoerd door een consortium
van Kwink en AEF. Het is de planning dat dit onderzoek in november wordt afgerond.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap