Brief regering : Analyse IMVO-wetgeving in de EU en in ons omringende landen
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 400
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2022
Graag informeer ik uw Kamer met deze brief over Europese wetgeving op het gebied van
                  internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) Tijdens het Commissiedebat
                  over de Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 31 mei jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2501) zegde ik toe op een rij te zetten wat de bouwstenenbrief behelsde, wat de inzet
                  in het BNC-fiche behelsde en wat in de ons omringende landen de stand van zaken is.
                  Met deze brief beoog ik deze toezegging af te doen.
               
Bouwstenen
Op 5 november 2021 gingen uw Kamer de bouwstenen voor IMVO-wetgeving toe (Kamerstuk
                  26 485, nr. 377). Deze dienden, zoals destijds aangegeven, primair voor beïnvloeding van regelgeving
                  in de EU. Op basis van de bouwstenen is een non-paper opgesteld dat met de Commissie
                  is gedeeld. Hierin werd in relatie tot IMVO-wetgeving op Europees niveau ingegaan
                  op de gewenste reikwijdte (alle grote bedrijven, het beursgenoteerd MKB, en middelgrote
                  bedrijven in risicosectoren1), de eisen aan bedrijven (verankering in de wet van het gepaste zorgvuldigheidsproces
                  in overeenstemming met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen)
                  en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s)) en de inrichting van de handhaving (een nadruk op bestuursrechtelijk toezicht,
                  met aandacht voor het concept «positief toezicht»). Verder werd naar aanleiding van
                  de motie van het lid Voordewind (Kamerstuk 26 485, nr. 345) verzocht om opname van een wettelijke algemene zorgplicht.
               
In februari jl. bracht de Europese Commissie daadwerkelijk het voorstel voor een Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) uit. De Commissie stelde een andere reikwijdte voor dan die waarvoor in de
                  bouwstenen/het non-paper gepleit was. De voorgestelde CSDDD heeft betrekking op alle
                  zeer grote bedrijven (>500 medewerkers en > EUR 150 miljoen netto jaaromzet) en op
                  alle grote bedrijven (> 250 medewerkers en > € 40 miljoen netto jaaromzet, waarvan
                  minstens 50% gegenereerd in een aantal sectoren met een hoog risico op nadelige effecten).
                  In het Commissievoorstel kwamen echter ook belangrijke elementen uit de bouwstenen
                  terug. Zo zijn de zes stappen van gepaste zorgvuldigheid uit de OESO-richtlijnen verwerkt
                  in de eisen aan bedrijven. In het bijzonder op het gebied van toezicht, een belangrijk
                  aspect ter bevordering van een gelijk speelveld, is veel overeenstemming tussen de
                  bouwstenen en het Commissievoorstel. In het voorstel worden de nationale toezichthouders
                  bijvoorbeeld toegerust met een breed palet aan interventiemogelijkheden. Ook zijn
                  er noties van «positief toezicht» terug te vinden in het voorstel, bijvoorbeeld in
                  artikel 18 lid 4.2 Het voorgestelde netwerk van nationale toezichthouders komt tegemoet aan de wens
                  van het kabinet om uniforme handhaving door de lidstaten te bevorderen.
               
Het non-paper en de verschillende gesprekken die met de Europese Commissie werden
                  gevoerd, hebben niet geleid tot opname van een algemene zorgplicht in het wetgevende
                  voorstel. Tijdens het Commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 31 mei
                  jl. heb ik uw Kamer toegezegd opnieuw het Europees draagvlak te zullen verkennen voor
                  een wettelijke algemene zorgplicht. Deze toezegging heb ik gestand gedaan door het
                  gesprek aan te gaan met Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Zweden, Finland, Estland,
                  Ierland en Tsjechië. Deze lidstaten namen geen standpunt in op een eventuele wettelijke
                  algemene zorgplicht.
               
BNC-fiche
In reactie op het Commissievoorstel heeft het kabinet de Nederlandse onderhandelingsinzet
                  over het Commissievoorstel verwoord in een BNC-fiche dat uw Kamer op 6 april jl. toeging
                  (Kamerstuk 22 112, nr. 3393). Het kabinet heeft daarbij gekozen voor een ambitieuze inzet. Voor het kabinet is
                  duidelijkheid voor bedrijven en mede daarom coherentie met andere EU-maatregelen van
                  belang. Daarom wordt op Europees niveau ingezet op een bredere reikwijdte dan in het
                  Commissievoorstel, die aansluit bij de reikwijdte van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), waarbij in lijn met het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) rekening wordt gehouden met het belang van een gelijk speelveld in de gehele EU.
                  Op 21 juni jl. bereikten de Raad van de EU en het Europees parlement een politiek
                  akkoord over de voorgestelde CSRD. De reikwijdte die in dit akkoord is overeengekomen
                  komt neer op alle grote ondernemingen3 en alle beursvennootschappen, met uitzondering van micro-beursvennootschappen4.
               
Het Commissievoorstel CSDDD verplicht ondernemingen om gepaste zorgvuldigheid toe
                  te passen. Overeenkomstig de bouwstenen zet het kabinet in het BNC-fiche uiteen op
                  welke punten nog een verbeterslag gemaakt kan worden in lijn met de OESO-richtlijnen
                  en de UNGP’s. Zo beperkt het huidige voorstel, in afwijking van die internationale
                  raamwerken, een aantal verplichtingen voor ondernemingen tot gevestigde zakelijke
                  relaties (established business relationships) en leunt het voor een aanzienlijk deel op contractclausules. Ook zet het kabinet
                  in lijn met de bouwstenen in op vollediger voorschriften over klachten- en herstelmechanismen
                  in de CSDDD.
               
Zoals hierboven aangegeven voldoet het Commissievoorstel in grote lijnen aan de wensen
                  die het kabinet in de bouwstenen had opgenomen op gebied van toezicht. In aanvulling
                  op de standpunten over klimaat die al in het BNC-fiche stonden zet het kabinet nu,
                  zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel
                  d.d. 31 mei jl., in op het integreren van klimaat(risico’s) in de artikelen over gepaste
                  zorgvuldigheid. Ik heb dit standpunt ook bij mijn Duitse collegaminister onder de
                  aandacht gebracht.
               
Stand van zaken in ons omringende landen
Ook andere landen in de EU zijn actief op het gebied van nationale IMVO-wetgeving.
                  Zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel
                  d.d. 31 mei jl. bericht ik uw Kamer hierbij over de stand van zaken inzake nationale
                  IMVO-wetgevingstrajecten in ons omringende landen, te weten België, Luxemburg, Duitsland,
                  Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Afgezien van het Verenigd Koninkrijk, dat geen
                  lid van de EU is, hebben deze landen nog geen officiële positie ingenomen ten aanzien
                  van de CSDDD.
               
België
In België is geen nationale IMVO-wetgeving van kracht. Wel is in april 2021 een parlementair
                  initiatiefvoorstel ingediend. Dit voorstel voorziet in een verplichting voor bedrijven
                  om, in lijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s, een waakzaamheidsplan te ontwikkelen,
                  implementeren en jaarlijks te publiceren. Met een dergelijk plan dienen bedrijven
                  de risico’s in hun keten in kaart te brengen en stappen uiteen te zetten om die risico’s
                  aan te pakken. Het voorstel voorziet in een reikwijdte van grote bedrijven (>250 medewerkers,
                  >EUR 43 miljoen activa of >EUR 50 miljoen omzet), inclusief grote niet-Belgische bedrijven,
                  en van het MKB in risicosectoren en -regio’s. Ook bevat het voorstel een wettelijke,
                  algemene IMVO-zorgplicht voor alle bedrijven. Tot slot voorziet het voorstel in zowel
                  civielrechtelijke als bestuursrechtelijke handhaving, evenals strafrechtelijke handhaving
                  op het niveau van de verantwoordelijke bestuurder. De Belgische Raad van State heeft
                  in september 2021 advies uitbracht over het voorstel. Het voorstel is nog niet behandeld
                  in het Belgische parlement.
               
Luxemburg
Ook Luxemburg kent geen nationale IMVO-wetgeving. In het coalitieakkoord van regering
                  Bettel-Schneider II is wel opgenomen dat wordt bekeken of er nationale IMVO-wetgeving
                  ingevoerd moet worden. Het voorbereidende werk daarvoor is gedaan, maar een besluit
                  is nog niet genomen.
               
Duitsland
In Duitsland is op 11 juni 2021 nationale IMVO-wetgeving (Gesetz über die unternehmerischen Sorgfaltspflichten in Lieferketten, ook wel: Lieferkettengesetz) aangenomen. De wet treedt op 1 januari 2023 in werking. De Lieferkettengesetz stelt aan zeer grote bedrijven (>3000 medewerkers vanaf 2023 en >1000 medewerkers
                  vanaf 2024), inclusief niet-Duitse bedrijven, gedetailleerde gepaste zorgvuldigheidseisen
                  in lijn met de zes stappen van de OESO-richtlijnen. Een nationale toezichthouder ziet
                  toe op naleving van de wet. Civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid
                  komen niet in de wet voor.
               
Frankrijk
In 2018 heeft Frankrijk brede IMVO-wetgeving ingevoerd. Zeer grote Franse bedrijven
                  (>5000 medewerkers in Frankrijk óf >10.000 medewerkers wereldwijd) vallen onder de
                  wet. Deze bedrijven worden verplicht een waakzaamheidsplan te ontwikkelen, implementeren
                  en publiceren. De eisen aan het waakzaamheidsplan komen overeen met de zes stappen
                  van het gepaste zorgvuldigheidsproces. De wet kent civielrechtelijke handhaving.
               
Het Verenigd Koninkrijk
In het VK is sinds 2015 de Modern Slavery Act van kracht. Onder de wet vallen alle Britse bedrijven met een omzet van meer dan GBP 36 miljoen.
                  Deze bedrijven worden verplicht jaarlijks een verklaring te publiceren, dat reflecteert
                  welke stappen de onderneming heeft genomen om moderne slavernij te voorkomen. De verklaring
                  moet worden goedgekeurd door het bestuur en op toegankelijke wijze worden gepubliceerd.
                  Het betreft geen verplichting tot rapportage over de stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces
                  in lijn met de OESO-richtlijnen.
               
Nederlandse inzet op Europees niveau
Gezien genoemde ontwikkelingen op het terrein van IMVO in de ons omringende landen
                  is het van belang te blijven pleiten voor spoedige vaststelling van een EU-richtlijn,
                  waarin de zorgpunten uit het Nederlandse BNC-fiche zijn verwerkt. Een Europese richtlijn
                  draagt immers bij aan een gelijk speelveld voor bedrijven en een zo groot mogelijke
                  impact. Daarom blijf ik mij actief inzetten voor spoedige totstandkoming van een ambitieuze
                  EU-richtlijn.
               
Motie-van den Nieuwenhuijzen
Tevens maak ik graag van de gelegenheid gebruik om de motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen
                  om Europese bedrijven te informeren over het tegengaan van dwangarbeid in ketens (Kamerstuk
                  21501-20, nr. 1591) af te doen. Om uitvoering te geven aan deze motie heeft het Ministerie van Buitenlandse
                  Zaken op 31 mei jl. een online seminar georganiseerd voor Europese bedrijven over
                  dit onderwerp. Tijdens de sessie werd ingegaan op het aanstaande Commissievoorstel
                  voor een verbod op het op de EU-markt brengen van producten gemaakt met dwangarbeid,
                  werd besproken hoe bedrijven dwangarbeid in hun ketens kunnen herkennen en aanpakken,
                  en werd een casus gepresenteerd over dwangarbeid in Maleisië en China. Het webinar
                  is bijgewoond door 45 Europese deelnemers.
               
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
                  E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
