Brief regering : Versterking burgerschapsonderwijs in het mbo
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 509
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2022
Inleiding
Burgerschapsonderwijs draagt bij aan de voorbereiding van studenten op volwaardig
functioneren in en deelname aan de maatschappij. In Nederland betekent dat samenleven
met respect voor elkaar, voor de democratie en de rechtsstaat en voor de vrijheden
die iedereen heeft. Het betekent ook ondersteuning bij het versterken van maatschappelijke
en sociale vaardigheden, kritisch denken en het functioneren in het maatschappelijk
verkeer. Bijvoorbeeld door te weten wat je rechten en plichten zijn en te oefenen
met het bevragen hiervan. Dat vraagt een kritische houding, reflectie op hoe de maatschappij
is georganiseerd en op identiteitsvraagstukken zoals wie je bent in relatie tot de
ander. Burgerschapsonderwijs speelt hierbij een sleutelrol en is niet alleen belangrijk
voor het individu, maar ook voor onze samenleving als geheel. Tegelijkertijd ben ik
me ervan bewust dat studenten in het mbo net als studenten in het hoger onderwijs
vaak al zeer betrokken, scherpzinnig en met verantwoordelijkheidsgevoel in de maatschappij
staan.
In het mbo staat burgerschapsonderwijs het afgelopen decennium steeds sterker in de
belangstelling. Het is belangrijk om je naast een beroepsopleiding breed te ontwikkelen
en sociaal-maatschappelijke kennis en vaardigheden te kunnen opdoen. Het blijkt voor
mbo-scholen niet eenvoudig om burgerschap een volwaardige plek in het onderwijs te
geven. In 2016 verschenen twee onderzoeksrapporten, die ertoe hebben geleid dat de
MBO Raad en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2017 gezamenlijk
de Burgerschapsagenda mbo 2017–2021 opstelden (Bijlage bij Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 149).
Ondanks de goede ontwikkelingen van de afgelopen jaren, blijkt dat de kwaliteit van
het burgerschapsonderwijs nog te vaak onder de maat is en dat de situatie niet wezenlijk
verschilt van die bij aanvang van de burgerschapsagenda in 2017. In deze brief informeer
ik uw Kamer over de stappen die ik in het kader van het Masterplan basisvaardigheden
MBO zet om de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs verder te versterken. Ik betrek
hierbij achtereenvolgens:
– De uitkomsten van de evaluatie van de burgerschapsagenda;
– De resultaten van het onderzoek naar kwaliteitsverbetering van burgerschapsonderwijs
die in de brief aan uw Kamer van juli 20211 zijn aangekondigd;
– De evaluatie van het Kennispunt MBO Burgerschap;
– Signalen vanuit de sector waaronder die in de brief van de heren Nieuwelink en Eidhof
en die van de Werkplaats Burgerschap.
Ik verwijs u graag naar de bijgevoegde bijlage voor een totaaloverzicht en een korte
samenvatting van het bovenstaande.
Leeswijzer
In het vervolg van deze brief ga ik eerst in op de conclusies van de eerdergenoemde
evaluaties, onderzoeken en signalen uit de sector.2 Vervolgens bespreek ik de maatregelen die ik de komende tijd neem om de kwaliteit
van het burgerschapsonderwijs te versterken. Ook noem ik een aantal acties die bijdragen
aan een betere uitvoering en implementatie van de burgerschapsopdracht in het mbo.
Ten slotte informeer ik u over de MBO Card, de Maatschappelijke Diensttijd, de versterking
van het toezicht en de verenigingsafspraken van de MBO Raad.
Conclusie onderzoeken
De hiervoor genoemde onderzoeken en signalen bevatten allemaal een sterke gemeenschappelijke
kern: het burgerschapsonderwijs is in de afgelopen jaren over de gehele linie niet
structureel verbeterd en behoeft op verschillende lagen versterking. Een duidelijke
lijn hierin is de volgende:
– De kwalificatie-eisen voor burgerschap zijn onvoldoende helder over de inhoud en minimale
kwaliteit;
– De kwalificatie-eisen voor burgerschap zijn voor zowel scholen als studenten te vrijblijvend;
– De bekwaamheid van docenten om burgerschapsonderwijs te verzorgen krijgt nog onvoldoende
aandacht.
Daarmee wijzen de diverse bronnen op de noodzaak voor een impuls op meerdere terreinen,
om tot kwalitatief beter burgerschapsonderwijs te komen. Om een stap vooruit te zetten,
zie ik een aantal maatregelen waarvan ik het belangrijk vind om die te nemen. Op deze
maatregelen ga ik hieronder in.
Maatregelen
1. Herijking kwalificatie-eisen burgerschap
De huidige kwalificatie-eisen zijn onvoldoende duidelijk over de inhoud en minimale
kwaliteit van het burgerschapsonderwijs in het mbo. Ook weten studenten vaak niet
goed wat er van hen wordt verwacht. In lijn met deze waarnemingen, stelt de Onderwijsraad
dat het noodzakelijk is om in de generieke kwalificatie-eisen voor burgerschap, preciezer
aan te geven waaraan scholen aandacht dienen te besteden.3 Ik wil daarom tot een duidelijkere en meer samenhangende inhoud komen van de kwalificatie-eisen,
waarbij bijvoorbeeld ook onderdelen als burgerschap in een digitale samenleving en
kritisch denken integraal onderdeel worden. Dit wil ik samen met de Minister voor
Primair en Voortgezet Onderwijs inbedden in een goede doorlopende leerlijn, met als
doel een betere aansluiting tussen de leerdoelen voor burgerschapsonderwijs in het
voortgezet onderwijs en in het mbo. De kwalificatie-eisen voor burgerschap in het
mbo zijn vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB): het Examen- en kwalificatiebesluit
beroepsopleidingen WEB (Ekb WEB). Deze AMvB dient te worden gewijzigd.
2. Verkenning invoering resultaatverplichting of verruiming inspanningsverplichting
Het mbo kent momenteel een zogenaamde inspanningsverplichting voor studenten die ook
is vastgelegd in het Ekb WEB.4 In de praktijk is vanwege de huidige inspanningsverplichting vaak weinig zicht op
de opbrengsten en de ontwikkeling van studenten, waardoor de kwaliteit van het onderwijs
en de mogelijkheden voor verbetering onduidelijk zijn. Inzicht in resultaten is een
onmisbare schakel in kwaliteitszorg, maar zoals de Inspectie signaleert5, is daarvan bij veel scholen onvoldoende sprake. Ik verken daarom de mogelijkheid
tot invoering van een resultaatverplichting of een verruiming van de inspanningsverplichting.
De basis hiervan moet liggen in het creëren van meer inzicht in de opbrengsten en
ontwikkeling van studenten. Ik zal hierbij samen met het onderwijsveld en andere betrokken
partijen goed kijken naar een vorm die passend is en aansluit bij het veelzijdige
en eigen karakter van het burgerschapsonderwijs.
3. Intensivering inzet op professionalisering docenten
Goed onderwijs staat met goede docenten. Samen met het onderwijsveld maak ik afspraken
over verdere professionalisering en over wat een goede docent burgerschap in huis
moet hebben. Vervolgens zal ik het bekwaamheidsprofiel dat hieruit voortvloeit bestuurlijk
vastleggen met de MBO Raad. Nieuwe docenten worden op basis van het bekwaamheidsprofiel
aangesteld en zittende docenten worden waar nodig bijgeschoold. Ook met de NRTO ben
ik in gesprek over de bekwaamheid van docenten die burgerschapsonderwijs verzorgen.
Daarnaast zet ik in op het stimuleren van de professionaliteit van mbo-docenten door
de ontwikkeling, het beschikbaar stellen en het verspreiden van professionaliseringsaanbod.
Uw Kamer wordt hierover in het voorjaar van 2023 nader geïnformeerd.
Deze inzet is in lijn met de aanbevelingen zoals die worden gedaan in de onderzoeken
van KBA Nijmegen, Oberon, het JOB-panelonderzoek, de brieven van de heren Nieuwelink
en Eidhof en van de Werkplaats Burgerschap. Ik geef hiermee tevens uitvoering aan
de motie van de leden Van den Berge en Rog6, de motie van de leden Kuik en Smals7 en de motie van de leden Smals en Kuik.8
Bij de uitwerking van de maatregelen betrek ik een onafhankelijke expertgroep9 en de stakeholders MBO Raad, NRTO, JOB, BVMBO, vakbonden, docenten en studenten.
Ik doe dit om een zorgvuldig proces te borgen, waarbij rekening wordt gehouden met
het eigen karakter van het burgerschapsonderwijs in het mbo.
Ondersteuningsstructuur
Om scholen te ondersteunen bij de vernieuwde opgave start ik samen met de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs per 1 juli een nieuw consortium genaamd Expertisepunt
Burgerschap. Hierin bundelen Stichting School & Veiligheid, het Kennispunt MBO Burgerschap,
Stichting Leerplanontwikkeling en Stichting ProDemos hun krachten en expertise. Door
deze structurele samenwerking en uitwisseling tussen de sectoren ontstaat een kwalitatief
hoogwaardige ondersteuningsstructuur met als doel scholen, docenten en schoolbestuurders
op een doelmatige wijze handreikingen te bieden bij het effectief invullen van het
burgerschapsonderwijs. Aan het Expertisepunt worden burgerschapsexperts verbonden
die scholen en docenten vanuit een aanjagende en adviserende rol helpen met alle aspecten
van de burgerschapsopdracht, zoals het (verder) ontwikkelen van competenties die nodig
zijn voor het bespreekbaar maken van gevoelige en controversiële onderwerpen in de
klas.
Monitoring
Samen met de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zet ik in op het ontwikkelen
en uitbreiden van meetinstrumenten gericht op burgerschapscompetenties van leerlingen
en studenten, het uitbreiden van bestaande relevante onderzoeken en het monitoren
van de algehele kwaliteit van het burgerschapsonderwijs. We beogen hiermee meer zicht
te krijgen op de opbrengsten en ontwikkeling van leerlingen en studenten en op de
effectiviteit van het onderwijs. Dit komt ten goede aan een beter landelijk beeld
van competenties van leerlingen en studenten, van de algehele kwaliteit van het burgerschapsonderwijs,
en van mogelijkheden tot verbetering daarvan. Uw Kamer wordt in het najaar geïnformeerd
over de voortgang.
MBO Card en MDT
Ik vind het belangrijk dat scholen de ruimte houden om het burgerschapsonderwijs in
te vullen op een manier die tegemoet komt aan de eigen visie, die passend is bij diverse
groepen studenten en tegelijk voldoet aan de wet- en regelgeving. De MBO Card10 waarmee studenten culturele activiteiten kunnen ondernemen en bekostigen, en de Maatschappelijke
Diensttijd (MDT) kunnen zowel binnen als buiten het klaslokaal worden ingezet ten
behoeve van betekenisvol burgerschapsonderwijs. Ik beveel het gebruik van deze voor
burgerschapsonderwijs verrijkende mogelijkheden van harte aan.
Versterking toezicht Inspectie
De Inspectie zal vanuit haar rol en verantwoordelijkheid bijdragen aan de versterking
van het burgerschapsonderwijs in het mbo. De Inspectie blijft de stelselbrede ontwikkelingen
in de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs in het mbo monitoren. Daarnaast betrekt
de Inspectie de inzet van scholen op burgerschapsonderwijs als onderwerp in de vierjaarlijkse
onderzoeken bij scholen.
Verenigingsafspraken MBO Raad
Complementair aan mijn inzet op de versterking van het burgerschapsonderwijs, heeft
de MBO Raad vijf verenigingsafspraken Burgerschap geformuleerd.11 Deze hebben onder meer betrekking op prioritering van burgerschapsonderwijs, visievorming
door scholen, opname van burgerschap in de PDCA-cyclus en de professionalisering van
docenten. De MBO Raad laat hiermee zien dat zij vanuit haar eigen rol en positie als
vertegenwoordiger van mbo-scholen bijdraagt aan goed burgerschapsonderwijs in het
belang van de ontwikkeling van mbo-studenten.
Tot slot
Na vier jaar burgerschapsagenda en diverse onderzoeken en signalen vanuit de sector,
is scherper wat precies de uitdagingen zijn de komende jaren. Met de activiteiten
die zijn uitgevoerd in het kader van de burgerschapsagenda, zie ik een positieve beweging
om de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs te verhogen. Vele betrokkenen binnen
en buiten het onderwijsveld hebben de afgelopen jaren op uiteenlopende manieren meegedacht
en meegedaan om de verschillende opgaven waar we voor staan, op een positieve manier
te verwezenlijken. Er is daarbij veel werk verzet, waarvoor ik grote waardering heb.
Mét studenten, docenten, bestuurders, wetenschappers en ook met u wil ik de komende
periode werk maken van het verder versterken van burgerschapsonderwijs. Want als mij
één zaak duidelijk is, dan is het wel dat de meningen uiteen lopen over wat goed burgerschapsonderwijs
inhoudt. Samen hierover in alle openheid het gesprek voeren is voor mij een belangrijk
uitgangspunt.
Ik informeer uw Kamer in het najaar van 2022 over de uitkomsten van het advies van
de expertgroep burgerschap mbo over de herijking van de kwalificatie-eisen. Aan de
hand van dit adviesrapport zal input van actoren uit het mbo-veld worden verzameld
door middel van veldsessies en bij de herijking worden meegenomen.
De belangrijke opdracht tot het versterken van het burgerschapsonderwijs in het mbo,
vraagt om een brede en open discussie. Ik kijk ernaar uit om hierover de komende tijd
met studenten, docenten, wetenschappers, het maatschappelijk middenveld en met uw
Kamer in gesprek te gaan.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
BIJLAGE: ONDERZOEKSUITKOMSTEN EN SIGNALEN VANUIT DE SECTOR
Kernpunten uit de evaluatie van de burgerschapsagenda
De evaluatie van de burgerschapsagenda is in 2021 uitgevoerd door KBA Nijmegen.12 Op basis van de onderzoeksresultaten worden de volgende kernconclusies getrokken:
Aandacht voor burgerschapsonderwijs is toegenomen
De aandacht voor burgerschapsonderwijs in de mbo-scholen is toegenomen. De afgelopen
jaren is er veel gebeurd om het burgerschapsonderwijs te versterken, zowel binnen
de scholen als daarbuiten. Er zijn mooie en inspirerende voorbeelden van scholen die
burgerschapsonderwijs op een bevlogen, innovatieve en gestructureerde manier aanpakken.
Die voorbeelden strekken zich uit tot allerlei aspecten van burgerschapsbeleid en
-onderwijs. Het gaat bijvoorbeeld om visie- en beleidsvorming, het creëren van draagvlak,
onderzoek, professionalisering, curriculumontwikkeling en concrete activiteiten. De
initiatieven daarvoor zijn deels van bovenaf aangestuurd en deels van «onderaf» (docenten)
of vanaf de «zijkant» ontstaan (stafmedewerkers) en in onderling samenspel.
Buiten de scholen is burgerschap in beweging door initiatieven in het kader van de
burgerschapsagenda, tal van maatschappelijke organisaties en practoren. Die laatsten
zijn aan één of enkele mbo-scholen verbonden maar laten ook daarbuiten van zich horen,
onder meer door het ontwikkelen en delen van praktijkgerichte onderzoeksresultaten
en inzichten.
Positieve ervaringen met de burgerschapsagenda
De ervaringen met de (uitvoering van de) burgerschapsagenda zijn overwegend positief:
scholen vinden de actielijnen relevant en zijn positief over de uitvoering van de
burgerschapsagenda door het Kennispunt. Maar, de burgerschapsagenda heeft in de meeste
scholen niet geleid tot structurele verbetering van burgerschapsonderwijs. Deze uitkomst
ligt deels besloten in de vorm van de burgerschapsagenda die een faciliterend niet-bindend
karakter heeft.
Kwaliteit nog te vaak onder de maat
De evaluatie wijst uit dat er grote onderwijsinhoudelijke verschillen en verschillen
zijn in vormgeving van het burgerschapsonderwijs, zowel tussen als binnen de scholen.
Ondanks dat de aandacht voor burgerschapsonderwijs is toegenomen, loopt net als in
2016, de kwaliteit van burgerschapsonderwijs sterk uiteen en is deze nog te vaak onder
de maat. Het onderzoek concludeert dat de kwaliteit niet structureel is verbeterd.
Als een belangrijke reden hiervan wordt gewezen op het vrijblijvende kader rondom
burgerschapsonderwijs: er worden te weinig eisen aan scholen en studenten gesteld
en mede daardoor wordt een gebrek aan urgentie ervaren. Daarnaast wordt een te grote
afhankelijkheid ervaren van gedreven docenten.
Versterking van burgerschapsonderwijs is nodig
Vrijwel alle coördinatoren burgerschap van de scholen en een ruime meerderheid van
de docenten vindt dat versterking van burgerschapsonderwijs nodig is, in de vorm van
maatregelen binnen de school en daarbuiten. De scholen hebben in de afgelopen jaren
ervaren dat een structurele verbetering van het burgerschapsonderwijs is uitgebleven
en ze vinden meer dwingende maatregelen nodig, maar een deel van hen staat ook huiverig
tegenover (meer) verplichtingen van buitenaf.
Aanbevelingen
De onderzoekers doen de volgende aanbevelingen aan de beleidsactoren op landelijk
niveau:
– Stel hogere eisen aan de kwaliteit van burgerschapsonderwijs in het mbo. Dit is van
toepassing op alle niveaus (van studenten tot besturen), op het vlak van visie, curriculum,
inspanning van studenten, bekwaamheid van docenten en kwaliteitsborging;
– Formuleer waar het burgerschapsonderwijs in het mbo minimaal aan moet voldoen en formuleer
boven deze minimale kwaliteitsnormen uit, wat «goed burgerschapsonderwijs» in het
mbo inhoudt;
– Leg meer nadruk op het belang van de derde kwalificatie-opdracht van het mbo, biedt
scholen voldoende ondersteuning om aan een meer verplichtend kader te voldoen en onderzoek
de mogelijkheid van een financiële impuls voor de scholen.
Kernpunten uit het onderzoek kwaliteitsverbetering LOB en burgerschapsonderwijs
In 2021 is ontwerponderzoek uitgevoerd naar kwaliteitsverbetering van LOB en burgerschapsonderwijs
in het mbo door Oberon.13 Daarna is met veel betrokkenen uit de sector in drie ontwikkelgroepen gewerkt aan
concrete handvatten voor scholen, teams en docenten. Onder meer is een docentprofiel
Burgerschap opgesteld. In deze brief worden de uitkomsten behandeld met betrekking
tot het burgerschapsonderwijs, waarbij de volgende kernconclusies worden getrokken:
Burgerschapsonderwijs voldoet niet aan gewenste minimumstandaard
De diversiteit in uitvoering van het burgerschapsonderwijs voldoet vaak niet aan wat
gesprekpartners zien als een gewenste minimumstandaard. Mbo-scholen hebben niet altijd
voor zichzelf helder welke doelen ze nastreven. Scholen hebben weinig zicht op doelbereik
en kwaliteit van het burgerschapsonderwijs. Door de inspanningsverplichting voor studenten,
is het niet makkelijk om hun ontwikkeling zichtbaar te maken en objectief te beoordelen.
Bijna alle gesprekspartners vinden dat de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs
op te veel scholen op dit moment «onder de maat» is. Deze situatie verschilt niet
wezenlijk van vijf jaar geleden.
De kern van goed burgerschapsonderwijs
Breed leeft in het mbo-veld de wens tot meer uniformiteit en hogere kwaliteit.
Een structureel aangeboden curriculum, verzorgd door goed opgeleide docenten met hoge
verwachtingen van studenten, is de meest effectieve manier om beoogde burgerschapscompetenties
te stimuleren bij studenten. Autonomie van besturen en teams vraagt daarbij ten eerste
om duidelijke keuzes en heldere sturing vanuit de overheid.
Kwalificatie-eisen voor burgerschap zijn breed en te open
Het verzorgen van goed burgerschapsonderwijs is op dit moment een maatschappelijke
opdracht aan het mbo die niet eenduidig is geformuleerd en waarover instellingen zich
niet tot nauwelijks verantwoorden. De huidige opdrachtformulering voor burgerschapsonderwijs
zoals beschreven in het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB (Ekb
WEB) is breed (vier dimensies met bereidheid, vermogen, kennis en inzicht-aspecten
en kritische denkvaardigheden) en te open (er worden geen competenties of eindtermen
geformuleerd). Een betere meer samenhangende omschrijving en afbakening is nodig om
uiteenlopende politieke en maatschappelijke verwachtingen te «managen» en om meer
richting te geven aan curricula en toetsing.
Behoefte aan professionalisering onder docenten burgerschap
In het onderzoek is een representatieve groep mbo-docenten gevraagd naar hun taakverdeling
en professionaliseringsbehoefte. Burgerschapsonderwijs wordt doorgaans als apart vak
gegeven, waardoor er duidelijke verschillen zijn in ervaren competenties en scholingsbehoeften
tussen algemene mbo-docenten, vakdocenten en expertdocenten burgerschap.
Een kleine meerderheid (57%) van de mbo-docenten geeft aan taken op het gebied van
burgerschapsonderwijs te hebben. 47% van alle docenten geeft aan zich bekwaam genoeg
te voelen om burgerschapstaken uit te voeren, 8% voelt zich hierin niet bekwaam en
38% is neutraal. Tegelijk heeft 40% van alle mbo-docenten behoefte aan scholing op
het gebied van burgerschap. Daarbij is het meest behoefte aan scholing over het voeren
van gesprekken met studenten over maatschappelijk lastige en/of polariserende onderwerpen.
De meeste mbo-docenten hebben op het gebied van burgerschapsonderwijs vooral behoefte
aan teamtrainingen, korte cursussen en trainingen en onderlinge vormen van leren.
Concrete handvatten voor versterken bekwaamheid docenten
Zonder goede docenten, met een stevige kennisbasis, is het niet mogelijk om goed burgerschapsonderwijs
te geven. Over wat goede docenten burgerschap zijn en hoe beleid daaraan kan bijdragen,
verschillen de meningen. Er is behoefte aan heldere, inhoudelijke en afgebakende beschrijvingen
van docenttaken en welke competenties nodig zijn voor burgerschapsonderwijs. Het mbo
kent op dit moment geen (vakspecifieke) wettelijke bevoegdheidseisen, bijna alle partijen
zijn voorstander van het opstellen van bekwaamheidseisen. In het onderzoek is daarom met een ontwikkelteam van 16 onderwijsprofessionals gewerkt
aan een docentprofiel burgerschapsonderwijs mbo. Deze omschrijving van de ideale docent
burgerschapsonderwijs is aanvullend aan de eisen die gelden voor alle docenten in
het mbo en gaat specifiek in op de taken, kennis, vaardigheden en houdingen die nodig
zijn om burgerschapsvorming en burgerschapsonderwijs in het mbo vorm te geven. Dit
profiel heeft een aantal functies:
– het kan als basis dienen voor de werving, selectie en professionalisering van (nieuwe)
burgerschapsdocenten;
– het is behulpzaam bij het gesprek over de taakverdeling binnen teams;
– het versterkt het gesprek tussen het mbo, de initiële lerarenopleidingen en het post-initieel
nascholingsaanbod op het terrein van burgerschapsonderwijs.
Aanbevelingen aan wetgever
Het onderzoek doet de volgende aanbevelingen op landelijk niveau:
– Formuleer landelijk als wetgever meer specifieke en actuele doelstellingen voor burgerschapsonderwijs
in het mbo, om maatschappelijke verwachtingen en verantwoordelijkheden van instellingen
en teams uit te lijnen. Stem deze doelen af op (de ontwikkeling van) het burgerschapsonderwijs
in het voortgezet onderwijs, met oog voor de eigen functie en positie van het mbo;
– Zet in op de ontwikkeling van relevante vormen van examinering en toetsing in samenhang
met de introductie van een resultaatverplichting, die de huidige inspanningsverplichting
zou vervangen. Het invoeren van meer uniforme eindtermen en een resultaatverplichting
waarbij kennis en vaardigheden worden getoetst, kan voor meer duidelijkheid zorgen
onder studenten, docenten en instellingen. Daarnaast kan het scholen een basis bieden
voor het monitoren en bijsturen van beleid. Het opstellen van eindtermen/examinering
van burgerschapsonderwijs kan tenslotte zorgen voor een beter landelijk beeld van
het kennis- en vaardighedenniveau van studenten. Een resultaatverplichting voor burgerschap
in het mbo kan op verschillende manieren vorm krijgen. Dit kan bijvoorbeeld in de
vorm van centrale examinering, instellingsexamens of via andere vormen van beoordelen.
De meeste betrokkenen staan overwegend positief tegenover een resultaatverplichting,
afhankelijk van de vorm en invulling hiervan. Veruit het meest genoemde voorbeeld
voor de vormgeving van een resultaatverplichting is een portfolio, met daarin opdrachten,
bewijsstukken en reflectieproducten;
– Zorg daarnaast op instellingsniveau voor verantwoording. Dat kan zowel verticaal (aan
RvT en de Inspectie) als horizontaal van karakter zijn (aan externen, medezeggenschap
of bijvoorbeeld via ontwikkelgerichte visitaties);
– Ondersteun partijen in het uitvoeren van beleid en ondersteun de opbouw van capaciteit
in scholen (faciliteer scholing). Kennisdeling binnen en tussen mbo-instellingen is
(breder) een aandachtspunt in het mbo. Zorg daarbij ook voor een zekere regulering
op ondersteuning en samenhang tussen de ondersteuning voor het vo en mbo;
– Voer stabiel beleid op meerdere niveaus (wet- en regelgeving, afspraken, stimulering)
en laat ruimte voor strategische bijstellingen op basis van onderzoek en evaluatie.
Kernpunten uit de evaluatie van het Kennispunt MBO Burgerschap
Bij afloop van de subsidieperiode is de evaluatie14 van het Kennispunt MBO Burgerschap samen met het Expertisepunt LOB15 uitgevoerd door KBA Nijmegen. In deze brief worden de uitkomsten behandeld met betrekking
tot het Kennispunt. De subsidie voor het Kennispunt loopt af op 1 juli 2022. De evaluatie
van het Kennispunt heeft ten doel de doeltreffendheid en doelmatigheid van de subsidie
te onderzoeken en te adviseren bij de besluitvorming over de gewenste ondersteuning
voor burgerschapsonderwijs in het mbo in de komende jaren.
Het Kennispunt deelt kennis en ervaring over burgerschapsonderwijs met docenten en
scholen. Het Kennispunt begon als het Netwerk burgerschap en is in 2016 doorontwikkeld
onder verantwoordelijkheid van de MBO Raad en met financiering van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het Kennispunt ondersteunt mbo-docenten bij
het verzorgen van burgerschapsonderwijs, maar is er ook voor beleidsmakers, managers
en organisaties die activiteiten verrichten op het gebied van burgerschapsonderwijs.
Voor het delen van kennis en ervaring en het werken aan de burgerschapsagenda heeft
het Kennispunt activiteiten en hulpmiddelen ontplooid, zoals een website met informatie
over wet- en regelgeving, scholing en lesmateriaal, het bieden van praktijkvoorbeelden,
het organiseren van studiedagen, en netwerk- en themabijeenkomsten naar behoefte en
actualiteit.
Subsidie kan als doeltreffend worden beschouwd
De subsidie kan als doeltreffend worden beschouwd als het gaat om de output van het
Kennispunt. De voorgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en, als dat niet mogelijk
was, adequaat vervangen. Beschikbare cijfers wijzen op een sterk groeiend aantal bezoekers
van de website en van sociale media van het Kennispunt. Bijeenkomsten worden goed
bezocht en positief gewaardeerd. De activiteiten en werkwijze van het Kennispunt oogsten
veel waardering binnen en buiten de mbo-scholen.
De vraag naar de doeltreffendheid in termen van effecten (outcome), is lastiger te
beantwoorden. Objectieve meting van effecten, uitgedrukt in de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs,
is niet mogelijk omdat de invloed van de activiteiten van het Kennispunt hierop niet
is te isoleren van andere factoren. In de eerdere evaluatie van de burgerschapsagenda
is geconcludeerd dat de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs in het mbo niet structureel
is verbeterd. Het Kennispunt heeft volgens betrokkenen binnen en buiten de mbo-scholen
wel bijgedragen aan het creëren van gunstige randvoorwaarden voor het verbeteren van
de kwaliteit van dit onderwijs in de mbo-scholen. De activiteiten gericht op inspireren,
kennis delen en professionaliseren hebben duidelijk meerwaarde. Dat dit tot nu toe
niet heeft geleid tot een structurele verbetering wordt vooral geweten aan het als
te vrijblijvend ervaren beleidskader voor het burgerschapsonderwijs. Een kanttekening
bij het bereik van deze activiteiten is dat het vaak de voorlopers onder de docenten
zijn, die door het Kennispunt worden bereikt.
Subsidie kan als doelmatig worden beschouwd
Het geheel aan activiteiten van het Kennispunt is binnen de begroting uitgevoerd,
en er zijn geen signalen die wijzen op verspilling of onzorgvuldige besteding van
middelen. Op basis daarvan concludeert de evaluatie dat het Kennispunt wat betreft
output doelmatig heeft gefunctioneerd.
Omdat de effecten van het Kennispunt op de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs
niet eenduidig zijn vast te stellen, is ook de vraag naar de verhouding tussen opbrengsten
en kosten lastig te beantwoorden. Wel blijkt uit het onderzoek dat van de activiteit
waar de afgelopen jaren de hoogste kosten mee zijn gemoeid – het ontwikkelen van het
instrument voor zelfevaluatie en de daarop gebaseerde gesprekken bij mbo-scholen –
ook de grootste impact op de kwaliteit van het onderwijs wordt verwacht. Dit is onder
meer omdat het instrument ook scholen en teams bereikt die niet tot de voorlopers
op dit gebied behoren en het een impuls kan geven aan het zicht op de kwaliteit en
de kwaliteitszorg. In combinatie met de ervaren meerwaarde van de activiteiten en
werkwijze van het Kennispunt, komt het onderzoek daarom tot een positief oordeel over
de doelmatigheid van de subsidie op het vlak van outcome.
Advies: verlenging subsidie aan het Kennispunt
De onderzoekers adviseren om de subsidie te verlengen op basis van diverse overwegingen,
zoals dat scholen een toegevoegde waarde ervaren van het Kennispunt en er onder hen
nog steeds een grote ondersteuningsbehoefte is.
Er zijn een aantal aandachtspunten voor de toekomst. Bijvoorbeeld het advies om de
inhoud, organisatie en werkwijze van de ondersteuning expliciet te relateren aan de
beleidskoers voor het versterken van burgerschapsonderwijs in de komende jaren, het
advies om in te zetten op goede monitoring van zowel de ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs
als de ondersteuning. Verder moet het Kennispunt een meer proactieve werkwijze innemen,
met het oog op aanbodgerichte activiteiten. Dit kan helpen om de achterblijvende mbo-scholen
beter te bereiken. Tot slot wordt, gelet op de positieve ervaringen die het Kennispunt
hiermee in de afgelopen periode heeft opgedaan waarbij de ondersteuning wordt gevoed
door wetenschappelijke inzichten, geadviseerd om in de ondersteuningsstructuur een
structurele lijn naar onderzoek en wetenschap te waarborgen.
Signalen vanuit de sector
In de afgelopen periode zijn diverse signalen afgegeven vanuit de sector over de staat
van het burgerschapsonderwijs in het mbo. Hieronder ga ik in op de uitkomsten van
onderzoek van JOBmbo, de inhoud van brieven aan uw Kamer over versterking van het
burgerschapsonderwijs van de heren Nieuwelink en Eidhof en van de Werkplaats Burgerschap.
JOB panelonderzoek onder 1.341 studenten
Landelijke studentenvertegenwoordiger JOBmbo stelt dat er te weinig landelijke kaders
zijn, waardoor er tussen en binnen scholen grote verschillen zijn in hoe de kwaliteit
is en in hoe het burgerschapsonderwijs wordt vormgegeven.
In een recent panelonderzoek16 van JOBmbo, geeft bijna een derde van de studenten aan meestal niet of zeker niet
te weten wat er van hen wordt verwacht bij burgerschap, en bijna de helft geeft aan
het nut van burgerschapsonderwijs voor hun toekomst niet (geheel) in te zien. JOBmbo
stelt dat het op sommige scholen ontbreekt aan een effectieve, structurele en planmatige
aanpak van het burgerschapsonderwijs. Het baart JOBmbo zorgen dat niet iedereen in
het mbo dezelfde kansen krijgt om burgerschapsvaardigheden te ontwikkelen. Uit het
gemiddelde eindoordeel van studenten blijkt dat nieuwe concrete maatregelen nodig
zijn. Studenten geven hun burgerschapsonderwijs gemiddeld een 5.8 en 22% van de studenten
vindt het burgerschapsonderwijs (heel) slecht.
JOBmbo stelt tevens dat het percentage studenten dat tevreden is over hun docenten
burgerschap te laag is, vooral omdat de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs sterk
afhangt van de docent. Bijna de helft van de studenten geeft aan dat de docenten (meestal)
niet vragen wat zij van hun burgerschapsonderwijs vinden. JOBmbo stelt dat bij een
vak waar docenten veel vrijheid krijgen om inhoud en vormgeving te bepalen, het van
extra groot belang is dat om de mening van de student wordt gevraagd.
Brief van de heren Nieuwelink en Eidhof aan uw Kamer
Studenten, docenten, lerarenopleiders en wetenschappers hebben op initiatief van de
heren Nieuwelink en Eidhof uw Kamer in 2021 aangeschreven met een oproep.17 Om de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs in het mbo te verbeteren, wordt voorgesteld
om in te zetten op 1) het formuleren van eindtermen met een wettelijke resultaatverplichting
van kennis en vaardigheden, 2) een inhoudelijke herijking van het Brondocument, 3) het
stellen van nadere eisen aan de professionaliteit van docenten en 4) het stellen van
wettelijke eisen aan lesuren burgerschap.
Brief van de Werkplaats Burgerschap aan uw Kamer
In reactie op bovenstaande brief schreef de Werkplaats Democratisering van Kritisch
Denken (Werkplaats Burgerschap) uw Kamer aan met de boodschap dat zij de strekking
van het pleidooi van Nieuwelink en Eidhof delen voor sterker en kwalitatief beter
burgerschapsonderwijs.18 Zij stellen tevens dat dit moet gebeuren door te werken aan de kwaliteit van docenten
en een goede plek voor burgerschapsvaardigheden in het curriculum. Er worden daarbij
een aantal kanttekeningen gemaakt, zoals de indruk die de brief van de heren Nieuwelink
en Eidhof zou kunnen wekken dat er op het moment van schrijven niet zoveel gebeurt
als het gaat om de versterking van burgerschapsonderwijs in het mbo. De Werkplaats
stelt dat een herijking van de kwalificatie-eisen nodig is, waarbij het voor een gezonde
democratie belangrijk is om het accent te leggen op open en kritisch burgerschapsonderwijs.
Signalen vanuit de Inspectie
De Inspectie uit al geruime tijd zorgen over de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs.19 Ondanks positieve ontwikkelingen, wordt voor de belangrijkste aandachtspunten nog
weinig verbetering gezien. Het gaat dan om het kiezen van concrete leerdoelen, een
expliciete aanpak en inzicht in resultaten. Succesvolle verwerving van sociale en
maatschappelijke competenties is een belangrijke indicatie voor de effectiviteit van
burgerschapsonderwijs. Gebrekkig inzicht in leeropbrengsten is niet alleen een probleem,
omdat de kwaliteit van onderwijs en de mogelijkheden voor verbetering onduidelijk
zijn. Als inzicht ontbreekt in wat studenten hebben geleerd, is ook afstemming op
wat nodig is niet goed mogelijk. De Inspectie geeft aan dat bij een gebrek aan (heldere)
doelen en eindtermen, er weinig kan worden gezegd over de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs,
en over op welke wijze studenten zich ontwikkelen.
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap