Brief regering : Aanpak woondiscriminatie
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
30 950
Rassendiscriminatie
Nr. 922
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2022
Iedereen in Nederland verdient een eerlijke kans op een woning. Wonen is een grondrecht
en een voorwaarde voor het opbouwen van een goed bestaan. Zaken als afkomst, seksuele
gerichtheid of geloof mogen hier geen invloed op hebben. Discriminatie is een breed
maatschappelijk probleem, is wettelijk verboden en moet worden aangepakt. Ook op het
gebied van wonen. In het programma Betaalbaar wonen bent u geïnformeerd over de aanpak
van woondiscriminatie: monitoring en onderzoek, voorlichting en bewustwording, afdwingbare
regelgeving in het wetsvoorstel goed verhuurderschap en het onderzoek naar de meldplicht.
Deze aanpak ben ik volop aan het uitvoeren.
In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de tweede landelijke monitor discriminatie
bij woningverhuur (2022), de stand van zaken van de aanpak van woondiscriminatie en
geef ik aan hoe ik deze wil aanscherpen. Daarmee geef ik ook invulling aan de motie
van het lid Van Baarle om met een herijkt plan van aanpak tegen woningmarktdiscriminatie
te komen.1
Resultaten landelijke monitor discriminatie bij woningverhuur 2022
Elke aanpak begint met het verkrijgen van goed inzicht. Daarom is het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2021 gestart met de jaarlijkse monitoring
van discriminatie bij woningverhuur. In de brief van 23 april 2021 bent u geïnformeerd
over de uitkomsten van de eerste landelijke monitor, uitgevoerd in 2020–2021 door
Art. 1/radar.2 Voor de tweede monitor is in 2021 opdracht verstrekt aan het Verwey-Jonker Instituut.
De onderzoeksresultaten bied ik u hierbij aan.3
Net als in de eerste monitor is door middel van correspondentietesten onderzocht in
hoeverre mensen met een niet-Nederlands klinkende naam dezelfde kansen hebben op een
bezichtiging van een huurwoning als mensen met een Nederlands klinkende naam. Verder
is aan de hand van mystery calls getoetst in hoeverre verhuurbemiddelaars bereid zijn om mee te werken aan discriminerende
verzoeken van een (fictieve) verhuurder.
Op basis van deze tweede monitor kan worden geconcludeerd dat er in Nederland nog
steeds sprake is van structurele ongelijke behandeling van mensen met niet-Nederlands
klinkende namen. Een belangrijke indicator daarvoor is de netto-discriminatiegraad.
De netto-discriminatiegraad geeft het percentage van huuradvertenties waarbij iemand
met een niet-Nederlands klinkende naam niet wordt uitgenodigd voor een bezichtiging
en met een Nederlands klinkende naam wel. Deze monitor toont een netto-discriminatiegraad
van 22% voor mensen met een Marokkaans klinkende mannen- of vrouwennaam. Voor mannen
met een Pools klinkende naam is de netto-discriminatiegraad 11%. Daarnaast blijkt
uit de tweede monitor dat 80% van de verhuurbemiddelaars direct of indirect bereid
is om mee te werken aan discriminerende verzoeken. Verder volgt uit deze monitor dat
stellen bestaande uit twee mannen niet minder kans hebben om uitgenodigd te worden
voor een bezichtiging dan stellen bestaande uit een man en vrouw.
Ook volgt uit de resultaten dat mensen met een niet-Nederlands klinkende naam met
name buiten de vier grootste steden van Nederland4 structureel minder kans hebben om uitgenodigd te worden voor een bezichtiging van
een huurwoning. Deze uitkomst zagen we eveneens in de eerste monitor. Dit wil echter
niet zeggen dat geen ongelijke behandeling plaatsvindt binnen de vier grootste steden.
Aanvullend onderzoek is hiervoor nodig.
Verder wijst deze tweede monitor uit dat niet-leden van brancheorganisaties5 mensen met een Marokkaans klinkende naam significant vaker benadelen dan leden van
brancheorganisaties. Voor de andere profielen zijn in het onderzoek geen significante
verschillen in behandeling gevonden tussen leden en niet-leden van brancheorganisaties.
Vergelijking met de eerste monitor
Ten opzichte van de eerste monitor in 2020 toont de tweede monitor in 2021/2022 een
sterker verschil in de behandeling tussen de test- en controleprofielen. Zo was de
netto-discriminatiegraad bij de Marokkaans klinkende mannennaam 12% in de eerste monitor
en 23% in de tweede monitor. Voor de Pools klinkende mannennaam was dat respectievelijk
8% en 11%. In de eerste monitor was voor het profiel met de Marokkaans klinkende vrouwennaam
geen significant verschil met 7% netto-discriminatiegraad. In deze tweede monitor
is er wel sprake van significante ongelijke behandeling van de Marokkaans klinkende
vrouwennamen met een netto-discriminatiegraad van 22%.
Daarnaast toonde de eerste monitor geen significant verschil in uitnodigingskansen
tussen mannen en vrouwen, terwijl de tweede monitor wel een indicatie geeft van een
lagere uitnodigingskans voor vrouwen dan voor mannen. Deze discriminatiegrond was
echter geen onderdeel van de oorspronkelijke opzet, waardoor de netto-discriminatiegraad
ook niet is berekend.
Belangrijk is op te merken dat in de laatste monitor alle uitnodigingskansen zijn
geslonken ten opzichte van 2020. Dit is mogelijk mede het gevolg van het tijdelijk
ruimere aanbod in 2020 aan huurwoningen als gevolg van vertrekkende expats door de
coronacrisis. Deze bevindingen doen vermoeden dat door de toenemende krapte de kans
op discriminatie op de woningmarkt groter wordt, maar naar dit verband is in deze
monitor geen onderzoek gedaan. Een vervolgonderzoek zou dat kunnen uitwijzen.
Opvolging van resultaten
Verschillende partijen, waaronder gemeenten en antidiscriminatievoorzieningen (ADV’S),
hebben de behoefte uitgesproken om actie te kunnen ondernemen richting verhuurders
en verhuurbemiddelaars die aantoonbaar discriminerend handelen. In de brief van 8 november
2021 is uw Kamer geïnformeerd dat onderzoek6 heeft uitgewezen dat het lastig is om praktijktesten en mystery calls als bewijslast te gebruiken bij het College voor de Rechten van de Mens en/of voor
strafrechtelijke vervolging. De voornaamste reden hiertoe is dat er bij de testen
wordt gewerkt met een fictief profiel, waarbij er geen concrete gedupeerde is. Alleen
de intentie om te discrimineren kan niet worden bestraft. Bovendien is het van belang
dat er geen sprake is van uitlokking en aan het gelijkheidsbeginsel moet worden voldaan.
Volgens het betreffende onderzoek zou het kansrijker zijn om ADV’s gericht in gesprek
te laten gaan met verhuurders en bemiddelaars op basis van de resultaten. Deling van
de resultaten moet dan echter juridisch gezien wel mogelijk zijn.
Aanvullend op de tweede monitor is het Verwey-Jonker Instituut daarom gevraagd te
onderzoeken in hoeverre het mogelijk is de resultaten uit de monitor te delen met
ADV’s binnen de kaders van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Uit
de onderzoeksresultaten7 volgt dat de gegevens gedeeltelijk beschermd worden door de AVG. Verder wijst het
onderzoek uit dat het verstrekken van resultaten op het niveau van de aanbieders niet
verenigbaar lijkt met de doelen van de monitor en dat het niet voldoet aan de grondslagen
van de AVG. Bovendien lijkt het verwerken van persoonsgegevens volgens het Verwey-Jonker
Instituut niet in verhouding te staan tot de inbreuk op de privacy van betrokkenen.
Tot slot kan het zijn dat de data uit de monitor als strafrechtelijke gegevens worden
aangemerkt, wat aanvullende, strenge eisen stelt aan de verwerking van persoonsgegevens.
Conclusie van het onderzoek is daarom dat het delen van deze resultaten met ADV’s
bij de meeste aanbieders niet haalbaar is. In het onderzoeksrapport worden hiervoor
twee alternatieven aangedragen:
Aanbeveling 1: Regionale aanpak woondiscriminatie
Uit de tweede monitor blijken regionale verschillen in de mate waarin discriminatie
plaatsvindt bij woningverhuur. Op basis van de resultaten zou het gesprek kunnen worden
aangegaan met aanbieders actief in het gebied waar discriminatie op grotere schaal
plaatsvindt. Regionaal aanbod van trainingen, campagnes en regionale bijeenkomsten
kunnen bijdragen aan bewustwording van wat wel en niet is toegestaan bij de kandidaatselectie
voor woningverhuur.
Aanbeveling 2: ADV’s onderzoeken hun eigen mogelijkheden om discriminatie-onderzoek
uit te voeren
ADV’s zouden de rol van onderzoeker op zich kunnen nemen en discriminatie bij aanbieders
zelf aan kunnen tonen. ADV’s verwerken de persoonsgegevens dan intern en voldoen aan
de grondslag «uitvoeren van een publiekrechtelijke taak». In België is dit eerder
gedaan, waarbij het onderzoek ook een ander doel had dan de landelijke monitor, namelijk
niet het monitoren van discriminatie, maar na te gaan welke verhuurbemiddelaars specifiek
discrimineren.
Stand van zaken aanpak woondiscriminatie
Discriminatie is een hardnekkig verschijnsel. Zo toont ook de tweede monitor. Ik concludeer
dat dit een aanscherping van onze huidige aanpak vraagt. Daarom informeer ik u over
de stand van zaken van mijn plan van aanpak en hoe ik deze wil aanscherpen. Op dit
moment bestaat mijn aanpak uit de volgende vier actielijnen: (1) Monitoring en onderzoek,
(2) Voorlichting en bewustwording, (3) Afdwingbare regelgeving in het wetsvoorstel
goed verhuurderschap en (4) Onderzoek naar de meldplicht.
1. Monitoring en onderzoek
Van de eerste actielijn heb ik de resultaten in deze brief geschetst. Wij blijven
de monitoring jaarlijks uitvoeren en daarbij ook aanvullende onderzoeksvragen stellen
die ons beeld van woondiscriminatie completer maken. Ik zal in het najaar de opdracht
geven voor de monitor in 2023.
2. Voorlichting en bewustwording
In het kader van de tweede actielijn heb ik begin 2022 extra voorlichting digitaal
beschikbaar gemaakt op de website van de rijksoverheid over de plichten van verhuurders
en verhuurbemiddelaars en de rechten van woningzoekenden en huurders.8 Hierin wordt toegelicht wat de wet voorschrijft, wanneer er sprake is van discriminatie,
hoe het te herkennen is en wat men kan doen als er vermoedens zijn van discriminatie.
Daarnaast ben ik gestart met de uitrol van een communicatietraject dat inhoudelijk
dezelfde strekking heeft. Ik zoek daarbij de samenwerking met gemeenten en stakeholders
zoals brancheorganisaties van makelaarsverenigingen. Hoe breder de campagne wordt
uitgedragen, hoe groter de kans dat we samen een gedragsverandering teweeg kunnen
brengen. Doel is gezamenlijk een vuist te maken tegen discriminatie.
3. Afdwingbare regelgeving in het wetsvoorstel goed verhuurderschap
Vanuit gemeenten kwam het verzoek om aanvullend instrumentarium om op te kunnen treden
tegen woondiscriminatie. Daarom heb ik afdwingbare regelgeving voorbereid in het wetsvoorstel
goed verhuurderschap. Daarmee wordt een landelijke norm geïntroduceerd van wat goed
verhuurderschap inhoudt en komen er regels voor de selectie van huurders, wat bijdraagt
aan het voorkomen van discriminatie. Het wetsvoorstel biedt gemeenten de mogelijkheid
om te handhaven en bestuursrechtelijke sancties op te leggen. Deze maand diende ik
het wetsvoorstel in bij uw Kamer. Ik hoop op een spoedige behandeling ervan, zodat
gemeenten actief kunnen worden in de aanpak van woondiscriminatie. De aanvullende
mogelijkheden voor gemeenten om discriminatie te kunnen aanpakken zijn hopelijk een
belangrijke aanvulling op bestaande mogelijkheden van het College voor de Rechten
van de Mens en de strafrechtketen.
4. Onderzoek naar de meldplicht
Door de gemeente Utrecht wordt onderzoek gedaan naar de manier waarop een meldplicht
voor discriminerende verzoeken op het terrein van huisvesting kan worden geïntroduceerd.
Daarmee zouden verhuurbemiddelaars, die een discriminerend verzoek krijgen van verhuurders,
verplicht worden dit te melden. Tot op heden bleek dit juridisch lastig uitvoerbaar.
De gemeente Utrecht onderzoekt nu hoe dit praktisch uitvoerbaar en ook juridisch handhaafbaar
ingericht kan worden. Daarbij wordt expliciet gekeken naar de voortgang die wordt
geboekt op de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie. De resultaten van dit onderzoek
verwacht ik in het najaar van 2022.
5. Nieuwe actielijn: Decentrale en branchegerichte aanpak versterken
Naast het intensiveren van de bestaande actielijnen geven de laatste resultaten van
de monitor mij aanleiding om een vijfde component toe te voegen aan mijn aanpak: de
decentrale en branchegerichte aanpak van discriminatie versterken. Daarbij zie ik
een belangrijke rol voor ADV’s en voor brancheorganisaties weggelegd.
Conform de aanbevelingen in de tweede monitor wil ik de resultaten van de monitor
op regionaal niveau gaan delen met ADV’s zodat zij gericht in gesprek kunnen gaan
met verhuurders en verhuurbemiddelaars in gebieden waar de netto-discriminatiegraad
hoog is. Ik wil deze monitor aangrijpen om hier een proef mee te doen. Op basis van
de regionale data uit de landelijke monitor kunnen ADV’s gericht in gesprek met verhuurders
en verhuurbemiddelaars over de verplichtingen die deze partijen hebben om woondiscriminatie
te voorkomen. Uit de eerste monitor bleek al dat dit soort gesprekken bijdragen aan
een grotere bewustwording in de sector over de problematiek rond woondiscriminatie.
Ik ga in gesprek om te kijken welke ADV’s aan deze pilot mee willen werken en hoe
de pilot het best kan worden ingevuld.
Deze aanpak vraagt om voldoende kennis en kunde bij de medewerkers van de ADV’s. Zowel
in het coalitieakkoord als door de NCDR wordt benadrukt dat er een belangrijke taak
is weggelegd voor gemeenten en ADV’s. Om die reden is reeds door mijn collega Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het traject versterking van ADV’s ingezet.
Dit traject ziet op de inrichting, financiering en vindbaarheid van de ADV’s. De resultaten
van de pilots kunnen bijdragen aan de conclusie van dit traject. Indien deze werkwijze
productief blijkt in de aanpak van woondiscriminatie, kan mijn collega Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deze taak verder formaliseren.
Daarnaast wil ik een beter beeld krijgen van de aanpak van woondiscriminatie van onze
stakeholders en hoe wij elkaar daarin kunnen versterken. Daartoe organiseer ik dit
najaar een bestuurlijk overleg met onze partners, waarbij we ook de resultaten van
de tweede monitor zullen bespreken. Ik zie hun actieve bijdrage als onmisbaar in alle
facetten van onze strijd tegen woondiscriminatie: van voorlichting en informatievoorzieningen,
tot het ondernemen van actie naar aanleiding van aantoonbaar discriminerend handelen.
Afrondend
Uit de tweede monitor is wederom gebleken dat groepen mensen in Nederland een groot
risico lopen gediscrimineerd te worden, ook bij het zoeken van een woning. Ik vind
dit onacceptabel en wil de instrumenten die tot mijn beschikking staan aanwenden om
discriminatie te bestrijden. Hierbij ben ik mij ervan bewust dat dit een hardnekkig
probleem is dat breder in de samenleving speelt en dat ik dit niet op korte termijn
kan oplossen. Ook blijkt de aanpak van discriminatie juridisch niet altijd even gemakkelijk
vorm te geven.
Wel hoop ik dat u met deze brief een goed beeld heeft van mijn aanpak en wat ik doe
binnen mijn mogelijkheden om woondiscriminatie te bestrijden.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening