Brief regering : Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 9 en 10 juni 2022
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 560
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2022
Hierbij bied ik u het verslag aan van de formele Raad voor Concurrentievermogen van
9 en 10 juni 2022 in Luxemburg. De Raad stond in het teken van de onderdelen interne
markt en industrie, onderzoek en ruimtevaart. Het verslag over het onderzoeksgedeelte
bied ik u mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Verslag Raad voor Concurrentievermogen 9 juli 2022
De Raad voor Concurrentievermogen op 9 juni 2022 stond in het teken van het onderdeel
interne markt en industrie.
Voorstel voor een richtlijn betreffende Consumentenkrediet
Algemene oriëntatie
De Raad is in de ochtend unaniem een algemene oriëntatie1 overeengekomen over de voorgestelde herziening van de richtlijn consumentenkrediet
(2008/48/EC). De nieuwe richtlijn moet de huidige richtlijn vervangen.
Commissaris voor Justitie Didier Reynders benadrukte het belang van consumentenbescherming
en harmonisatie van regelgeving om de interne markt voor kredieten te versterken.
Deze nieuwe richtlijn moet inspelen op de toenemende variëteit aan producten en aanbieders
op de markt, die in toenemende mate gekenmerkt wordt door snelle en vaak eenvoudige
procedures om krediet aan te vragen. Ook is het gedrag van consumenten vanwege digitalisering
veranderd. Commissaris Reynders gaf aan dat het risico groot is, dat vanwege een hoge
inflatie en mogelijke lagere economische groei, meer consumenten gebruik zullen gaan
maken van krediet de komende jaren. Zij verdienen bescherming tegen oneigenlijke praktijken.
Veel lidstaten gaven aan de uitbreiding van de reikwijdte het voorstel te steunen.
Enkele lidstaten brachten in dat wat hen betreft nog meer producten onder de richtlijn
zouden moeten vallen. Daarnaast benadrukte enkele lidstaten dat het van belang is
om tot verdere maximale harmonisatie van regelgeving te komen. Het inkomend Tsjechisch
voorzitterschap gaf aan de onderhandelingen met het Europese parlement te zullen starten
zodra dit zijn standpunt heeft bepaald.
Voortgangsrapport Chips Act
Oriënterend debat
Uitvoerend vicevoorzitter Margrethe Vestager benadrukte het belang van de verhoging
van productie van chips binnen de EU. Zowel de digitale als de groene transitie vragen
om een – veel – grotere hoeveelheid chips. De afgelopen jaren hebben aangetoond dat
de EU afhankelijk is van de goede werking van internationale toeleveringsketens. Vestager
gaf aan dat de Chips Act de weerbaarheid van de EU moet versterken. De Chips Act zal
echter niet helpen om de huidige tekorten op te lossen, dit is ook niet het doel van
de Chips Act. Het opzetten van productiefaciliteiten zal een aantal jaar kosten en
om de weerbaarheid te vergroten zal de EU vooral moeten inzetten op nieuwe generaties
chips. Betrokkenheid van het mkb is cruciaal voor succesvolle innovatie. Naast dat
betrokkenheid van het mkb moet bijdragen aan verdeling van de welvaart die uit de
chipproductie komt, moeten ook lidstaten waar geen directe productie plaatsvindt kunnen
profiteren van de Chips Act. Vestager benadrukte het belang van internationale samenwerking
en noemde hierbij de Verenigde Staten waarmee de Commissie in de Trade and Technology Council (TTC) spreekt over onder andere het belang van proportionele en passende steun om een subsidierace
te voorkomen. Ook benoemde zij het belang van vaardigheden bij versterking van het
ecosysteem.
Commissaris voor de interne markt Thierry Breton benadrukte de urgentie van de Chips
Act. Daarnaast gaf hij aan dat lidstaten ook zelf ambitieuze nationale plannen moeten
opstellen en hiervoor middelen moeten committeren. Ook riep Breton bedrijven op dat
keuzes te maken aangezien opstarten van productie drie tot vijf jaar kan duren. Breton
gaf aan dat de EU zich moet inzetten om mondiale waardeketens te versterken. Hij benadrukte
meermaals het belang van onderzoek en innovatie voor productiecapaciteit van toekomstige
generaties chips. Breton lichte daarnaast de crisispijler van de Chips Act toe onder
verwijzing naar de aanpak van de Commissie rondom vaccins de afgelopen jaren.
Alle lidstaten onderschreven het belang van de Chips Act om het Europese ecosysteem
te versterken. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, noemde expliciet het belang
van mondiale waardenketen, openheid, partnerschappen en internationale samenwerking.
Veel lidstaten noemden het belang van innovatie richting nieuwe generaties chips.
Een groot aantal lidstaten benadrukte dat alle lidstaten moeten kunnen profiteren
van de Chips Act en de hieruit volgende financiële middelen. Een deel van de lidstaten
gaf aan ook te willen inzetten op de huidige generatie chips.
Nederland noemde het belang van excellentie en een focus op technologieën van de toekomst.
Ook maakte Nederland duidelijk dat openheid en internationale samenwerking zullen
bijdragen aan de weerbaarheid. Nederland vroeg om meer helderheid rondom de crisispijler,
met name op het gebied van definities.
Veerkracht van de Europese strategische industriële ecosystemen
Beleidsdebat
Vestager gaf aan dat de EU afhankelijkheden in strategische waardeketens waar nodig
moet aanpakken, bijvoorbeeld via diversificatie. Dit moet de EU zoveel mogelijk samen
met internationale partners doen, zij verwees hierbij naar de Global Gateway2 en de Trade and Technology Council (TTC). Verstager benadrukte dat een goede werking van de interne markt tevens cruciaal is
voor een succesvolle toekomstige diversificatie van grondstoffen. Tevens gaf zij aan
dat recycling de EU minder afhankelijk van derde landen zal maken. Om steun van lokale
gemeenschappen in de buurt van potentieel toekomstige mijnen te verzekeren is het
van belang dat de welvaartsstijgingen hiervan ook in de regio neerslaan. Vestager
benadrukte dat bedrijven goed doordrongen moeten zijn van hun afhankelijkheden en
nu al keuzes moeten maken op dit gebied.
Breton benadrukte tevens het belang van internationale samenwerking, onder meer door
middel van partnerschappen, om de afhankelijkheid van één enkel land voor specifieke
strategische grondstoffen te verminderen. Daarnaast noemde hij de mogelijkheden om
de productie van bepaalde grondstoffen binnen de EU te vergroten. Dit kan door mijnbouw
en door meer nadruk te leggen op recycling. Verbetering van kennis van de gehele keten
is van groot belang voor een circulaire economie. Voor zowel mijnbouw als circulariteit
zijn investeringen in innovatie van groot belang. Breton geeft aan dat veel afhankelijkheden
op dit moment al kunnen worden aangepakt door de hierboven genoemde mogelijkheden
en dat de Commissie werkt aan een Raw Materials Act. Het voorstel hiervoor wordt naar
verwacht eind dit jaar gepubliceerd.
Alle lidstaten onderschreven het belang van toegang tot grondstoffen en een aanpak
hiervan via verschillende sporen. Een groot deel van de lidstaten gaf aan dat een
(blijvende) inzet op openheid, partnerschappen en diversificatie de weerbaarheid van
de Unie kan vergroten. Hierbij noemden enkele lidstaten het belang van controle op
subsidies uit derde landen en het tegengaan van protectionisme.
Veel lidstaten benadrukten het belang van recycling bij het verminderen van afhankelijkheden
op het gebied van kritische grondstoffen. Enkele lidstaten noemden hierbij het versterken
van de markt voor herbruikbare grondstoffen en het belang van geharmoniseerde wetgeving
op dit gebied.
Een groot aantal lidstaten noemden tevens het belang van investeringen in innovatie
voor het vergroten van de weerbaarheid van de Unie op het gebied van kritieke grondstoffen.
Innovatie kan bijdragen aan vermindering van verbruik, verbeteren van circulariteit
en het mogelijk maken van grondstoffendelving met een beperkt negatief effect op de
omgeving.
Een aantal kleinere lidstaten noemden het beschermen van de belang van lidstaten die
vanwege ligging of omvang minder geschikt zijn voor de winning en/of recycling van
grondstoffen.
Nederland benadrukte zowel het belang van internationale samenwerking, recycling en
innovatie. Nederland pleitte tevens voormeer duidelijkheid over de afhankelijkheid
en productieaantallen te krijgen vanuit de Commissie, bijvoorbeeld door een open data
plan te laten opzetten waarmee lidstaten en bedrijven informatie kunnen delen.
Diversenpunten
Het inkomende Tsjechische voorzitterschap presenteerde zijn plannen voor de tweede
helft van 2022. Tsjechië zal in de RvC inzetten op strategische weerbaarheid van de
Europese economie en daarbij focussen op open strategische autonomie, samenwerking
met betrouwbare partners en het versterken van de interne markt.
Verslag onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad voor Concurrentievermogen op 10 juni
2022
Dit deel van het verslag is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en gaat enkel over het onderzoeksdeel van de Raad.
Europese Missies
Aanname Raadsconclusies
De Raad stemde in met de Raadsconclusies over de EU-missies. Het voorzitterschap lichtte
de betreffende vijf EU-missies toe, deze zijn in september 2021 via een Mededeling
gelanceerd.3 De EU-missies zetten in op de aanpak van maatschappelijke vraagstukken aangaande
gezondheid, klimaat en het milieu, binnen een tijdshorizon tot 2030.4 EU-missies zijn een manier van samenwerken op het gebied van onderzoek en innovatie
dwars door sectoren, disciplines en bestuurslagen heen om het leven van mensen in
de Europese Unie en daarbuiten te verbeteren. De Raadsconclusies werden door de lidstaten,
waaronder Nederland, breed gesteund omdat ze richting geven aan de implementatie van
de missies. Daarbij gaan de Raadsconclusies in op de aansturing van de missies, betrokkenheid
van burgers en monitoring en evaluatie. Enkele lidstaten benadrukten het belang van
de nationale en Europese coördinatie om de EU-missies tot een succes te maken. Ook
benadrukten enkele lidstaten het belang van synergie in de financiering van de EU-missies
tussen de verschillende beschikbare fondsen (zoals Horizon Europe en de Structuurfondsen).
De Europese Commissie gaf aan dat de Raadsconclusies belangrijke stappen zetten over
het bestuur van de missies en dat dit een essentiële randvoorwaarde is om van de EU-missies
een succes te maken.
Principes en waarden voor internationale samenwerking op het gebied van onderzoek
en innovatie
Aanname Raadsconclusies
De Raad stemde in met de Raadsconclusies over principes en waarden voor internationale
samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie. Het voorzitterschap lichtte
toe dat deze Raadsconclusies de basis bieden van waaruit de Europese Unie en Europese
lidstaten willen samenwerken met derde landen. Voorbeelden van deze waarden en principes
zijn wederkerigheid, academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit. Deze Raadsconclusies
liggen in het verlengde van de Bonn Declaration on «Freedom of Scientific Research»
uit 2020. De Europese Commissie gaf aan dat met de Raadsconclusies de uitgangspunten
voor samenwerking met derde landen in onderzoek en innovatie worden onderstreept.
De Raadsconclusies werden breed gesteund door de lidstaten, waaronder Nederland. Enkele
lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan het te verwelkomen dat in deze Raadsconclusies
het belang van academische vrijheid, open internationale samenwerking en het belang
van kennisveiligheid -zoals is aangegeven in het commissiedebat inzake kennisveiligheid
met uw Kamer van 2 juni jl.- duidelijk wordt benadrukt en dat het de basis legt om
hier gezamenlijk en eensgezind in op te trekken. Verschillende lidstaten vroegen daarnaast
aandacht voor de oorlog in Oekraïne en benadrukte het belang om Oekraïne te blijven
steunen, ook op het gebied van onderzoek en innovatie.
Open Science
Aanname Raadsconclusies
De Raad stemde in met de Raadsconclusies over open science. De Raadsconclusies bouwen
voort op de Raadsconclusies over open science die de Raad onder Nederlands voorzitterschap
in mei 2016 heeft aangenomen. Het voorzitterschap gaf aan dat er drie onderwerpen
centraal staan in de Raadsconclusies: het komen tot een nieuw, internationaal systeem
van erkennen en waarderen, de implementatie van open science en het belang van meertaligheid.
De Europese Commissie verwelkomde de Raadsconclusies en benadrukte het belang van
het komen tot een nieuw, internationaal systeem van erkennen en waarderen waarbij
ook kwantitatieve indicatoren worden ingezet. De Raadsconclusies werden door de lidstaten,
waaronder Nederland, breed gesteund. Het is een belangrijke volgende stap, omdat met
deze Raadsconclusies de lidstaten aangeven gezamenlijk te willen optrekken in de internationale
transitie naar open science en naar een ander systeem van erkennen en waarderen. Enkele
lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat deze transities alleen gerealiseerd
kunnen worden door het (internationaal) bundelen van krachten en het stimuleren van
samenwerking. Daarbij gaf Nederland samen met enkele andere lidstaten aan dat deze
transities essentieel zijn om te zorgen dat onderzoek en innovatie in Europa excellent
is en impact heeft. Openheid, diversiteit en excellentie versterken elkaar in dit
proces. Enkele lidstaten gaven aan dat het belangrijk is om in de transities de academische
vrijheid en de autonomie van onderzoeksinstellingen en onderzoekers te waarborgen
en om in de transities ook vooral gezamenlijk op te trekken met onderzoekers (met
name jonge onderzoekers).
Ondersteuning van jonge onderzoekers in tijden van crisis
Beleidsdebat
De Raad debatteerde over de mogelijkheden om jonge onderzoekers te ondersteunen in
tijden van crisis, zoals de COVID-19-pandemie of de oorlog in Oekraïne. Het debat
ging in op twee vragen. De eerste vraag was welke problemen de lidstaten hebben zien
ontstaan in de afgelopen crises en welke maatregelen ze in dat kader genomen hebben
om deze op te lossen. Als tweede wat van deze ervaringen kan worden geleerd en waar
daarbij de meerwaarde zou kunnen zitten voor coördinatie op Europees niveau. De Europese
Commissie gaf aan dat er drie vormen van maatregelen relevant zijn: maatregelen in
algemeen zin om onderzoekscarrières te versterken, maatregelen om jonge onderzoekers
te ondersteunen en maatregelen in het kader van de voorbereiding op crises. Daarbij
is het belangrijk jonge onderzoekers toe te rusten om toekomstige crises het hoofd
te kunnen bieden, waarbij veerkracht en flexibiliteit essentiële vaardigheden zijn.
De lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan het belangrijk te vinden dat jonge onderzoekers
in moeilijke tijden genoeg perspectieven hebben en ondersteund worden, zeker jonge
vrouwelijke onderzoekers die vaak de grootste negatieve impact hebben ervaren van
afgelopen crises. De lidstaten, waaronder Nederland, deelden hoe zij in hun eigen
land de ondersteuning van jonge onderzoekers in het kader van de COVID-19-pandemie
en de oorlog in Oekraïne hebben vormgegeven. Hierbij was vooral aandacht voor acties
rond het versterken van digitale vaardigheden, verlenging van contracten, stimuleren
van open science, het aanbieden van gastwerkplekken voor gevluchte onderzoekers, het
verder uitrollen van digitale uitwisseling, andere manieren van erkennen en waarderen
en tijdelijke flexibiliteit bij het toekennen en uitgeven van financiering voor onderzoek.
De meeste lidstaten benadrukten hierbij dat het goed is om op Europees niveau te blijven
coördineren en ons ook via die route voor te bereiden op toekomstige crises. Hierbij
wordt de coördinatie van de Europese Unie gewaardeerd over het delen van de verschillende
best practices uit alle lidstaten voor hoe om te gaan met crises. Ook werd de suggestie gedaan voor
het maken van aan raamwerk met mogelijke maatregelen voor het ondersteunen van jonge
onderzoekers in tijden van crisis als onderdeel van de Europese Onderzoeksruimte.
Hierbij werd de link met erkennen, waarderen en onderzoekscarrières van belang geacht.
Verder werd het aanbieden van een centraal portaal waar Oekraïense onderzoekers terecht
kunnen (one-stop-shop onder de naam ERA4Ukraine) vaak genoemd als een goede Europese
bijdrage.
Diverseninformatiepunten
Het Franse voorzitterschap heeft teruggeblikt op de evenementen en activiteiten tijdens
hun voorzitterschap. Er werd teruggekeken op de informele en formele Raad (januari
en mei jl.), de verschillende conferenties en de prioriteiten van het Franse voorzitterschap
(internationale samenwerking, missies, open science, erkennen en waarderen en synergie
tussen onderwijs en onderzoek en innovatie).
Ook heeft de Europese Commissie informatie verschaft over de stand van zaken bij de
tenuitvoerlegging van het nieuwe bestuur van de Europese Onderzoeksruimte. Inmiddels
is het forum van de Europese onderzoeksruimte ERA opgericht. In het ERA-forum nemen
de Europese Commissie, de lidstaten, geassocieerde derde landen en de koepelorganisaties
van de stakeholders deel. Het forum coördineert de co-creatie, implementatie en monitoring
van de ERA-acties en dit alles verloopt volgens plan en planning.
Afsluitend heeft het inkomende Tsjechische voorzitterschap een update gegeven over
hun voorzitterschap. Ze keken vooruit naar de informele en formele RvC. De prioriteiten
op het vlak van onderzoek en innovatie zijn daarbij: synergie in financiering voor
onderzoek en innovatie (Horizon Europe, Structuurfondsen en anderen), Europese Innovatie
Agenda en Europees ecosysteem voor grootschalige wetenschappelijke infrastructuren.
Nieuwe Europese Innovatie Agenda
En marge van de Raad hebben verschillende gelijkgestemde landen, waaronder Nederland,
gesproken over de op handen zijnde Mededeling van de Europese Commissie over de Nieuwe
Europese Innovatie Agenda. Publicatie van deze Mededeling is voorzien in de loop van
juli 2022 en de Kamer zal over het kabinetsstandpunt via een BNC-fiche worden geïnformeerd.
De verwachting is dat in de Mededeling wordt ingegaan op de volgende thema’s om de
innovatiekracht van de EU een impuls te geven: toegang tot financiering, regelgeving
en randvoorwaarden, verbinden van O&I ecosystemen, de innovatiekloof, beter innovatiebeleid
en talent. Finland heeft het initiatief genomen om via een non-paper, vooruitlopend
op de publicatie, enkele hoofdpunten met betrekking tot de Nieuwe Europese Innovatie
Agenda onder de aandacht te brengen bij de Europese Commissie. Deze hoofdpunten betreffen
een goed functionerende Interne Markt, slimme investeringen, internationale samenwerking
en talent en vaardigheden. Nederland kan zich goed vinden in de non-paper, omdat het
uitgaat van excellentie en impact. Het is ook in lijn met de overige Nederlandse prioriteiten
met betrekking tot het Europese onderzoeks- en innovatiebeleid waaronder open strategische
autonomie, publiek-private samenwerking (o.a. via Horizon Europe partnerschappen),
innovatievriendelijke regelgeving, benutten en ontwikkelen van talent en vaardigheden
en de rol van innovatie ecosystemen en van onderzoeksinfrastructuur om de samenwerking
te bevorderen. Ook het vergroten van toegang tot risicokapitaal en het realiseren
van een hefboomwerking naar privaat kapitaal passen in de Nederlandse lijn. Nederland
heeft daarom de non-paper onderschreven.
Verslag onderdeel ruimtevaart Raad voor Concurrentievermogen op 10 juli
Weerbaarheid en het concurrentievermogen van het Europese ruimtevaartprogramma.
Beleidsdebat
Het Franse voorzitterschap legde in haar introductie veel nadruk op de veiligheid
en weerbaarheid van Europa. Het voorzitterschap pleitte ervoor dat Europa zich niet
van de wijs mag laten brengen door ontregelingen van ruimtevaartwaardeketens. Zowel
de Strategie voor Ruimteveiligheid en Defensie als het Programma Beveiligde Connectiviteit
zijn belangrijk voor de Europese weerbaarheid. Voor het versterken van ons concurrentievermogen
moet meer interactie worden gezocht met new space-actoren en moet risicokapitaal worden gemobiliseerd.
Eurocommissaris Breton wees erop dat zonder de diensten die ruimtevaart biedt een
groot deel van ons dagelijks leven niet mogelijk zijn. Volgens Breton moet er gewerkt
worden aan vier punten: 1) het inbouwen van weerbaarheid in bestaande infrastructuur,
2) het incalculeren van duaal gebruik bij het ontwerpen van nieuwe infrastructuur,
3) rekening houden met een steeds voller wordende ruimte en daardoor een groeiende
behoefte aan ruimtemonitoring, en 4) het afbouwen van technologische afhankelijkheden.
Alle lidstaten onderschreven het belang van een weerbaar en concurrerend EU-ruimtevaartprogramma.
Vanuit het oogpunt van weerbaarheid benadrukten verschillende lidstaten het belang
van het EU-partnerschap voor Space Surveillance and Tracking (SST, ruimtemonitoring) en het streven naar technische onafhankelijkheid van derde
landen. Tegelijkertijd moet worden gewaakt voor protectionisme en marktverstoring.
In het kader van concurrentievermogen benadrukten veel lidstaten de noodzaak van het
beter benutten van de kansen voor new space, met name binnen het mkb en startups. Daarbij kwam ook de noodzaak van meer investeringen
aan bod en onderstreepten lidstaten de waarde van ruimtevaartinvesteringsfonds CASSINI
en het Horizon Europe programma. Tot slot noemden veel lidstaten het belang van een
nauwe samenwerking met het Europees Ruimtevaartagentschap ESA, als fundament van het
EU-ruimtevaartprogramma.
Nederland heeft tijdens het beleidsdebat drie prioriteiten gepresenteerd voor een
weerbaar en concurrerend EU-ruimtevaartprogramma. Zo moet Europa sneller toewerken
naar een mondiaal systeem voor ruimteverkeersbeheer. Ook moet de participatie van
mkb en startups significant worden verhoogd. Bovendien moet de rol van het Europese
Ruimtevaartagentschap ESA goed worden ingebed in huidige en toekomstige EU-ruimtevaartprogramma’s,
om optimaal gebruik te kunnen maken van bestaande expertise.
Ter afsluiting van het debat sprak DG DEFIS Pesonen over ruimteverkeersbeheer, mkb
en startups, en de rol van ESA. Daarbij haalde Pesonen de Nederlandse interventie
aan over de noodzaak voor een mondiale STM-benadering en benadrukte hij zijn nauwe
samenwerking met Directeur-generaal ESA Josef Aschbacher.
Raadsconclusies – Copernicus in 2035
De Raad nam conclusies aan over de toekomst van het Copernicus-programma voor aardobservatie.
Volgens Breton moet Europa de uitdagingen van morgen het hoofd kunnen blijven bieden,
en dragen de raadsconclusies daaraan bij. Breton noemde zijn drie prioriteiten voor
Copernicus, gebaseerd op de Raadsconclusies: 1) Er moet naast de fysieke infrastructuur
ook een digitale infrastructuur komen. 2) Copernicus moet bekrachtigd worden als instrument
voor de uitwerking van de Europese Green Deal. 3) Copernicus is belangrijk voor de
weerbaarheid van Unie, zoals ook erkend in het Strategisch kompas, zonder iets af
te doen aan de civiele aard van de constellatie.
Raadsconclusies – Ruimteverkeersbeheer
De Raad nam conclusies aan over een Europese aanpak van ruimteverkeersbeheer. Breton
benoemde het belang hiervan, mede als gevolg van het toenemende volume ruimtepuin.
Hij benadrukte dat de ruimte in toenemende mate het toneel wordt van geopolitieke
twisten. Daarom moet Europa haar capaciteiten versterken, mede door middel van het
EU-partnerschap voor Space Surveillance and Tracking. Breton benoemde ook de vier werksporen voor ruimteverkeersbeheer, in lijn met de
raadsconclusies: 1) de ontwikkeling van (monitoring)capaciteiten in het kader van
strategische autonomie, 2) het opstellen van een adaptief en evoluerend regelgevend
kader voor ruimteverkeersbeheer op EU-niveau, 3) de ontwikkeling van synergiën met
defensiebeleid, en 4) het samenwerken met internationale partners. Tijdens de Raad
spraken ook veel lidstaten zich uit over het belang van een Europese aanpak van ruimteverkeersbeheer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat