Brief regering : Ligplaatsenbeleid
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 354
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2022
In het Commissiedebat Maritiem van 24 november 2021 (Kamerstuk 31 409, nr. 339)is door mijn voorganger de toezegging gedaan om de Tweede Kamer te informeren over
de stand van zaken van de ligplaatsenproblematiek en de uitkomsten van de pilots.
Met deze brief ga ik in op het ligplaatsenbeleid, de uitkomsten van de pilots en het
onderzoek naar mogelijkheden om het huidige ligregime te verruimen.
Het ligplaatsenbeleid van IenW
Rijkswaterstaat faciliteert een veilige en vlotte doorvaart van de beroepsvaart. De
in de Binnenvaartwet vastgelegde vaar- en rusttijden dragen hier mede aan bij. Schepen
die niet over een continu-bemanning beschikken moeten tijdig kunnen afmeren bij een
ligplaats om te voldoen aan deze wettelijke voorschriften. Schippers kunnen daarbij
kosteloos gebruik maken van één van circa 850 ligplaatsen die Rijkswaterstaat in beheer
heeft. De richtlijn vaarwegen van Rijkswaterstaat, die de normering voor de inrichting
van de vaarweg stelt, hanteert daarbij de norm dat er om de 2 uur varen of om de 30
kilometer ligplaatsen beschikbaar moeten zijn. Niet ieder schip vaart immers even
snel.
Om te zorgen voor voldoende capaciteit zijn de overnachtingsplaatsen langs de veelgebruikte
Rijksvaarwegen voorzien van een maximum ligtijd van 3x24 uur. Dit is wettelijk geregeld
in zowel het Rijnvaart- als het Binnenvaartpolitiereglement (RPR en BPR). Buiten het
vaargebied van RPR en BPR hebben RWS en andere vaarweg- en havenbeheerders ook ligplaatsen
waar een langere maximale ligtijd geldt. In tegenstelling tot RWS zijn dit bij de
andere beheerders vaak betaalde ligplaatsen.
De reden voor de ligtijdbeperking van 3x24 uur is om te voorkomen dat er op betreffende
ligplaatsen te veel schepen gaan liggen voor langere tijd. Hoge bezetting met langer
liggende schepen zou ertoe kunnen leiden dat schippers, die aan hun wettelijke rusttijd
moeten voldoen, niet terecht kunnen en tijdens hun reis noodgedwongen moeten door-
en/of omvaren. Als schippers langer een ligplaats willen bezetten, bijvoorbeeld voor
vakantiestalling, is de lijn dat een gemeentelijke haven met goede faciliteiten gezocht
moet worden. Deze zijn ruimschoots aanwezig.
Het kan voorkomen dat een schip door omstandigheden langer moet liggen dan de 3x24
uur, bijvoorbeeld door ziekte. In die gevallen past RWS coulance toe en mag het schip
in kwestie langer liggen. Het toepassen van coulance past bij de bevoegdheid van Rijkswaterstaat
als ligplaatsbeheerder.
Proeven met langer liggen
Naar aanleiding van de motie van de leden Laçin en Postma1 hebben er sinds het begin van 2021 op een 20-tal plekken twee proeven plaatsgevonden,
waarbij binnenvaartschepen langer mochten liggen dan de toegestane maximum ligtijd
van 3x24 uur. De eerste proef was bedoeld als tegemoetkoming richting de sector vanwege
de nadelige effecten van de coronacrisis en vond plaats van 10 januari tot 10 april
2021. De tweede proef van 1 september tot 1 december 2021 en was vooral bedoeld ter
verificatie van de eerste proef. De belangrijkste conclusie uit de proeven is dat
er in beide periodes nauwelijks gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om langer te
liggen. In het uitzonderlijke geval dat er wel gebruik van werd gemaakt, dan betrof
het een ligtijd van maximaal 1 week. Er lijkt dus geen structurele behoefte te zijn
geweest aan langer liggen. Wanneer er langer werd gelegen, leidde dat niet tot hinder
voor schippers die rusttijd wilden nemen.
Beleidsmatig vervolg
Op basis van beide proeven acht ik het niet nodig het bestaande ligregime van maximaal
3x24 uur structureel uit te breiden en zal ik het BPR en het RPR niet aanpassen. Dit
zou namelijk onnodig gepaard gaan met diverse juridische en praktische vraagstukken,
zoals verstoring van marktwerking omdat de uitbreiding ten koste zou gaan van bezetting
van betaalde, gemeentelijke ligplaatsen. Uit validatiegesprekken met de sector bleek
dat de behoefte aan langer liggen vooral speelt in de vakantieperiode. Vakantiestalling
is echter geen legitieme reden voor coulance of lang liggen op Rijksligplaatsen want
deze ligplaatsen zijn bedoeld voor schippers om te kunnen voldoen aan de wettelijke
vaar- en rusttijden. Voor vakantiestalling kunnen schippers uitwijken naar commerciële
ligplaatsen in gemeentelijke havens.
Wel wil ik vanaf nu expliciet rekening houden met de behoefte van de sector aan transparantie,
flexibiliteit en uniformering van de uitvoeringspraktijk. Uit onderzoek blijkt namelijk
dat de toegepaste coulance per ligplaats kan verschillen. Daarom zal het Ministerie
van IenW, in afstemming met de sector, een afweegkader (gedragslijn) opstellen dat
een duidelijk handvat biedt voor Rijkswaterstaat voor de handhaving van de 3x24 uurs
regel. Dit schept voor de sector een helder en uniform verwachtingspatroon, over de
voorwaarden waaronder schepen langer mogen liggen.
Ambitie Coalitieakkoord
In het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken dat het kabinet zorgdraagt voor goede binnenvaartinfrastructuur,
waaronder ligplaatsen. Naast het hierboven beschreven voornemen rond het 3 x 24 uursregime,
probeer ik ook op andere manieren de ligplaatsen van Rijkswaterstaat te verbeteren
en uit te breiden. Dit gebeurt o.a. door:
– een goede informatievoorziening: op vaarweginformatie.nl hebben schippers inzage in
de real-time bezettingsgraad van verreweg de meeste ligplaatsen van RWS en sommige
ligplaatsen van derden. Hiermee hoeft de schipper niet lang te zoeken naar een vrije
ligplaats en dit levert tijdwinst, een snellere doorstroming, minder onnodige vaarbewegingen,
minder uitstoot en een efficiënter logistiek proces op. Daarnaast subsidieert mijn
ministerie een initiatief van de Nederlandse Vereniging van Binnenhavens om het ligplaatsenmanagement
van gemeentelijke havens te optimaliseren en digitaliseren. Dit zorgt op termijn voor
verbeterd inzicht in de beschikbaarheid van gemeentelijke ligplaatsen.
– het terugdringen van de meest urgente tekorten via de MIRT-systematiek. Waar nodig
wordt de bestaande ligplaatscapaciteit uitgebreid. Om de situatie te verbeteren werken
we nu al aan ca. 70 extra ligplaatsen op de Beneden-Lek, Boven-IJssel en Waal (bij
Lobith). Echter, niet alle tekorten kunnen tegelijkertijd worden opgelost. Aanleg
van extra ligplaatsen is een keuze die immers bezien moet worden in het licht van
de grotere investeringsbehoefte in de infrastructuur.
Met de hierboven beschreven acties wil ik de komende tijd in nauw overleg met de sector
aan de slag.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat