Brief regering : (Top)sportbeleid 2022 en verder
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 304
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2022
Voor een gezonde samenleving is het noodzakelijk dat sporten en bewegen in 2040 een
vanzelfsprekend onderdeel is van het leven van iedere Nederlander. Ik heb het dan
over zowel het zelf actief zijn als het genieten van de (top)sportprestaties van anderen.
Dat gun ik iedere Nederlander, niet alleen de Nederlanders die nu al sporten en bewegen.
De afgelopen jaren is een mooi fundament gelegd om daar naartoe te werken, maar zie
ik ook dat er meer nodig is om er voor te zorgen dat in 2040 sport en bewegen echt
voor iedereen vanzelfsprekend is. Ik heb daarbij vier ambities voor ogen, die richting
geven aan waar ik noodzaak tot verandering zie:
– Vitale sportsector behouden en ontwikkelen
– Bevorderen van kansengelijkheid in sporten en bewegen.
– Maatschappelijke waarde van topsport zichtbaar maken en vergroten
– Bevorderen van bewegen in het dagelijks leven. Over deze vierde missie informeer ik
u samen met de Staatssecretaris van VWS in een aparte brief.
Vanaf pagina 7 in deze brief ga ik in op de ambities over de maatschappelijke waarde
van topsport. Aan de ambities over een vitale sportsector en het bevorderen van kansengelijkheid
ga ik werken aan drie golfbewegingen. Ik ga vandaag met deze ambities aan de slag,
dat licht ik hieronder als eerste toe (golf 1). Daarnaast vind ik het van groot belang
om ook een gestructureerde aanpak voor deze kabinetsperiode op te zetten (golf 2).
De derde golf is gericht op het in gang zetten van verandering die alleen over meerdere
kabinetsperioden gerealiseerd kan worden.
In bijlage 1 ga ik in op de verschillende moties en toezeggingen van de afgelopen
zes maanden.
Golf 1: Een sterke sportsector met gelijke kansen begint vandaag
Ik ben ervan overtuigd dat om mensen duurzaam actief te krijgen en te houden, plezier
de belangrijkste motor is. Plezier in sporten en bewegen is voor velen gemakkelijker
gezegd dan gedaan. Niet iedere Nederlander voelt nu de ruimte of heeft zin om zich
aan te melden bij een sportvereniging, fitnessschool of yogaklas of mee te lopen met
een loopgroep. Er zijn veel verschillende behoeftes op het gebied van sport en bewegen.
Dat verschilt niet alleen van persoon tot persoon, maar ook voor een persoon in verschillende
levensfases. Zo kan het zijn dat je als kind enorm veel plezier haalt uit veelzijdig
spelen, als tiener de competitiesport omarmt, als jonge ouder een flexibelere activiteit
zoekt en later in het leven een rustige sportvorm ambieert.
Het is en blijft daarbij moeilijk te weten welke factoren sport- en beweeggedrag bevorderen
of juist in de weg staan, en in welke mate daar met sportbeleid verandering in te
brengen is. Inmiddels is daarover steeds meer bekend, maar we hebben daarin ook nog
veel te ontdekken. Het is duidelijk dat een stevige beweegbasis door motorische vaardigheden
te ontwikkelen van belang is, evenals goede en veilige begeleiding, het bevorderen
van gelijke kansen en het hebben van goede sportvoorzieningen. Deze factoren dragen
bij aan de vanzelfsprekendheid waarmee sport en bewegen onderdeel is van het leven.
Echter, als we naar het huidige sportbeleid kijken, moeten we concluderen dat meer
nodig is om sporten en bewegen vanzelfsprekend te laten zijn voor iedere Nederlander.
Daarom zet ik in op een vitale sport- en beweegsector en kansengelijkheid in sporten
en bewegen. Ik licht deze ambities eerst iets meer toe en geef dan aan hoe ik vandaag
al met die ambities aan de slag ga.
Vitale sport- en beweegsector
We zijn gezegend met een groot en divers sport- en beweegaanbod: van de traditionele
sportvereniging tot ondernemende sportaanbieders en plekken in de buitenruimte waar
mensen zelf kunnen sporten. Maar Nederland verandert: we hebben het druk, maken lange
dagen en ook andere vrijetijdsbestedingen vragen veel tijd. Daarnaast verwachten ouders
en sporters een veilige en passende sportomgeving. De sport- en beweegsector moet
aantrekkelijk blijven en inspringen op de veranderende behoefte van de hedendaagse
sporters en bewegers.
Mijn ambitie is de kwaliteit, toegankelijkheid en veiligheid en van de sport- en beweegsector
zo te versterken dat de sport- en beweegsector voor zoveel mogelijk mensen een waardevolle
rol in hun leven kan spelen.
Voor het bereiken van een vitale sport- en beweegsector is extra inzet nodig om de
(1) kwaliteit, (2) toegankelijkheid en (3) veiligheid van de sector te vergroten.
(1) In de afgelopen kabinetsperiode hebben mijn voorgangers met de «Sportlijn» van
het Nationaal Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 185) een start gemaakt om de organisatiegraad en kwaliteit van de sportsector op lokaal
niveau te versterken. Voor het verder bevorderen van kwaliteit wil ik met name inzetten
op het kwalitatief en kwantitatief versterken van het menselijk kapitaal in de sport.
(2) Toegankelijk sporten en bewegen betekent dat er voor iedereen passend aanbod en
begeleiding is. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de sport- en beweegsector
door een grote groep mensen nu niet als toegankelijk wordt ervaren. Ik wil er daarom
aan werken dat een grotere groep mensen in de het sportaanbod, de begeleiding en de
cultuur van de sport iets vindt wat past.
Voor het bevorderen van toegankelijkheid is ook meer aandacht nodig voor de rol die
accommodaties kunnen spelen.
(3) Een veilige sport is een sport waar iedereen die dat wil zich thuis voelt en plezierige
ervaringen opdoet die op een positieve manier vormend zijn en een positief effect
hebben op andere aspecten van het leven. In een gezonde sector kan iedereen veilig
en met plezier sporten en bewegen; negatieve ervaringen en grensoverschrijdend gedrag
moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. En als dit toch plaatsvindt wordt het in
een vroeg stadium aangepakt om erger te voorkomen en de schade bij betrokkenen te
minimaliseren. De afgelopen jaren is ingezet op onder andere de implementatie van
de aanbevelingen van de commissie De Vries en het creëren van een positieve sportcultuur
via het Sportakkoord. Toch blijkt dit nog niet voldoende. Ik zie dat op clubniveau
meer nodig is voor een veilige sportcultuur. Dat vraagt een gestructureerde aanpak
voor de komende periode, waarbij betrokkenen meer prikkels ervaren om bij te dragen
aan een veilige sport.
Om meteen een start te maken met inzet op kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid
geef ik een impuls aan de professionalisering van de sport- en beweegsector van 5
miljoen euro. Extra professionals binnen de sport- en beweegsector kunnen de toeleiding
naar het aanbod vergemakkelijken en het aanbod passender maken voor verschillende
groepen. Ook ondersteun ik acties om de arbeidsmarktvraagstukken in de sportsector
aan te pakken. Daarnaast kunnen kleine sportaanbieders ondersteuningsbudget aanvragen
om hun aanbod en kader te versterken (microbudgetten aanbod en kader). Sportkoepels
ontvangen budget om hun organisatie te versterken om zo hun sportclubs beter te ondersteunen.
Ook investeer ik 3 miljoen euro extra in een veilige en integere sportomgeving als
randvoorwaarde voor een vitale sportsector, waarin iedereen veilig en met plezier
kan sporten en sportuitval door negatieve ervaringen wordt voorkomen. Via het Centrum
Veilige Sport Nederland zet ik stevig in op de opvolging van grensoverschrijdend gedrag.
Er komt ook meer aandacht voor dit thema bij sportaanbieders en gemeenten. Ook worden
trainers/coaches versterkt met pedagogische vaardigheden en opgeleid in het herkennen
en voorkomen van grensoverschrijdend gedag. Daarnaast worden er meer vertrouwenscontactpersonen
opgeleid. Er komt inzet om sporters meer weerbaar te maken. Ook betrokkenheid van
ouders bij sociale veiligheid wordt vergroot. Op deze manier wil ik zorgen dat betrokkenen
meer prikkels ervaren om bij te dragen aan een veilige sportcultuur.
Kansengelijkheid in sport en bewegen
Naast het werken aan toegankelijk aanbod, is het ook belangrijk om te zorgen dat een
grotere groep mensen ook daadwerkelijk van dat aanbod gebruik gaat maken. De overheid
heeft altijd aandacht gehad voor het betrekken van groepen Nederlanders die zich niet
snel uit zichzelf bij de poort van de sportclub melden. Toch blijkt dat sommige mensen
structureel achterblijven in sport- en beweegdeelname. Ik wil dat de sport daarom
nog meer gaat kijken vanuit het perspectief van degene die niet of te weinig sport
en beweegt om ook hen te inspireren de stap naar de sportaanbieder te maken.
Mijn ambitie is dat de kansengelijkheid om mee te doen aan sport- en beweegactiviteiten
wordt vergroot.
Toewerken naar meer kansengelijkheid in sport- en beweegdeelname, betekent dat de
verschillen in de percentages sport- en beweegdeelname tussen bijvoorbeeld mensen
met hoge of lage inkomens of met en zonder (fysieke) beperking de komende jaren kleiner
moeten worden. Om dat te bereiken zet ik in op:
(1) Betere financiële, sociale, en praktische randvoorwaarden voor kinderen en volwassenen
die belemmeringen ervaren. Ik zie de noodzaak voor een aanpak om mensen die in armoede
leven te ondersteunen bij het gaan sporten en bewegen. Daarnaast is er meer nodig
om de praktische voorwaarden om te sporten te vergroten, onder andere door het beschikbaar
maken van sporthulpmiddelen. Ook richten we ons op het vergroten van de zwemveiligheid
voor kinderen met een handicap, kinderen die in armoede leven en kinderen met een
culturele achtergrond voor wie het werken aan zwemvaardigheid niet vanzelfsprekend
is.
(2) Een eerlijke start in sport en bewegen voor ieder kind. Ik wil dat alle jeugd
een gelijke kans krijgt om een eigen beweegidentiteit te ontwikkelen, met een motorische
basis die past bij het niveau en de interesse van het kind en waar het kind plezier
aan beleeft.
Dat betekent dat we de trend van verminderde beweegvaardigheden moeten keren en jong
moeten beginnen. Ook binnen de Rijke schooldag zie ik kansen voor de sportsector.
In de Beweegbrief 2022 die ik voorafgaand aan het commissiedebat Sportbeleid samen
met de Staatssecretaris van VWS aan u stuur, licht ik dit verder toe (Kamerstukken
30 234 en 32 793, nr. 302).
(3) Om kansengelijkheid verder te vergroten is voor sommige Nederlanders maatwerk
nodig. Dat vraagt om één op één contact met mensen. Daarvoor worden functionarissen
ingezet (zoals buurtsportcoaches) die deels door de rijksoverheid worden gefinancierd.
Dit wordt meegenomen in de herziening van de Brede Regeling Combinatiefuncties waarover
uw Kamer uiterlijk in het najaar van 2022 geïnformeerd zal worden.
Ik investeer daarom dit jaar 5 miljoen euro extra om financiële drempels om mee te
kunnen doen aan sport aan te pakken. Ik start met een integrale aanpak om mensen met
lage inkomens (van jong tot oud) meer toegang tot sport te verlenen. Ook verbeteren
we de randvoorwaarden voor mensen met een handicap (beschikbaarheid sporthulpmiddelen
en vervoer). Daarnaast investeer ik in de toegankelijkheid van sportevenementen voor
een breder publiek en zwemmen voor kinderen. Om kansengelijkheid verder te bevorderen
stimuleer ik beweegprogramma’s (gericht op veelzijdig bewegen) voor de allerjongsten
via de sportsector. Ook werk ik samen met NOC*NSF aan de verschillende ambities uit
het jeugdsportplan dat zij hebben opgesteld. Daarnaast investeer ik in de implementatie
van het beweegadvies onder professionals in de kinderopvang.
Ik zet in op het vergroten van de diversiteit van het kader (bv. trainers en bestuurders)
binnen bonden en verenigingen, kunnen sportclubs microbudgetten aanvragen voor o.a.
het bevorderen van diversiteit, draait in 2022 de bewustwordingscampagne «Welkom in
de sport» en zet ik mij in tegen discriminatie en racisme via het aanvalsplan aanvalsplan
Ons Voetbal is voor Iedereen (OVIVI), verleng ik de alliantie Gelijkspelen in 2022
en organiseer ik een Europees congres gericht op beleid ten aanzien van LHBTIQ+.
De aanpak van het sportakkoord levert zowel op lokaal als nationaal niveau een bijdrage
aan de ambities voor een sterke sportsector en het bevorderen van kansengelijkheid.
Daarom intensiveer ik ook in de lopende aanpak van het Sportakkoord met 10 miljoen
euro. Het Sportakkoord brengt sportaanbieders en verschillende partners uit andere
sectoren samen, om zo op lokaal niveau te zorgen voor een passend sport- en beweegaanbod
voor iedereen. De versterking van deze samenwerking is essentieel om de basis uit
te bouwen om ook de komende jaren het verschil te kunnen maken. Het huidige uitvoeringsbudget,
dat gemeenten ter beschikking hebben voor de uitvoering van de afspraken in de lokale
akkoorden, wordt hiervoor verhoogd. Daarnaast worden landelijke partners die kennis
en ondersteuning bieden aan de lokale sportakkoorden verder ondersteund.
In bijlage 2 van de brief vindt u een volledig overzicht van de extra acties die dit
jaar in gang worden gezet.1 Conform artikel 3.1 van de comptabiliteitswet zijn de beleidskeuzes in bijlage 3
uitgelegd.
Golf 2: Integrale aanpak sporten en bewegen in de kabinetsperiode 2023–2025
In de tweede golf werk ik aan nieuwe actielijnen die vanaf 2023 van start gaan, passend
bij de drie ambities. Samen met de strategische partners van het Sportakkoord en de
maatschappelijke partners maken we de vertaling van onze ambities naar beleidsinstrumenten.
Al eerder heb ik uw Kamer laten weten dat het voortbouwen op het Sportakkoord en het
versterken van de lokale sportakkoorden essentieel zijn om meer mensen aan het sporten
en bewegen te krijgen2. De ambities zoals ik in deze brief heb geschetst sluiten aan op het Nationaal Sportakkoord
en de deelakkoorden die zijn gesloten. De komende maanden breng ik samen met partners
in kaart hoe het vervolg van het Sportakkoord effectief kan bijdragen aan de ambities
zoals ik die in deze brief heb neergezet en hoe dit kan aansluiten bij de ontwikkelingen
rond bewegen en preventie. Daarbij betrek ik alle partners van de verschillende deelakkoorden
en gaan we op zoek naar meer integraliteit tussen de verschillende thema’s.
Het Ministerie van VWS is bezig met een herziening van de Brede Regeling Combinatiefuncties.
Hierover wordt uw Kamer uiterlijk in het najaar van 2022 geïnformeerd.
Voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg Sport komend najaar informeer ik uw Kamer over
de uitwerking van beleid voor de periode vanaf 2023.
Hierin wordt ook de doorvertaling van beleid naar eventueel vernieuwd beleidsinstrumentarium,
daarbij passende sturingsmechanismen en de positionering van de rijksoverheid meegenomen.
Golf 3: Duurzaam sporten en bewegen
Ik ben me ervan bewust dat veranderingen in sportgedrag een kwestie van de lange adem
is en dat we moeten uitzoeken wat nodig is om sporten voor meer mensen vanzelfsprekend
te maken. Daarom wil ik ook deze zogenaamde derde golf in de komende periode al opstarten.
Als onderdeel hiervan bekijk ik hoe (veranderingen in) het sportstelsel een duurzame
bijdrage kunnen leveren aan het in beweging brengen van Nederlanders, ook in andere
leefdomeinen zoals onderwijs, werk en zorg. Over de ontwikkelingen rondom de verdiepingsslag
op het sportstelsel van de toekomst heeft uw kamer een aparte brief ontvangen3.
Daarbij is het goed om te zeggen dat ik nu zeker niet alle oplossingen al voorhanden
heb om voor iedere Nederlander sport en bewegen vanzelfsprekend te laten zijn. Er
is vernieuwing nodig om de ambities daadwerkelijk te gaan bereiken. Dat betekent dat
ik ook blijf inzetten op onderzoek en innovatie om inzichten voor vernieuwing te vergaren.
In de volgende paragraaf ga ik in op de uitgangspunten van de rijksoverheid voor het
toekomstige topsportbeleid.
Topsport in een veranderende maatschappelijke context
De Nederlandse topsport en topsportprestaties behoren tot de beste van de wereld en
dat moeten we koesteren. In de afgelopen jaren heeft het Ministerie van VWS daar in
financiële zin in steeds grotere mate aan bijgedragen. Mijn voorganger heeft in 2019
met de partners NOC*NSF en VNG/VSG deelakkoord 6 «Topsport die inspireert» gesloten
als onderdeel van het Nationaal Sportakkoord. Hierin stond de ambitie centraal om
de inspirerende kracht van topsport te vergroten. Om te kunnen inspireren is het nodig
dat we als land blijven presteren. Maar presteren alleen is niet voldoende. Want als
de prestatie niet gezien of gevoeld wordt, verliest de topsport zijn betekenis. Verschillende
acties uit het deelakkoord zijn of worden al geïmplementeerd maar het ontbreekt nog
aan onderlinge samenhang om echt verschil maken om met topsport maatschappelijke waarde
te creëren. De volgende stap is dan ook om gezamenlijk met de partners te komen tot
een strategisch kader topsport. Dit zal richting gaan geven aan het beleid van de
betrokken partijen en dus ook voor de manier waarop ik de financiële middelen inzet
die VWS ter beschikking stelt voor de topsport. Daarbij komen drie elementen van maatschappelijke
waarde van topsport centraal te staan:
1. De waarde van topsportprestaties, die over meer gaat dan alleen het resultaat of het
niveau waarop dat resultaat wordt behaald;
2. Het fundament van de topsport, waarbij we meer aandacht hebben voor het organiseren
van topsport op een maatschappelijk verantwoorde manier;
3. De platformfunctie van topsport, een inspirerende topsport kan een prachtig platform
bieden waarbij topsport als middel kan worden ingezet om bij te dragen aan een maatschappelijk
vraagstuk.
Op deze elementen kom ik later in de brief nog terug. Eerst neem ik u mee in het topsportbeleid
van de afgelopen tien jaar, waarin de top 10-ambitie dominant is geweest, zowel voor
sportieve keuzes vanuit NOC*NSF en de sportbonden als voor de financiering daarvan
vanuit VWS. Vervolgens geef ik een beeld van waar de topsport op dit moment staat:
wat gaat er goed en voor welke uitdagingen staan we?
Daarna ga ik verder in op het proces naar een nieuwe strategie met de drie elementen
van maatschappelijke waarde van topsport en benoem ik een aantal concrete acties die
ik al heb ingezet.
Het gezamenlijk strategisch kader topsport wordt in 2023 gepubliceerd. Vanuit dit
strategisch kader zal ik later mijn rol bepalen en de beleidsinstrumenten inzetten.
Dit geldt ook voor de strategische partners: NOC*NSF, de sportbonden, gemeenten en
provincies.
Topsportbeleid in de laatste tien jaar
NOC*NSF en de sportbonden streven sinds 2013 expliciet naar een structurele plek in
de top 10 van beste sportlanden ter wereld. NOC*NSF stelde met de sportbonden deze
ambitie en het bijbehorende topsportbeleid vast. Om de top 10-ambitie te kunnen realiseren,
is gekozen voor een strategie waarin structureel presterende topsportprogramma’s,
en programma’s die de potentie hebben zich daartoe te ontwikkelen, zo optimaal mogelijk
worden ondersteund. VWS ondersteunde en ondersteunt deze ambitie met een jaarlijkse
instellingssubsidie aan NOC*NSF.
Vanuit het perspectief van de top 10-ambitie geldt de gedachte dat een topsporter
moet behoren tot of kans maakt op de hoogst bereikbare internationale klassering.
Topsport en de waarde van topsport heeft daardoor lange tijd gedraaid om prestaties
in de vorm van mondiale medailles. Topsportdisciplines die geen aansluiting hadden
om bij de mondiale top te behoren én waar geen goed onderbouwd (investerings)plan
aan ten grondslag lag om die aansluiting te maken, vielen af voor verdere centrale
ondersteuning. Het topsportsysteem werd zo ingericht dat presterende en kansrijke
topsportprogramma’s van de bonden en topsporters beschikking kregen over de beste
faciliteiten en ondersteuning. Dit heeft de afgelopen jaren geleid tot een ontwikkeling
in de professionalisering van de topsport in Nederland waarmee het is gelukt om de
top 10-ambitie te behalen met een relatief beperkt topsportbudget.
Vanuit de financiering van VWS wordt onder meer bijgedragen aan de meerjarige wedstrijd-
en trainingsprogramma’s van de topsportbonden en de onderliggende topsportinfrastructuur
met TeamNL Centra, Topsport Talentscholen en Stichting Expertisecentrum Voortgezet
Onderwijs & Topsport (EVOT). Ook de inzet van vakexperts wordt hiermee gefinancierd
zodat de topsport- en talentenprogramma’s (sporters en coaches) worden voorzien van
wetenschappelijk gefundeerde expertise op het gebied van bijvoorbeeld voedingsbegeleiding,
prestatiegedrag, medische begeleiding en krachttraining. Daarbij worden topsporters
en talenten tijdens en na hun topsportcarrière begeleid en voorbereid op een soepele
overgang naar een volgende stap in hun carrière via TeamNL@Work.
Naast deze instellingssubsidie financiert VWS de stipendium- en kostenvergoedingsregeling
voor topsporters via een jaarlijkse bijdrage van circa € 15 mln. aan het Fonds voor
de Topsporter. Hiermee worden sporters die financieel gezien niet via hun topsport
of op een andere manier in hun levensonderhoud kunnen voorzien, tegemoet gekomen in
de gemaakte kosten voor het fulltime beoefenen van hun sport.
VWS draagt in grote mate bij aan het topsportbeleid van NOC*NSF en de sportbonden,
naast de Nederlandse Loterij (voorheen de Lotto), sponsoren van NOC*NSF en de eigen
bijdragen van bonden en TeamNL centra. Sinds de extra impulsen voor topsport in 2017
en 2018 is de VWS-instellingssubsidie aan NOC*NSF voor topsport verdubbeld van ongeveer
€ 20 mln. naar circa € 40 mln. per jaar. Over de jaren heen is VWS daarmee de grootste
financier van de topsportbegroting van NOC*NSF geworden. Het totale beschikbare budget
voor topsport van NOC*NSF bedroeg in 2021 € 57 mln. per jaar, waarvan circa € 17 mln.
afkomstig van de Nederlandse Loterij, sponsoring, en overige inkomsten.4
De stand van de topsport in Nederland: opbrengsten en bedreigingen
Topsport is niet meer uit onze samenleving weg te denken en is op tal van manieren
van waarde voor Nederland. We beleven plezier aan topsport, successen van anderen
inspireren ons en geven ons een trots gevoel en het volgen en genieten van sport zorgt
voor onderlinge verbinding. De Nederlandse topsport heeft zich in de loop der jaren
dusdanig ontwikkeld en grote sportsuccessen behaald dat veel verschillende mensen
worden bereikt door een veelheid aan sporten en prestaties. Topsporters presteren
op hoog niveau en behalen al jarenlang successen op de Olympische en Paralympische
Spelen, WK's en EK's en in andere internationale competities. Kortom, topsport in
Nederland staat er goed voor.
Nederland schaart zich zo al jaren tussen andere grote topsportlanden op de internationale
medaillespiegel voor zowel zomer- als wintersporten in olympische, paralympische en
niet-olympische disciplines (zoals korfbal, dammen, motorcross en Formule 1). Met
het steeds verder professionaliseren van topsport zien we dat de waardering voor het
topsportklimaat is toegenomen onder topsporters, talenten, coaches en technisch directeuren.5 Met het recent uitgevoerde MESSI-onderzoek (Measuring Elite Sports potential Societal
Impact) is voor het eerst onderzocht wat de maatschappelijke waardering van topsport
is, gemeten onder de Nederlandse bevolking. Per saldo wordt topsport positief gewaardeerd.
Tweederde van de Nederlanders vindt dat topsport met name zorgt voor trots, plezier
en verbondenheid en is ook positief over de commerciële waarde ervan.6
In diezelfde topsport spelen ook ontwikkelingen en voorvallen die negatief kunnen
zijn voor bijvoorbeeld sporters, mensen werkzaam in de sport, sponsoren en sportliefhebbers.
Te denken valt aan dopinggebruik, integriteitskwesties, matchfixing en supportersgeweld.
Het betreft hardnekkige problematiek die zich niet alleen voordoet in Nederland maar
op mondiaal niveau speelt. Recente ontwikkelingen in de Nederlandse topsport omtrent
psychische en fysieke mishandeling en grensoverschrijdend gedrag hebben de aandacht
voor de schaduwzijden van de topsport verder vergroot. Deze schaduwzijden raken uiteindelijk
ook het inspirerend vermogen van de topsport. Uit het eerdergenoemde MESSI-onderzoek
komt dit terug in een negatieve waardering op bepaalde thema’s die spelen in de topsport.
Bijvoorbeeld als het gaat om het creëren van tijdelijke werkgelegenheid, de impact
op het milieu, het oproepen tot een onrealistisch lichaamsbeeld, het vergroten van
verschillen tussen rijk en arm en het oproepen tot agressie en geweld in de samenleving.
Topsport is in de loop der jaren veranderd en steeds verder geprofessionaliseerd.
Dit heeft zich afgespeeld tegen de achtergrond van een veranderende maatschappij.
Een maatschappij waarin sportieve prestaties of spelregels van de sport niet altijd
meer hetzelfde gewaardeerd worden als in de topsport zelf. Het gevaar dreigt dat de
maatschappelijke prijs voor topsport te hoog wordt wanneer deze onderlinge verschillen
te groot worden of wanneer negatieve waarderingen van topsport in de maatschappij
de boventoon gaan voeren. Niet alleen qua bereidheid om financieel te investeren maar
ook als het gaat om de bereidheid van talenten en coaches om alles te geven voor hun
sport.
Sponsoren, media, commerciële sportorganisaties, het bedrijfsleven, kennisinstellingen,
sportfederaties, sportbonden, sportclubs, gemeenten, provincies en de landelijke overheid
zijn allemaal partijen die in minder of meerdere mate betrokken zijn bij het mogelijk
maken van topsport. Iedere partij maakt hierbij een eigen afweging in het bepalen
van hun inzet op topsport. In toenemende mate wordt bij het bepalen van deze inzet
rekening gehouden met de maatschappelijke context zodat de gemaakte afweging goed
onderbouwd is en kan worden verantwoord richting bijvoorbeeld het publiek, aandeelhouders,
sportvolgers of inwoners.
Een gezamenlijke ambitie voor een toekomstbestendige topsport
Lange tijd is de rol en de beleidsmatige inzet van VWS binnen de topsportsector hetzelfde
gebleven. Door bovengenoemde ontwikkelingen, de beleidsuitdagingen waar de sector
voor staat en de maatschappelijke context, is het momentum daar om deze rolopvatting
de komende periode te heroverwegen.
Zoals hierboven al genoemd heeft de top 10-ambitie – de focus op het behalen van mondiale
medailles eens in de zoveel jaar -de sport en de maatschappij veel gebracht. Die ambitie
is dan ook door menig partij omarmd en ondersteund: binnen de sport, door sportvolgers,
media, overheden en sponsoren. Tegelijkertijd is het besef gegroeid dat de focus op
deze medailles – op zichzelf uniek en inspirerend – de bredere rijkdom van topsport
onvoldoende laat zien. Er zijn ook andere aspecten, aanvullend op de mondiale successen,
die maken dat we als samenleving topsport waarderen en hiervan genieten. Zoals een
spannende wekelijkse teamsportcompetitie op hoog niveau, een persoonlijk record, het
behalen van een vierde plaats op een mondiaal toernooi, de weg die een topsporter
heeft moeten afleggen, een kwalificatie, de liefde voor de sport of aandacht voor
prestaties van de sporters buiten de wedstrijd om.
Ik constateer dat al die partijen die eerder ook de top 10-ambitie hebben omarmd en
ondersteund, daar nu vanuit een breder maatschappelijk perspectief tegenaan kijken.
Waar dat voorheen vanzelfsprekend leek, volstaat alleen het winnen van medailles niet
meer. Het belang dat wordt gehecht aan de manier waarop dat gebeurt – met alle positieve
en negatieve aspecten – speelt een steeds grotere rol in de afweging om de topsport
te ondersteunen.
Strategisch kader topsport
We willen de topsport blijven verrijken, de topsport toekomstbestendig maken en zoveel
mogelijk mensen inspireren met topsport. Dit is nodig om zoveel mogelijk partijen
te verbinden aan topsport en daarmee het draagvlak te vergroten om (blijvend) te investeren
in topsport. Om dit te bereiken is meer samenhang nodig in ieder inzet. Dit willen
we bereiken door een gezamenlijk strategisch kader topsport uit te werken van waaruit
betrokken partijen de komende jaren hun beleidsinstrumenten voor de komende jaren
bepalen en inzetten. NOC*NSF heeft hiervoor al een eerste aanzet gegeven in de Sportagenda
2032.
Het strategisch kader wordt uitgewerkt langs de drie elementen maatschappelijke waarde van topsport:
1. De waarde van topsportprestaties
2. Het fundament van de topsport
3. Topsport als platform
1. De waarde van topsportprestaties
Maatschappelijke waarde bestaat allereerst uit de waarde van topsportprestaties, die
over meer gaan dan alleen het resultaat (de medaille) of het niveau waarop dat resultaat
wordt behaald (mondiaal niveau). Vaak nog gaat het bij topsportprestaties en het waarderen
daarvan om de prestaties die de krantenkoppen halen: de medailles op de hoogste podia.
Terwijl topsport uit zoveel meer aansprekende en inspirerende aspecten bestaat dan
alleen medailles. Wanneer we alleen oog hebben voor de mondiale medailles missen we
andere waarden die de topsport ook zo mooi maken.
Actie:
– Beter inzicht in de maatschappelijke rijkdom van topsportprestaties.
Mogelijk kan de maatschappelijke waarde van topsport in ons land worden vergroot door
de ambitie om veel medailles te behalen op de Olympische en Paralympische Spelen te
verrijken. NOC*NSF, VWS en de VSG hebben daarom opdracht gegeven aan de USBO7 om dit in kaart te brengen. Hierbij wordt verkend welke verschillende soorten prestaties
binnen de topsport, naast de medailles op het hoogste niveau, iets voor de maatschappij
of externe partijen kunnen betekenen. Daarbij worden zowel de topsportsector zelf
als externe partijen bevraagd. Deze verkenning wordt naar verwachting eind 2022 afgerond.
2. Het fundament van de topsport
De maatschappelijke waarde van topsport is mede afhankelijk van het maatschappelijk
draagvlak voor de manier waarop topsport georganiseerd wordt. De topsport kent eigen
normen en regels, maar de maatschappelijke opinie over het verantwoord organiseren
van topsport is veranderd. De manier waarop de topsport daarmee omgaat, is bepalend
voor het maatschappelijk draagvlak.
Ongeacht de persoonlijke ambitie en drive die topsporters kenmerkt, is het noodzakelijk
dat er op collectief niveau een topsportsysteem is dat enerzijds bijstuurt wanneer
negatieve waarden van topsport te groot dreigen te worden en anderzijds positieve
waarden helpt te vergroten. Door topsport in de kern verantwoord te organiseren kunnen
we ook topsportprestaties en de platformfunctie van topsport beter benutten om maatschappelijke
waarde te creëren.
Acties:
– In 2020 is opdracht gegeven om te starten met onderzoek naar de waardering van de
Nederlandse bevolking van topsport aan de hand van het «Mapping Elite Sports» potential
Societal Impact» (MESSI)-model8. Inmiddels hebben twee metingen plaatsgevonden (bijlage 4).
– In 2021 is een onafhankelijk onderzoeksteam onder coördinatie van het Kenniscentrum
Sport en Bewegen, gestart met een grootschalig onderzoek naar de huidige topsportcultuur.
Dit onderzoek wordt gefinancierd door VWS. Het doel van het onderzoek is om meer inzicht
te krijgen in de factoren die bijdragen aan een topsportcultuur. Daarbij wordt zowel
naar negatieve als positieve elementen gekeken. Het onderzoek moet een verschuiving
op gang brengen van reactieve maatregelen naar aanleiding van excessen in de topsport
naar maatregelen aan de voorkant gericht op het verder vergroten van een positieve
topsportcultuur en het welzijn van topsporters en de kans op misdragingen in de topsport
te verminderen. De resultaten van de pilot worden in het najaar van 2022 verwacht.
De looptijd van het gehele onderzoek is drie jaar.
– Een sociaal veilige en gezonde werkomgeving voor talenten, topsporters en coaches.
Het verantwoord organiseren van topsport vraagt om een cultuur waarin iedereen zich
verantwoordelijk voelt om de topsport op een verantwoorde manier te organiseren en
uit te dragen. Met name het werken met jonge talenten kent nog weinig expliciete randvoorwaarden
gericht op het beschermen van de fysieke en mentale gezondheid. Het Ministerie van
SZW heeft een verkenning laten uitvoeren naar de regelgeving omtrent kinderarbeid
en hoe deze zich verhoudt tot nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij en de bescherming
van de gezondheid van kinderen. In deze
– verkenning wordt ook de vergelijking met talentvolle sporters meegenomen. Naar verwachting
wordt deze rapportage na de zomer met een beleidsreactie naar de Kamer gestuurd. De
aanbevelingen gericht op topsport worden in de verdere uitwerking van het strategisch
kader topsport meegenomen.
– Een onderzoek naar een veilige en integere sport. Het doel van dit onderzoek is inzicht
krijgen in een brede en mogelijk meer integrale aanpak van veiligheid en integriteit
in de sport en de rol van de verschillende actoren daarbij. Hierbij wordt ook een
evaluatie van het sporttuchtrecht meegenomen. Dit onderzoek zal naar verwachting tot
eind 2022 duren.
– In het eerste deel van deze brief over sport- en beweegstimulering heb ik mijn extra
inzet voor een veilige sportcultuur toegelicht. Hiermee hoop ik de verschillende betrokkenen
in de sport (sportclubs, trainers/coaches, sporters), op elk niveau (inclusief topsport)
een extra impuls te geven om aandacht te hebben voor een veilige sportcultuur.
– Verbeteren van de samenwerking en aanpak van matchfixing door een herijkingsproces
dat in 2021 is gestart en de het onderzoeken van de mogelijkheden van strafbaarstelling
(bijlage 1).
– Wets- en beleidsevaluatie antidopingbeleid. Dit onderzoek gaat over het functioneren
van de Dopingautoriteit en het bredere antidopingbeleid, waarin ook gekeken zal worden
naar de verdeling van rollen en verantwoordelijkheden ten aanzien van dopingbestrijding.
De verwachte oplevering is in het najaar van 2022.
3. Topsport als platform
Ten derde kan topsport en de zichtbaarheid van topsport mogelijkheden bieden om maatschappelijke
thema’s zoals vitaliteit, duurzaamheid of inclusie te adresseren. Om zo via de topsport
een bijdrage te kunnen leveren aan het genereren van aandacht of oplossingen.
Actie:
– Topsportevenementen als integraal onderdeel van het topsportbeleid.
Het is belangrijk om het topsportbeleid en het topsportevenementenbeleid9 in de toekomst beter op elkaar te laten aansluiten. Topsportevenementen zijn belangrijke
instrumenten om de zichtbaarheid en het bereik van topsport in Nederland te vergroten.
Daarnaast kan een internationaal topsportevenement ook een bijdrage leveren aan de
ontwikkeling van de topsportprestaties. NOC*NSF, de VSG en VWS hebben met deze uitgangspunten
een Nationale Topsportevenementen Strategie (NTS) ontwikkeld. In de NTS is aandacht
voor de typen sporten die worden aangeboden, de verdeling over Nederland, het maatschappelijk
verantwoord organiseren van topsportevenementen en het benutten van het podium dat
topsportevenementen biedt voor maatschappelijke en economische onderwerpen. De NTS
loopt tot 2030 en de voortgang op de ambities wordt bijgehouden in een monitor. Vanuit
het strategisch kader topsport zal nadrukkelijk de verbinding worden gezocht met de
NTS.
Speerpunten strategisch kader topsport
Naast deze acties heb ik een aantal overkoepelende onderwerpen benoemd die voor mij
relevant zijn om mee te nemen in de uitwerking van het strategisch kader topsport.
Dit zijn:
– Topsportaccommodatiebeleid
Vanuit de extra middelen voor sport- en beweegstimulering in het regeerakkoord stel
ik € 2,5 mln. beschikbaar voor topsportaccommodatiebeleid. Samen met gemeenten (als
eigenaren van topsport(trainings)accommodaties) en NOC*NSF/sportbonden (als gebruiker
ervan) werk ik op dit moment dit beleid uit, gebaseerd op de aanbevelingen uit het
Spoza-rapport, dat ik in november 2021 aan uw Kamer heb aangeboden:
1. Zorg voor een centrale bundeling en beschikbaarstelling van kennis over ontwikkeling,
bouw en exploitatie van topsporttrainingsvoorzieningen.
2. Verklein financiële risico's bij vastgoedeigenaren door meerjarige afspraken met sportbonden
en NOC*NSF.
3. Maak een strategische lange termijn planning voor de (ver)bouw van sportaccommodaties
die benut worden voor topsport- en opleidingsprogramma's.
4. Ontwikkel sportaccommodaties en infrastructuur volgens het TCO-principe door aan de
voorkant een doorrekening te maken van de investerings- en exploitatiekosten, waardoor
inzichtelijk wordt gemaakt welke jaarlijkse exploitatiebijdrage van een ieder wordt
verwacht.
5. Zet cofinanciering op met de rijksoverheid.
Met de VSG en NOC*NSF zie ik deze vijf aanbevelingen als even belangrijk voor het
(door)ontwikkelen van de topsportinfrastructuur in Nederland. Een integrale uitvoering
van deze aanbevelingen is een belangrijke randvoorwaarde voor het uitwerken van de
ambities ten aanzien van topsportaccommodaties.
In bijlage 1 ga ik nader in op de stand van zaken van de uitwerking van dit beleid.
– De doorontwikkeling van de Paralympische topsport.
In mijn beleidsreactie op het advies van de Nederlandse Sportraad «Gelijkwaardig en
inclusief» ga ik uitgebreid in op mijn plannen omtrent de doorontwikkeling van de
paralympische topsport. De adviezen en ideeën van de NLsportraad neem ik mee in het
Strategisch Kader Topsport waarover ik uw Kamer in de eerste helft van 2023 nader
informeer. Op die manier is de aandacht voor de paralympische topsport bij alle betrokken
partijen het beste wordt gewaarborgd.
– De verbindingen tussen het landelijke, regionale en lokale topsportbeleid.
Topsport en breedtesport zijn met elkaar verbonden binnen het totale sportecosysteem.
Vanaf verenigingsniveau kan de basis worden gelegd naar een verdere opleiding richting
talent en topsporter op nationaal niveau. Om de aansluiting vanuit het regionale of
lokale niveau te kunnen maken op nationaal niveau ontbreekt het veelal nog aan financiële
middelen, mankracht en kwaliteit. De consequenties hiervan zijn acuut voelbaar als
het gaat om teamtopsportcompetities en talentontwikkeling. Momenteel wordt gewerkt
aan een gezamenlijk plan van aanpak voor het versterken van de teamtopsportcompetities
en wordt gestart met een pilot onder een aantal gemeenten om de ontwikkeling van talentvolle
sporters te verbeteren. Ook de gezamenlijke ambitie ten aanzien van topsport(trainings)accommodaties
wordt op dit moment uitgewerkt.
– De rol van de media bij het vergroten van de maatschappelijke waarde van topsport.
Media spelen een belangrijke rol in het beeld en de beleving die Nederlanders hebben
van/bij topsport en de waardering die hieruit voortkomt. De wijze waarop we topsport
waarderen wordt mede beïnvloed door de verslaglegging over sport in de media. Bijvoorbeeld
als het gaat om welke sporten of competities worden uitgezonden en hoe of welke prestaties
worden uitgelicht. Met het uitzenden van sport kan de media een rol vervullen in het
vergroten van de maatschappelijke waarde van topsport. Andersom kan de rijkdom aan
inspirerende waarde die topsport te bieden heeft ook van waarde zijn voor de media,
bijvoorbeeld vanwege verhoogde kijkcijfers. Op het moment loopt daarom een adviesaanvraag
bij de NLsportraad over de verhouding tussen media en topsport.
Over de ontwikkelingen rond het verdere proces richting het strategisch kader topsport
zal ik uw Kamer informeren voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Sport.
Tot slot
Ik kijk er naar uit de komende periode aan de slag te gaan met mijn ambities op het
gebied van top- en breedtesport. Om zoveel mogelijk mensen te inspireren met topsport
voor nu en in de toekomst en dat sporten en bewegen in 2040 een vanzelfsprekend onderdeel
is van het leven van iedere Nederlander.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Indieners
-
Indiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport