Brief regering : Voedsel/voedergewassen in biobrandstoffen en de impact op voedselzekerheid
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 1055 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2022
In recente debatten, zoals het Commissiedebat Duurzaam Vervoer (31 maart) (Kamerstuk
31 305, nr. 339) en de Transportraad (25 mei) (Kamerstuk 21 501-33, nr. 936), kwam de oorlog in Oekraïne en de impact op voedselzekerheid aan bod. Het ging met
name om vragen over het inzetten van voedsel- en voedergewassen in biobrandstoffen
en of dit niet afgebouwd moet worden in Europa om een dreigende voedselcrisis te voorkomen.
Conform de toezegging aan uw Kamer heb ik hierover gesproken met de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Hierbij deel ik de inzichten uit dit gesprek, mede
namens de Minister van LNV.
Deze inzichten zijn gesteund door analyses en onderzoeken, waarmee wij ook ingaan
op de aangehouden motie van het lid Kröger1. De motie verzocht een analyse betreft de impact – indirect en direct – van de inzet
van voedselgewassen in de productie van biobrandstoffen op de voedselcrisis (voedselprijzen
en beschikbaarheid) en de mogelijke oplossingen hiervoor.
Ook heeft de Minister van IenW tijdens de Transportraad van 2 juni aangegeven dat
de rol van biobrandstoffen uit voedsel- en voedergewassen in relatie tot het voedselzekerheidsvraagstuk
onderwerp van gesprek is in Nederland. Dit is conform de toezegging aan het lid Kröger
en het lid De Hoop; daarmee heeft het onze aandacht.
Voedsel en voedergewassen voor biobrandstoffen in Nederland en Europa
De cijfers van de Nederlandse Emissieautoriteit laten ons jaarlijks zien welke en
hoeveel duurzame grondstoffen, en dus ook voedsel- en voedergewassen, ingezet worden
voor biobrandstoffen in vervoer in Nederland. De gegevens over 20212 laten zien dat er in Nederland bij 15% van de biobrandstoffen voedsel- en voedergewassen
ingezet worden, dit is relatief weinig. In Europa bestaat een groot deel van alle
gebruikte biobrandstoffen in vervoer (65%) wel uit dit type gewassen.
Voedsel- en voedergewassen die in Nederland als biobrandstof worden ingezet in vervoer
zijn geteeld in landen zoals Polen, Frankrijk of de Verenigde Staten. Hieruit worden
benzinevervangers (ethanol) gemaakt. Eiwitten (voeder voor vee) en suikers (brandstof)
worden gescheiden in het productieproces. Er gaat geen voeder verloren, zoals beschreven
in het rapport van Studio GearUp die uw Kamer eind vorig jaar is toegekomen3. Het aandeel voedsel- en voedergewassen in biobrandstoffen voor vervoer in Nederland
is al jaren nagenoeg gelijk en tevens begrensd op het niveau van 2020. In Nederland
worden met name afvalstoffen en residuen ingezet voor biobrandstoffen die gebruikt
worden in vervoer. Deze concurreren niet met landgebruik. In 2021 haalden deze afvalstromen
en residuen het hoogste aandeel in Nederland, voor wat betreft de inzet in het vervoer.
Ook in Europa gaat de koers richting afvalstoffen, residuen en elektrificatie onder
de Richtlijn hernieuwbare energie (RED).
Impact van biobrandstoffen uit voedsel- en voedergewassen op de voedselzekerheidscrisis
Het telen van voedsel- en voedergewassen, het verwerken van voedsel- en voedergewassen
tot voedsel, voeder of andere (rest) producten (waaronder biogrondstoffen als ethanol)
en het gebruik (consumeren) van deze producten vindt plaats in lange ketens. Daarin
spelen ook transport, betaalbaarheid en vraag- en aanbod substitutie een rol. Elke
marktspeler past zich op deze factoren aan. Op basis van een recente scan van de WUR4, die uw Kamer is toegekomen, blijkt dat op dit moment het aanbod van voedsel geen
knelpunt is: er is voldoende voedsel, zowel nationaal, Europees als mondiaal. Het
probleem ontstaat bij het gebrek aan toegang tot voedsel door bijvoorbeeld logistieke
problemen (komt het voedsel daar waar er gegeten moet worden) en verder stijgende
prijzen (betaalbaarheid). De prijsstijging van de afgelopen jaren is verder opgestuwd
door hoge energieprijzen en handelsbeperkingen. Waar in Nederland en de EU geen problemen
met betrekking tot voedselzekerheid verwacht worden, kan dat anders zijn in kwetsbaardere
gebieden die in hun granenimport sterk afhankelijk zijn van specifiek Oekraïne en/of
Rusland, zoals landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (de MENA-regio).
Een negatieve correlatie tussen het telen, produceren en gebruiken, van biobrandstoffen
op basis van voedsel- en voedergewassen en voedselprijzen is niet aangetoond. Dit
is ook aangegeven in het eerder genoemde rapport van Studio GearUp. Veranderingen
in wereldwijde landbouw en gerelateerde prijzen worden door vele factoren aangedreven
(en zijn dus complex), en biobrandstoffen spelen hierin een kleine rol. Bovendien
kunnen deze gewassen niet één op één worden ingezet voor de productie van humaan voedsel
dat betaalbaar geconsumeerd zou kunnen worden. Het verminderen van de Nederlandse
en Europese inzet van voedsel- en voedergewassen voor biobrandstoffen in vervoer is
daarom nu geen geschikte maatregel om de genoemde knelpunten te tackelen. De maatregel
heeft naar verwachting geen effect op de betaalbaarheid en beschikbaarheid van voedsel
in met name de MENA-regio. Uiteraard blijft de Minister van LNV samen met de Minister
van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOs) de situatie omtrent voedselzekerheid
in m.n. de MENA-regio nadrukkelijk monitoren om te kijken welke knelpunten spelen
en wat Nederland/Europa kan doen om deze te verhelpen.
Bovendien constateer ik dat er op korte termijn geen alternatieven voor duurzame grondstoffen
en energiedragers zijn, zoals ook bleek uit het eerder genoemde rapport van Studio
GearUp. Het verminderen van de inzet van voedsel- en voedergewassen in Nederland en
Europa zou voorlopig een toename van fossiele brandstof in transport in Europa betekenen,
wat lastig is te rijmen met de klimaatambities.
Voor de toekomst geeft de RED voldoende vrijheden aan lidstaten om de inzet van dit
type gewassen te verlagen (door een lagere limiet te stellen) wanneer dit vanuit bijvoorbeeld
voedselzekerheid noodzakelijk wordt geacht en ook daadwerkelijk een oplossing biedt.
Elke lidstaat maakt hierin de eigen afweging die past bij de mondiale situatie en
de nationale context zoals de financiële stabiliteit van hun landbouwsector, het bouwplan
van de lokale landbouw en de noodzakelijke verduurzamingsopgave van transport. Ook
is er vanuit de RED nauwelijks meer groei in deze categorie mogelijk. Daarnaast worden
dit type gewassen niet meer ingezet voor de Europees voorgestelde verordeningen voor
zeevaart (FuelEU Maritime) en luchtvaart (ReFuel Aviation).
Rol van biogrondstoffen in de landbouw
Biogrondstoffen, in den brede, zijn van groot belang om een klimaatneutrale en circulaire
economie te bereiken in 2050 en spelen bovendien een belangrijke rol in de transitie
van de landbouw. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de voortgang van het Duurzaamheidskader
Biogrondstoffen (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 617) wordt daarom juist ingezet op het vergroten van de beschikbaarheid van het nationale
aandeel biogrondstoffen die een hoogwaardige inzet kennen, dit in samenhang met het
stimuleren van nieuwe verdienmodellen zoals «biobased» bouwmaterialen, «carbon credits»
en stikstofbinding. Het Ministerie van LNV zal hiertoe het voortouw nemen en starten
met het uitwerken van de Routekaart Nationale Biogrondstoffen met oog op het beschikbaar
maken van de gesignaleerde stromen binnen de kaders die het Duurzaamheidskader aanreikt
en aan de transitie van de landbouw met het oog op perspectief voor de landbouw ondersteunt.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat