Brief regering : 4e suppletoire begroting 2022 ministerie van Financiën (IXB) inzake uitvoering rechtsherstel box 3 en garantie annuleringskosten LNG-terminal Gasunie
36 140 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën voor het jaar 2022 (Vierde incidentele suppletoire begroting inzake uitvoering rechtsherstel box 3 en garantie annuleringskosten LNG-terminal Gasunie)
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2022
Hierbij bied ik u een incidentele suppletoire begroting (ISB) aan van het Ministerie
van Financiën (IXB) (Kamerstuk 36 140). In deze ISB worden de budgettaire gevolgen verwerkt voor de uitvoeringskosten voor
het rechtsherstel box 3, dat per 1 juli 2022 start. Daarbij acht ik een beroep op
CW2.27, 2e lid, helaas onvermijdelijk. Ik licht dit hieronder toe. Tevens worden de budgettaire
effecten verwerkt van de garantstelling die de staat voornemens is af te geven aan
Gasunie voor eventuele annuleringskosten van een tweede gecontracteerde LNG-terminal
en geeft bijgaande ISB een toelichting op twee fouten in de memorie van toelichting
van de eerste suppletoire begroting 2022 (Kamerstuk 36 048).
Op 28 april heeft uw Kamer de brief ontvangen over het rechtsherstel en overbruggingswetgeving
box 3 (Kamerstuk 32 140, nr. 106). Het betreft het rechtsherstel voor de massaal bezwaarmakers over de jaren 2017–2020
en voor alle belastingplichtigen wiens aanslag nog niet onherroepelijk vaststond (dat
zijn onder meer alle belastingplichtigen over de jaren 2021–2022). Het arrest van
de Hoge Raad is onderdeel van het geldende recht. Hier heeft het kabinet aangegeven
rechtsherstel te willen bieden aan de bezwaarmakers en belastingplichtigen met niet-onherroepelijk
vaststaande aanslagen middels de forfaitaire spaarvariant. Ten aanzien van deze doelgroep
wordt één op één invulling gegeven aan de uitspraak van de Hoge Raad.
Belastingplichtigen die vielen onder de massaal bezwaarprocedures voor box 3 (2017–2020)
dienen herstel te ontvangen voor de uiterlijke datum van 4 augustus 2022. Om deze
uiterste datum ook daadwerkelijk te kunnen respecteren is het nodig dat de Belastingdienst
per 1 juli 2022 start met de uitvoeringswerkzaamheden van het rechtsherstel. Indien
het rechtsherstel aan de massaal bezwaarmakers niet voor 4 augustus 2022 geboden wordt,
voldoet de Belastingdienst niet aan de gestelde wettelijke termijn. Overschrijding
van de datum van 4 augustus kan leiden tot ingebrekestellingen. Om dit te voorkomen,
en om bezwaarmakers (juridisch) tijdig recht te doen, is een start van de uitvoeringswerkzaamheden
van het rechtsherstel per 1 juli van belang.
In de Voorjaarsnota 2022 is reeds een budgettaire reservering op de Aanvullende Post
aangelegd van cumulatief € 200 mln. voor uitvoeringskosten in 2022–2024. Op het moment
van publiceren van de Voorjaarsnota (20 mei jl.) stond de precieze invulling van de
benodigde uitvoeringskosten nog niet vast en was overheveling naar de Financiënbegroting
nog niet mogelijk. Hoewel de integrale uitvoeringstoets voor het rechtsherstel op
dit moment nog niet is afgerond, heb ik wel de in 2022 en begin 2023 benodigde uitvoeringskosten
in beeld voor de start van het rechtsherstel. Middels de hierbij aangeboden ISB wordt
derhalve voorgesteld om een deel van de middelen ter dekking van de uitvoeringskosten
(€ 18 mln. in 2022 en € 10 mln. in 2023) over te hevelen naar de Financiënbegroting.
Eerder aanbieden van deze ISB is niet mogelijk gebleken in verband met afronding van
het opstellen en toetsen van de onder deze ISB liggende budgettaire ramingen.
Doordat de uitvoering van het rechtsherstel box 3 per 1 juli 2022 start en de parlementaire
besluitvorming over de budgettaire effecten naar verwachting voor die datum nog niet
is afgerond, doe ik voor de budgettaire uitgavengevolgen van het rechtsherstel van
bovengenoemde groep, zoals opgenomen in deze ISB, een beroep op artikel 2.27, tweede
lid, van de Comptabiliteitswet. Het starten met de uitvoering van het rechtsherstel
van box 3 per 1 juli heeft een spoedeisend belang gezien de omvang en de planning
van de werkzaamheden, die gericht zijn op het voldoen aan de termijn van 4 augustus.
Uitstel van de uitvoering van het rechtsherstel acht ik niet in het belang van het
Rijk.
Ik acht het ongelukkig om een beroep op dit artikellid te moeten doen, ook in het
licht van de terechte aandacht die uw Kamer hiervoor heeft gevraagd tijdens het recente
Verantwoordingsdebat op 9 juni jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 90, Verantwoordingsdebat
over het jaar 2021) Hierbij merk ik tevens op dat – het reguliere parlementaire proces
respecterend – indien zowel de Tweede Kamer als Eerste Kamer de parlementaire behandeling
nog in juni willen en kunnen afronden, het beroep op art. 2.27, tweede lid, van de
CW, niet benodigd is. Indien gewenst verken ik samen met u en de Eerste Kamer de mogelijkheden
hiertoe.
Zoals ik reeds heb toegezegd in het verantwoordingsdebat, zal het kabinet zich inzetten
om terughoudender te worden met het indienen van ISB’s, het doen van beroep op artikel
2.27 van de Comptabiliteitswet en zal ik in de evaluatie van de Comptabiliteitswet
de discussie over artikel 2.27 een prominente plek geven. Het kabinet streeft naar
een ordentelijk en ordelijk begrotingsproces met integrale besluitvorming, een stevig
verankerd budgetrecht met respect voor het parlementaire proces.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.