Brief regering : Fiche: Herziening richtlijn betreffende op afstand afsluiten van overeenkomsten inzake financiële diensten
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3456 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling een digitaal decennium voor kinderen en jongeren (Kamerstuk 22 112, nr. 3454)
Fiche: Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik (Kamerstuk
22 112, nr. 3455)
Fiche: Herziening richtlijn betreffende op afstand afsluiten van overeenkomsten inzake
financiële diensten
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Herziening richtlijn betreffende op afstand afsluiten van overeenkomsten inzake
financiële diensten
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van
Richtlijn 2011/83/EU betreffende op afstand gesloten overeenkomsten inzake financiële
diensten en tot intrekking van Richtlijn 2002/65/EG.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
11 mei 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022) 204
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52022PC0204 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SEC(2022) 203, SWD(2022) 141 EN SWD(2022) 142
f) Behandelingstraject Raad
Raad Economische en Financiële Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel betreft het intrekken van richtlijn 2002/65/EG die ziet op regels bij
de verkoop van op afstand verkochte – zonder gelijktijdige aanwezigheid van verkoper
en consument – financiële diensten aan consumenten1 (Distance Marketing of Consumer Financial Services Directive, of DMFSD), waarbij de relevante artikelen worden geactualiseerd en overgeheveld
naar richtlijn 2011/83/EU die zich richt op consumentenrechten in den brede (Richtlijn
Consumentenrechten, CRD).
In 2002 werd de DMFSD ingevoerd om het vrije verkeer van financiële diensten binnen
de interne markt te bevorderen door verschillende regelgeving wat betreft consumentenbescherming
te harmoniseren. De DMFSD is een horizontale richtlijn en dekt de verkoop op afstand
aan consumenten (zonder gelijktijdig aanwezig zijn van de verkoper en de consument)
van elke huidige of toekomstige financiële dienst op het gebied van bankieren, kredieten,
verzekeringen, pensioenen, investeren of betalingsmiddelen aan consumenten voor zover
er geen product specifieke EU-wetgeving of horizontale EU-regels voor de specifieke
financiële dienst aan de consument bestaat. De richtlijn bevat onder andere regels
ten aanzien van de vereiste (pre)contractuele informatie, zorgt voor een herroepingsrecht
voor de consument en bevat regels voor niet-gevraagde diensten en mededelingen.
Het feit dat de markt voor financiële diensten op afstand sinds 2002 een aanzienlijke
ontwikkeling heeft doorgemaakt door de algemene digitalisering en er nieuwe soorten
financiële diensten zijn ontwikkeld, was in 2020 aanleiding voor de Commissie om de
DMFSD te evalueren. Uit die evaluatie bleek dat sinds de invoering meerdere product
specifieke richtlijnen in het leven zijn geroepen, zoals de Richtlijn 2008/48/EG inzake
Consumentenkredieten en de Richtlijn 2014/17/EU inzake Hypothecair Krediet. Ook is
er horizontale wetgeving gekomen, zoals de Algemene Verordening 2016/679 inzake Gegevensbescherming.
Deze nieuwe regels hebben betrekking op aspecten van de rechten van consumenten in
verband met financiële diensten die ook onder de DMFSD vallen. Hierdoor is de relevantie
en meerwaarde van de richtlijn minder geworden. Deze geldt immers voor zover er geen
product specifieke of horizontale EU regels voor de specifieke financiële dienst aan
de consument gelden. Daarnaast bleek uit de evaluatie dat de richtlijn op verschillende
gebieden wel nog steeds relevant is, waarbij de richtlijn vooral van waarde werd bevonden
door diens vangnetfunctie. De horizontale toepassing van de richtlijn vormt een vangnet
dat ervoor zorgt dat er een bepaald niveau van consumentenbescherming bestaat bij
overeenkomsten van financiële diensten die op afstand worden gesloten, ook wanneer
die betrekking hebben op producten die nog niet onder Europese regelgeving vallen.
Tot slot bleek uit de evaluatie dat ontwikkelingen als digitalisering invloed hebben
gehad op de effectiviteit van de richtlijn. In 2021 heeft de Commissie een Impact
Assessment uitgevoerd, voortbouwend op de evaluatie.
De doelstelling van de wetgeving in het onderhavige voorstel blijft onveranderd: het
verlenen van financiële diensten in de interne markt stimuleren met een hoge mate
van consumentenbescherming. Deze doelstelling wordt volgens de Commissie op vijf specifieke
manieren bereikt: i) volledige harmonisatie; ii) precontractuele informatie; iii) herroepingsrecht;
iv) regels ter bescherming van consumenten bij het online afsluiten van overeenkomsten
voor financiële diensten (onlinebillijkheid); en v) handhaving.
De Europese Commissie gebruikt het middel van volledige harmonisatie om hetzelfde
hoge niveau van consumentenbescherming in de gehele EU te bewerkstelligen. Het voorstel
beoogt de regels voor alle aanbieders van financiële diensten op elkaar af te stemmen
zodat consumenten in elke lidstaat dezelfde rechten hebben. De regels ten aanzien
van precontractuele informatie moeten ervoor zorgen dat consumenten tijdig op een
duidelijke wijze geïnformeerd worden. Dit zorgt voor de noodzakelijke transparantie
en maakt het makkelijker voor consumenten om geïnformeerde keuzes te maken. Het voorstel
reguleert welke informatie moet worden verstrekt, hoe dit moet worden verstrekt en
wanneer het moet worden verstrekt. Hierbij is een moderniseringsslag gemaakt voornamelijk
ten aanzien van de informatie die verschaft moet worden (bijvoorbeeld het toevoegen
van een e-mailadres). Het herroepingsrecht is met name belangrijk bij complexe financiële
diensten en producten. Het herroepingsrecht uit de DMFSD is in het voorstel grotendeels
overgenomen in de CRD en is op twee manieren te versterken: er moet een herroepingsknop
komen bij verkoop langs elektronische weg en de handelaar wordt verplicht de consument
te informeren over het herroepingsrecht indien de precontractuele informatie minder
dan een dag voor de sluiting van de overeenkomst wordt ontvangen.
Voor het online afsluiten van overeenkomsten voor financiële diensten komen speciale
regels. Het voorstel verplicht handelaren ertoe om eerlijke en transparante online
systemen op te zetten en een passende toelichting te geven bij het gebruik van online
instrumenten, zoals geautomatiseerd advies of chatboxen. Verkopers worden verplicht
adequate uitleg te geven aan de consument over het voorgestelde contract zodat de
consument kan beoordelen of dit binnen haar behoefte en financiële situatie past.
Deze uitleg omvat in ieder geval de verplichte precontractuele informatie, de essentiële
onderdelen van het contract en het specifieke effect dat het contract kan hebben voor
de consument, met inbegrip van de gevolgen van wanbetaling. Ook moet er de mogelijkheid
komen voor de consument om menselijke tussenkomst te vragen (interactie met echte
persoon). Ten aanzien van online-interfaces wordt het verplicht dat het ontwerp, de
functie of de werking van de online-interface niet op zodanige wijze gebruikt mag
worden dat het vermogen van consumenten om vrij, autonoom en met kennis van zaken
een beslissing te nemen of een keuze te maken, wordt verstoord of beperkt. Tot slot
geeft het voorstel de bevoegde autoriteiten meer slagkracht om te handhaven. Sancties
zullen strenger worden in geval van wijdverspreide grensoverschrijdende inbreuken
met een maximumboete van ten minste 4% van de jaaromzet.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft bekeken waar de richtlijn overlapt met andere Europese wetgeving
om te kijken of de richtlijn ingetrokken zou kunnen worden zonder dat het ten koste
zou gaan van het niveau van consumentenbescherming of van de bevordering van de interne
markt voor de grensoverschrijdende verkoop van financiële producten op afstand. De
Commissie kwam tot de conclusie dat het intrekken van de richtlijn zou leiden tot
lacunes; een aantal bepalingen van de richtlijn vormt nog altijd een belangrijk onderdeel
in de financiële wetgeving, zoals het herroepingsrecht voor bepaalde verzekeringen.
Het enkel intrekken van de richtlijn zou het niveau van consumentenbescherming binnen
de Europese Unie verlagen.
Vervolgens keek de Commissie of de nog steeds relevante onderdelen een belangrijk
onderdeel vormden in de bescherming van consumenten. Hierbij heeft de Commissie ook
gekeken naar de vangnetfunctie van de richtlijn. Dit houdt in dat de richtlijn van
kracht is als andere wetgeving niet van toepassing is. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen
bij nieuwe producten waar nog geen Europese wetgeving voor geldt. De Commissie oordeelde
dat lidstaten meermaals van deze vangnetfunctie gebruik hebben gemaakt. De Commissie
heeft meerdere opties afgewogen, van niets doen tot het intrekken van de regeling.
De voorkeursoptie ging uit naar het intrekken van de DMFSD, de relevante artikelen
te moderniseren en vervolgens in de CRD te voegen (die zich richt op consumentenbescherming
in den brede) en een aantal artikelen uit de CRD ook geldig te verklaren voor financiële
producten die op afstand worden afgesloten en het online aspect daarbij te betrekken.
Volgens de Commissie wordt zo de noodzakelijke moderniseringsslag gemaakt en behaalt
het voorstel de doelstellingen het meest effectief, efficiënt en proportioneel. Daarbij
zorgt het voor coherentie.
Volgens de Commissie heeft deze variant een positief effect op het reduceren van benadeling
van consumenten (minimaal € 170–210 miljoen) en op het consumentenvertrouwen. De kosten
voor financiële dienstverleners wordt geschat op ongeveer € 19 miljoen en voor nationale
autoriteiten op minimaal € 6 miljoen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet steunt in algemene zin de harmonisatie op het gebied van consumentenbescherming
bij het afsluiten op afstand van contracten voor financiële diensten. Omdat er steeds
vaker sprake is van grensoverschrijdende dienstverlening, hecht het kabinet waarde
aan dat er geen grote verschillen in beschermingsniveau ontstaan. Tevens steunt het
kabinet modernisatie gezien de digitalisering die sinds 2002 heeft plaatsgevonden
en aangezien deze past binnen de gedachte van het actieplan voor de kapitaalmarktunie2 en het Digital-Financepakket3, waarmee de Commissie een concurrerende Europese financiële sector beoogt te bewerkstelligen
die consumenten toegang geeft tot innovatieve financiële producten waarbij een adequaat
niveau van consumentenbescherming en financiële stabiliteit behouden blijft.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Gezien de ontwikkelingen ten aanzien van digitalisering en de introductie van product
specifieke en horizontale regelgeving op het terrein van op afstand afsluiten van
overeenkomsten voor financiële diensten steunt het kabinet het intrekken van overbodige
en niet meer relevante regelgeving. Het kabinet ziet daarbij meerwaarde in het voorstel
voor het intrekken van de DMFSD, waarbij de relevante bepalingen worden overgeheveld
naar de CRD. Dit creëert één gezamenlijke plek voor regelgeving op het gebied van
consumentenbescherming. Een belangrijk uitgangspunt van het kabinet is dat de nog
relevante onderdelen van de richtlijn daadwerkelijk bewaard blijven en de consumentenbescherming
er niet op achteruit mag gaan.
Het kabinet acht het van belang dat de vernieuwde CRD, voor wat het betreft het op
afstand afsluiten van contracten voor financiële diensten, de vangnetfunctie van consumentenbescherming
van de ingetrokken DMFSD behoudt. Het voorstel bevat dit vangnet en stelt in kort
daarbij dat (sector- of product-)specifieke regels voorgaan op deze algemene regels.
Om samenloop en eventuele tegenstrijdigheid van regels te voorkomen vindt het kabinet
het belangrijk dat goed wordt geborgd dat sector of product specifieke regelgeving
(bijvoorbeeld ten aanzien van consumentenkrediet) voor de bepalingen uit de generieke
CRD gaat. Voorspelbaarheid en duidelijkheid is hierbij van belang en daarom zal het
kabinet aandacht vragen voor duidelijkheid welke regel wanneer geldt. Een van de vragen
van het kabinet ziet op de toepasselijkheid van de CRD bij samenloop met (product)
specifieke of horizontale regels, waarbij de verplichtingen uit de CRD op een bepaald
terrein verder lijken te gaan dan deze specifieke regels.
Het kabinet wil de Commissie om opheldering vragen in hoeverre crypto’s en cryptodiensten
onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen, mede gelet op de uitspraak van de Nederlandse
rechter dat crypto’s vooralsnog alleen aan te merken zijn als ruilmiddel.4 Daarnaast wil het kabinet de Commissie bevragen wat de verhouding van dit voorstel
is ten opzichte van het voorstel voor een verordening voor Markten in Crypto-Activa
(MiCA)5, het door de Commissie voorgestelde regelgevende kader voor crypto’s en cryptodiensten,
waarover momenteel de trilogen lopen en waarin vergelijkbare regels worden voorgesteld.
De markt voor financiële diensten op afstand heeft een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt
door de algemene digitalisering van de financiële sector en door de nieuwe soorten
financiële diensten die sinds 2002 zijn ontwikkeld. De ontwikkeling is recentelijk
nog versterkt door de COVID-19-pandemie, die heeft bijgedragen aan een toename van
het aantal online transacties. Onder andere als gevolg van deze digitalisering is
het aandeel consumenten dat besluiten neemt op de financiële markt zonder tussenkomst
van een adviseur gegroeid en daarom is een hoog niveau van consumentenbescherming
van koop op afstand van belang. Gezien deze ontwikkelingen ondersteunt het kabinet
tevens het actualiseren van het regelgevend kader. Ook omdat de doelstelling van de
wetgeving onveranderd blijft: het stimuleren van verlenen van financiële diensten
in de interne markt met een hoge mate van consumentenbescherming.
Een aantal algemene artikelen van de CRD, zoals bijvoorbeeld het artikel ten aanzien
van handhaving, wordt van toepassing verklaard op het op afstand sluiten van contracten
voor financiële diensten. Het nieuwe specifieke hoofdstuk voor op afstand afsluiten
van contracten voor financiële producten bevat verplichtingen ten aanzien van informatieverstrekking,
het herroepingsrecht, adequate uitleg en additionele bescherming bij online omgevingen.
De artikelen over informatieverstrekking zijn grotendeels afkomstig van de DMFSD en
daar kan het kabinet zich in vinden. Daarbij is naar aanleiding van de digitalisering
een moderniseringsslag doorgevoerd ten aanzien van welke informatie moet worden verstrekt
door de financiële dienstverlener. Dit ziet onder andere op het toevoegen van een
e-mailadres en indien van toepassing een risico-rendementsprofiel en eventuele milieu
en sociale doelstellingen. Tevens wordt toegevoegd dat de informatie een dag voor
het ingaan van het contract bij de consument bekend moet zijn en zijn er nieuwe regels
voorgesteld over hoe de informatie verschaft moet worden, bijvoorbeeld bij het in
gelaagde vorm verschaffen van informatie. Het kabinet zal opheldering vragen ten aanzien
van de verplichting de informatie een dag van tevoren ter beschikking te stellen en
wat de praktische implicaties van dit vereiste zijn (bijvoorbeeld in het geval het
herroepingsrecht niet geldt). Gezien de digitalisering die sinds 2002 heeft plaatsgevonden
kan het kabinet zich vinden in het moderniseren van de regels die extra consumentenbescherming
met zich meebrengen.
Het kabinet acht het herroepingsrecht een cruciaal recht voor consumenten en staat
daarom positief tegenover het behoud van dit recht bij het op afstand afsluiten van
contracten voor financiële producten indien er geen (product)specifieke regels gelden.
Het kabinet kan zich vinden in de moderniseringsslag waarbij onder andere een «herroepingsknop»
moet worden toegevoegd zodat consumenten gemakkelijk hun recht kunnen uitoefenen.
Het kabinet zal bij deze verplichting wel verduidelijking vragen ten aanzien van de
toepassing bij samenloop met (product) specifieke regels waar deze «herroepingsknop»
niet vereist is terwijl er wel regels over herroeping in deze specifieke regels zijn
opgenomen.
Gezien de ontwikkelingen op het terrein van online dienstverlening worden regels ten
aanzien van adequate uitleg en verplichte menselijke tussenkomst geïntroduceerd. Gezien
de ontwikkeling van de digitalisering kan het kabinet zich in principe vinden in modernisering
van de regels om adequaat consumentenbescherming te waarborgen. Daarbij dient wel
een zorgvuldige afweging gemaakt te worden tussen de additionele consumentenbescherming
en de toename van de regeldruk. Deze proportionaliteit is bijvoorbeeld een punt van
aandacht bij de nieuwe regel dat er altijd menselijke tussenkomst beschikbaar gesteld
moet worden bij het gebruik van online instrumenten. Het kabinet zal de Commissie
om toelichting vragen of dit in alle gevallen verplicht is of dat er een (risico-gebaseerde)
differentiatie komt zoals dat ook in andere regelgeving het geval is.
Tevens wordt er een algemene bepaling opgenomen6 ten aanzien van online-interfaces. Het kabinet steunt de inzet op eerlijke online
omgevingen waarin ondernemingen niet profiteren van het beperkte doenvermogen van
mensen en de systematische denkfouten die ze kunnen maken.7 Keuzeomgevingen moeten in het belang van consumenten worden ingericht, zodat zij
verstandige keuzes kunnen maken. Dit is in lijn met de inzet van het kabinet op bijvoorbeeld
de consumptief kredietmarkt en de beleggingsmarkt.8
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De meeste lidstaten zijn nog bezig een formeel standpunt over het voorstel te formuleren.
Het kabinet verwacht dat andere lidstaten eveneens overwegend positief zullen staan
tegenover het voorstel, maar dat er wel (technische) vragen en opmerkingen zullen
worden geplaatst. Het Europees Parlement heeft eveneens nog geen standpunt ingenomen.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet voor wat betreft de bevoegdheid is positief. Volgens artikel
169 van het VWEU moet de EU de economische belangen beschermen van consumenten en
hun recht op voorlichting en vorming bevorderen om hun belangen te behartigen. Het
voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het VWEU. Volgens artikel 169(2)(a) vormt
dit de wettelijke grondslag om, in de context van het verbeteren van de interne markt,
maatregelen te nemen die bijdragen aan de doelstellingen van artikel 169 van het VWEU.
Het kabinet kan zich vinden in de rechtsgrondslag nu het herzien van het DMFSD kader
de werking van de interne markt kan bevorderen en geharmoniseerde regels voor consumentenbescherming
actualiseert. Op het gebied van de interne markt en consumentenbescherming heeft de
EU een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a en sub f, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit als positief. Het voorstel versimpelt en
moderniseert het wettelijk kader voor consumentenbescherming bij het aangaan van contracten
tot het verlenen van financiële diensten op afstand. Het voorstel beoogt het bevorderen
van de Europese interne markt met een hoog niveau van consumentenbescherming. Het
grensoverschrijdend aanbieden van financiële diensten zal naar verwachting toenemen
door digitalisering en mogelijke betreding van de financiële markten door nieuwe digitale
spelers. Omdat de financiële markten in Europa sterk met elkaar verweven zijn en consumenten
niet alleen (financiële) producten binnen de landsgrenzen afnemen, maar ook daarbuiten,
acht het kabinet optreden op EU-niveau noodzakelijk. Gezien het grensoverschrijdende
karakter van de diensten kunnen de doelstellingen zoals omschreven onvoldoende op
lidstaat-niveau bereikt worden en is een EU brede aanpak beter. Bovendien betreft
het voorstel het terugtrekken van een bestaande richtlijn en het overhevelen en actualiseren
naar een reeds bestaande richtlijn. Het betreft dus reeds Europese, geharmoniseerde
regels. Het kabinet acht het daarom niet wenselijk de modernisering op nationaal niveau
te bewerkstelligen. Een wijziging van bestaande EU-regelgeving kan bovendien slechts
op EU-niveau plaatsvinden. Om bovenstaande redenen is optreden op EU-niveau gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit positief. Het richtlijnvoorstel beoogt
het stimuleren van het verlenen van financiële diensten in de interne markt met een
hoge mate van consumentenbescherming. Een richtlijn is een geschikt instrument om
deze doelstelling te bereiken, omdat het ruimte biedt om de bepalingen in het nationale
recht in te passen en de DMFSD en de CRD reeds richtlijnen betreffen.
Het voorstel leidt tot het schrappen van overbodige regelgeving, het bewaren van relevante
regelgeving en een moderniseringsslag. Het voorgestelde optreden is geschikt om de
doelstelling te bereiken en lijkt, behoudens een aantal aandachtspunten, niet verder
te gaan dan noodzakelijk. Het kabinet blijft bij omzetting en modernisering aandacht
houden voor behoud van proportionaliteit. Gezien de ontwikkelingen ten aanzien van
digitalisering en de introductie van product specifieke en horizontale regelgeving
op het terrein van op afstand afsluiten van overeenkomsten voor financiële diensten
steunt het kabinet het intrekken van overbodige en niet meer relevante regelgeving.
Daarbij ondersteunt het kabinet ook het behoud en het omzetten naar de CRD van de
nog relevante bepalingen uit de DMFSD. De huidige vangnetfunctie, die het kabinet
belangrijk acht, wordt bijvoorbeeld overgezet naar de CRD en onder andere het herroepingsrecht
bij het op afstand afsluiten van contracten voor financiële producten wordt behouden
(en gemoderniseerd). Een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet bij de omzetting
is dat de nog relevante onderdelen van de DMFSD daadwerkelijk bewaard blijven en de
consumentenbescherming er niet op achteruit mag gaan.
Tevens voert de Commissie een moderniseringsslag door om de huidige regels toekomstbestendig
te maken. Dit ondersteunt het kabinet. Een belangrijk aandachtspunt voor het kabinet
is dat bij een aantal nieuwe specifieke regels goed gekeken wordt of deze niet verder
gaan dan noodzakelijk. Dit ziet bijvoorbeeld op de verplichting om in alle situaties
bij het online aangaan van diensten menselijke tussenkomst beschikbaar te stellen.
Het kabinet zal toelichting vragen of dit inderdaad in alle gevallen verplicht is
of dat er een (risico-gebaseerde) differentiatie komt zoals dat bij andere regelgeving
het geval is. Het kabinet zal nadere toelichting vragen voor de argumentatie dat het
in alle situaties beschikbaar stellen van menselijke tussenkomst proportioneel is.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Volgens de Commissie heeft het voorstel geen budgettaire gevolgen voor de EU. Indien
er toch gevolgen zijn voor de EU-begroting, is het kabinet van mening dat de benodigde
EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De Commissie schat in dat het voorstel naar verwachting minimaal 6 miljoen euro gaat
kosten voor nationale autoriteiten. Dit bestaat uit een aantal eenmalige kosten en
doorlopende kosten voor nationale autoriteiten. De kosten voor omzetting en implementatie
worden door de Commissie laag ingeschat omdat het aantal nieuwe bepalingen minimaal
is. Deze implementatiekosten voor het Rijk zullen naar verhouding waarschijnlijk laag
uitvallen. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het
beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Daarbij
zullen er doorlopende toezicht- en handhavingskosten ten aanzien van de naleving van
de nieuwe regels van toepassing zijn. Op basis van het voorstel is het mogelijk dat
er budgettaire gevolgen zullen zijn voor de nationale instanties die worden belast
met het toezicht en de handhaving. In Nederland is dat de Autoriteit Financiële Markten
(AFM) waar het gaat om financiële diensten of activiteiten. Op dit moment kan er geen
inschatting worden gemaakt van de precieze omvang van deze gevolgen. De kosten die
de AFM maakt voor het toezicht worden in de regel middels de bestaande systematiek
verdeeld tussen de onder toezicht staande instellingen. Indien de implementatie van
dit voorstel tot additionele kosten voor de AFM leidt, zal gekeken moeten worden of
deze kosten voor rekening komen van de financiële markt.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het intrekken van de DMFSD en het overzetten van de relevante bepalingen zal de overzichtelijkheid
van de regels ten goede komen en de regeldruk verlagen. Door verduidelijking en eenvoudiger
wetgeving verwacht de Commissie dat klachten zullen afnemen en de compliance vergroot.
De modernisering zal additionele verplichtingen met zich meebrengen waardoor de regeldruk
voor het bedrijfsleven omhoog kan gaan, maar deze modernisering wordt belangrijk geacht
mede door het verhogen van de consumentenbescherming.
De impact assessment schat de totale eenmalige kosten voor de financiële dienstverleners
in Europa op minstens 19 miljoen euro (EU breed). Het kabinet zal de Commissie om
nadere toelichting van dit bedrag van 19 miljoen verzoeken aangezien de achterliggende
berekeningen in de impact assessment verdere vragen oproepen. Volgens de berekeningen
in de impact assessment volgt een reductie van de structurele kosten met 84 miljoen
euro en een toename van de eenmalige kosten met 103 miljoen euro. In de schatting
van de kosten voor de financiële diensten zou dit onderscheid duidelijk naar voren
moeten komen. De 19 miljoen lijkt tot stand gekomen door de structurele kosten reductie
van de eenmalige kosten af te trekken.
Het impact assessment gaat ook specifiek in op de regeldruk voor midden- en kleinbedrijven
(mkb’s). De populatie mkb’s bij financiële diensten in Europa is groter dan in andere
sectoren (70% van de totale markt). Volgens de analyse van de Commissie worden mkb’s
niet disproportioneel geraakt in vergelijking met de grotere ondernemingen. Ook stelt
de Commissie dat de belangrijkste invloed op de regeldruk ook voor deze groep ondernemingen
proportioneel is. Zij komt op een totaal bedrag van 122 miljoen euro aan initiële
eenmalige kosten voor deze groep. Volgens de berekening van de Commissie komen de
structurele kosten voor mkb’s voor de periode 2021–2031 uit op vier miljoen euro per
jaar. Het impact assessment geeft geen indicatie van de kosten per bedrijf of per
lidstaat.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Er wordt op voorhand geen significante gevolgen voor het concurrentievermogen voorzien.
Het voorstel betreft het herplaatsen van bestaande regelgeving en een moderniseringsslag
ervan.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel van de Commissie heeft beperkt impact op de nationale regelgeving. Naar
verwachting moeten de verwijzingen geactualiseerd worden en zal de modernisering verwerkt
worden in nationale wetgeving. Dit ziet op aanpassingen in financiële wetgeving (waarschijnlijk
onder andere in § 8.1.7. van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen)
en bezien moet worden of het Burgerlijk Wetboek dan wel Wet handhaving consumentenbescherming
moet worden aangepast.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Niet van toepassing
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Deze richtlijn die de CRD aanpast en de DMFSD intrekt moet uiterlijk 24 maanden na
de vaststelling zijn geïmplementeerd in de nationale wetgeving en die wetgeving moet
op de datum na 24 maanden van vaststelling van toepassing zijn. De DMFSD zal vanaf
24 maanden na vaststelling worden ingetrokken. Het kabinet acht het belangrijk dat
er voor consumenten en verkopers geen leemtes in de tijd ontstaan (bijvoorbeeld omdat
lidstaten de richtlijn niet tijdig hebben omgezet terwijl de DMSFD is ingetrokken)
en zal vragen of dat gewaarborgd is.
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking
in het Publicatieblad van de Europese Unie. Lidstaten hebben 24 maanden op hun wetgeving
in lijn met de richtlijn te brengen en daar de Commissie over te informeren. Het kabinet
acht deze termijnen haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Er is geen evaluatiebepaling in deze richtlijn opgenomen. De Commissie zal de implementatie
van de aangepaste richtlijn wel monitoren. De Commissie is ook aan zet bij het monitoren
van de impact van de aangepaste richtlijn. Hierbij zal de Commissie rekening houden
met de belanghebbenden wat betreft de regeldruk bij het uitvragen.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het toezicht en de handhaving ten aanzien van de naleving van de nieuwe regels ligt
bij de AFM waar het gaat om financiële diensten of activiteiten. Op dit moment kan
er geen inschatting worden gemaakt van de precieze omvang van de gevolgen, zie paragraaf
5b hierboven.
Op basis van het huidige voorstel worden geen problemen met uitvoering of handhaafbaarheid
voorzien.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Niet van toepassing
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.